et Laad van Heusden en tllena, de Langstraat en de Boinnielerwaard. Dr, Robert Koch. De Stem w let Bloei Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2055. Woensdag 22 Juni. 101O. FEUILLETON. Dit blad verschijnt "WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» c*- Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In een klein Silezisch plaatsje woonde een doktersgezin. Hij stond bekend als een ijverig, kundig geneesheer, hard werkend voor het dagelyksch brood; zij was een vriendelijk vrouwtje, vroe ger tooneelspeelster, na haar huwelijk geheel opgaand in het werk van haar man. Aan zijn gewone dagtaak alleen had hij niet voldoende en 's avonds, dikwijls ook 's nachts, zat hij uren op zijn sjofel gemeubelde werkkamer, stu- deerend en waarnemend. Wel was de mikroskoop waarmede hij moest werken slecht, doch hij had nu eenmaal niet beter en zijn moed en volhardingsver mogen waren groot genoeg om den werklust er in te houden. Toch heeft hij misschien wel eens over zijn gebrekkig instrument geklaagd. Zijn vrouwtje althans wist ervan; zij ont zegde zich elke versnapering, spaarde van haar karig huishoudgeld wat maar eenigszins gespaard kon worden, gaf geen cent onnut uit. En toen eens haar man weer verjaarde, kon zij in stilte een kostbaar instrument op zijn stu deertafel plaatsen en hem aldus op de dankbaarste wijze verrassen. Wat zal er een vreugde geheerscht hebben in het doktersgezin en wat zal er in de eerste dagen naden verjaardag gewerkt zijn met den mikroskoop! Maar met een goed instrument alleen ontdekt men geen geheimen, moed en volhar dingsvermogen zijn mede niet voldoen de. Hoogere geestesgaven en talenten waren er noodig, om den weg te vin den, dien hij hoopte in de kleine we reld onder het vergrootglas te ontdekken. Geheel alleen moest hij zoeken, zonder in het bezit te zijn van het kostbaar en kostelijk materiaal, waarover de werkers in de laboratoria kunnen be schikken. Hij zocht en meende ge vonden te hebben, meende een ontdek king te hebben gedaan, die van vér strekkende beteekenis zou kunnen wor den. Zijn eerste gang was naar zijn vroegeren leermeester in de oude uni versiteitsstad, die vol bewondering was over het resultaat en dadelijk zijn col lega's bijeenriep om hen te laten zieD, wat een plattelands-geneesheer had ge vonden. Hem werd geraden onmiddel lijk te gaan naar den grooten Yirchow te Berlijn. De Berlijnsehe reis liep evenwel uit op een ontzettende teleur stelling: Yirchow was zeer kritisch gestemd. Diep gekrenkt keerde de dok- THEO VON BLANKENSEE. (3 Het waa pikdonker. De gordijnen waren nedergelaten en de zware, fluweelen over gordijnen dichtgetrokken. Von Forster kon in deze duisternis niets onderscheiden. Hij doorzocht met zijn oogen de gansche kamer. Een angstig en beklemd gevoel drukte hem terneder, en hij had dat pijnlijke gevoel, zooals men hebben kan in oogenblikken van vreeselijken angst. Wat was dat? Vol ontzetting viel zijn oog op een lang werpige, duistere gedaante, daar voor hem op den vloer. Hij kon geen woord uitbrengen, zijn tong scheen wel lam te zijn. Dat was een menschelijk lichaam. Hij kon nu dui delijk de uitgespreide armen en het gezicht zien. Wat was er gebeurd? In een ommezien was hij bij een der ramen, om de portières open te schuiven en de gordijnen op te trekken. Het schemerlicht van den morgen drong in het vertrek en viel op de gedaante daar op den vloer. De oogen wijd opengesperd van schrik, keek Richard daarheen, en toen het scheme rig morgenlicht viel op de gelaatstrekken van den op den vloer liggende, stiet hij een schrillen, afgrijselijken kreet uit, terwijl zijn lippen zoo bleek werden als die van een doode „Vader 1» ter in zijn woonplaats terug. Niet ech ter om moedeloos bij zijn niet gewaar deerd onderzoek te gaan neerzitten, maar om den zelf gevonden weg verder te bewandelen. Vele, vele jaren later werd hem eens als bewijs van groote hulde een gedenkpenning geschonken, waarin bij zijn portret deze treffende woorden waren gegrift: „Uit de wereld in het klein hebt gij Uwe grootheid geschapen en hebt gij U de wereldbol veroverd, die U ten hoogste dankbaar den krans der onsterfelijkheid aanbiedt." Daar liggen tusschen het begin van den weg en het punt, waarop dit monument werd geplaatst, oneindig veel moeielijkheden en gevaren, die onversaagd overwonnen werden. Als een trouwe medestrijdster zag men steeds de dappere echtgenoote aan de zij van haar man, hetzij dat deze zich bevond onder de gloeiende zon van een Indische vlakte met verpest water, in de vieze hutten van lijders aan be smettelijke ziekten, of wel in de oer wouden van Afrika, ten prooi aan tal- looze nooden en gevaren. Zijn devies: „als men wetenschappelijk wil werken, moet men zich aan het besmettingsge vaar blootstellen" had zij tot het hare gemaakt en zoo groot kon het gevaar niet wezen, of zij vergezelde hem. Wij spraken daareven van een mo nument op den weg. Ontelbare zijn de andere teekenen van hulde, eerbied en dankbaarheid, die op dezen zegeweg zijn opgericht. Thans zullen zo geslo ten worden met een grafmonument, de weg is ten einde, de groote denker en zoeker is niet meer. Geen grafschrift zou zoo veelzeggend en veelomvattend zijn als deze ééne naamRobert Koch. Zijn voornaamste levensdoel is ge weest „maak U nutt'g voor de mensch- heid". Van pracht en praal was hij af- keerig, in een gezelschap waarin hij ge huldigd en met groote onderscheiding behandeld werd, gevoelde hij zic.h niet op zijn plaats. Hij hield van eenvoud en gezelligheid, toonde in het dagelijk sche leven veel takt, kon prettig met de menschen omgaan, was een groot liefhebber van humor en geest. Daaren tegen was hij als wetenschappelijk man buitengewoon streng, jegens anderen evengoed als jegens zichzelf. „Maak u nuttig voor de menschheid." Het is hier niet de plaats om uit voerig stil te staan bij de vorderingen welke de geneeskundige en veeartsenij- kundige wetenschap aan hem hebben te danken. Wij herinneren er slechts Daarna wierp hij zich naast de gedaante neder, en met angstig gezicht keek hij naar het verwrongen gelaat, waarvan de oogen strak en dof stonden, het zielloos over schot zijns vaders. „Vader! Wat is er gebeurd Spreek toch!" Richard schudde hem heen en weder, alsof hij zoo nog leven in hem kon krijgen. Maar de doode kon geen antwoord geven. Hoe groot ook op dit oogenblik de smart was van den zoon, die zeer veel van zijn vader hield, temeer, wijl hij zijn moeder niet gekend had, en dus in den vader de dierbare doode liefhad en vereerde, zoo herkreeg hij toch terstond zijn zelfbe- heersching. Bevend greep Richard de handen zijns vaders, ach! zij waren koud en stijf. Nu eerst maakte hij den chambre-cloak open, dien de doode aanhad, en wat hij toen zag, was wel in staat om het bloed in de aderen te doen stollen. De borst was ontbloot en letterlijk gekerfd. Het hemd was uiteen gescheurd, vol sneden en stijf van het geronnen bloed. Met onderzoekenden blik keek Richard in het rond, als dacht hij in een ol anderen hoek den moordenaar zijns vaders te zullen vinden. Maar er heerschte niets dan de stilte des doods in het vertrek. Met een kreet van schrik sprong hij op, toen hij het koude, stijve lichaam aanraakte. „Hij is vermoord!" riep hij wanhopig uit. Hij was door het vreeselijk schouwspel zoo in de war, dat hij niet wist, wat het eerst te doen. Hij zag niets anders dan het vertrokken, baardelooze gezicht, de gapende wonden, vol geronnen bloed van den doode." „Wie heeft hem vermoord?" Deze vraag bracht Richard weer tot be zinning en kalmte. Met ontzettende duide lijkheid doorleefde hij andermaal het op aan, dat hij in 1876 aantoonde dat de miltvuur bacillen de oorzaak zijn van het miltvuur, dat hij daarna als eenige oorzaak van tuberculose bij mensch en dier vond de tuberkelbacil, dat de Duit- sche regeering hem uitzoid om in Egyp te en Engelsch-Indië de oorzaak van de Aziatische cholera op te sporen, welke hij aanwees in de komma-bacil, dat de Engelsche regeeriDg hem de op dracht verstrekte, in Zuid Afrika de runderpest te bestudeeren, dat hij voor Duitschland hetzelfde in Lndië deed, dat hij in Oost-Afrika, op Java en in den Maleischen Archipel de malaria, in Zuid- Afrika de builenpest, in Oost Afrika de slaapziekte aan een onderzoek onder wierp, dat hij in Egypte de verwekker van de aldaar heerschende oogziekte ontdekte, een bacil alweer, datMaar het bovenstaande leert reeds voldoende welk een beteekenis de man, die thans op zijn 678te levensjaar is heengegaan, met zijn veel omvattenden arbeid voor de wetenschap heeft gehad. Aan het resultaat van zijn arbeid is het te danken, dat er thans veel meer dan vroeger voor de volksgezondheid wordt gedaan, dat de zorgeloosheid van weleer een einde gaat nemen, dat er door den wetgever en door het parti culiere initiatief wordt gestreefd naar vermindering van slachtoffers aan be smettelijke ziekten, vermeerdering van volksgeluk, volkskracht en volkswel vaart. Hij heeft de richting aangegeven, waarin de menschheid zich zal hebben te bewegen, om de gezondheid te bevor deren. Aan de wetenschap de taak, in die richting steeds verder te gaan En het zijn niet alleen wetgevers en dok toren, die deze taak kunnen behartigen, maar ieder mensch kan door het goed voorbeeld en het verstandige woord daarbij behulpzaam zijn. Koch's levensdoel is geweest de menschheid te dienen. Moge het „maak U nuttig voor de menschheid*" van dezen beminnelijken en hooggeleerden man voor velen een aansporing zijn om, zij het dan ook op veel bescheide ner schaal, dit levensdoel te volgen. En moge menig man in het dagelijksch leven aan hem een voorbeeld nemen en zich gelukkig kunnen prijzen in het bezit van een vrouw, die in die mate met den arbeid van haar echtgenoot meeleeft en hem daarbij van den aan vang af aan zoozeer steunt, als dat bij mevr. Koch het geval was! (Alkm. Ct.) Buitenlasid. Uit Kiëf wordt het volgende gemeld over de vervolging der joden, die daar plaats beeft: Meedoogenloos wordt de uitwijzing der joden voltrokken. Op 1 Juni (oude stijl) liep ook voor de rijk met kinderen gezegende families de laatste termijn ten einde en zoo zijn duizenden, van wie velen tot de gezeten burgers be hoorden, in weerwil van alle smeek beden de stad uitgezet. Wie binnen den bepaalden termijn niet vrijwillig ver trokken was, werd met geweld verwij derd. Telkens werd de lijst der verban- nenen met nieuwe uamen aangevuld. Een uitgewezen meisje is waanzinnig geworden en uit den trein gesprongen. Nog steeds woedt de politie in de om- streken van Kiëf, waar zij wilde raz zia's houdt. In het bij Kiëf gelegen Darnitza, dat vele menschen jaarlijks als een kuuroord bezoeken, moesten de aanwezige joden een schriftelijke ver klaring afgeven dat zij binnen vier dagen zouden vertrekken. straat voorgevallene. Hij zag, hoe de on bekende langs hem heen geloopen was, hoe hij haastig uit het huis was gekomen, toen was hem den naam te binnen geschoten. „Robert Steinlein!" Bevende bracht hij de hand naar zijn voorhoofd, als wilde hij zoodoende dit vreeselijk vermoeden uitwissen. Deze doode en dien naam! „Dat is immers gekheid 1" riep hij daarna uit. Ik kan het niet gelooven." Dit was het vreeselijkste, dat deze naam met zulk een klaarheid hem te binnen was gekomen, en hij geen recht had hem te beschuldigen. De zekerheid, dat deze of gene persoon de daad bedreven zou hebben, zou hem niet zoo gekweld hebben als dit geheimzinnige. Hij moest denken aan de woorden van zijn vriend. Zou achter diens woorden een groatere waarheid gelegen zijn, dan hij wel wilde erkennen De gtem van het bloed had deze het genoemd, en nu had deze ook tot hem gesproken, en nog wel zoo duidelijk. Maar mocht hij aan deze stem gehoor geven? „Kalmte! helderheid!" mompelde hij. „En ik ben totaal in de war. Zoo kan ik niet tot een resultaat komen." Ten einde kalmer te kunnen worden, besloot hij zich op het practisch standpunt van zijn ambt te plaatsen en zijn beschou wingen te maken. Zoo zou hij weer tot bedaren komen Terwijl hij nu het lijk van zijn vader onderzocht, beefde hij over zijn geheele lichaam. „Het is mij onmogelijk!" zei hij tot zich zelf, en hij richtte zich met tegenzin op. Met zoekenden blik doorliep hij de kamer. Was hier nu een moord begaan of ook diefstal? Was er ook geen werktuig? Maar zijn blik was beneveld, droevig staarde hij In vele plaatsen van Finland worden druk bezochte vergaderingen gehouden, waarin moties worden aangenomen, ver klarende dat het Finsche volk geen wetten kan erkennen, die strijdig zijn met de grondwet des lands. De commissie uit den Rijksraad voor de Finsche zaken heeft zich uitgesproken ten gunste van een voorstel, strekkende tot het toekennen aan den Rijksraad van het recht om het advies van den Finschen Landdag te vragen nopens elk wetsontwerp, dat Rusland en Fin land beide aangaat. De gouverneur-generaal van Tabris heeft den eisch van den Russischen consul-generaal, om, naar de mishan deling van een Russischen onderdaan door Perzische politiedienaren, gemeen schappelijk een onderzoek in te stellen, afgewezen. Daarop heeft de bevelhebber der Russische troepenafdeeling in Tabris, in de straat, waar de Russische onder daan is mishandeld, 19 politiedienaren door een Russische patrouille in hech tenis laten nemen, om de schuldigen uit te vinden. In het stationnetje Villepreuxles- Clayes, Diet ver van Versailles, is Zater dagavond circa zes uur de sneltrein van Parijs naar Granville in volle vaart geloopen op den bommeltrein van Parijs naar Berueull, die in het station stil stond. Bijna onmiddellijk na de botsing, die verschrikkelijk was, ontstond er brand in de grootendeels verbrijzelde wagens. Negentien menschen hebben het voor zich heen. Hij gevoelde, dat hij on machtig was, dat hij niets doen, niets be ginnen kon. Hij moest weg, dadelijk naar het dicht bij zijnde politiebureau, hij moest een com missaris halen, die kalmer alles kon gade slaan en onderzoeken. Zoodra hij dit besluit genomen had, greep hij naar zijn hoed, liep zoo hard hij kon de kamer uit en naar buiten. Hij liep met haastige schreden naar de Augustastraat, waar hij in de verte reeds het licht van het dichtbij zijnde politiebureau ontdekte. n. Zoodra Richard v. Forster op het politie bureau medegedeeld had, hoe hij het lijk van zijn vader had aangetroffen, verwijderde zich dadelijk een van de dienstdoende agen ten, om den commissaris van de wijk, die in hetzelfde huis woonde, te gaan roepen. Met koortsachtig ongeduld wachtte Von Forster de komst van dezen at. Eindelijk kwam de commissaris, een klein mager persoon, met een gebruinde, rimpelige huid, die als een strak perkament over zijn beederig gelaat was gespannen. Hij had nog maar enkele grijze haren op zijn hoofd, en een lange, eveneens grijze baard reikte tot halverwege zijn borst. Maichus zoo heette hij had iets haastigs in zijne bewegingen, alsof hij bang was iets te zullen verzuimen. Zijn oogjes gingen bestendig onrustig op en neer en loerden overal heen; nooit konden zij eens kalm op een bepaald punt gevestigd blijven, dan waren ze hier, dan daar. Dit alles kwam zeer duidelijk uit, toen hij zich vol ongeduld en erg zenuwachtig tot Richard wendde, zeggende: „Ben ingelicht! Gaan er direct heen. Kunt mij onderweg nog wel het een en ander Zullen dan wel zien leven verloren en dertig zijn er gewond, waarvan verschillende zeer ernstig. De boemeltrein stond langer stil dan ge woonlijk in het station Villepreux, om dat er aan de machine iets was onklaar gemaakt. Aan de passagiers was mede gedeeld, dat het oponthoud er langer dan gewoonlijk zou duren en de meesten waren dan ook uitgestapt en wandelden op het perron. Plotseling klonk een schel gefluit en men zag een trein aankomen. Het was een sneltrein die in volle vaart kwam aandaveren. De reizigers op de perrons riepen nog dade lijk, verschrikt aan de weinige reizigers, die in den stilstaanden boemeltrein waren blijven zitten, uit te stappen; de station-chef en zijn menschen storm den den sneltrein tegemoet om hom te doen stoppen. Maar reeds was het ongeluk gebeurd. De locomotief van den sneltrein was zonder zijn vaart te minderen met donderend geweld op den bagagewagen achter aan den boemel trein gestooten en dit was een vreeselijk oogenblik. Een wolk van zwarte stof warrelde op, stukken hout en ijzer wer den rondgeslingerd. Toen d« bagage wagen en verschillende rijtuigen van den boemeltrein verbrijzeld waren, stortte locomotief en eenige wagons van den instormenden trein zich over den berg ijzer en hout heen en viel omver. Het was een gruwelijk schouwspel; uit de overeind gebleven wagens stortten zich, huilend van angst, reizigers en vlucht ten, doch het stationspersoneel, bijge staan door eenige moedige reizigers, die in het station wachtten, snelde weldra den ongelukkigen in de ver brijzelde rijtuigen te hulp. Maar het ontzettendste zou nog komen. Juist toen men beginnen wilde hulp te verleenen, kronkelde uit de ruïne van verbrijzelde rijtuigen een vlam omhoog. Het vuur uit den haard van de loco motief had zich langs den weg en over de wagons uitgestort en weldra stond de ruïne van verbrijzelde wagens, waar onder menschen lagen, die zeker nog te redden waren geweest, in lichte laaie. Heldhaftige pogingen tot redding wer den aangewend; de hitte werd ondra gelijk en ten slotte belette het vuur elke verdere poging; men wachtte op de brandspuiten uit het dorp, maar het dorp ligt diie kilometer ver en inmiddels bleven den van schrik als ontzinden toeschouwers de kreten in de ooren klinken der ongelukkigen, die, op zoo korten afstand, levend verbrandden. Toen de brandweer kwam werd het reddingswerk met kracht aangepakt; gewonden werden naar Parijs en Ver sailles vervoerd, terwijl intusschen meer en meer familieleden navraag kwamen doen naar hunne betrekkingen. Hart verscheurende tooneelen deden zich Vóór Richard v. Foster nog tijd gevonden had om een antwoord te geven, had hij zich van hoed en stok voorzien, en was hij reeds de deur uit. Richard kon hem ternauwernood bij houden Maichus deed kleine pasjes, maar zoo gezwind, dat zijn beenen als slingers heen en weer gingen. Zoodra hij met den commissaris in den pas was, begon deze weder te spreken, onderwijl druk met zijn handen gestikuleerende. „Weet alles, heb reeds gezegd! Maar ma maar wat ik nog vr vragen wilde. Hebt u soms eenige verdenking op iemand U hebt misschien iets opgemerktzou ons op 't spoor kunnen brengen!" Men kon van de afgebeten, onsamen hangende woorden van Maichus nog te minder begrijpen, daar hij slechts mom pelde, en men steeds in het onzeker ver keerde, of hij met zich zelf ot met een ander sprak. „Ik begrijp u niet!" zei daarom Von Forster ter verontschuldiging. „Zeker, zeker!" gaf Maichus daarop ten antwoord. „Dat kan ik begrijpen. Be bedenkt u zich eens. U zou bijv. iemand gezien kunnen hebben, die uit het huis. Deze kon wel eens de moordenaar Nu eerst begreep v. Forster, wat de com missaris van hem wilde, en vertelde hij zijn ontmoeting met dien onbekende, waarbij hij echter verzweeg, dat hij op onverklaar bare wijze aan den naam van zijn neef was herinnerd geworden. Dat kwam hem toch te gewaagd voor, daar hij immers niet het geringste bewijs daarvoor had. DOOR (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1