el Land van Heusden en Ailena. de Langstraat en de Bominelerwaard. Ons JStreven. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2984. Zaterdag 1 October. FEUILLETON. Uu3 VAN ALTfcNJ" VOOR 1910. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag, middag 12 uur ingewacht. Van jongsaf hebben we geleerd, dat tevredenheid een goede eigenschap is, die we dienen aan te kweeken; maar wat is tevredenheid? Daarover dienen we ons dan toch allereerst te verstaan, voor we dit zoo in 't algemeen kunnen beweren. Is het volkomen vrede hebben met wat is, zonder het verlangen te kennen naar iets anders, iets beters? Maar dan is het niet goed, niet prij zenswaardig, niet nuttig zelfs. Of is het den vrede gevonden hebben met het leven en zichzelven, de berusting in zijn lot en levensomstandigheden, zonder daarom het streven naar hooger en beter te hebben opgegeven Het is niet gemakkelijk het onder scheid in deze twee toestanden in woorden precies neer te leggen. Maar in de houding van den menech, in zijn gemoedstoestanvi, openbaart zich dat verschil duidelijk. Waimeer odzc ouders ons wezen op het nut der tevreden heid, dan dachten we voorzeker aan die mopperende, mokkende ontevreden heid, die nooit zich tevreden stelt met wat men heeft, maar altijd het andere, dat wat men niet bezit, het betere acht. Dit is een ontevredenheid, die voort komt uit afgunst op anderen of uit een bestendigen opstand tegen het leven die altijd begeert wat anderen hebben en ook, wanneer zij zelf datzelfde ver krijgt, het weer onvoldaan als waar deloos van zich afschuift. De mensch, die op deze wijze ontevreden is, acht zich altijd verongelijkt en tekort ge daan. Zijn gemoedstoestand is norscb en ongeduldig. Hij kent de berusting niet en leert die nooit. Maar er is ook een ontevredenheid, die geen opstand is, maar een streven naar beter. Zij kijkt niet naar anderen, maar naar zichzelve en naar het doel, dat zij zich voor oogen heeft gesteld. Zij is de drijfkracht der vooruitgang en beschaving. Tevredenheid, die in vollen vrede leeft met het bestaande, zonder ander begeeren, is on verschilligheid. Wie deze tevredenheid kent, is geestelijk dood. En deze tevredenheid is het zeker niet, die wij bij ons zeiven en onze kinderen moeten aankweeken. Ttch doen wij dat vaak, wanneer wij zoo telkens het nut der tevredenheid ons en anderen voor oogen houden. Jonge menschen hebben vaak allerlei hoogvliegende weuschen en begeerten. Wij moeten 5) „De wachtmeester heeft haar vader ge arresteerd," zeide de marechaussee tegen Greet. „Haar vader? Krijn Haps?" De marechaussee knikte. „Had de boer zijn portefeuille niet bij zich? Met 'tgeld?" „Die hebben wij niet gevonden. Niets dan dit, zijn horloge en zijn portemon- naie." „Hij had stellig wel meer dan zeshonderd gulden bij zich 'tGeld voor de beesten, die hij van morgen heeft verkocht," zei Bart. De eerste aanval van droefheid en ontsteltenis was reeds geweken. „Zoo weet je dit zeker, vriend?" „Ja, want voordat ik heenging uit de stad, heb ik hem het geld zelf zien tellen, vier bankjes van honderd, vier van vijftig, een van zestig en een stuk of wat van tien." „Dus bestolen ook!" riep Greet. „Nu kan er van trouwen niets komen, Mient, 'tls zonde en jammer voor je kind." Woest vloog vrouw Haps overeind. „Wat raaskal je daar, Greet?" Reeds was deze bij de deur. „Dat het zonde en jammer is voor je kind." De deur vloog met een smak in 'tslot en Greet stond weer buiten, in den donke ren nacht, met den bouwknecht alleen. „Kom, naar huis, Bart. Er zal morgen heel wat voor ons te doen zijn." „Ja zeker! Den volgenden morgen was niet trachten, die den kop in te druk ken, maar ze veeleer met vreugde begroeten als zoovele teekenen van op gewekt leven, van een gevoel van kracht en lust, van een blijden wil om verder te komen, om te stijgen boven het gewone en alledaageche. Ze mogen wal ondoordacht en buitensporig en fantastisch zijn, die wenschen en be geerten, de geest toch, die daaruit spreekt, heeft de wereld en de mensch- heid vooruitgebracht. Wij hebben de ontevredenheid noodig op alle gebied van het leven. Zonder haar leefden we nog in hutten van klei of misschien in holle boomstammen en liepen in Paradijs costuum rond. Eerst wanneer de menech niet meer tevreden is met wat hij heeft, streeft hij naar wat anders. En dit streven is het, dat ons heeft opgevoerd uit den tijd der ruwe onbeschaafdheid naar dien waarin we tha's leven. Het is de leidende kracht der beschaving op elk gebied. Het heeft de menschheid ge voerd van den eenen trap naar den anderen, van het eene ontwikkelings stadium naar een volgend. Dat streven heeft zich niet altijd even sterk geopenbaard. Zoodra de menschheid of een volk een zeker sta dium van beschaving en welvaart bereikt had, verslapie het. Dan kwam een tijd van over-beschaving, zooals men het meestal noemt, 't Was of men zich verzadigd voelde en het ernstige, krach tige streven hield op. De mensch genoot zonder wat anders te willen en een een tijd van verval volgde, tot een ander, een jonger volk, dat tot nu toe ver gebleven was van de beschaving, hfrt oude, ontzenuwde volk verdrong en zelf de leiding nam in een omhoog- streven naar betere toestanden. En dit zelfde zien wij zich telkens herhalen in de geschiedenis der menschheid. Daar is een Egyptische beschaving geweest, een Assyrische, een Perzische, een Grieksch-Romeinsche. Ze zijn alle de een door de ander verdrongen. Toen het Rotneinsche rijk door de Germanen en andere noordelijke volken ten val gebracht was, volgde het Germaausch- Christelijke beschavingstijdperk. Datzelfde wat we in de geschiedenis der volken waarnemen, zien we ook in de geschiedenis der geslachten en individuen. De grootvader wint het, de valer bevestigt het en de zoon maakt het op, zegt men wel. Een geslacht, een familie rijst omhoog op den maat- gehappelijken ladder door het krachtig er heel wat te doen, doch voor meer per sonen nog dan voor Bart en Greet, want al vroeg was de officier van justitie ter plaatse. Het lijk werd geschouwd, en de oorzaak van den dood door doctoren ge staafd. De aanwijzingen tegen Krijn Haps bij 't daarop volgende onderzoek werden tevens zoo bezwarend gevonden, dat zijn overbrenging naar de cel terstond werd bevolen. Wel bezwoer Krijn zijn onschuld, wel riep hij alles tot getuige, dat hij den ossen- boer den vorigen avond niet eens gezien had; het verdwenen geweer, de prop, die ten deele in de courant paste, de overblijf selen van het lood, waarin Krijn kogels had gegoten, en ten slotte het vinden van de be wuste portefeuille in 't schuurtje bij het huis, tusschen het riet van 't dak, waren te zamen zooveel bezwarende omstandig heden, dat bij velen het geloof aanKrijn's schuld als zeker reeds vaststond. Wel trachtte Mientje te elfder ure haar vader nog te ontlasten van den aanklacht van diefstal en verklaarde zij, dat van Bergen haar de portefeuille onder trouwbelofte had te pand gegeven op dezelfde plaats, waar hij was dood geschoten, en dat zij dus ge meend had, dat dit geld haar van rechts wege toebehoorde. Doch aangezien deze verklaring door niets werd gestaafd, aan gezien zelfs vrouw Haps niet eens kon be vestigen, dat haar dochter zich op dat late avonduur niet te bed, maar buiten de woning bevonden had, zoo werd Mientjes getuigenis over 't algemeen beschouwd als een edele poging van de dochter om den vader te ontlasten, doch werd er verder geen waarde aan gehecht. Krijn ging dus naar de cel, en 't recht had zijn loop. en volhardend streven, blijft een zekeren tijd op die hoogte en daalt weer. En ook in de geschiedenis van een enkel mensch zien we soms zoo duidelijk deze tijdperken van streven en werken tot verzadiging en stilstand zich aftee- kenen. Zoodra de verzadiging er is, houdt het streven op. En de stilstand, die dan volgt, heeft den ondergang van volk en geslacht tengevolge. Streven is dus noodig zoowel voor de menschheid als voor ieder mensch voer zich. Daarbuiten is geen vooruit gang, geen stijging, geen opklimming denkbaar. Maar dat streven vindt altijd zijn grond in ontevredenheid, 't Zij we streven naar meer bezit en materiëele welvaart, of naar meerdere kennis, of naar voortreffelijker kunst, altijd is dit in laatste instantie het gevolg hiervan, dat we geen vrede hebben met wat we bezitten of bereiken. Maar die ontevredenheid moet niet zijn een mokkende norschheid, een jaloersche afgunst op anderen, een voort durende opstanding tegen het leven. Met een blijden glimlach moeten we tegenover dat leven staan, zijn schoon heid waardeer ende. We moeten de tevredenheid kennen, die berusting heet, die het leven aanvaardt zooals het is, maar weet dat door het werk onzer handen dat leven verandert en stijgt naar grooter, volmaakter schoonheid. Wij moeten niet stilstaan, maar blij ven streven. Rlniteiilartd. Donderdag werd uit Berlijn gemeld: Bij de gisterenavond in de wijk Moabit plaats gehad hebbende ongeregeldheden, werden 73 personen dermate gekwetst, dat zij onmiddelijk verbonden moesten worden5 gekwetsten moesten in het ziekenhuis blijven, alwaar thans in het geheel 22 gewonden verpleegd worden. Alle arrestanten op 5 na zijn, nadat hun identiteit vastgesteld was, voorloopig op vrije voeten gesteld. Toen Woensdagnacht de vertegen woordigers van Reuter en van de „Daily Mail" met twee Amerikaanschejourna- listen in een automobiel het terrein der onlusten in de wijk Moabit bezochten, werden zij door politie-agenten, die hen waarschijnlijk voor opruiers hielden, aangevallen. De vertegenwoordiger van Reuter werd door een sabelhouw op de handen gewond. Die van de „Daily Mail" kreeg eveneeus een sabelhouw, maar bleef ongedeerd." De Berlijnsche correspondent van de Daily Telegraph klaagt over het onbe- „En nu kom ik, als bewindvoerder in de onbeheerde nalatenschap van wijlen van Bergen, aan u vragen of ge genegen zijt hier in huis te blijven, te doen, zooals ge gewoon waart, en met den bouwknecht samen de boerderij te beheeren, zoo goed alsof het uw eigendom was, tot tijd en wijle Frans, de broeder van den overledene, is hier gekomen om zijn erfenis te aan vaarden." Zoo ongeveer luidden de woorden, waar mede notaris Weiter uit het naburige dorp kort daarop Greet kwam begroeten. „Ik heb hem getelegrafeerd. Hij is in Amerikauiterlijk binnen een week of vijf, zes zal hij hier zijn." „Hier in huis blijven, notaris?" vroeg Greet aarzelend en half bang. „Ja, Greet. Je kijkt zoo vreemd. Je bent toch niet bang?" „En als ik dit nu eens wèl was." „Dan moet je 'tniet doen." De notaris keek de jonge vrouw aan en stond versteld over de angstige uitdrukking in haar oog. „Niet doen, he Ik doe't ook niet.'k Heb me al verhuurd bij Priem te Zon." „Ik dacht, dat jij met Van Bergen op zulk een goeden voet stond „Dit stond ik ook, notaris. Dit zal ik niet loochenen." „En ben je nu bang voor zijn schim „Ja. U meent het goed met mijDit weet ik, maar ik zou het hier niet uithouden. Daarom wil ik weg. Ik ben al die nachten bij de buren gaan slapen." Zoo trok Greet dus naar Priem, den bakker te Zon, een weduwnaar met vol wassen kinderen, bediende achter de toon bank, hielp in het huishouden en scheen met haar nieuwe betrekking tevreden. „Alleen was ze y selijk stil", vond baas Priem. houwen optreden der politie te zijnen opzichte. Hij en andere Engelsche jour nalisten wijten het aan den wensch van de politie om van de gebeurte nissen in Moabit alleen in haar geest verslag te zien geven. De journalisten worden even grof bejegend als de on- noozelste Berlijners. Handlangers van de politie schijnen onlusten uit te lok ken, waar zij niet voorkomen. Acht mailbooten hebben wegens het choleragevaar, geweigerd te Napels koop waren en passagiers met bestemming naar Marseille aan boord te nemen, tengevolge waarvan 3500 havenarbeiders werkloos zijn geworden. De Iman van Yemen, Jachia, heeft de sheiks dier landstreek weer opge roepen tot een opstand tegen het Turk- sche gezag. Men maakt zich daarover ten zeerste bezorgd. Twee beambten die aan het groote station te Zürich bezig waren koffers in te laden, lieten er een vallen. Beide werden door een ontzettende ontploffing die onmiddelijk volgde, zwaar gewond. Het is gebleken, dat de koffer een bom bevatte. De eigenaar, een Rus uit Agram, is met vrouw en kind in hechtenis genomen. De dikwijls uitstekend ingelichte Petersburgsche correspondent van het Berliner Tageblatt heeft het volgende telegram aan zijn blad gezonden. In welingelichte kringen verzekert men, dat het lot van Finland reeds in begin sel beslist is, nu hier bericht ontvan gen is, dat de Tsaar over het jongste besluit van den Finschen Landdag verontwaardigd geweest is. Men houdt het thans voor vast staand, dat de Tsaar het voorstel van Seyn, den gouverneur-generaal van Finland, die dit votum van den Landdag heeft voorspeld, zal aannemen. Seyn wil den Landdag voor goed sluiten, Finland in een reeks Russische provinciën verdoe len en dezen semstwos en vertegen woordiging in de Doema geven. In hoe verre dit ongehoord radicale voorstel verwezenlijkt zal 'worden, zal reeds in de eerstvolgende dagen beslist worden, omdat reeds ambtenaren met gewichtige papieren over deze aangelegenheid naar het kasteel Friedberg vertrokken zijn. Omtrent de ontwapening in Mace donië werd Donderdag gemeld: Na het verstrijken van den termijn tot inle vering van wapenen zijn de straten van Monastir militair bezet. Honderden Grieken, waaronder een bisschop, zijn in hechtenis genomen. Blijkens telegrammen uit Monastir is de orthodoxe metropoliet in hechtenis genomen en na tusschenkomst van den Russischen consul weer op vrije voeteD I gesteld. De wali heeft den consuls doen 1 weten, dat alle vreemde onderdanen hun wapens onmiddellijk aan het comité l moeten afgeven en niet aan de con- sulaten. 60 Grieken en 25 Bulgaren zullen, na onderzocht te zijn, op vrije voeten gesteld worden. De Vossische Zeitung verneemt uit Madrid, dat er weer onraad broeit op het Rif. Dit en de weinige inschikke lijkheid van Moelai (hiermede wordt vermoedelijk bedoeld, dat hij niet van plan is de kosten van Maura's avon tuurlijke expeditie op Afrika's Noord kust te dragen) maken nieuwe verwik kelingen waarschijnlijk. Volgens een mededeeling uit Weonen aan de „Daily Chronicle" hebben vier arme marskramers, één woonachtig te Praag, de andere te Kalisch in Rus sisch Polen, bericht ontvangen, dat zij kunnen beschikken over de in de mil- lioenen loopende nalatenschap van den Amerikaan Alfred Lonsdale, bekend geweest onder den naam van den „bier koning". Lonsdale, die anderhalf jaar geleden te New-York overleed, heette eigenlijk Glotzenstein. Op zijn achttiende jair deserteerde hij uit het Russische leger en begaf hij zich naar Londen, waar hij een bierhuis opende, dat hem binnen korten tijd tot een rijk man maakte. Later vertrok hij naar Amerika, waar hij een der grootste brouwerijen bezat. Lonsdale liet geen testament na. Zijn broeders en neven waren echter zóó arm, dat anderen hun te hulpmoes,ten komen om het geld bijeen te brengen, noodig om hunne rechten op de erfeuis te doen gelden. Een boer in het kleine Fransche dorpje Courcy aux Loges heeft een ni«uw soort hoenders uitgevonden. Een poos geleden kwam hij er toe zijn witte kippen licht roze te verven. Deze onge wone kleur trok zeer de aandacht van de menschen, die in de streek hun zomervacantie doorbrachten en met velen van hen, die thuis zelf kippen hielden, deed de boer uitstekende zaken in licht roze kippen. Maar nu doet hij met de boeren uit den omtrek nog beter zakeniedere post brengt hem orders uit andere plaatsen. Want het blijkt dat de kleurstof, waarmee het boertje uit Courcy zijn kippen gekleurd heeft, de eigenschap bezit, bij uitstek gevoelig te zijn voor de vochtigheid van de atmosfeer, waarbij dan de kippen van roze vuurrood worden, zoodat zij voortreffelijke barometer-diensten bewij- „Stil? 't Is te begrijpen!" antwoordde Driek van den molenaar, tegen wien hij deze opmerking maakte. „Den morgen van zijn dood had Van Bergen haar ten huwelijk gevraagden als men dan dienzelfden avond „Ho, ho Zit dat zoo Ja, dan is het best te begrijpen. Dat is dan een geduchte streep door haar rekening geweest. Hoe staat het met dien Haps? Is 't vonnis al gewezen?" „De eisch is acht jaar." ,,'t Is lang, maar verdiend. En heeft hii al bekend?" „Zoo stom is hij niet. Hij houdt maar stijf en strak vol, dat hii 't niet gedaan heeft, 't Leelijkste voor hem nog is, dat hij dien eigenste middag moet gezegd hebben, dat hij den ossenboer wel eens krijgen zou. Dat is door vier getuigen verklaard." „Dan is hij er ook aan." „Dit spreekt van zelf. Nu, ik misgun het hem niet." „De eisch is acht jaar," herhaalde Priem kort daarop tegen Greet. Al het bloed week de vronw op eens uit de wangen. Werktuiglijk herhaalde zij die woorden en wendde toen het hoofd af naar de straatzijde. In de dorpsstraat stond een rijzige, ietwat als een heer gekleede man, die blijkbaar naar den weg vroeg. De boer, tot wien hij de vraag gericht had, wees naar den bak kerswinkel. De heer raakte even aan den hoed, kwam naar den winkel, lichtte de klink op en trad binnen. „Woont Greet van Dis hier?" vioeg hij, zoodra hij de jonge vrouw achter de toon bank ontwaarde. „Greet van Dis? Dat ben ik zelve, meneer", antwoordde Greet. „Bent u dat? Mij zult ge niet kennen, 't Is al tien jaar geleden, dat ik het laad verliet. Ik ben de broer van Jan van Bergen. Ik ben Frans." Greet voelde haar knieën knikken, 't Was goed, dat haar beide handen rustten op de toonbank, anders zou zij ineengezakt zijn. Een seconde sloot zij de oogen. De andere zag dit. Een medelijdende trek kwam om zijn mond. ,,'t Spijt me, dat ik u zoo doe ontstellen. Ik had moeten begrijpen, dat ,,'t Is al voorbij, meneer. Als men door de plotselinge verschijning van iemand, dien men in 't geheel niet verwachtte, herinnerd wordt aan „Natuurlijk". „Ga hier binnen, meneer. Als ge Greet spreken wilt, want dit schijnt toch zijdde daar vrijer als hier voor de toonbank", kwam Priem met de muts in de hand thans vertellen. Weldra waren de tweealU-»-n. „Juffrouw, ik kom u bedanken voor al 't geen u voor mijn armen broeder geweest bent en gedaan hebt", begon de Amerikaan. Greet hief de handen op. „Bedanken Hij komt mij bedanken." „Stil, laat mij voortgaan. Van notaris Weiter heb ik vernomen hoe trouw ge hem gediend hebt, en hoe braaf Zoo ging hij een wijle voort, zacht en vriendelijk, als een broeder tegen een zuster, tot Greet eensklaps opvloog en de vinger» in de ooren drukte. „O, stil tochO, stil toch 1 Ik kan 't niet langer aanhooren." „Dan zal ik er nu niet meer over spreken, Greet. Ik blijf een week of tien in 't land, tot de hoeve verkocht is, en ik met den notaris heb afgerekend. Veel kennissen beb ik hier in de streek niet. Mag ik je dus nog wel eens komen opzoeken?" Greet knikte. Slot volgt.) Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1