el Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
De Stem ran let Bloei
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 2964. Zaterdag 23 Juli
FEUILLETON.
191Ü.
Hmt na arbeid,
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Ruet'loos werken, vroeg en laat,
Heil'ge wet voor 't leven!
Een schoon lied, menigmaal zeker
met opgewektheid gelezen en gezongen
Bet is een genot den lof van den
ingespannen arbeid te bezingen. Bezig
zijn, zijn gaven en krachten te gebrui
ken, is hemelvreugde.
Het woord: „In het zweetuwsaan-
schijns zult gij brood eten", is niet een
vloek, voor het menschelijk geslacht
gesproken, maar een heerlijke verorde
ning, waaraan zich te onttrekken des
menschen waarde vermindert.
Wee den luiaard!
Reeds den Spreukenschrijver in den
Bijbel heeft over dien luiaard met groote
minachting gehandeld en hem aange
raden te gaan naar de mieren, opdat
hij leeren zou, wat ijverig en vroolijk
arbeiden is.
Aan ons allen is verschillende ai beid
opgelegd; wij allen worden geroepen,
ieder op eigen terrein, om flink de
handen uit de mouwen te steken, te
toonen wat men kan.
Ieder doet mede naar de gaven en
krachten, lïfera of haar geschonken, aan
den arbeid in dat groote raderwerk der
menschelyke samenleving, ieder heeft
daar een plaats en plicht, waar hij niet
kan worden ontbeerd, die hem rusteloos
drijft.
E°n vriend met ijzeren hand
Als de morgen weer voor ons aan
licht, als we, in goede gezondheid het
gereedschap in de hand mogen nemen
om met toewijding het, onze te mogen
doen, dau trilt er een lied van levens
lust op de lippen
Hier is mijn arm, mijn kracht en
UJdl
Trouw zij het al aan mijn plicht
gewijd
Veel arbeiden is oorzaak van ge
zondheid. Te midden van het werk,
vol toewijding volbracht, vergeet men
menige kwaal van het lichaamdat
ingespannen bezig zijn, doet ziel en
lichaam wel.
De nijvere menschenschaar vormt
zulk een vriendelijke tegenstelling met
de bende van nietsdoeners, die den ar
beid haten om vadzig en traag te teren
alleen van hetgeen anderen voortbren
gen, de voortbrengenden misschien nog
THEO VON BLANKENSEE.
12)
„Beken dan toch! Dan behoef je je niet
verder meer op te winden!"
„Ik kan niet bekennen. Ik heb niets ge
daan!"
„Dan zal ik spreken!"
Malchus zei dit op zoo'n eigenaardigen
toon, dat Loder, die tot dusver onverschillig
op den vloer had zitten staren, opkeek
naar den commissaris, op wiens gezicht
duidelijk leedvermaak te lezen stond. Ter
zelfder tijd begreep hij ook, dat al hetgeen
hij^reeds gezegd had, nader onderzocht was
"geworden, en dat
„Spreek dan op" klonk het op een uit-
dagenden toon, terwijl zijn oogen fonkelden
van opgekropten nijd.
„HmDe commissaris zweeg een poos,
ten einde de gespannen verwachting van
den gevangene nog te doen toenemen, om
hem daarna onder de zwaarte der bewezen
feiten te verpletteren, naar hij hoopte. Dat
is de gewone, handige manier om door
verrassingen den vermoedelijken misdadiger
tot onvrijwillige bekentenis te brengen.
Dezen list trachtte Malchus ook te gebruiken.
„Ik heb vandaag Max Steiner gesproken.
Dien ken jij ook wel, niet?"
Bij het hooren van dien naam kwam er
een verachtelijke trek op het gezicht van
Loder Thomas. Dit ontsnapte niet aan de
loerende blikken van den commissaris, wiens
oogen letterlijk aan het gezicht van Loder
hingen, om maar geen verandering in zijn
gelaatstrekken te missen.
Daarom ging hij op langzamen toon
uit te lachen en voor „werkezels" te
schelden.
Dwazen, die zij zijn. Nuttelooze leden
van een Maatschappij, waar het gesnor
van het wiel van den arbeid als koste
lijke muziek duizenden streelt en ver
heft.
Hoe beklagen wij den man of de
vrouw, die tegen hun wil, als gevolg
van droeve ongesteldheid, ledig moeten
zijn, hun taak aan anderen hebben moe
ten overdragen. Hoe beklagen wij hen
voor wie, trots hun grooten lust om
bezig te zijn, de maatschappij geen werk
heeft, zoodat zij niet kunnen doen wat
zoozeer zou strekken, niet alleen tot
leniging van nood, maar ook zou geven
die hooge stemming, welke de noeste
arbeider met zich draagt.
Heerlijk te kunnen en te mogen
werken
Maar de boog kan niet altijd gespan
nen zijn. Dan zou zij breken. Haar voor
een wijle de spanning te ontnemen is
levensbehoud en de bron van genot.
Rust na het werk, na vermoeienis
door ongewone indrukken of noesten
arbeid, is kosteloos.
Wie onzer beeft na een dag vol groote
toewijding niet den avond als een engel
des vredes begroet?
Wat een zegen, dat onze maatschappij
den wekelijkschen rustdag kent, die den
mensch doet komen uit het gareel van
het alledaagsch bezig zijn.
Een Zondag is een feestdag, omdat
hjj rust biedt na zes dagen van inspan
ning. Dat heeft ieder mensch noodig.
Niet alleen, opdat „de dienstbare en de
slaaf adem scheppe, maar opdat allen
zich zouden kunnen hernemen.
Het is bij sommigen een dwaze ge
woonte om ook van dien wekelijkschen
rustdag een gedeelte te bestemmen tot
den gewonen arbeid. Voor velen is het
een gewoonte geworden de morgenuren
op kantoor of rn de werkplaats door te
brengen. Dat is, indien niet volstrekt
noodig, dwaas.
Zeker, niet alle arbeid kan worden
vermeden, de huishouding, maar ook
verscheidene bedrijven, vragen op dien
rustdag de bezigheid van enkelen, maar
niet krachtig genoeg kan er op worden
aangedrongen om Zondagsrust zooveel
mogelijk te bevorderen, alle noodzake
lijke bezigheid zooveeldoenlijk in te
krimpen.
Wie wekelijks zes dagen arbeidt en
het gevaar wil vermijden dat soms het
eentoonige hem de frischheid zal bene
men, houde den Zondag in eere.
Buitenland.
voort, op ieder woord den nadruk leggende,
om zoodoende het resultaat, dat hij wenschte,
te bereiken:
„Die heeft vanmorgen vroeg tot twee uur
met jou bij Steurer gezeten. Dat heb ik
heelemaal nog niet geweten. Ik meende
stellig, dat je al om 12 uur in de Richard
Wagnerstraat was."
Men kon om den mondhoek bij Loder
Thomas een verachtelijke glimlach zien
spelen, maar hij zei niets.
„Nu, Loder? Hoe rijmt dat? Je zei dat
je al om 12 uur in de Richard Wagner
straat geweest bent, en Max Steiner beweert,
dat je om twee uur bij het station van
elkaar bent gegaan en jij de Dachauerstraat
bent ingegaan."
„Dan zal ik maar heelemaal niets zeggen."
„Zoo, maar nu heeft je vriend Max ver
teld dat je hem verteld hadt, dat je nog
een zaïkje te doen hadt. Wat heb je met
dat zaakje bedoeld?"
Loder zweeg hardnekkig; hij moest toe
stemmen dat hij toch in dezen ongelijken
kamp het onderspit zou moeten delven, en
achtte het daarom verstandiger op alles te
zwijgen.
„En dat niet alleen," begon de commis
saris opnieuw. „Men heeft mij nog meer
verteld. De vermoorde is tot twee uur in
café Leopold geweest, Hij kan dus zoo tegen
half drie thuis gekomen zijn. Nu is het wel
vreemd, dat je dat ongelukkige mes, waar
mede je waarschijnlijk den moord bedreven
hebt, reeds kort na twaalven op de trap
hebt gevonden."
Deze mededeeling had echter geen bizon-
dere uitwerking tengevolge. Loder Thomas
zag zeker in, dat elke verontschuldiging
toch te vergeefsch zou zijn, en zweeg voor
en na tegenover al de aantijgingen.
„Bovendien moet ik je dat nog zeggen,
dat Max Steiner zei, dat hij je mes, waar
van jij zegt dat je het gevonden hebt, reeds
De Porte heeft den diplomatieken
vertegenwoordigers een mededeeling
doen toekomen over de ontdekking van
het door Sjerif pasja geleide geheime
revolutionnaire comité. De ontdekking
had plaats op een tijdstip, dat het kom-
plot nog in wording was. Het plan was
een algemeene revolutionnaire beweging
in 't leven te roepen, eenige leden van
Kabinet en Kamer te vermoorden, een
nieuw ministerie aan te stellen, de
Kamer naar huis te zenden en nieuwe
verkiezingen uit te schrijven, den staat
van beleg op te heffen en een aantal
ontslagen ambtenaren weder aan te
stellen.
Het schijnt, dat juist die ontslagen
ambtenaren het grootste aandeel hebben
gehad in het komplot.
Bij een huiszoeking in de woning
van een in hechtenis genomen afge
vaardigde zijn allerlei stukken in beslag
genomen. Daaronder bevindt zich ook
een oproep tot het Turksche leger in
Albanië om de huidige regeering te
helpen verjagen.
Een bezending Duitsch vee, die voor
de tentoonstelling te Buenos-Aires be
stemd was, is van daar teruggezonden,
omdat de Argentijnen het ziekelijk
vonden. Bij de aankomst van de boot
te Hamburg wachtte een regeerings-
commissie dit vee op, onder wier toe
zicht het daarop geslacht is. Het bleek,
dat 60 tot 70 percent van de beesten
in sterke mate tuberculeus waren, zoo
dat er ondanks het voor de verscheping
ingestelde onderzoek zieke dieren onder
geweest moeten zijn.
Volgens een telegram uit Oldenburg,
d.d. 20 dezer, is daar van Sumatra
bericht ingekomen, dat de van Varel
afkomstige Carl Dittrich door inboor
lingen vermoord is.
Graaf Carrington, Engelsch minister
van landbouw, heeft in het Hoogerhuis
bekend gemaakt, dat bij Richmond in
Yorkshire mond- en klauwzeer onder
het vee is uitgebroken.
het belang van zijn handel en de hand
having van den status quo op den
Ba^an. Indien dus de Sultan een wensch
in die richting uit, zal het Weensche
kabinet dat te Berlijn en Rome polsen.
Vermoedelijk zou de aansluiting den
vorm aannemen van een militaire over
eenkomst in denzelfden geest als nu
tusschen Oostenrijk en Roemenië be
staat.
Men gelooft, dat de grootvizier en
graaf Aehrenthal binnenkort te Mariën-
bad over de kwestie overleg zullen
houden.
Volgens een telegram uit Weenen
aan de Berliner Neueste NachrichteD,
zou Turkije moeite doen, om toenade
ring tot het Drievoudig Verbond te
verkrijgen. De Porte heeft te Weenen
nog geene stappen gedaan, maar Oosten
rijk zou het plan willen steunen, in
verscheidene weken in je bezit heeft gez:en
en het heel goed herkend heeft. Dat zal je
zeker wel alles behalve naar den zin zijn!
Maar hij beweert het zeer bepaald. Ja, hij
zei er zelfs nog bij, dat je absoluut niet
dronken geweest bent".
Bij deze woorden hield Malchus ander
maal stil, ten einde na te gaan wat de
uitwerking van zijn woorden op Loder
zou zijn. Maar hij had zich klaarblijkelijk
vergist. Loder bleef zoo kalm als hij ge
weest was, en keek met zijn onverschillige
zelfbeheersching het bureau rond.
Daar er verscheidene minuten voorbij
gingen, zonder dat hij Malchus zelfs maar
een enkel woord geantwoord had, vroeg
Malchus hem op uitdagenden toon:
„Nu, wat zeg je daarvan, Loder?"
Deze man, die reeds vaker over ver
schillende daden, door hem begaan, voor
Malchus verantwoording had moeten doen.
en dus reeds meer dan eens tegenover hem
gestaan had, nam nu niet meer de toevlucht
tot lange verklaringen, maar antwoordde
op even korten als beslisten toon
„Dat U denkt, dat ik de moordenaar
ben".
„En?"
Malchus keek hem met loerende blikken
aan om te zien, of hij geen zwak punt kon
ontdekken.
„Niets."
„En dat ik gelijk heb, wanneer ik dat
beweer?"
Loder schudde 't hoofd.
„Neen. Ik kan U toch niét overtuigen.
U kunt wel overal rondloopen, alles uit
pluizen en dan met dit, dan met dat aan
komen en mij zoo tot moordenaar maken.
Maar ik zit hier gevangen en kan niets
doen. Waarom moet ik mij dan nog ver
dedigen? Het zou toch dwaasheid zijn. Ik
zit toch al in voorarrest, en ben toch al
genoeg met een zwarte kool geteekend. Dan.
De Fransche minister van oorlog
heeft aan het vijfde regiment der genie
bevel gegeven, zich voor het geval van
een spoorwegstaking marschvaardig te
houden. Een afdeeling van het regiment
is reeds belast met de bewaking van de
verschillende spoorwegen in het depar
tement Seine en Oise.
De beambten en arbeiders van den
Westerspoorweg hebben te Parijs een
vergadering gehouden, om ten aanzien
van de afkondiging van een staking
een besluit te nemen. Een vertegen
woordiger van het syndikaat wekte de
spoorwegmannen op, niet ongeduldig
te worden en kalm het sein van het
stakingscomité af te wachten. Van het
meeste belang was, dat allen tegelijk
de staking begonnen. Ten slotte werd
een besluit aangenomen, dat heftige
bedreigingen tegen de „aarzelende ele
menten" uitspreekt en het stakingsco
mité aanmaant, zoo spoedig mogelijk
de staking te gelasten.
Verschillende bladen melden, dat de
arbeiders, deel uitmakende van het syn
dikaat van het departement Gard in een
vergadering in de arbeidsbeurs te Alais
besloten hebben, de bijdragen van de
leden te verhoogen en voor dat meerdere
geld revolvers te koopen.
Woensdag kwam er in Engeland be
richt, dat Crippen, de man van den
keldermoord, Zondagavond te Vernet-
les*Bains in het Zuiden van Frankrijk
bij de Spaansche grens aangekomen,
en Maandag naar Villefranche vertrok
ken was. Men had hem bijna gepakt,
maar hij wist te ontsnappen. Vermoe
delijk is hij met een rijtuig over de
Pyreneeën in Spanje gekomen.
Het te Brussel verschijnend blad
„l'Agence d'Extreme Orient", dat vaak
door de Chineesche regeering wordt
gebruikt om hare meeningen, wereld
kundig te maken, spreekt tegen dat die
regeering hare instemming zou hebben
te kennen gegeven met het tusschen
Japan en Rusland gesloten verdrag in
wordt men ten slotte toch niet meer ge
loofd." -
„Hoe zou men jou ook gelooven. Alles,
wat je van morgen beweerd hebt, is ge
bleken een groote leugen te zijn geweest.
Dat zul je toch moeten toegeven."
„Nou jazei Loder Thomas.
„Waarom heb je dat dan gedaan?"
Er vertoonde zich een medelijdende, in-
diep verachtelijke glimlach op het breede
gezicht van den kerel:
„Mijnheer, dat is toch duidelijk genoeg.
Wanneer iemand als ik, die reeds vroeger
gezeten heeft en eenmaal in een kwaden
reuk staat, in zulke omstandigheden komt,
als alles er op wijst dat ik de moordenaar
moet zijn, dan zeg ik op mijn beurt: Dat
is zoo. Ik geloof echter, dat niemand graag
voor een moordenaar wil aangezien worden.
Bij het verhoor ben ik er ingeloopen.
Uw vragen waren ook zoo spitsvondig, dat
ik alles ontkend heb, wat tegen mij kon
pleiten. Iedereen verdedigt zich, als zijn
leven er mede gemoeid is. Eerst later heb
ik ingezien, dat ik een stomme streek be
gaan heb. Het is alles waar, wat u te weten
bent gekomen, maar daarom ben ik nog
niet de moordenaar."
Terwijl de woorden van Loder Thomas
niet nalieten op Richard v. Forster en vooral
op Simon Mandl indruk te maken, was
dit bij den commissaris juist het tegenover
gestelde geval. Deze glimlachte ironisch,
zeggende
„Dat is voor mij niets nieuws! Je hebt
alleen maar de waarheid te zeggen!"
„Zelfs die gelooft u niet, mijnheer," ant
woordde Thomas. „Als ik de waarheid zeg,
helpt het mij toch nietik ben immers de
aangeklaagde, die niet geloofd wordt, boven
dien heb ik ook geen getuigen, en einde
lijk is de verdenking zoo groot, dat ik er
mij toch niet tegen kan verdedigen."
„Nu ik denk, dat dit toch zoo ongeveer
zake Mandsjoerije en verzekert dat zij
alleen kennis heeft genomen van dat
verdrag, in het bijzonder wat betreft
de bepalingen rakende de handhaving
van den status quo. Tevens deelt dat
blad een telegram uit Peking mede,
waarin gewezen wordt op de onheil
volle uitwerking, welke dat verdrag
reeds heeft gehad. Op verschillende
punten zouden n.l. Russische vliegende
colonnes de grens van Mongolië zijn
overgetrokken, terwijl nog een aanzien
lijke troepenmacht naar die grenzen
oprukt. O.a. moet te Kulueng een leger
van 4500 man infanterie, 3000 man
artillerie en 1000 man genie staan.dat
daar bezig is met den bouw van ka
zernes, terwijl op vijf kilometers van
daar een groot tuighuis is gebouwd.
Ook te Uyasutai en te Kotsjeng moeten
duizenden Russische soldaten zijn aan
gekomen. Sedert geruimen tijd is Rus
land overigens bezig de Mongoliërs in
massa te nationaliseeren. In vijf plaat
sen zijn er reeds een 5000 tot Rus
sische onderdanen gemaakt, terwijl in
een zesde plaats het grootste deel der
bevolking Russische kleeder- en baard
dracht heeft aangenomen. De Chi
neesche regeering heeft door haren
gezant te Petersburg daartegen laten
protesteerenop het oogenblik wordt
daarover tusschen beide regeeringen
van gedachten gewisseld.
De Zeppelin-maatschappij te Frie-
drichshafen heeft een nieuwen tegenslag
gehad. De gasfabriek, waarin, volgens
een geheel nieuw stelsel, acetyleengas
door electrische ontsteking in zuiver
koolstof (roet) en waterstofgas gesplitst
wordt, met welk laatste gas de ballons
gevuld worden, is in de lucht gevlogen.
De verwoesting is zeer groot. Acht men-
sohen zijn gewond, onder wie twee inge
nieurs. Een van de zwaar gewonden, een
werkman, is al bezweken.
Een commissie van het gerecht heeft
zich dadelijk naar de fabriek begeven,
om een onderzoek in te stellen. Men
was bang, dat er nog meer ontploffingen
zouden volgen.
Te Laurel, in- den staat Deleware,
heeft een landbouwer een zonderlinge
vondst gedaan. Bij het ploegen in zijn
land stuitte hij op een gemetseld gewelf.
Hij opende het met een breekijzer en
vond in der grafkelder want dat was
het een geraamte en 32,200 dollars
in goud en zilver. Alle buren van der
gelukkigen vinder zijn nu op het ijve
rigst aan het ploegen in hun velden.
Loopjongens van banken en andere
financieele instellingen in de New-York -
een vrijwillige bekentenis is!" merkte
Malchus op.
„Ho, hol" riep de beklaagde uit. „Zoo
ver ben ik nog niet. Ik ben net zoo on
schuldig als u; en al wilt u mij ook ni«t
gelooven, het is toch zoo!"
„Waarom vertel je dan niet alles, zeg
toch, hoe je in het huis bent gekomen,
hoe je het mes hebt gevonden, vooral, waar
dat bloed aan het mes vandaan komt. Mis
schien kunt ge je onschuld bewijzen. Als
je werkelijk onschuldig bent, dan moet je
het toch ook kunnen zeggen."
Malchus sprak deze woorden op onver
schilligen toon uit; de wijze echter, waarop
hij dit alles zei, liet geen twijfel toe, dat
ze niet ernstig bedoeld zouden zijn.
Dit zag Loder heel goed in, zooals ook
bleek uit zijn beslist antwoord
„Dat alles beduidt niets. Ik word toch
niet geloofd, wat zal ik dan Dog meer moeite
doen? Als ik straks moet voorkomen, zal
ik mijn mond niet opendoen."
„Je leven staat op 't spel!" bracht Mal
chus hem met nadruk onder 't oog, alzoo
hopende, dat hij nog meer zou vertellen.
Maar Loder Thomas antwoordde hierop
met dezelfde openhartigheid:
„Dat kan mij niet schelen. Ais ik on
schuldig veroordeeld word, dan is de ver
antwoording daarvoor op u. De straf zelf
komt hier niet in aanmerking."
„Je wilt dus niets meer loslaten?"
„Neen!" hernam Loder Thomas op be
slisten toon. „Ik heb geen trek om maar
doelloos te zitten praten. Ik ben onschuldig 1
Als dat niet voldoende is, dan moet u zelf
maar probeeren om meer te weten te komen."
„Nou, het zal mij mijn hoofd niet kosten.
Breng hem weg."
Met deze laatste woorden wendde hij zich
tot de twee agenten, die dan ook den ge
vangene wegleidden.
(Wordt vervolgd).
UND van ALT£^j
DOOR