Ilel Land van flensden en Altena, de Langstraat en de Boinmelerwaard. De Stem m let lei Een verjaardag-. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2971» Woensdag 17 A ugustus FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 191Q. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 r.ur ingewacht. Er zijn drie honderd vijf en zestig dagen in een jaar, en 't zou dus wel een wonder mogen heeten, wanneer er ten minste niet één was in den kring onzer lezers, wien deze regelen niet juist op den verjaardag bereiken. Hij (of zij) moet ze dan maar als een gelukwensch beschouwen. Hoogst waarschijnlijk komt dit ge legenheidsartikel voor meer dan één persoontje van pas, en wanneer dat het geval mocht wezen, dan maken wij hun allen het compliment van den dag, met den hartelijken wensch dat ze zich nog niet zullen rekenen tot de pessimisten, zooals zeker iemand van de familie van juffrouw Nurks, die meende dat men iemand op zijn verjaardag eigenlijk moest condoleeren, omdat bij dan weer een jaar nader aan zijn levenseinde gekomen was! Het heeft op ons altijd den indruk gemaakt, dat de man zwaar gesou peerd en zijn maag bedorven had andeis zou hij dat misselijk gezegde zeker achterwege gelaten hebben tegen over degenen, die hem met een vroolijk gezicht en een goeden wensch kwamen complimenteeren. Wij hebben den verjaardag altijd als een gelukkige dag beschouwd, die wel de moeite waard is er even bij stil te staan, vooral wanneer dit een kind betreft. Wanneer het waar is dat geschen ken de vriendschap doen leven, dan heeft juist een kind op dezen dag over gebrek aan vriendschap niet te klagen maar voor zoover de kring onzer be moeiingen zich uitstrekt, dragen wij daarbij zorg voor de noodige matiging, houden rekening met redelijke wenschen en vooral met behoefte. Behalve vader en moeder leveren alle broertjes en zusjes hun contingent. Zij dragen allen het hunne bij en spa ren daarvoor. Het moet geen zaak van koopen en betalen, bet moet een zaak van 't hart wezen. En wat het gebruik der geschenken betreft, om ze te gebruiken, om er van te genieten, worden ze gegeven. Wij hebben het altijd heel onmenschkundig gevonden, om een kind iets te geven en er dan later angstvallig voor te waken, dat het geschonken voorwerp toch vooral niet te veel gebruikt wordt. THEO VON BLANKENSEE. (19 Nadat Simon Man dl op de hartelijkste wijze van zijn deelneming had doen blyken, vroeg deze onverwacht, maar erg naïf, zoodat geenerlei verdenking werd gewekt: „Is men den moordenaar reeds op 't spoor Simon deed alsof hij niet naar Steinlein keek, maar keek met des te meer oplettend heid naar zijn gezicht. Er was echter geener lei verandering te bespeuren, toen hij vol maakt kalm ten antwoord gaf „Zeker! de moordenaar moet zelfs reeds gepakt zijn!" „Nou, dat is ook te hopen, want zulk een afschuwelijke daad moet naar behooren ge straft worden." Bij deze woorden meende Mandl te zien, dat Steinlein van kleur verschoot. Maar hij kon zich wel vergist hebben! Mandl vroeg daarna aan Steinlein, wat hij voor dezen avond van plan was. „Dat weet ik nog niet," luidde 't ant woord. „Ik ben een hartstochtelijk speler, misschien dat ik van avond ook weer mijn geluk ga beproeven!" Daar SteinleiD hem niet inviteerde, wilde Mandl zich ook niet opdringen, ten einde geen achterdocht te wekken. Tegen drie uren des namiddags verlieten de twee het hotel, waarna Steinlein Mandl uitnoodigde samen een wandeling te gaan doen. Op verzoek van Mandl wandelden zij door de Kaiserstrasze naar de Roszmarkt, om daarna in hotel Bristol een kop koffie te gaan drinken. Afblijven is de boodschap; hoogstens gebruiken op Zon- en feestdagen en steeds onder toezicht. Maar wij leggen toch geen museum voor onze kinderen aan En wat doet het er toch ook eigenlijk toe, of dit een deuk heeft of dat een stukje mist'? Onze jongen heeft een heele paardenverzameling; maar het oudste van den stal, het kleinste, lang niet mooi meer en dat nog maar drie pooten heeft, ddt heeft hy het liefst en het slaapt nog vaak in zijn bedje. Dat is het kinderlijke in het kind en dat moeten wij aanmoedigen, niet tegengaan. Overigens geven wij gaarne toe, wat in meer of minder oorspronkelijken vorm bewaard lean blijven, dat moet niet worden verwaarloosd. Vader en moeder kunnen daar veel aan doen. Langzamerhand krijgen onze kleinen dan toch, maar langs natuurlijken weg en met vrijen wil, een museum van voorwerpen, die even zoovele dierbare herinneringen vormenherinneringen die in tateren tijd menige weemoedige gedachte aan lang vervlogen tijden en aan lang gestorven geliefden zullen op wekken maar die aan den anderen kant niet zullen nalaten haar invloed ten goede op het gemoed te oefenen en te stalen in den kamp van het leven. Zoo trachten wij allen den verjaar dag van onzen jongen tot een waren feestdag te maken, die ware blijdschap in het jonge gemoed kan doen ontstaan en tevens den stempel van ernst op het jonge leven kan drukken. Dat gaat natuurlijk zoover als de kring onzer bemoeiingen gaat. Daar buiten moeten wij het nemen zooals het valt. Er zijn ooms en tantes en die vergeten onzen jongen niet; maar allen gedenken hem op hunne eigene wijze en dit is ook alweer niet vrij van eigenaardigheden en de een is in den huiselijken kring vrij wat welkomer dan de ander. Daar heb je tante Bet. Het goeje mensch is niet vlug ter been; maar ze zou liever van het andere einde van hot land komen loopen om onzen jongen, die ze haar jongen noemt, geluk te wenschen, dan dat ze zich berooven zou van het genoegen van hem haar pakje te overhandigen. En dat pakje? Och 't is heusch niet veel, wat het bevat, 't Goeje mensch kan niet veel missen maar ze geeft wat ze heeft en 't hart is er beelenaaal bij. f Onder het genot van een kop Mélange zaten zij onbezorgd te praten over alles en nog wat, over reizen, over München, over 't spel en over de vrouwen. „U kunt in ieder geval van uw leven naar hartelust genieten!" merkte Simon Mandl op. „U is zeker ook maar voor uw genoegen in Frankfort?" „JaIk hoop hier eens nog terdege schik te hebben!" „Nu, als u dan toch niets verzuimt, kunnen wij misschien wel tezamen naar München terugkeeren," zei Mandl op den vriendelijksten toon van de wereld. „Ja, dat kan besthernam Steinlein. Maar de wijze, waarop dit antwoord werd gegeven, deed maar al te zeer doorschemeren, dat het hem nu niet zoo naar den zin was. „Is u voor de begrafenis van uw oom naar München geweest?" Deze vraag deed Mandl niet zonder bedoeling, want hij wilde Steinlein er mede verassen, daar deze tevoren gezegd had, dat hij alleen maar voor zijn plezier in Frankfort was. Robert Steinlein werd verlegen. Hij kon zijn verlegenheid niet verbergen, en dit ontsnapte geenszins aan den scherpen blik van Mandl. Hij zweeg daarom geruimen tijd, en eindelijk kwam het er uit „Ik weet niet, wanneer de begrafenis is. Ik ben dan ook voornemens reeds morgen naar München terug te keeren." Nu was hij er in geloopen, want dat was een leugen uit nood. Richard von Forster had den dag en het uur nauwkeurig ge telegrafeerd, en Robert had zich geëxcuseerd, als wegens zaken verhinderd te zijn. Hier zat hij vast. Had nu Simon Mandl alleen maar dit resultaat bereikt, dan had hij ook reeds tevreden kunnen zijn. „Wel, dat treft dan al bizonder mooi!" antwoordde hg, een oprechte blijdschap voorgevend. „Dan kunnen wij samen naar München reizen, want ik vertrekookmorgen." Tante JaDS zou het cadeau van tante Bet niet eens aankijken. Ze komt altijd heel deftig aanzetten, met een keurig mooi en groot pak, en wanneer ze dan in alle plechtigheid en deftigheid haar felicitatie heeft gedaan, dan moet de jarige bij haar komen en begint de kerk, zooals onze jongenB ondeugend zeggenwant er komt zoo'n roerende strafpredikatie over dankbaarheid en over onverdiende zegeningen jen over beterschap, en over groot en braaf worden, dat je stom van verbazing wordt over dat meesterstuk van ijs koude welsprekendheid. En mijn jongen O, hij gevoelt ook wel dat tante's hart er niet bij is; hij aanvaardt dankbaar het kostbare geschenk; maar de preek van tante laat de wijsneus het eene oor in en het andere uitgaan. Kinderen zijn kinderen ze voelen de natuur wel Hoe komt het andeis dat het cadeau van tante Jans 's avonds vergeten in een hoek staat en het poovere geschenk van tante Bet dan nog een eereplaats inneemt Omdat tante Bet. die geen langdradige zedepreken houdt met jonge kinderen, de natuur, de waarheid en de oprechtheid zelve is en ze altijd in 't goede, ook in eenvoud en kinder lijkheid voorgaat. Niet dat men niet eens een beetje komedie zou mogen spelenmaar dan moeten de menschen weten dat het komedie is en een kind ziet dat al heel gauw. Daarom is oom Karei, die goeje vent, zoowat de meest geliefde gast van den heelen feestdag. Je kunt hem hooren aankomen op een uur af- stands, en wanneer hij met zijn ge weldige vuisten tegen de deur rammelt, met zijn dikken stok de kamer in komt zwaaien en met iedere hand één van zijn leege zakken omkeert, dan schatert de jeugd het al uit van 't lachen. Ze weet wel wat ooms kunsten waard zijn en zien er niets geen been in om hem wederkeerig een kool te stoven van wat blief je me. Oom Karei is op zijn manier een geboren opvoeder, die zijn volkje kent en er op rekenen kan. Hij is in lief en leed de hulp en toe vlucht van de heele bende en om zijnen 't wil doet ze letterlijk alles. Oom Karei doet het feest altijd met een vuuiwerk eindigen, welteverstaan met de een of andere aardigheid die de vreugde ten top doet stijgen en wanneer onze jongen moest kiezen tus- schen oom zelf en oom's cadeau, dat „Het zal mij zeer aangenaam zijn Deze blijdschap was evenzeer gehuicheld. Maar daar had Simon Mandl in zijn voorgewende blijdschap niet op gelet. Zoo naïef mogelijk zei hij „Het is veel plezieriger, als men zulk een lange reis niet alleen behoeft te maken „Ja, dat is het ook!" Na dien tijd was het gesprek van beide zijden niet meer zoo levendig, hoewel Mandl alle mogelijke moeite deed Steinlein af te leiden. 's Avonds namen zij afscheid van elkaar. Simom Mandl ging naar 't Taunushotel. De kellner scheen hem reeds gewacht te hebben, daar hij hem een plaats aan een tafel in den hoek van de restauratie aan wees. Mandl ging daar dan ook zitten. Zoodra de kellner bij hem was, stopte Mandl hem een taler in de hand, die dadelijk zijn weg naar den zak van dezen vond. „Weet je iets?" vroeg Mandl. De kellner knikte. „Nou, of ik! De eerste kellner heeft mij verteld, dat deze mijnheer Steinlein een van de spelers is, die altijd in het bij lokaal zitten, dikwijls tot vier of vijf uur." „Anders niets?" vroeg Mandl eenigszins teleurgesteld, die bepaald meer verwaehthad. „Ja!" De kellner werd geroepen en moest weg. Een poos later kwam hij terug en vertelde verder „Op de eerste twee avonden, toen mijn heer Steinlein gearriveerd was, moet hij meer dan 20.000 Mark verloren hebben. Den derden nacht waa hij niet bij de speeltafel. Maar daags daarna, het was tegen den avond, moet hij deze speelschuld met een grooten wissel gehonoreerd hebben." De kellner werd weer geroepen. Dat was een belangrijke mededeeling. Den derden nacht was Steinlein dus niet ten slotte toch nog uit den dubbelen bodem vau oom's hoed te voorschijn komt, hij zou zich geen oogenblik be denken om van het laatste afstand te doen. Ieder baant zich op zijne eigene wijze den weg tot het kinderhart, als hij het ten minste doet, en die het doet zal een weltoebereiden akker vin den, waarin het goede zaad der men- 8chelyke vriendelijkheid welig tiert. Sitiiteailand. Een pleiziertrein van Bordeaux naar Royan is Zondag tengevolge van ver keerden wisselstand, in het station Saujon op een goederentrein geloopen met een snelheid van zestig K.M. per uur. In den pleziertrein zaten 1100 menschen. Er zijn tot dusver 37 dooden en 55 gewonden. Nadere berichten melden hieiover nog: Het was Zondagochtend buitengewoon druk geweest aan het station Bordeaux- Het weer was zoo mooi, dat de men schen in menigte naar buiten en naar de badplaatsen in de buurt trokken. De pleiziertrein naar Royan, waarmee het ongeluk gebeurd is, was om 8 uur 26 met zes minuten -vertraging ver trokken met bijna 1000 reizigers. De toevloed was zoo groot, dat 600 reizi gers achter moesten blijven. Toen de trein met verminderde vaart het station Saujon naderde, gebeurde het ongeluk. De machinist en de stoker, die beiden bijtijds van de locomotief zijn gesprongen, beweren, dat het sein op veilig stond. Maar de weg was geens zins vrij. Er was juist een goederen trein uit Royan gekomen en op wissel spoor gebracht, maar de locomotief was nog op het spoor, dat de pleiziertrein volgde. Bij de botsing schoven de eerste drie rijtuigen van den pleiziertrein in elkaar. Het tweede rijtuig was geheel verbrijzeld. In de voorste rijtuigen zaten meisjes uit een gesticht te Barsac. Daar zijn de meeste dooden gevonden. Van de 55 gewonden moeten er 37 zwaar gekwetst zijn. Uit Cherbourg wordt gemeldEen beambte van de machine-werkplaats van het tuighuis alhier, genaamd Debrix, heeft een toestel uitgedacht dat het mogelijk maakt, om telegrafie zonder draad met de Morse-telegraaf te ver binden. Een telegram, dat van zee uit door een stoomschip wordt afgegeven, zou met het nieuwe toestel door elk telegraafkantoor aan land automatisch en zonder stoornis kunnen worden op- genomen. De minister van marine zal de nieuwe uitvinding laten onderzoeken. Een deel der Oostenrijksche peragaat heftig tegen de regeering te keer, daar zij hoegenaamd geen maatregelen neemt tegen de onrustbarende stijging van den vleeschprijs in Weenen. De slagers vor deren een verbod van vee-uitvoer, daar er, in weerwil van het gebrek aan vee op de binnenlandsche markt, voort durend een groote uitvoer naar het buitenland plaats heeft. Ook willen de slagers een verhooging van het contin gent vee dat door de Balkan-staten wordt ingevoerd. De regeering is niet van zins tot deze maatregelen over te gaan, om de eenvoudige reden dat de agrariërs met wie de regeering op goeden voet wenscht te blijven, niet willen. De regeering wijst, ter verdediging van haar standpunt, op de handelsverdragen, maar daar tegenover wordt opgemerkt dat dezelfde handelsverdragen toch in het voorjaar geen beletsel waren voor een verbod van vee-uitvoer. Toen ging het echter om de nooden der landelijke bevolking en ditmaal betreft het die der stedelijke bevolking. Met bitterheid merken de bladen op, dat op de eerst genoemde heel wat meer gelet wordt dan op laatstgenoemde. Trubnofski, de man die den Russi- schen politiespion Rybak vermoord heeft heeft nog eenige nadere mededeelingen gedaan bij zijn verhoor door de politie. Hij heeft langen tijd met Rybak samen gewerkt voor de Poolsche s®cialistische partij. Rybak werd vroeger door de partij als oen eerlijk man beschouwd, die het goed meende. In 1906 begonnen echter reeds kwade geruchten over hem te loopen en het was toen al een soort publiek geheim dat hij in dienst der politie stond. De moord op Rybak heeft in vele Oostenrijksche kringen groote ontstelte nis gewekt. Vele bladen betoogëu dat de werkzaamheid der Russische geheime politie buiten Oostenrijksch gebied moet blijven. Als dergelijke politiespionnen niet geduld werden, dan zouden die vervelende moordgeschiedenissen op Oostenrijkschen grond niet voorkomen. Aan het uitzenden van al die geheime agenten der Russische politie naar an dere landen moest nu maar eens voor goed een eind worden gemaakt, be- toogen de bladen. Volgens berichten van Zondag zijn de overstroomingen in Japan nog toe nemende, tienduizenden menschen zijn bij de speeltafel geweest. Misschien was hij toen wel heelemaal niet in Frankfort ge- weest. Kon hij niet met den middagsnel trein naar München gereisd zijn? Dan was hij in dien nacht daar geweest. Om drie uur was de moord geschied, om 7 uur 's morgens kon hij dus weder naar Frank fort vertrokkken zijn, en dan was hij 's namiddags weer daar. Met welke cheque had hij betaald! Nu herinnerde Mandl zich weer het couvert, dat Richard in de papier mand van zijn vader had gevonden. Zou daar geen verband tusschen zijn? De kellner kwam weer terug. Mandl vroeg hem: „Kun je niet te weten komen, op welke bank de cheques afgegeven zijn? dat zou ik gaarne willen weten!" „Misschien dat ik het u morgen zeggen kan Simon Mandl bleef nog in 't lokaal tot 's avonds 10 uur. Maar op dat uur waren noch Robert Steinlein noch een der andere spelers, die hier eiken nacht kwamen spelen, verschenen. Mandl besloot derhalve zijn kamer op te zoeken. Daar riep hij het kamermeisje om haar te vragen, of zij ook iets had kunnen te weten komen. „Zeker!" zeide het jonge ding, met een vriendelijk lachje. „Ik heb het er wel uit weten te krijgen." „Nou, zeg dan op! hernam Mandl, haar vragend aanziende. Van haar antwoord zou alles afhangen! Dan zou eerst blijken, of hij zich ook ver gist had, zijn gevolgtrekkingen valsch waren en al zijn pogingen tevergeefsch waren ge weest. Mandl voelde, dat hem het bloed naar 'thoofd steeg; hij gevoelde hoe zijne handen beefden, hij was in de hoogste mate zenuwaohtig. Het jonge ding echter vertelde met de naïviteit van een kind, dat niet in staat is het belangrijke van het onbelang rijke te onderscheiden: „U moet weten, dat ik in het dienstboek heb gekeken. Va» 15 op 16 heeft Marie dienst gehad. Dat is die lange, blonde. U zult ze zeker wel gezien hebben. En nu dacht ik, als ik haar eens vroeg, dan zal zij het mij wel zeggen. Eerst durfde ik het niet, want ik ben nog zoo lang niet bier Mandl's geduld raakte uitgeputhij snakte naar een belangrijke mededeeling, en het meisje vertelde hem alle mogelijke dingen, alleen niet, hetgeen hij weten wilde; en toch moest hij spoedig zekerheid hebben. Daarom maakte hij een eind aan het ver velende verhaal van het jonge meisje, en voegde hij haar op een ruwen toon toe: „Zit toch niet zoo te kletsenDat kan me allemaal geen steek schelen. Zeg mij alleen maar ja of neen! Was mijnheer Steinlein in den nacht van 15 op 16 Februari hier in 't hotel Het meisje keek Mandl totaal verbou wereerd aan, en was zoo onthust, dat zij nu nog minder antwoord geven kpp, en al stotterende begon4 „Jaag me toch niet zoo'n schrik op"yt, lijf! Ik kan er toch niets aan doen! Neen.. Hij is op 15 Februari vertrokken en ftfeeft aan Marie gezegd, dat hij waarschijnlijk eerst den volgenden dag terug zou komerr!" Simon Mandl haalde verlicht adem. „Dat wou ik alleen maar weten!' Meer niet! Je kunt gaanl" ,v; Het kleine ding trippelde weg. Maar Simon Mandl ging nogmaals na al hetgeen hij dezen dag vernomen had, en hij moest zeggen, dat hij tevreden zijn kon. Hij hoopte bepaald en zeker, dat hij den volgenden dag meer zou te weten komen, ja misschien reeds volkomen zekerheid zou hebben. Met dezen wensch. legde hij zich ter ruste. DOOR (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1