el Land van lleiisden en Allena, de Langstraat en de Bonmeierwaard. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2981. Woensdag 21 September. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 191Q. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Het bezoek van het Belgisch Koningspaar aan ons land. Eene nabetrachting. Reeds is bijna een eeuw verloopen, sinds het Weener Congres, dat na den val van Napoleon de ontredderde Europee8Che zaken ging regelen, de onvergeefeliike fout beging van Noord en Zuid-Nederland te vereenigen. Hoe gewenscht ook in het noorden een krachtig bolwerk tegen Frankrijk was en hoewel de regeering van ren protes- tantech vorst over het katholieke Belg'ë tot op zekere hoogte nog denkbaar whp, ondenkbaar was de ineen9melting van twee volken van zoo onderscheiden aard. Het was inderdaad of de geschiedenis voor het Weener Congres niet bestond. Men kan het verklaren dat de Noord Nederlanders het een streelende gedachte vonden, te worden ver! te ven tot den rang van een Staat, die in het Euro- peesch concert zou meetellen. Even verklaarbaar is het, dat in de Zuidelijke Nederlanden, die geen zelfstandigheid meer kenden en sedert eeuwen ten speelbal van de groote mogendheden, Spanje, Frankrijk en Oostenrijk, ver strekten, niet terstond oppositie gevoerd werd tegen bet besluit van het Congres, dat die gewesten verhief tot een deel van een zelfstandigen staat. Wat was er overgebleven van de macht der fieie Belgische steden, eens do schoonste parel aan de Kroon van Spanje, die tot aan Karei V de wassende macht der Bourgondische en Oosten rij ksche huizen tegenhielden en aan Maria van Bour- gondië het groot-privilege afdwongen Eeuwen lang het tooneel van strijd en daardoor van armoede en vervalen van geestelijke minderwaardigheid. Sedert de middeleeuwen bijna zonder ge^chie denis en zonder alles wat eon volk tot volk maakt, scheen die met bloed door weekte bodem voor de vrijheid niet meer geschikt en was zijne opneming in een grooter Staatsverband op zich zelf reeds e<-ne verheffing. Toch had dit alles niet mogen doen voorbijzien, dat alle gegevens voor een vereeniging ontbraken; eene vereeuiging van twee volken, in alles onderscheiden in taal, godsdienst, standpunt van be schaving, verleden, zeden en denkwijze. De zuidelijke en de noordelijke Neder landen, tusschen welke nimmer een innig verband bestond, waren volkomen 2) Greet sloeg eensklaps de handen voor 't gelaat en begon luid te snikken, 't Kön biet zijn! 't Was te mooi! 't Was alles maar gedroomd vast, want gebeuren kon dat nooit! Doch weldra veegde de hand met een punt van het voorschoot die tranen weer af. Was ze niet gek, dat ze huilde en dat ze 'tniet geloofde? Waarom kon 't niet waar zijn? Waarom zou de boer liegen? Ze was stellig zoo mooi en zoo knap als die Mient, ja, als drie kwart van de meiden uit 'tdorp. Waarom, als de boer toch een vrouw zocht, zou hij een andere nemen op de hoeve? Om 'tgeld? Dat had hij zelf maar zat. Hij had haar nu eenmaal gevraagd. Aan zijn woord zou zij hem dus houden en een ander zich stellen tusschen haar en hem? Greet's oog werd eensklaps gevuld met een somber licht. Dat zou ze wel eens willen zien, nu 't eenmaal zoover was. Nu spoedde zij zich de melkkamer uit en de trap op en het pronkvertrek binnen, tot ze weer voor den spiegel stond. Met een stralend gezicht lachie zij de beeltenis toe, welke het glas haar weerkaatste, een beeltenis met een hoogen blos op de wangen, een zegepralenden lach om den mond. „Dag, vrouw van BergenDag, vrouw van Bergen, gegroet!" Zij liet zich vallen in den ouderwetachen leuningstoel met zijn paardenharen en stijve, rechte leuning en wierp het hoofd in den nek en lachte tegen de zoldering met zijn geelgeverfde balken, knikte haar beeltenis toe in 'tglas, trappelde van zenuwachtige drift de maat onder de tafel en verzonk van elkander vervreemd en in elk op zicht voor elkander totaal ongeschikt. Voor ons, van ons onpartijdig stand punt, zijn dit alles sinds lang onweer sprekelijke waarheden, die er ons innig dankbaar voor doen zijn, dat de ver eeniging van zulke uiteenloopende be- standdeelen slechts vijftien jaren heeft geduurd; op zich zelf nog veel te lang, zooals door de gebeurtenissen van 1830 en 1831 bewezen ismaar in ieder geval niet lang genoeg om naderhand niet als goede buren, in vriendschap en wederzijdsche waardeering met el. kander te leven. Beter zou het geweest zijn, indien de fout van 1815 in 1831 voor goed ongedaan ware gemaakt. Had Koning Willem I een beter inzicht in de zaken gehad, zeer droeve tijden zouden ons gespaard zijn geworden; maar zijn halsstarrige weigering om België's onafhankelijkheid te erkennen, maakte het leven op voet van gewa- penden vrede voor ons onvermijdelijk en eischte schatten, die slechts te vinden wnen uit den jammerlijken druk, op de bavolking van Iudië geoefend. Die zelfde toestand was oorzaak dat onze staats- en maatschappelijke instellingen op hetzelfde standpunt van ontwikkeling bleven staan en alles kwijnde. Voor het beëindigen van dien recht droevigen toestand kunnen wij niet dankbaar genoeg zijn. Een treurig tijd perk van onze geschiedenis was daar mede afgesloten en de onpartijdige ge schiedschrijver, dien het alleen «m de historische waarheid te doen is, is ge drongen tot de erkenning dat aan de gebeurtenissen van voor en in 1830 onze Belgische naburen verreweg de minste schuld hadden. De vereeniging met Nederland en het rogeeringsbeleid van Koning Willem 1, zoo geheel per soonlijk als bet was, waren voor hen een ontgoocheling, die hen liet gebeurde diep deed betreuren en hen naar mid delen deed omzien om de onnatuurlijke en ondraaglijke banden te verbreken. Het. is evenzeer een onwedersprekt- lijk feit, dat België zich zijn vrijheid en zelfstandighei 1 volkomen waardig heeft gemaakt. Men heeft die viijheid hoog gewaardeerd en al zucht het land nog altijd onder de gevolgen der staat kundige en geestelijke onderdrukking van eeuwen lang, al is de zedelijke ontwikkeling van het volk nog niet. hoog gestegen, het iutellect der groote massa nog beueden peil, op het gebied toen in gepeins. Wat zou ze op den trouw dag dragen? Een hoed, net als de dames uit de stad? Neen! Maar een Brabantsche muts, fij n, met echte Brusselsche kant en opgemaakt met satijn lint over de pas. En een zwartzijden kleed zou ze aandoen, en een zijden pelerine, en gouden bellen, en schoenen met hooge hakken ja, met hooge hakken. Dag, vrouw van Bergen Besjour! Greet begon luid te lachen, sprong van den stoel, liep naar de voordeur en sloeg de oogen naar buiten. Dat alles daar voor haar, die akkers en en die heide en dat bosch ginds en die stallingen, 't zou alles worden van haar, van Greet van Dis! Nog stond ze daar, toen Driek van den mulder met zijn kar kwam aanrijden en voor de deur stilhield. Terstond viel zijn oog op den ketting, dien zij nog om den hals had. „Wat zijdde schoon van mergen, Greet. Gaode soms ook naor stad?" „Naor stad? Wat wou 'k daor doen? Maor schooD, he? Die ketting? Dien heb ik van den boer, want met Augustus gaan we trouwen." „Wel, meid, wat je zegt! Geef me de vijf; ge kost het minder doen, hè?" „Dü zeg 'k ook." „Met Augustus?" „Jao, maor mundje dicht, waar, Driek? Mundje dicht!" Terwijl de mulder doorreed, dacht Greet half luide: „Nou wit 'tvanavond heel 't dorp. Dit kos haost nie beter getroffen." II. „Ja, Jantje! 't Is niet anders, man," dacht de boer intusschen, terwijl hij dampende als een schoorsteen en zwaaiende met den stok met vlugge schreden begon voort te stappen den weg op naar de stad. ,,'t Is van handel en industrie heeft het een reusachtige ontwikkeling getoond en geniet in het buitenland aller achting. Lang heeft het geduurd, eer de scbeeve verhouding der beide buren na de erkenning in 1839 begon te verbeteren. Zelfs onder koning Willem III vermeed men elkander nog, als twee buren, die ruzie hebben gehad en elkaar niets willen toegevenmaar toen koning Leopold het eerst de hand toestak en zijn wensch te kennen gaf om ons land te bezoeken, toen was de grondslag voor een betere verhouding alras gelegd. Sedert duurt die vriendschappelijke verhouding tusschen de beide volken voort, waarvan zij beiden de voordeelen ondervinden en het bezoek van het tegenwoordige zoo sympathieke Bel gische koninppaar en de hartelijke ont vangst die het Nederlandsche velk het de vorige week beeft bereid, heeft dat opnieuw bevestigd. Daarbij moet het ook blijven. Wij gevoelen ontzaglijk veel sympathie voor liet maatschappelijk zoo nijvere Belgi sche volk, wij gevoelen ook veel sym pathie voor dht deel van het volk, hetwelk ons door de taal eenigszius verwant ipals is de Vl iamsche bewe ging niet altijd even natuurlijk geweest en al is het eenigszins kunstmatig ge vormde Vlaamsch geen Nederlandsch. Maar dit alles neemt niet weg dat wij geheel verschillende volken zijn en blijven. De Belgen zullen nooit Neder landers en de Nederlanders nooit Bel gen worden en, ware het wèl zoo, het zou opnieuw tot beider schade zijn. Neen, wij streven niet naar kunst- ma'ig gelegde bandenmaar wat wij wèl doen, dat is: van harte deelnemen in het geluk, dat aan onze Belgische nabuien, waarmede wij altijd in vrede en vriendschap hopen te leven, is te beurt gevallen, door het bezit van een koning, zoo bij uitnemendheid geschikt om het land datgene te schenken, wat steeds aan zijn opvoeding ontbreekt. Koniug Albert is een in ai van kracht en energie; een man die de wereld heeft geziendie leeft als een gewoon burger met en te midden van zijn volk, die geen verschil maakt tusschen het eene deel der natie en het andereeen man, vrij van de vooroordeelen, die nog zoo vaak in hoogere kringen heerschen die de sociale toestanden kent en een open oog heeft vcor de sociale nooden. niet anders. Als je Greet hebben wilt, zul je den vollen prijs voor haar moeten be talen. Nu, dien is ze waard ook. In 't dorp laat ik ze allemaal praten en ik neem htór. Ze heeft zich knap gehouden al dien tijd. Geld heeft ze niet, maar vrijers heeft ze ook niet, en ook niet gehad, terwijl die Mient uit de Roskam? Nou daar weten we alles van, he? Vandaag was 't Kees en morgen Piet! Daarbij staat Greet alleen. Ze heef geen vader of moeder, ja, zoogoed als niemand meer op de wereld; en om dien Krijn Haps tot schoonvader te krijgen, daar behoeft, vind ik, geen mensch fel op te zijn; zoo'n vent die vier vonnissen heeft, 't Is dan wel alleen maar voor stroopen en houtdieven, maar gezeten heeft hij toch, en kijk wat zou dat zijn?" Van Bergen bleef staan en keek eerst naar den grond en toen naar een kampje land. dat naast een dennenbosch je pal tegen den grintweg lag en blijkbaar dtn vorigen nacht door een wild beest was omgewoeld. „Wel verduldDat treft Bram van Driem. Hier is een wild zwijn aan den gang ge weest op zijn land, en ferm ook. Hij kan 't nu veilig omploegen. Van 't geen er op staat komt niets meer terecht." Van Bergen liep door en neuriede een wijsje en keek naar de blauwe lucht, die zoo helder was dien morgen, en had blijk baar recht veel schik in zijn leven.Was 't, omdat hij Greet gevraagd had? Men had het mogen denken. Ginds voor hem uit, aan den draai van den weg lag de Roskam. Daar woonde Krijn Haps, de vader van Mientje, en daar woonde Mientje zelve ook. Zou hij er aanleggen? NeenJ Hij kwam er niet meer. Met Mient had hij gekheid gemaakt, ja, en ze nage- loopen had hij ook, en in 't dorp was hij met haar genoemd. Dit wist hij, maar nu had hij beslist. Nu had Greet zijn belofte. Hij zou doorloopen. Bovendien was 't al laat Aan zulk een man aan het hoofd van den staat had België in de aller eerste plaats behoefte, in een tijd zoo vol gewicht, waarin het geworden is een koloniale mogendheid van betee- kems, waarin kentering in de staat kundige en geestelijke overtuigingen duidelijk waarneembaar en wellicht eerlang het regeeringsbeleid een ande ren koers zal volgen. Nu het hooggewaardeerde bezoek is afgeloopen en de grondslag is gelegd voor een tegenbezoek, dat aan ons vor stenpaar zeker alle voldoening zal schen ken, nu de feestvreugde meer voor een kalmer stemming heeft plaats ge maakt, nu zal men zeker in Nederland algemeem instemmen met beschouwin gen in den gpest als het bovenstaande. Wat wij van en voor België hopen en verwachten, dat is op zichzelf be langrijk genoeg, maar het moet niet worden vastgekoppeld aan Nederlaud- sche belangen, veel meer aan de eco nomische belangen van het groote wereldverkeer. Dat deze vooral zullen bloeien en groeien en tot hun volle recht komen en, boven alles, dat België, onder het langdurig bestuur vau zijn sympathie- ken vorst, een land moge worden van groote moreele ontwikkeling en bescha ving, dat is onze hartelijke wensch, zoo als het onze overtuiging is dat niemand daaraan ij veriger en oprechter zal medewerken, dat de hooge gasten, die in ons land zoo schitterend zijn ontvangen. KMitenlautl. In de gare St. Lazare te Parijs is een sneltrein uit Dieppe met zoo'n hevigen schok op een stootblok geloopen, dat 28 reizigers, waarbij 16 Engelschen min of meer ernstig gewond zijn. Dit is binnen enkele weken het derde ongeluk op de Ouest-Etat! Te Zarizin, in Zuid-Rusland, heeft een hevige brand gewoed. In den. tijd van vier dagen zijn 2500 huizen in den asch gelegd, waardoor 15,000 men schen dakloos zijn geworden. De brand is ont staan in een watten magazijn, naar het heet, doordat eenige jongens stukken watten lieten verbranden. Eenige balen met watten vatten vuur en in korten tijd stond het geheele gebouw in lichte laaie. Vandaar sloegen de vlammen over naar andere huizen. Honderd personen worden tot dusverre vermistmen vreest, „Ge hebt veul haast van mergen, zou 'k zeggen, Jan," klonk hem op eens uit het schuurtje naast de herberg een stem tegen. De boer bleef staan, 't Was Mientje, die hem riep. „Als ik niet vortmaak, kom ik straks nog te laat voor de markt, meid." „Komde niet effen opsteken? Kom eens hier bij me." Aarzelend kwam Jan nader. „Nou, wat mot je?" „Wat ben je kortaf en stuursch. Staat de muts je verkeerd? Ik ken je haast niet van mergen." „Verbeelding! 'k Ben net als gewoon." „Dit zijdde nie. Waarom kijkte zoo strak naar den grond? Durfde me nie meer in d'oogen zien?" „Wa's dit nou? Wel best!" De boer voegde de daad bij het woord en keek het meisje aan, en op eens trok dit zijn hoofd naar zich toe, sloeg de armen om zijn hals en begon te schreien. „Ge houdt niks meer van me." dat zij in de vlammen den dood hebben gevonden. De werkstaking te Bilbao duurt nog voort. Een groep stakers heeft Zaterdag eenige bootwerkers, die een schip aan t lossen waren, aangevallen en den reheelen dag was het onrustig. Ook hij de Sylphide-mijn zijn ongeregeldheden voorgekomen tusschen stakers en werk willigen. De politie moest van de vuur wapenen gebruik maken; zij kwetste achter niemand. Te Barcelona breidt de staking der metaalwerkers zich uit. Zaterdag was het aantal stakers 8700 en er zijn ver schillende aanhoudingen gedaan. Havelock Wilson, de Engelsche se cretaris van de organisatie van zeelieden, heeft in een vergadering van zeelieden te Londen over het plan van de inter nationale staking- gesproken. De datum van de staking, zeide hij, is slechts den leiders bekend, maar de voorbereiding is reeds belangrijk gevorderd. De bootwerkers zullen binnenkort vergaderen. Den reeders wacht een ver rassing wanneer de bootwerkers zich bij de zeelieden aansluiten. Andere sprekers wezen er op, dat de Duitsche zeelieden reeds een voorbeeld hebben gegeven. Met algemeene stem men werd een motie ten gunste van de staking aangenomen. Servische bladen verzekeren, dat ko ning Peter het met zijn ministers on eens is over hetgeen er met prins George gebeuren moet. De Koning vindt, dat het lastige heerschap te Belgrado moet blijven, om onder me dische behandeling gesteld te worden, en de ministers vinden het veiliger, dat de prins naar zijn compagnie te Tsatsak teruggaat. Zaterdag is het onderzoek van den moord op den tooneelspeler Anderson, in Juli op een avond doodgeschoten in een huis te Battersea, voor den lijk schouwer afgeloopen. De uitspraak der gezworenen was: door een onbekende vermoord. I)e politie heeft den schuldige niet kunnen vinden. Men herinnert zich, dat de moord geschiedde in een leegstaande verdieping onder de ver dieping, waar de vroegere minnares van Anderson woonde en waar zij zich op 't oogenblik van den moord met ziju zoon bevond. Getuigen hebben een man over een muur zien vluchten, en men vermoedt, dat het een inbreker was, die op de leegstaande verdieping door Anderson verrast en misschien voor een medeminnaar aangezien werd. Een minuut of wat later vervolgde Jan zijn weg naar de stad, maar de lach was verdwenen van zijn gelaat. Nijdig sloeg hij naar de keitjes, die los op den grintweg lagen. „Die meid lijkt wel gek," mompelde hij. „Maar, kom; wat zal ik me daar nu aan storen? Die Greet heeft mijn woord en dus uit!" Terwijl van Bergen, of zooais hij op "t dorp veeltijds genoemd werd, „de ossen- boer", zijn weg vervolgde, kwam Krijn Haps, de waard uit de Roskam, op dezelfde plaats, waar de eerste sporen van een wild zwijn had meenen te vinden. Een lachje kwam op zijn donker gezicht. „Een ever! Waarachtig! Zefcer uit't Bels komen overloopen. Nu, we zullen eens kijken waar die is gebleven." Kiijn volgde het spoor tot aan een dicht dennenboschje. „Zou je hier soms liggen ouwe heer?" Krijn liep om het beschje heen, met de oogen scherp-turende naar den grond, doch hij vond nergens een spoor meer. „Niet eruit gekomen dus. Wel, makker, dan ga ik eens op je loeren van avond." Krijn stapte naar huis, brak een stuk lood van de dakgoot, zocht op zolder een ouden vorm op en begon in 't keukentje een paar kogels te gieten. Ten slotte riam hij het geweer, dat op twee pennen hoven den schoorsteen hing, paste de kogels, krabde ze, waar het noodig was, een weinig af en knipte ten slotte meesmuilend een oogje tegen zich zeiven, alsof hij zeggen wilde: „Nu, kameraad, als jij zoo'n blauwe boon van mij op de rechte plaats krijgt te slikken, eet Krijn Haps varkenskrabbetjes." Met bezorgde blikken had zijn vrouw al zijn bewegingen gevolgd. „Moet het weer den ouden weg op, Krijn?" Watte?" „Ik vraog of 't er weer naar toe mot?" „En al was dit zoo, wat was 't dan nog „Hedde nog nie duk genoeg in de kast gezeten?" „Ha, hal Wie me ditmaal knipt, is een knappe jongen. Dat zeg ik, want met een geweer zien de marresesées me niet meer loopen." Zeker niet, want Krijn nam bet uit el kander, verborg de stukken in broekspij jo-n en zakken en ging de deur uit. Waarhwn wist zijn vrouw niet. Een half uur lat-r was hij terug. „Zeg" Jans, houde gij van verkent kluikes? Jao? „Nou, ik ook." „Wil mot dit beteikenen, mensch?" „As 't een beetje wil, zulde dit merg»- wel zien. Wordi vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1