liet Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Iet zonge kantje. Ie Stem ran tat Bloed Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2934. Zaterdag IS Juni, FEUILLETON. 191Q. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. „Wat is dat toch lastig", zoo hooren wij des zomers dikwijls zeggen, „die brandende zon op de vensters, 't is om te stikken", en zij doen handig de zonne- of andere blinden toe, opdat ze niet smelten zouden. „Het zonnetje begiit gelukkig al kracht te krijgen", zoo luidt het, als de winter voorbijgegaan is, en men haalt de gordijnen nog wat hoogerop, om van het licht en de warmte der zonnestralen te genieten. Dan heet het: „dat zonnetje is toch maar alles." En, onverschillig of het zomer of winter is, als er dagen komen, waarop de zon goedvindt, haar kamer te hou den en zich aan niemand te vertoonen, dan is het: „een triestige dag, 't is of men zelf ook somber wordt, als men daarbuiten niets ziet dan donkere wolken." 't Is de zon al evenmin als hun, die zij beschijnt, gegund het iedereen naar den zin te maken. De menschen zouden wel willen, dat zij dan en daar zoo lang en zooveel scheen, als voor het oogenblik hun verlangen is, maar dat is zeker, dat de zon veel vriendelijker is, dan het ondankbare menschenge- slacht, want ze gaat niet brommen als men haar buiten sluit en ze neemt het niet kwalijk, als men haar verdenkt van gierig te zijn, omdat ze niet altijd even hard brandt. Zij weet het ook wel, dat ieder haar gaarne ziet en bet maar een voorbijgaande booze bui is, als de menschen haar lastig noemen. Er worden ook veel meer klachten gehoord over duisternis en koude, dan over te veel licht of warmte; want men schikt zich gemakkelijk in de be hoefte, die rijkelijk vervuld worden, maar als het gebrek blijft, dan nemen de jeremiades geen einde. Ook in dit opzicht toont men zich veelal ondankbaar en vergeet dat men van de zon niet vergen kan juist in dat vertrek te schijnen, waar wij hare stralen bet liefst ontvangen, dat wij ons veel meer naar haar schikken moe ten en haren invloed zoeken, waar zij hare gaven meedeelt. Een man, die het wel wist, beeft eens gezegd„men vindt overal licht en warmte, als men maar altijd de zonzijde opzoekt." Dat doet men dikwijls niet en maakt het zichzelven liever droevig en lastig. Dat opzoeken van de zonzijde schijnt THEO VON BLANKENSEE. Zij waren aan het kruispunt van de Gabelsbergerstraat gekomen, maar Mandl bleef staan, om afscheid van zijn vriend te nemen „Ik ga terug. Je zult nu wel alleen den weg naar je huis kunnen vinden." Von Forster geeuwde erg vermoeid: „Ja, ja, dat denk ik ook wel, ik ben er gauw!" „Loop maar niet verkeerd in dien dikken mist. Die is vandaag bizonder erg. Men kan geen vijf stappen van zich afzien.En jij zou in je slaperige stemming licht je huisdeur voorbij kunnen loopen!" „Wees maar niet bang!" antwoordde de andere lachend. „Ik vertrouw op de stem van het bloed. Die zal wel zoo vriendelijk zijn om mij te roepen, als ik soms mijn deur voorbij loopen mocht." Simon Mandl was er niet boos om, dat zijn vriend zoo spottenderwijze zijn ernstig bedoelde stellingen toepaste, maar gaf op denzelfden toon ten antwoord: „Daar mag je echter geen rekening mede houden, maar jij moet ze eerst op grond van feiten als zoodanig aanvoeren!" „Het beste bewijs is de huissleutel! En dien heb ik bij mij." Waarop Simon glimlachend zeide: „Dat is me ook een bewijs! Je huissleutel past zeker niet alleen op jouw huisdeur, wel een moeilijk werk, maar 't ligt meer aan den onwil van de zoekenden dan aan de onmogelijkheid om, wat men zoekt, te vinden. Donkere dagen zijn in geen enkel opzicht te ontgaanwie ze nog niet beleefde, kan er zeker van zijn, dat bij ze ook wel eens zal moeten door worstelen. Wij behoeven ons echter niet te behelpen, alleen met den vaak schralen troogt, dat na regen zonne schijn komt; het licht verlaat ons niet, als we maar niet moedwillig daarvoor de oogen sluiten. Als ge de gebreken van uw huis opsomt, wordt de lijst hoe langer hoe grooter, en 't is maar een verdrietig wonen, te midden van zooveel, dat u hindert en plaagt; maar er is toch wel een of ander, dat ge voor hebt bij uwen buurman; er zijn vele ge makken, waarvan u het gemis nog veel onaangenamer zou zijn, en mis schien weegt een van deze wel tegen tal van gebreken op. De menschen in uw omgeving be vallen u niet. De een is niet vriende lijk en hulpvaardig genoeg, de ander schijnt geheel onverschillig voor u te zijn; de een heeft manieren, die u niet aanstaan en de ander denkbeelden, waarmee ge u niet kunt vereeuigen doch als nu maar enkelen daar tegen over staan, die u welwillend bejegenen waarmede gij overeenstemt, en wellicht een enkelen, aan wien gij u met heel uw hart aansluiten kunt, dan kunt gij die koude van anderen gemakkelijk dragen. Zoo min men, door de gordijnen hoog op te halen de zon kan dwingen in het vertrek te schijnen, zoo min kan men de menschen en omstandigheden naar zijn hand zetten, om altijd zijn zin te hebben. Maar wie de lichtzijde zoekt, behoeft niet in het duister te blijven. En 't is niet te zeggen welken in vloed dat op eigen levensgenot heeft en hoe dat veel bruikbaarder en aangena mer maakt in den omgang. Die alles even zwart meenen te zien zijn als champignons die de vloerplanken ver teren, zoodat de heele familie met den eigenaar er door henen zakt. Die daarentegen het licht op merken, waar het zich, zij het ook flauw maar toch vriendelijk vertoont, die hebben zeiven iets van een zonnetje, dat al de huisgenooten vroolijk stemt. Evenals enkele menschen des winters een ander vertrek bewonen dan des zomers, omdat zij licht en warmte zoe ken, zoo moet in het leven ook wel maar ook nog op een massa andere. Als je dus een deur daarmede opent, dan is nog niet bewezen, dat het wel de goede deur is, want je kunt er evengoed een ander, toevallig eender slot mede omgedraaid hebben." Maak je maar niet bezorgd. Ik zal de goede deur wel vinden!" Met deze woorden namen de twee vrien den van elkaar afscheid. Simon Mandl ging terug, terwijl v. Forster verder ging door de Gabelsbergerstraat. Hij verhaastte zijn schreden, stak zijn hoofd nog dieper in den hoog opgeslagen kraag, drukte zijn bruinen, slappen flambard nog dieper over zijn hoofd, zoodat men niets meer van hem zien kon dan zijn blonden baard. Zijn handen had hij in zijn zakken als het ware begraven. Op den mist was vorst gevolgd. Aan zijn baird hingen kleine stukjes ijs, die schit terden als zilveren draden, en hij maakte haast om thuis te komen. Hij moest dan ook wel niet ver meer van zijn huis af zijn. Von Forster leefde met zijn ouden vader alleen in een sierlijk in gericht huis. Het aanzienlijk vermogen zijns vaders stelde den jongen man in staat zich elk genoegen te veroorloven en iedere sport te beoefenenhoewel hij dus financieel in ieder opzicht zonder zorg was, had hij zich toch een ambt gekozen, waaraan hij zich met zijn gansche hart wijdde. Zoodoende was hij dan ook, hoewel nog jong Richard Forster was nog maar zes en twintig reeds surnumerair bij de Münchener politie. Terwijl hij haastig door den mist naar huis ging, dacht hij steeds na over de woorden van zijn vriend. Maar hoe meer hij zich daarin verdiepte, des te onhoud baarder en onwaarschijnlijker leken hem deze beweringen toe, als h\j ze combineerde eens gekeerd en gewend worden, om van het licht te genieten. En dan, wat wy wenscben en zoeken ligt daar niet altijd voor ons, wordt ons niet als met den stroom tegemoet ge voerd. De een moet duiken om het op den bodem te vinden, de ander klauteren om er bij te komenmaar zekerheid dat men vinden zal, is als de lichtstraal, die ons bemoedigend zegthoudt maar aan en gij komt, waar gij zijn wilt. Er is overal licht en warmte te vin den, als maar niet op den voorgrond gezet wordtdóir schijnt de zon nooit. Tegenover veel gemis staat soms een enkel bezit, maar dat veel vergoedt naast vele onaangename bejegeningen, komt vaak eene kleinigheid verkwikken eo blijde maken. Maar we moeten dan ook doen als de bloem, die zich naar de zonzijde wendt, om door haar gekoesterd te wor den. Het zonnige kantje is overal, rt chts of links. Ziet maar eens goed rond, en als gij het gevonden hebt, helpt dan anderen ook wat om het te vinden. Buitenland. Het Engelsche ministerie van buiten- landsche zaken heeft aan de bescher mende mogendheden voorgesteld, de strijdmachten in de Kretenzer wateren te versterken, teneinde in staat te zijn, in het geval, dat de tegenstand der Kretenzers dit noodzakelijk mocht ma ken, troepen aan land te zetten. De gezanten der beschermende mo gendheden te Londen hebben hunne verschillende regeeringen met het voor stel in kennis gesteld. Men meent te weten, dat de Engelsche regeering reeds bevelen heeft gegeven, om dezen maatregel onmiddellijk ten uitvoer te brengen. Generaal Botha heeft Dinsdagavond te Pretoria een politieke verklaring af gelegd. Hij hoopte, dat de oude (Afri kaander?) partij vereenigingen, met name zijn eigen (het Volk) ontbonden zouden worden en saamgesmolten tot een groote partij met breede en ruime beginselen, onder den naam van Zuid-Afrikaansche Nationale Partij. De voornaamste taak van de Unieregeering noemde generaal Botha die van de verschillende rassen in een groot volk te doen opgaan. De partijen moeten naar beginselen gevormd worden. Een partij moet haar uiterste best doen om een geest van eendracht te bevorderen, en die welwillende hou ding ook aannemen tegenover in boor- lingen en andere kleurlingen. Men meldt uit Serajewo, in Bosnië, met de praktijk. Theoretisch konden de stellingen van zijn vriend wel opgaan, maar in de praktijk? Richard v. Forster sloeg de Richard- Wagnerstraat in, waar hij woonde; toen hij bijna aan de deur was, kwam daar met grooten haast een man uit, die zich in een ruimen mantel gehuld en zijn breedgeranden flaphoed diep in de oogen gedrukt had. De onbekende was reeds in de duisternis verdwenen, toen hem bliksemsnel een naam voor den geest kwam, dien hij zachtkens mompelde „Mijn neef Robert Steinlein!" Terzelfdertijd echter draaide v. Forster zich om, en hij kon nog juist zien, dat een schaduw in den ondoordringbaren nevel om den hoek van de Gabelsbergerstraat verdween. „Robert Steinlein Von Forster moest dezen naam nog eens uitspreken. Maar, was hij het inderdaad? Nu eerst begon hij te twijfelen. Hij had den onbe kende toch niet herkend, noch zijn gezicht gezien. Hoe kwam hij op dien naam Hij moest aan het gesprek met zijnen vriend- denken. Zou hij soms door dit gesprek op dien naam gekomen zijn? Was hier misschien geen zinsbedrog aanwezig? En om in dezen zekerheid te krijgen, liep hij nogmaals terug naar den hoek van de straat, en hij kon nog juist zien dat de schaduw in de Arcisstraat verdween. Eén ding was dus zeker: een onbekend persoon was uit het door hem bewoonde huis gekomen en was hem gepasseerd. Maar hoe kwam hij toch ter wereld op den naam van zijn neef Robert Steinlein? Von Forster ging alle mogelijkheden na, maar hij vond dat een socialist vijf revolverschoten op den gouverneur gelost en toen zich zelf doodgeschoten heeft. De gouver neur is ongedeerd. Dinsdag is op de villa van den ban kier Alexander Maier te Frankfort a.d. Main, een aanslag gepleegd, blijkbaar door middel van een bom. Het huis is vernield, menschen hebben er geen letsel bij opgeloopen. Er komen nog een aantal bijzonder heden over de verwoesting, die het water in de dorpen en vlekken van het Ahr- dal heeft aangericht. In het geheele stroomgebied is maar een enkele brug in stand gebleven, namelijk die bij Der- nau. De genie is bezig, overal noodbrug gen te slaan. De postverbinding wordt met paarden onderhouden. Bij Schuld, een dorp waarvan het gedeelte dat links van de rivier lag geheel verwoest is, is een brug met toeschouwers ingestort. Het aantal menschen, dat daarbij in den bruisenden stroom verdronken is, is onbekend. Te Kripp, waar de Ahr in den Rijn uitloopt, zijn zes lijken, te Ahrweiler 40 lijken opgevischt. Van Schuld af stroomopwaarts worden 150 menschen vermist, meerendeels vreem de werklieden. Zij zijn 's nachts door het water verrast en met de keeten weggespoeld. Te Fuchshofen a/d. Ahr is een cantine met 36 man weggespoeld en tegen de brug van Laufenbach stuk geslagen. Alle menschen, die er in waren zijn op 6 na verdronken, o.a. een aantal kinderen. Velen van de verdronken arbeiders hebben hun dood aan zich zelven te wijten, daar zij naar geene waarschuwingen luisterden en op den drank in de cantines aanvielen, nadat de kasteleins al lang gevlucht waren. Het geheele Ahr-dal ligt vol steen gruis. Het calcium-carbide, dat voor de verlichting gebruikt werd en in het water gekomen is, verspreidt een on- dragelijken stank. In de straten liggen in het water beddegoed, kleeren en huisraad door elkaar. De aannemer van het werk aan den spoorweg (het ver anderen van enkel in dubbel spoor) heeft alles verloren. Het werk van zes maanden is te niet gedaan. Te Schuld ligt een heele spoortrein in het water. Onder de lijken, die aangespoeld zijD, heeft men een moeder gevonden, die haren zuigeling vast aan haar borst gedrukt hield, en een vader, met in iederen arm een dood kind. Verschillende kranten houden inza melingen. Ten gevolge van hoogwater is ook het spoorwegverkeer met Oberammergau verbroken. Do Ammer is in korten tijd een meter gerezen. Een deel van het dorp staat onder water. In de auto-stallen stond het water gisteren een meter hoog. zelfs niet bij benadering een bevredigende oplossing. Hij koesterde noch haat tegen, noch stelde belang in den persoon van zij n neef, temeer daar hij hem sedert maanden niet gezien had. Hij kon dus geen verklaring geven, waarom de onbekende, dien hij ab soluut niet herkend had, juist dien naam zou moeten hebben. Kon deze onbekende wel inderdaad zijn neef geweest zijn? Hij moest voortdurend over deze mogelijkheid nadenken, daar hij het liefst in al dat raadselachtige het meest mogelijke licht wilde hebben. Wat zou zijn neef hier op dit uur te doen hebben Het ging toch niet aan, om in een totaal on bekende een bepaald persoon te willen zien, alleen op deze onbegrijpelijke hallucinatie van een naam? Het kon dan ook alleen maar verbeelding geweest zijn, toen hem deze naam zoo klaar en duidelijk voor den geest was gekomen. In ieder geval was er geen reden om zonder verdere aanleiding dezen naam met dien onbekende te com bineeren. Andermaal was Von Forster bij zijn huis aangekomen; hij vond de deur open, en ging den donkeren gang binnen. Hij haalde een electrische zaklamp te voorschijn, en ging, na de huisdeur gesloten te hebben, de trap op. Weldra had hij zijn kamer bereikt. Maar hij kon den slaap niet vinden. Hij had zich op een divan geworpen en staarde in gedachten verdiept naar het electrisch licht, dat hij, zoodra hij binnen gekomen was, had opgedraaid. Het was toch zulk een vreemd geval, wat hem daarom nog temeer interesseerde, daar hij zoo kort geleden over deze mogelijkheid had gesproken. Voortdurend was hij er in zijne gedachten mede bezig. Kon hij mis schien geen zekerheid krijgen? Was het De huizen in de buurt van het station moesten ontruimd worden en ook de schouwburg voor de passie-spelen liep gevaar. Oberammergau is noch met het spoor noch langs den grooten weg te bereiken. De vreemdelingen kunnen vooreerst niet. weg. In gansch Stiermarken heeft ook noodweer geheerscht. Vele velden zijn overstroomd en twintig bruggen zjjn door het water meegevoerd. Het spoor wegverkeer over den Sommering en naar Hongarije is gestremd. Tal van telefoonverbindingen zijn vernield. In het Muerz- en Raabdal zijn zes personen verdronken. Weenen is door een wolkbreuk ge teisterd. Boven het Morawa-dal, de vrucht baarste streek van Servië, heeft zich een wolkbreuk ontlast. De rivieren Mo- rawa en Resawa traden buiten de oevers en overstroomden verschillende plaat sen. Het water stond in Swilainats eenige meters hoog. Daar zijn 62 menschen, meerendeels kinderen, ver dronken. Ook is zeer veel vee omge komen, terwijl de oogst vernietigd is. De schade is aanzienlijker dan bjj de overstrooming van Kragoejewats. De wali van Erzeroem (Armenië) meldt, dat de stad Hassan Kaleh over stroomd is. De helft der stad is ver woest. Er moeten honderden dooden en tal van gewonden zijn. Door den aanhoudenden regen lijdt Opper-Beijeren in hevige mate onder den hoogen waterstand. Het Lolsach-dal en het Ammer-dal zijn het ergste bezocht. De Loisach heeft alle bruggen vernield, Garmisch is van het verkeer afgesneden en zit zonder verlichting daar de electrische centrale beschadigd is. De Ammer heeft de spoorlijn over stroomd. Het Illerdal gelijkt een meer. Het meer van Constans is gedeeltelijk over haar oevers gestroomd. Het spoorwegverkeer is op vele plaat sen verbroken. Dinsdagavond is boven Berlijn en zijne omstreken een onweer losgebarsten, zooals men daar sedert jaren niet be leefd had. Binnen korten tijd stond een groot deel van de stad onder water. Volgens een bericht uit Straatsburg heeft het hooge water van den Rijn de schipbrug bij Hüningen weggerukt. Het wrakhout ervan heeft de schip brug bij Neuenburg vernield. Dertig menschen werden op het drijfhout van de brug weggevoerd, maar zijn met booten gered. Ook in Zwitserland zijn de heken van het Berner hoogland door de vele regen sterk gezwollen. De Alpbach, hoog van de rotsen neerstortende, bedreigt Meiringen. Van alle dorpen stroomen dan niet mogelijk, dat het toch zijn neef geweest was, die misschien zijn vader thuis gebracht had? Hij kon geen rust vinden. Het leek hem toe, dat deze ontmoeting niet iets toevalligs was, maar dat er iets onverklaarbaars, iets vreeselijks was gebeurd. En hij kon het angstig gevoel dat hem pijnigde, niet van zich afzetten, wat hem telkens weder aan deze ontmoeting moest herinneren. Hij wilde zekerheid hebben! Maar waarvan? Om tenminste tot kalmte te komen, be sloot hij zijn vader op te zoeken en hem te vragen, of deze soms door Robert Steinlein naar huis gebracht was. Dat moest hij weten, want hij meende, dat hij niet eerder rust zou krijgen. Een onverklaarbare drang zette hem daartoe aan, en zonder te weten hoe het kwam, stond hij reeds voor de deur van zijns vaders kamer. Maar wat wilde hij eigenlijk van hem? Moest hij hem wakker maken, als hij soms sliep? Von Forster luisterde. Hij hoorde niets. Het was doodstil in het vertrek; hij hoorde niet eens het tikken der klok. Richard v. Forster luisterde in gebogen houding aan het slot van de deur. Temidden dezer stilte, welke in de duis ternis loodzwaar op den peinzenden jongen man drukte, kwam hem plotseling weer den naam in de gedachten, dien hij op de straat maar niet kwijt had kunnen worden. „Robert Steinlein!" Hij richtte zich overeind. Hij moest zeker heid hebben. Tot eiken prijs. Richard greep de deurknop, maakte de deur open en trad de kamer binnen. DOOR (2 (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1