el Land van flensden en Alles», de Langstraat en de Üommeierwaard. Het Paleis te Menton. Kien arm Meisje. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2951. Woensdag 8 Juni FEUILLETON. alten''1 i UïiD VAM VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 191Ü. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In Amsterdam en ook in de kringen der Nederlandsche architecten maakt men zich heel druk over het teruggeven van het zoogenaamde Paleis op den Dam, aan zijne oorspronkelijke bestemming, die van Stadhuis. En o.i. moet Nederland, mogen de niet-Amsterdammers, daar niet onbewogen bijstaan. Waut de groot- scbe scheppiüg van Jacob van Campen is waarlijk geen Amsterdamsohgebouw. Niet alleen niet omdat H. M. de Konin gin hier telken jare haar officieelen landdag houdt, waarop de bestuurderen en notabelen uit het geheele land ver schijnen, maar ook wijl dit sthdhuis de schoonste bouwkundige herinnering is uit don tijd van Nêerlands grootheid. Geen burgerij, waar ter wereld, kan op zulk een monument uit hare geschiedenis wijzen. Dit is Holland op zijn breedst, hoogst en diepst. De stijl of order, waarnaar dit pronk stuk der 17e eeuw gebouwd is aldus eene oude beschrijving is ontleend aan de Jonische, Romeinsche en Korin- tische orden, doch zoodanig doorwrocht en aaneengeschakeld, dat in het gansche gebouw nergens wanschik noch leegte te vinden is, en het niet alleen door pracht maar niet minder door regelmaat en door overeenstemming der verschillende deelen onderling, zijnen regelmatigen roem heeft verworven. Het geheele buitenwerk, tot aan de lijst toe, bestaat geheel en al uit witte gehouwen Bremer en Bentheimer stee- nen. De breedte van het gebouw is ruim 282 voeten. Zoowel de voor- als achtergevel zijn, in do driehoekige kappen, versierd met kunstig gehouwen, meer dan levens- groote beelden, door den beroemden beeldhouwer Artus Quellijn of Quellinus van Antwerpen, uit fraai wit marmer gewerkt. Aan den voorgevel ziet men de Amsterdamsche Stedemaagd, zittende op een verheven zetel, houdende op de eene knie een schild, waarop het wapen van Amsterdam met de drie kruizen op haar hoofd pronkt zij met de Kei zerlijke kroon (Keizer Maximiliaan's geschenk), in hare rechterhand houdt zij een vrede- of olijftak twee leeuwen beschermen als wachters haren zetel; ter wederzijde worden haar door vier zeegodinnen laurier- of palmkransen toe gereikt, terwijl twee andere zeegodinnen aardvruchten en boomgewasschen aan haar opdragenvoorts ziet men tritons en andere watergoden en godinnen op WILHELMINA HEIMBURG. 40) Thans was de winter in het land. Inde kostschoolvertrekken te D. knetterden de houtblokken en de lampen moesten reeds vroegtijdig worden aangestoken. Elze van Hegebach kwam juist uit het schoolvertrek. Rondom en voorbij haar stormden een dertigtal kleine meisjes en dartelden daarna vol verrukking in de versch gevallen sneeuw in den tuin. Elze had twee uren vrij en ging naar haar kamertje. Als bijna iederen dag stond zij daar in gedachten verzonken, voor de eenvoudige commode, waarvan zij de boven ste lade had geopend. Zij nam er diverse papieren uit en zette zich daarmede aan het venster. Telkens en telkens opnieuw, moest zij de brieven lezen, die zij voor ongeveer acht weken ontvangen had en die haar zooveel te denken gaven. „Lieve Elze! Gij weet wel dat ik boos op u was, niet om mij zelve, maar alleen omdat gij uzelf iets aandeedt, en wel iets dat niet goed was. Enfin, daar is nu niets meer aan te veranderen, gij moet dragen het geen gij uzelve hebt opgelegd. God schonk ons toch verstand om een zaak te onderzoeken en naar bevinding te handelen en ik zeg u, gij hebt uw zeepaarden gezeten, met hunne klink- horens den lof en den roem der stad alom uittrompetten en verspreiden. Ter rechterzijde vertoont zich Neptunus, de God der Zee, met zijn drietand in de hand, gezeten op zijn schulpwagen, met twee zee-eenhoorns bespannen. Op de daklijst staan drie van metaal gegoten beelden. Op het toppunt de Vrede, met den palmtak in de rechter- en de slangenroede van Mercurius in do linkerhand. Op do rechterhoekzijde de Voorzichtigheid, en op den anderen hoek ter linkerzijde de Rechtvaardig heid, met de weegschaal in de linker en de roede in de rechterhand. De achtergevel prijkt met den Koop handel der stad, voorgesteld door eene vrouw, hebbende het hoofd gedekt met den gevleugelden hoed van Mercurius en rustende met de voeten op den we reldbol achter haar de mast en de zeilen van een schip, doelende op het Kogge schip uit het oude wapen van Amster dam, en omgeven door aller scheeps- sluurmans-gereed8chappen als graadboog passer, kompas, kaartboek, enz.voor hare voeten de twee oude watergoden van het IJ en den Amstelter weder zijde komen haar de inwoners uit de verschillende werelddeelen hunne vruch ten en schatten offeren. Boven op den gevel verheft zich het beeld van Atlas, de wereld torschende; ter rechterzijde de Matigheid met een teugel in de han den, ter linkerzijde de Waakzaamheid met den fakkel in de eene, een boek in de andere hand, en een kraaiende haan aan de voeten. Voorzichtigheid, Rechtvaardigheid, Matigheid en Waakzaamheid, behooren deze deugden niet onder de schoonste welke een volk kunnen sieren? Maar het inwendige van het gebouw is, zoo mogelijk, nog rijker. Men denke aan de wit marmeren Vierschaar. Door twee zware metalen deuren treedt men binnen. Op de traliën van de eene deur liggen kruiselings twee slagzwaarden, op die dt;r andere ziet men den bliksem van Jupiter; daaronder leest men het bekende vers van Virgilius, behelzende do woorden die hij Theseus in den mond legt, toen deze, aan een gloeiende steenrots vastgeklonken, de Thessaliërs die van roof en buit leefden vermaande, en hea zijne eigen straffen voorspiegelde. Aan de westzijde van de Vierschaar staan vier vrouwenbeelden, meer dan levensgroot, waarvan er twee het aan gezicht met de handen bedekken, en de twee anderen de handen op den rug gebonden hebben. Deze beelden zin verstand niet goed gebruikt en uw dwaas hart de overhand laten behouden de gevolgen zijn erger dan ik gedacht had, maar zwijgen wij daarover. Gij zult het nog tijdig genoeg vernemen en het berouw zal u niet gespaard blijven Maar ik smeek u, Elze, kom terug! Gij zult het tehuis uwer kindsheid niet verliezen. Zie, dat gij u van uw verplichtingen losmaakt, gij zijt bij ons ook nuttig en het is toch hier in elk geval geen vreemd brood dat gij behoeft te eten. Ik verwacht u spoedig, de winteravon den zijn lang en ik zou gaarne willen dat gij mij, evenals den vorigen winter, voorlaast. God behoede u kind! Uwe u altijd liefhebbende tante RATENOW. Zij schudde het hoofd. „Neen," mompelde zij, den brief terzijde leggend. „Ik ben toch geen gedresseerden hond, die over een stok springt, wanneer iemand hem dien voorhoudt? Neen!" Een poos peinsde zij over de beteektnis, die tante's woorden konden hebben, toen greep zij naar een anderen brief, eene met Lili's krabbelig handschrift. De beschrijving van Annie Cramm's bruiloft sloeg zij over, maar aan het slot van den brief bleven hare oogen hangen, waren zij al zoo vaak blijven hangen. „Ook kwam er een telegram van Bernar- di," las zij. „Maar, en nu zie ik je reeds wat groote oogen opzetten, Rost schijnt op de bruiloft broederschap gedronken te heb ben met den Bennewitzer; de eerste liet plotseling zijn nieuwbakken echtgenoote in den steek en ging naast uw oom zitten, vlak tegenover my. Zij hadden het bijzonder spelen op de veroordeelde misdadigers. Tusschen deze vrouwenbeelden ziet men drie vakken, waarin drie oude geschiedenissen, alle op den rechter en het recht zinspelende. In het middelste wordt Salomo voorgesteld, het bekende geschil tusschen de twee over het levende kind twistende vrouwen beslechtende. Aan de eene zijde van bovengenoemd vak ziet men Saleukus, overheidsper soon van Locris, die zich een oog laat uitsteken. Deze Saleukus had eene wet uitgevaardigd, waarbij een op de daad betrapt overspeler zijne beide oogen moesten worden uitgestoken. Nu was juist zijn zoon de eerste op wien die straf moest worden toegepast. De bur gers van Locris wilden den zoon van de straf bevrijden, om de waardigheid en de verdiensten des vaders, die dit echter volstrekt niet wilde toelaten, maar er alleen in toestemde om de straf met zijn zoon te deeDnhij beval dus dat aan hem en aan zijnen zoon ieder een oog zoude worden uitgestoken. Het vak aan de andere zijde stelt voor Junius Brutus, consul van Rome, die zijne twee zonen laat onthoofden, omdat zij, tegen de vrijheid van Rome hebbend samengespannen, als verraders van het vaderland moesten gestraft worden. Het voetstuk van den marmeren rechterstoel, staande onder een boog, vermeldt in het Latijn dit opschrift In 't jaar 1648 den 28sten October, ten zeiven jaar de Oorlog eindigde dien de vereende volkeren van Nederduitsch- land, met de drie machtige Philippen, Koningen van Spanjen, te water en te lande, bijna aan alle oorden des aard bodems, over de tachtig jaren kloek moedig gevoerd hebben, en daardoor de vrijheid van Vaderland en Godsdienst bevestigd hebben, legden onder de regeeriug der voortreffelijkste vrede makende Burgemeesteren, Gerbrant Paucras, Jacob de Graaf, Sibrant Val kenier en Pieter Schaap, den Burge meesteren zonen en neven, den eersten steen vau dit Raadhuis." Een volgende maal eenige bijzonder heden over de groote Burgerzaal. stand, die ook den kelder rijkelijk van water deed voorzien, werd niet meer op de petroleum-bron gelet. Thans, nu het water den kelder heeft verlaten, blijkt het, dat er dagelijks nog ongeveer 4 k 5 liter goede petro leum wordt opgeworpen. Naar schatting is er nu ongeveer 120 dagen lang pe troleum opgeborreld en wel per etmaal een hoeveelheid van 4 5 liter. Ituiteiiland. Te Leer, in Oost-Friesland, werd in 't begin van Januari ten huize van den heer Hortmeijer, confiseur aldaar, ont dekt, dat in den kelder geregeld petro leum kwam opbruisen, die goed bran dend bleek te zijn. Geruimen tijd duur de dit te voorschijn komen van petro leum, doch wegens den hoogen water- Brood der 20ste eeuw. In Duitsch- land heeft een vakman, Schluter ge naamd, op een soort van gistingsmetho de patent genomen, waardoor de eiwit stoffen, die thans, door verwijdering van de zemelen, aan het brood worden onttrokken, voor het brood behouden blijven, ontdaan van de cellulose, die zemelen houdend brood zoo moeilijk verteerbaar maakt. Men berekent, dat, het verlies door verwijdering der zeme len, voor Duitschland jaarlijks op 468 millioen gulden kan worden geschat. Het naar den uitvinder genoemde Schlüterbrood verdient, zoo het heet, in alle opzichten de voorkeur boven brood, waarin de zemelen niet voor komen, daarenboven zou het lager in prijs kunnen zijn. Het Giornale d'Italia meldt, dat het Grieksche kabinet naar den Koning, die te Rome vertoeft, een bode zou gezon den hebben, met de mededeeling dat de Grieksche nationalisten besloten zijn de landing des Koning in den Piraeus te verhinderen, als hij niet een docu ment, waarbij de mogendheden verkla ren dat zij de inlijving van Kreta goed keuren, uit Rome naar Athene mee brengt. Als het Giornale d'Italia goed is in gelicht, dan zouden de Grieksche natio nalisten nog al overdreven eischen stel len. Dat de Koning gedurende zijn ver blijf te Rome zulk een diplomatieke overwinning zou weten te behalen op de beschei mende mogendheden, mag al heel onwaarschijnlijk worden genoemd. Inmiddels gaan de Grieksche en Turk- sche bladen voort met drukke bespre kingen aan het Kretenzer vraagstuk te wijden. De Tanin werpt het denkbeeld op, het Kretenzer vraagstuk voor te leggen aan het Haagsche Hof. Volgens berichten uit Smirna en an dere Klein-Aziatische steden houden daar de vrijwillige aanbiedingen voor j den krijgsdienst, in geval van een oorlog met Griekenland, aan. Volgens een bericht uit Kanea hebben de consuls der beschermende mogend heden aan het Kretenzer uitvoerend comité twee nota's ter hand gesteld, waarbij geëischt wordt, de Mohamme- daansche Kretenzer ambtenaren in staat te stellen, hunne ambten uit te oefenen, zonder dat zij den eed aan den Koning druk met elkander en dat wel zoo onfat soenlijk zacht, dat ik er niets van verstaan kon; ten slotte stieten zij met hunne glazen aan en schudden elkander de hand. Na het diner was de Bennewitzer eensklaps verdwenen en moet, zooals ik later vernam, een bezoek bij tante Ratenow afgelegd heb ben. Ja, en zie nu eens Elze, nu komt er, wat ik u eigenlijk vertellen wilde. Ik heb volstrekt geen hoop meer, want de Bennewitzer wil „rust nemen", hij wil niet meer trouwen, maar iemand als zoon aannemen Uwe tante zegt, dat het zoo maar het beste is, maar inwendig is zij woedend, dat zie ik haar wel aan, want zij had er nu eenmaal haar hart opgezet, dat gij op Ben- newitz resideeren zoudt. En dat zij u in D. liet blijven en u geen vergiffenis wilde schenken, nu, dat meende zij, zou u wel tam maken, namelijk door honger! Zoo staan de zaken Ach, liefste Elze, ik ben zoo benauwd dat wij beiden als oude vrijsters zullen sterven en ik gevoel daarvoor volstrekt geen aanleg, zooals tante Lotte, die voor oude vrijster geboren is." Ja, zoo was het ook. Tante Ratenow had haar willen temmen, maar nu had de Ben newitzer zelf een dikke streep door haar rekening gehaald, GoddankWel had tante het altijd op haar manier goed met haar gemeend, maar naar haar teruggaan nooit! Zij vouwde een derde blad open, het blad van haar antwoord aan tante Ratenow. „Lieve, hooggeëerde tante! Wil mijn hartelijken dank voor uw vriendelijke woorden ontvangen, die mij onuitsprekelijk veel genoegen deden en tevens geruststelden. Geloof mij, dat ik er zwaar onder gebukt ging, uw onge noegen te hebben opgewekt en alleen het bewustzijn, dat ik goed handelde, hield mij staande in al die treurige dagen, die volgden op uw vertrek van hier. Nogmaals hartelijk dank voor al de liefde, die gij mij voortdurend bewezen hebt en welke mij heden weder ten deel valt. Nooit zal ik vergeten, wat gij voor mij hebt gedaan! Maar houd mij niet voor trotsch en ondankbaar, maar ik voel mij verplicht hier te blijven, ik gevoel dat arbeid het eenige is wat mij onder al die treurige ervaringen en smartelijke aandoeningen van het laatste jaar tot troost is." Zij liet het papier in haar schoot vallen en vroeg zich af, of zij niet te bitter ge schreven had. Zij pakte de brieven weder bij elkander en zat nu een geruime poos bedaard aan het venster, toen zij iemand de trap hoorde opstommelen; wie kan nu toch zoo'n geweld hier in dit stille huis maken De schreden hielden voor hare deur stil; er werd geklopt. „Binnen," riep zij niet zonder nieuws gierigheid. De deur werd geopend en in de opening vertoonde zich een breedgeschouderde, blon de man. „Moritzl" riep zij verrast en tegelijk met blijdschap in de stem. „Ja, Eize, mijn beste meid, dat hadt gij zeker niet gedacht, mijn lieveling?" en hij reikte haar zijn beide handen. „MoritzGij Zij kon het zich altijd maar niet begrijpen. Wat zou hij willen? En alsof hij deze vraag in haar blik had van Griekenland afleggen, en verder de toelating der Mohammedaansche afgevaardigden tot de Kretenzer Kamer, eveneens zonder het afleggen van dien eed. Volgens de laatste telegrammen zyn van de beschermende mogendheden voorloopig geen ingrijpende maatrege len met betrekking tot de regeling van het Kretenzer vraagstuk als zoodanig te wachten. De mogendheden schijnen zich voorshands te zullen bepalen tot een waarschuwing aan Kreta, waarin toelating der Mohammedanen tot de Kamerzittingen en erkenning der Mo hammedaansche ambtenaren worden geëischt. De Grieksche regeering heeft onge veer 8000 pas naar huis gezonden re servisten opnieuw onder de wapenen geroepen. Volgens berichten uit Monastir zijn daar vier Mohammedanen in hechtenis genomen, die een samenzwering tegen het grondwettige bewind hadden op touw gezet. Men verwachtte nog meer arrestaties. Dezer dagen stonden te Petersburg 68 revolutionnairen terecht, waarvan er 29 werden terdood veroordeeld. Van de 68 waren er slechts 63 bij het ge ding tegenwoordig; van de 5 ontbre- kenden had één in de gevangenis zelf moord gepleegd; één was gestorven, en drie waren te ziek om te kunnen ver schijnen. Alle beklaagden waren in het wit gekleed en velen hunner hadden ketenen aan de beenen. Zij die vrienden of kennissen onder het publiek hadden maakten allerlei teekenen en gebaren, om aan te duiden dat ze opgehangen zouden worden. Er was iets tartends in hun houding. Tot de ter dood veroordeelden be hoorden een Petersburgsch student van 18 jaar, de zoon van een lid van den Rijksraad, en 16 jonge mannen bene den de een-en-twintig jaren. Een jon gen van 16 jaar kreeg 12 jaren gevan genisstraf. De Wiener Allgemeine Zeiting ver neemt uit Belgrado, dat prins George, die zich naar Vichy begeeft, inderdaad uit Servië verbannen is. Voor zijn ver trek heeft er een hevig tooneel tusschen zijn vader en hem plaats gehad. Naar de correspondent van de Temps te Tandzjer meldt, gaat daar het gerucht, dat Raissoeli, die nu als roover, dan als Marokkaansch ambtenaar optreedt, be noemd zou zijn tot kaïd van de Khlot, een grooten stam, die de omstreken van El-Kgar bewoont. Om dat kaïdschap te verkrijgen zou hij een zeer groote som gestort hebben in de Cheriflijnsche schatkist. Ook verzekert men, dat Er gelezen, zeide hij „Ja, wat zou hij willen? Dat vraagt ge u af, niet? Nu, halen wil hij u, kleine vluchteling; zonder u mag hij zich niet weer op het kasteel vertoonen." Zij schudde met het hoofd en keek hem aan met oogen, die van al haar lijden ver telden. Hij lachte en ging op zijn gemak bij de kachel zitten. „Slechts een paar dagen te logeeren, Elze moeder moet u spreken. Zij kon niet naar u toe komen, nog altijd niet stevig op de beenen. Dus hebhen zij mij gezonden." „Tante heeft mij eenigen tijd geleden geschreven," zeide Elze. „Dat weet ik, en gij hebt haar daarop geantwoord." „Ik kon niet anders, Moritz 1" „Moeder vraagt niets anders, dan dat gij met mij medegaat, Elze; ieder oogenblik kunt gij, als gij wilt, weder vertrekken." „Ik weet niet Moritz of het kan „Het kan, Elze! Stop u er maar warm in en kom dan mee." „Wat denkt gij Moritz? Zoo zonder „Wel, al een uur lang ben ik bij zuster Beate in de spreekkamer geweest;'tis alles in orde." „Ik ga niet gaarne mee." „Natuurlijk niet, dan waart gij ook geen HegebachDe hoogmoed zit nog wel sterk in hun bloed." „MoritzReeds kwamen de waterlanders voor den dag. „Niemand heb ik nog iets anders dan kommer en verdriet berokkend, mijn vader, uwe moeder en ook u, Moritz, en gij waart altijd toch zoo goed voormii. Laat mij hier, ik smeek u, laat mij hier Naar het Duitsch VAN {Slot volgt.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1