Het Land van lleusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Het Paleis ie Amsterdam. Een arni Meisje. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2952. Zaterdag 11 Juni 191Q. FEUILLETON. <tT UN9 VAN ALT^5, VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. De Burgerzaal! Het is wel niet mogelijk, zegt onze geschiedschrijver, elders een indrukwék- kender gezicht in eenig gebouw te vin den, dan zich bij de eerste intrede in deze voortreffelijke zaal den beschouwer aanbiedt. Maar, hetgeen men niet van alle soortgelijke zalen kan zeggen, deze eerste indruk, io stede van bij nader onderzoek te verminderen of te verflau wen, neemt toe bij iederen tred dien men doet; waar ons oog zich wendt, overal treft men öieuwe stof aan tot bewondering en verbazing over het zeld zame en prachtige der voortbrengselen van kunst, die hier als met eene kwis tige hand zijn bijeengebracht. De zaal is 120 voeten lang, 57 voeten breed en bijna 100 voeten hoog. Ter wederzijden is eene opene plaats en rondom eene gaanderij, ruim 20 voeten breed, waar zich de ingangen bevinden van al de kamers die men op deze ver dieping aantreft, alsmede waar de trap pen uitkomen, die van beneden af naar boven leiden. Boven de deur waardoor wij de zaal binnenkomen, ziet men Amstel's stede maagd op haren zetel met een palmtak in de rechter- en een olijftak in de linkerhand, het hoofd gedekt met de muurkroon, daarboven een arend met de keizerlijke kroon. Terzijde ziet men twee leeuwen, benevens de Wijsheid en de Kracht; achter haar vier kinderen, de vier hoofdstoffen voorstellend, die hunne vlucht naar de stedemaagd schij nen te nemen. Boven het portaal van schepenskamer ziet men de Gerechtigheid, vertredend den ezeloorigen en goudzüchtigen Midas, en de Tweedracht, met slangen in plaats van haren. Aan de rechterzijde de Dood met de zeis en den uitgeloopen zandlooper. Aan hare linkerzijde is de Straf af gebeeld met het aangezicht van de ge rechtigheid afgekeerd, houdende in den eenen arm, onder andere pijnigingstoe stellen, den Gerechtsbijl en in den an deren allerlei soort boeten, enz. In het verschiet ziet men boven den Dood twee gevleugelde kinderbeeldjes; het eene met bliksemstralen in de haud, het andere met geeselroeden op den schouder. Aan beide kanten der zaal,tusschen de lichten, staan twee rijen kolommen van zeven op eene rij, boven elkander WILHELMINA HEIMBURG. Op eens lachte hij luid en hartelijk. 41) Up eens lacnte ny iuia en narteiijK. „Gij goede, dwaze meid," zeide nij, en sloot haar in zijn armen, „dus dat weet gij ook, van Frieda? Nu tot uwe gerust stelling kan ik u zeggen, dat Frieda het eerst den voorslag deed dat ik u zou en moest halen. Tante Lotte had zich wel daartoe aangeboden, maar Frieda stond er op, dat ik het doen zou. Zijt gij nu tevreden? Ja, schrei dan maar uit, een kwartier hebt gij daartoe nog den tijd. Nu, tot over een kwartier, maar stipt op tijd, hoor. Tot weerziens 1" Zij viel op een stoel nederzij wilde niet, wie kon haar dwingen? Welk recht hadden zij opnieuw den vrede te verstoren, die zij pas gevonden had En zoo zat zij nog, toen Moritz reeds weder terugkwam. Droevig en verwonderd keek hij haar aan met zijn eerlijke blauwe oogen. Toen haalde hij zijn horloge te voorschijn en zeide: „nog tien minuten I" maar in zijn oogen las zij„Dat had ik niet gedacht." Zij stond op, haalde haar mantel en een paar voorwerpen uit de commode, en deed deze in een tasch. Daarop stond zij weder stil, keek het vertrek rond en weder zweefde het „ik kan niet" haar op de lippen. Toen als met een sprong was zij beneden in de gang reisvaardig en drukte zuster Beate de hand. met uitgeholde strepen. Ter wederzijde van schepenskamer, en ter wederzijde van den opgang naar de zaal en de geheele gaanderij rond, is eene rij ko lommen van de Korinthische orde, twee hoog boven elkander waarop het gewulf der zaal rust. De achtervleugels die de bogen onderschragen, zijn van fraai wit marmer, niet festonnen, lofwerk, en allerlei soort van bijwerk zeer kunstig versierd. De doorgangen of bogen om naar de gaanderijen te gaan, pronken met acht avendelsteenen beelden, ieder negen voet lang, de elementenhet vuur, de lucht, het water en de aarde voorstel lende. Boven elk der acht beelden hangt een feston van twintig voeten lengte. Dit wat betreft het beeldhouwwerk. Maar nu het schilderwerkAl dadelijk lokt het beschoten gewulf onze aan dacht. Rondom loopt eene lijst van eikenloof. Op de plint, boven de dék- lijst, ziet men den Amstel en de Amstel nimf, met hare gewone attributen van visch- en vaartuig. In het midden het Keizerlijk wapen der stad. Aan de overzijde ziet met den IJgod en Nimf, met het oude wapen van Amsterdam in het midden. Boven aan de einden- verheffen zich de familiewapens van D. Bas en F. de Vroede, thesaurieren in 1705, het jaar waarin dit schilder stuk vervaardigd werd. Ter weerszijde van het eene wapen ziet men op de ronde lijst de zou en de maan, voor stellend het goud en het zilver. Bij het andere Cibele (de aarde) en Vul- kanus (het vuur) verbeeldende, waar door wordt bedoeld dat het goud en zilver, uit de aarde gegraven zijnde, door middel van 't vuur tot gangbare munt wordt gemaakt. Binnen de eiken loven lijst zitten op de vier hoeken de Wijsheid, Gerechtigheid, Waakzaam heid en Voorzichtigheid, allen met hunne attributen. Deze lijst sluit aan, en werdt door op verschillende wijze aangebrachte or namenten in verband gebracht met een andere, prachtig versierde lijst. En zoo zouden wij kunnen voort gaan. Maar ook de opsomming van pracht krijgt op den duur iets eento nigs. Daarom alleen nog iets over den vloer. Het was niet genoeg dat het gebouw van binnen en van buiten op de prachtigste en kostbaarste wijze versierd werd, neen, zelfs de vloer en dat nog wel de vloer van de groote Burgerzaal, die dagelijks door zoovelen van allerlei rang en stand betreden „God behoede u, Elisabeth I" klonk het haar in de ooren. „Wij hebben een sneltrein," zeide Moritz, toen zij in het rijtuig zaten dat hen naar den trein bracht, „wij behoeven slechts vijf uren te sporen; om elf uur zijn wij thuis." Te huis! Het meisje wendde zich af en keek uit het raam. Haar zwakheid van karakter, gelijk zij het noemde, drukte haar neder en beschaamde haar. Hij merkte wel dat er iets aan haperde en wilde haar eenige afleiding bezorgen. „Nieuws weet ik eigenlijk niet heel veel, Elze. Mevrouw Annie steekt iedereen den loef af door de grootsche inrichting van haar woning en door hare toiletten. Lili staat op het punt zich te verloven, gelijk zij mijn vrouw schrijft. Het is een oude vlam, geloof ik; mijn schoonvader moeter zich tot nog toe sterk tegen gekant hebben, daar het een liefde uit den schooltijd is, maar nu heeft hij het gebracht tot privaat-docent te Heidelberg en nu heeft die kleine spin de zaak flink doorgezet. En zij zag er altijd zoo luchthartig uit!" Elze keek op, maar zeide niets't werd haar smartelijk te moede. „Nu, en de Bennewitzer heeft zijn voor nemen ook ten uitvoer gebracht. Hij bezit nu gelukkig een aangenomen zoon. Is 't u hier te warm Elze?" „Ja, ik smeek u, doe het raampje open." „Mama is er ook bij te pas moeten ko men," ging hij voort en blies welbehagelijk de damp zijner sigaar naar buiten; „als zij hem niet geholpen had, was het zaakje zeker nooit in orde gekomen, en nu schijnt hij by zonder tevreden te zijn." „Dat doet mij genoegen," waren de eerste woorden die zij sprak. „Binnenkort wil hij nu die heugelijke moest worden, ook die vloer zelf moest getuigen dat men geene kosten ontzag, om iets daar te stellen dat men elders te vergeefs zoude zoeken. Want daar ook bevinden zich zeldzame kunststuk ken, en wel drie groote ronde perken, eene lengte over de middellijn heb bende van 24 en eenen omtrek van 66 voeten. De middelste stelt een he melbol, en de anderen ieder een hal ven aardbol voor. Eu zoo heeft de Kunst hier een ge heel gewrocht, te weinig nog bezocht door velen die daartoe in de gelegen heid zijn, een geheel, dat niet voor niets het achtste werelwonder genoemd wordt. Buitenland. Te Dorfen,in Beieren, hebben wegens de verhooging van den bierprijs, ern stige ongeregeldheden plaats gehad van een herbergier werd zelfs het huis in brand gestoken. De brandweerman nen gingen met tegenzin aan het blusschen, daar zij den herbergier het ongeluk, nu hij den bierprijs verhoogd had, van harte gunden. Nauwelijks was de brand eenigszins beperkt, of de brandweerlieden richtten met de ove rige dorpelingen, naar landsgebruik, een biergelag op kosten van den herbergier aau, en spoedig heerschte er een zeer vroolijke stemming. Er waren ongeveer twintig brandweren van elders komen opdagen, vermoedelijk meer om hun keel dan om de vlammen te besproeien. De vroolijkheid ging eerst over in over- groote uitgelatenheid. Toen de menschen beschonken waren, werden er ware Iudianendansen uitgevoerd. De her bergier, die het bier verstrekt had, kieeg te hooren dat men hem eigen lijk overhoop moest schieten. Spoedig ontstond er ruzie en een algemeene kloppartij, die van 4 uur 's middags tot 11 uur 's maandags aanhield. Een wachtmeester, die orde wilde stichten, werd met een ijzeren tuinstoel tegen den grond geslagen en bleef buiten westen liggen. Twee andere wacht meesters werden ook tamelijk ernstig gewond. Intusschen werd in de andere dorpsherberg ook alles kort en klein geslagen. Ofschoon midden in de ergste wanordelijkheden de brouwer kwam mededeelen, dat de bierprijs weer van 26 op 24 pf. den Liter verlaagd zou worden, ging men voort met de ver nieling. De politie en de marechaussee waren machteloos, en ook de pogingen van de brandweer om de vechtersbazen met waterstralen uiteen te jagen, waren vruchteloos. Tegen elf uur 's avonds gebeurtenis met een groot feest vieren. Gij kunt wel begrijpen, Elze, dat dat nu weder eens een onderwerp voor stadspraatjes is." „Wel zeker en dat zou haar persoon zeker ook wel w^er zijn, en zij was zoo dwaas geweest mede te rijden. Zij was ernstig boos op zichzelf. En de trein holde voort door den nacht. Geheel verward stond zij in de hooge vestibule van het kasteel, en Moritz ver ontschuldigde Frieda, dat zij haar niet ont ving; zij sliep zeker en zijn moeder ook; maar tante Lotte wachtte bovenof zij den weg nog wel zou kunnen vinden? En daar klom zij weder de haar zoo goed bekende treden op en in de deuropening van tante Lotte's kamer stond een kleine bevende gestalte, met geopende armen. „O, Gode zij dank, Elze, mijn lieveling, dat gij daar eindelijk weder zijt," klonk het haar tegemoet, „en, de kleine, schreiende tante hield haar omvat. „Ach hoe lief dat gij gekomen zij t, nu komt alles, alles terecht Wat praatte die goede oude tante toch, en noodigde haar een kop thee te drinken hoe stil zat het meisje, tot zij eindelijk zeide „Ruikt het hier niet naar viooltjes, tante?" „Dat lijkt u zoo toe, dat is de geur der herinnering ja, ja, ach ik ken dat!" Met geweld drong de oude dame het meisje naar bed; zij moest slapen, om morgen frisch te zijn, zij zag zoo bleek. En zij was inderdaad vermoeid, de arme Elzespoedig viel zij in een gerusten slaap. Toen zij wakker werd scheen de zon de geheele kamer te vergulden. En ja, 't was toch zoo, het rook inderdaad naar viooltjes. Zij kon zich alles niet goed meer herinneren en richtte zich overeind. Daar zat mevrouw Van R&tenow op den rand van het bed en kwam het districtshoofd uit Erdingen met zes marechaussees en gelastte den menschen naar huis te gaan, waarna het spektakel langzamerhand bedaarde. De justitie uit Munchen heeft twin tig mensehen wegens landvredebreuk in hechtenis laten nemen. Waarschijn lijk zal echter tegen meer dan honderd deelnemers aan de vecht- en verniel- partijen rechtsingang verleend worden. In de heele streek heerscht de groot ste opgewondenheid onder de bevolking. Ook de brouwers van Taufkirchen en Erdingen hebben brandbrieven gekre gen. In de eerstgenoemde plaats zijn de menschen zoo baloorig, dat de brou werij het dan ook niet gewaagd heeft, het bier op te slaan. De moordende hitte is vermoedelijk niet vreemd aan den geweldigen strijdlust der biermin- nende Beieren. De Köln. Ztg. verneemt uit Sjanghai, dat de Chineesche plaatselijke overheid 't besluit heeft genomen, 't departement voor de verbetering van de Hoeang-po op te heffen. De werken der rivierver betering, die volgens de plannen van onzen landgenoot De Rijke en onder diens leiding werden uitgevoerd, om de groote koopstad een betere verbinding te water met de Woesoeng te verschaffen, schijnen daarmee half voltooid te zullen worden prijsgegeven. Wel stellen de Chineesche autoriteiten te Sjanghai het voor, alsof de rivierverbetering door de reeds uitgevoerde werken voldoende is tot stand gebracht, maar van een uit voering van het plan-De Rijke in zijn geheelen omvang kan nog allerminst gesproken worden. De heer De Rijke, die deze water staatswerken leidde, welke onder zijn toezicht werden uitgevoerd door de East Asiatic Dredging Cy., gevestigd te Amsterdam, heeft aanzegging ont vangen, dat zijn contract, dat dezen herfst afloopt, niet zal worden verlengd. De Internationale Kamer van Koop handel te Sjanghai heeft protest aange- teekend tegen dit besluit der Chinesche overheid. De Kamer acht het staken van de werkzaamheden tot verbetering in het huidige stadium van onvoltooid heid een gevaar, waartegen zij met klem moet opkomen. Be aardbeving Heel veel bijzonderheden over de aardbeving vinden we in de bladen nog niet. De schok bewoog zich tege lijk in een voortgolvende en in een opwaartsche richting. Na hetgeen door Reuter reeds gemeld is vinden we nog de volgende bijzonderheden De schade is vooral ernstig in de provincie Potenza. Te Riocastel zijn bijna alle gebouwen ingestort. Vele hield een groote ruiker viooltjes in de hand. „Van harte goeden morgen, lieve Elze." „O, tante, vergeef mij," stamelde Elze verlegen. „Ik ben erg blij, dat ge gekomen zijt, beste meid en nu, geef mij de hand; dus geen hoogmoed en vijandschap meer. Slecht heeft zij het nooit gemeend de oude tante, dat moet gij toch weten. En als zij u geplaagd en verdriet aangedaan heeft, dan vraagt zij u nu daarvoor om vergeving. Weet gij wat dat zeggen wil, als zulk een oud mensch als ik, aan zoo'n jong ding als gij vergeving vraagt?" Bij deze woorden trok zij het meisje teeder aan haar hart, streelde haar wangen en hoofd en daarbij viel de ruiker viooltjes op de dekens. „Zij zijn van den Bennewitzer, Elze!" zeide zij. Plotseling verbleekte het kind. „Ja, Elze! En ik heb ook een boodschap aan u over te brengen, maar kleed u nu spoedig aan, ik zal intusschen bij tante Lotte wachten." Met een angstig kloppend hart kleedde het meisje zich. Neen, het was toch niet mogelijk, men kon geen nieuwen aanval tegen haar in den zin hebben o neen; Mioritz zeide immers, dat hij een aange nomen zoon heeft. Zeker wenschte hij niet anders dan een verzoening. Toen trad zij bij tante Lotte binnen. „Welk een heerlijke winterdag!"«eidedeze alleen. „Als geknipt voor een sledevaart," ver zekerde mevrouw Van Ratenow, „niet waar, Elze? Maar kom nu toch Lotte! Zijt gij gereed? Wij ontbijten heden allen bij Moritz." j Zij nam den arm van het jonge meisje en ging met haar naar beneden. menschen werden in hun slaap verrast en zijn onder het puin begraven. Des avonds waren 20 lijken onder het puin weggehaald. Men vreesde dat er nog tien menschen onder de puinhoopen lagen. De reddingsarbeid wordt met spoed georganiseerd. Karabiniers en genie-soldaten zijn, onder de leiding van ingenieurs, bezig met het zoeken naar slachtoffers. Te San Felle zijn vele huizen inge stort. Het aantal dooden bedraagt daar vijf. Ook te Vallata is de schade aanzien lijk. Een juiste opgave van het aantal slachtoffers ontbreekt echter totdusver. Gelijk reeds gemeld werd, wist men totdusver slechts van één doode be nevens verscheidene gewonden. In het gebied van Benevente doet de aangerichte verwoesting denken aan die in Messina en Reggio in 1908. Er heerscht een paniek onder de bevolking en allerwegen heerscht diepe verslagen heid. Het aantal slachtoffers is geluk kig in verhouding tot den omvang der verwoesting nog al gunstig. Het gaat, 't schijnt, de twintig niet te boven. De inwoners van de dorpen bij den Vesuvius zijn naar Napels gevlucht. Het volk schrijft de oorzaak van de ramp toe aan de komeet. Zooals Reuter reeds gemeld heeft, zijn de Koning en de Koningin, verge zeld van den minister van openbare werken, Woensdagmiddag naar Napels vertrokken. Eerst wilde de Koning alleen vertrekken, maar de Koningin zeide: „Men zegt steeds dat mijn tegenwoordig heid vereischt wordt op alle feesten. Des te minder mag ik ontbreken op die plaatsen waar men weent. Mijn plicht als vrouw en als moeder gebiedt mij daarheen te gaan." In het door Luzzatti in de Kamer ingediende ontwerp wordt een krediet van 200.000 lire gevraagd voor de slacht offers. In latere berichten lezen we, dat Luz zatti aan een redacteur der Tribuna gezegd zou hebben dat het geheele aan tal slachtoffers 23 zou bedragen. In de eerste oogenblikken van opwinding zou de algemeene paniek overdrijving in de berichten veroorzaakt hebben. Kenners van de getroffen streken wijzen weder op den ondoelmaligen bouw der huizen, evenals dat het geval was bij de ramp van 1908 in Calabrië. De waarschuwingen van bevoegden hebben ook toen niet geholpen. Het epicentrum in het aardbevings- gebied is de Monte Vulture, de water scheiding tusschen Napels en Apulië. Naar de Lokal-Anzeiger uit Port Eli sabeth verneemt, is te Queenstown, in Kaapland, Kornelius Mesden, de oudste „Nu, helpen kan ik het niet, Elze, maar zeggen moet ik het toch," zeide zij onder het gaan. „De Bennewitzer laat u hartelijk groeten wel te verstaan, de oude de jonge durft het nog niet hij heeft uw vader nu eenmaal op zijn sterfbed beloofd, voor u te zullen zorgen en u te zullen be schermen, en hij moet zijn woord gestand doen. Daar gij hem zoo'n geduchten blauwen scheen gegeven hebt, hoopt hij maar, het misschien een weinig beter naar uw zin te hebben gemaakt, wanneer zijn zoon u zijn hand aanbiedt. Maar kind, wees toch niet zoo haastig! Wat scheelt udan? Houdt haar vast, tante Lotte!" Maar het was niet meer noodig. Als be wusteloos leunde Elze plotseling tegen den schouder der oude dame, die juist de deur der zaal opende. „Elze! Elzel Anders heeft zij zooveel courage en nu Ja, ja, de zoon van den Bennewitzer speelt viool, 't is eene knappe, talentvolle jongen." Plotseling bevond Elze zich alleen in het fraaie vertrekzij had een der hooge stoel ruggen gegrepen en luisterde met verwarde zinnen naar de melodie. Maar 't was immers niet mogelijk! Alles wat tante had gezegd, wat haar nu in de ooren klonk, alles fluisterde haar toe van een groot oneindig geluk. Neen, het kon immers niet zijn! Toen zweeg het vioolspel; aohter haar vernam zij haastige schreden en daarop een stem op blijden toon „EJze, wat is het geluk als 't niet dit oogenblik is En Bernardi trok het van zaligheid half bezwijmde meisje aan zijn borst. (Slot.) Naar het Duitsch VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1