el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. HOOP. INKWARTIERING! Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 2992. Zaterdag 29 October EERSTE BLAD. FEUILLETON. 1910. lAuD VAN ALTEH/ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke reg*l meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag- middag 12 uur ingewacht. Een wijze heeft er op gezinspeeld, dat het uitnemendste onzer jaren slechts moeite en verdriet oplevert. Die levensbeschouwing is misschien wel eenigszins zwaarmoedig. Er zijn ten minste uitzonderingen genoeg; maar onze wijze heeft waarschijnlijk meer het oog gehad op het gros der men- schen. En inderdaad, velen onzer heb ben voortdurend met moeite en tegen spoeden te kampenheel natuurlijk trouwens, waar onze invloed op de omstandigheden zoo gering is. Al ware het, trouwens, dat die in vloed veel grooter was, het zou waar schijnlijk niet veel beter gaan. Nu reeds doen we vaak verkeerde dingendin gen die we o zoo gaarne ongedaan zouden willen maken ot opnieuw, op eene andere wijze behandelen. Ware onze invloed op de gebeurtenissen van het leven aanmerkelijk grooter, dan zouden we vermoedelijk nog meer van die misstappen doen en ons leven zou niet gelukkiger wordenwant elke misstap, elke misrekening, iedere ver gissing zelfs, heeft eenig gevolg, en al die gevolgen moeten wij toch dragen. Het is een echt menschelijk en ook een zeer edel streven, om aan het leven een bepaalde richting te geven en met vasten tred een wezenlijk doel te vol gen maar de wetenschap, dat zoovele omstandigheden ons streven en werken kunnen dwarsboomen, maant ons tot voorzichtigheid. Hoe voorzichtiger wij bij ons handelen te werk gaan, hoe minder wij wagen, hoe grooter het uitzicht wordt op vermindering van den tegenspoed en daardoor op verhoo ging van levensgeluk. Zelfs dan zal ons leven toch nimmer geheel beantwoorden aan onze verwach tingen, want hoe voorzichtig en gema tigd we ook te werk gaan, hoeveel besef we ook hebben van plicht en verantwoordelijkheid, nooit zullen we alles kunneD vermijden wat op ons leven een minder gewenschten invoed heeft. En bovendien werken er allerlei krachten op ons leven in, waarover onze macht zich niet uitstrekt. Als dan zou telkens teleurstelling ons deel zijn, in kleiüe of in groote zakenwanneer telkens iets voorkomt dat ons hindert of bedroeft en we zoo telken» bedrogen uitkomen, onze ou- W. ilËIHBUiEtG. 7) „Drommels, daar heb ik mijn mea met den champagnehaak vergeten," bromde Trebnitz, terwijl hij al zijn zakken doorzocht. „Gek toch, bromde hij verdrietig. „Ik heb 't andera altijd bij mijDoe geen moeite, freule, het zal zoo ook wel gaan!" Intuaachen zat Klaartje in de diepe ven- aternia en tuurde door de gordijnen naar den vleugel, waarvoor Kroaky zat te zingen. De tranen stonden haar in de oogen en een gevoel van zaligheid vervulde haar hart. Zij had de handen kunnen vouwen en den lieven God danken waarvoor? Dat wist zijzelf niet recht; de wereld was vóórhaar verdwenen. Zij zag alleen den knappen officier aan de piano, hoorde alleen zijn stem. Voor het halfluid gevoerde gesprek van den langen Treben met Hedwig, wier zil veren lach zich ieder oogenblik liet booren, had zij geen ooren. Zij kwam weer eerst tot bezinning, toen de laatste tonen van het lied versmolten waren en Otto plotseling tegenover haar zat. Hij keek haar even aan en begon toen met bewogen stem: „Wel Klaartje, waaraan denk je toch? Je ziet er uit, als vertoef je in hooger sfeeren." De lichte bleekheid van het schier nog kinderlijke gelaat verdween en langzamer hand breidde zich een zachte blos tot onder de blonde haren uit. macht moeten ondervinden en ervaren dat de eene illusie wegvalt na de andere dan zullen we zoo zachtjes aan toch wel tot de overtuiging komen, dat de wijze der oudheid het zoo heel ver niet mis had. Wanneer we nog verkeeren in 's levens lente, nog maar eventjes op de baan zijn getreden en al onze illnsiën nog bezitten, dan kunnen we dat nog zoo niet inzien, maar wanneer de jaren klimmen, dan begint men den druk van het leven meer te gevoelen en kan de zonneschijn som9 zoo vaak en zoo lang uitblijven, dat men het leven nau welijks meer begeert. Gelukkig ziju het meestal maar oogenblikken, waarin eene dergelyke gemoed8-ge8teldheid zich van ons mees ter maakt. Wanneer alles voorbij schijnt, wanneer men geene verwachting meer kan koesteren en alle ullisies vervlogen zijn, dan blijft er in het diepst van het hart toch nog een kleine, maar onwaardeerbare schat achter, die wij de hoop noemen. Eigenlijk weten wij niet wat dat is, maar wij maken er toch onophoudelijk kennis mee en onder gaan er telkens den invloed van. De hoop is als een eerste voorjaars bloem, die zich schuchter verheft boven het grauw der aarde; maar ze groeit snel en vervult met hare liefelijke geu ren de ledige menschenziel. Met de herboren hoop in het hart kunnen we lachen door onze tranen heen en het schijnt ons toe of het waas, dat over alles lag, is weggenomen, of de zon eensklaps van achter het wolkenfloers te voorschijn treedt. En dan komen langzamerhand de illusies en de ver wachtingen ook weer de ledige plaatsen innemen. Al wat ons omringt is eigenlijk slechts een afschaduwing van onn innerlijk leven. Als het binnen in ons duister is, dan schijnt het daar buiten ook zoo te zijn. Zoodra we weer hopen begint alles lichter te worden. Laat dat veelal schijn wezen, 't is toch ook waar dat de hoop het leven onderhoudt, want, op een enkele uitzondering na, komt zij altijdomdat zij voortspruit uit de behoefte van het leven aan warmte en licht. Zeker zal de invloed van deze koste lijke gave veel vau onze persoonlijk heid afbangen. Die ernstig en volhardend naar iets streeft zal, ook wanneer hij aanvankelijk het doel niet mocht be reiken, toch blijven hopen en na de „Klaartje", vervolgde Otto, „vondt je 't niet veel aardiger, toen wij, met o na beidjes alleen, zoo gezellig hier waren en samen in het bosch gingen om reigers te schieten Zij zweeg, want liegen kon zij niet. „Ik heb 't altijd verondersteld," vervolgde de blanke Otello bitter, maar dat je in zóó iemand" hij wees naar den luitenant, het voorwerp zijner jaloezie, die op het zooeven gezongen lied eenige variaties speel de „behagen kunt vinden, dat spijt mij." Hij stond op en begaf zich naar het andere venster. De dames en heeren werden uitgenoodigd hun plaats aan de tafel in te nemen en Krosky was er als de kippen bij om zijn post in te nemen aan de zijde van Klaartje, die, nog eenigszins onder den indruk van de woorden van haar neef, haar arm in den zijne legde. Toen Treben de vroolijke Hedwig den arm bood om de anderen naar de eetzaal te volgen, reciteerde Hedwig overmoedig uit haar lievelingsgedichten a's variant op bekende versregels: „Gij mannen, houdt uw elleboog krom," waarop haar kavalier improviseerde: „De dienaar reikt de soep rondom." Dit scheen de kleine heks buiten gewoon te vermaken, want zij lachte hardop en het duurde een geruime poos eer zij weer bedaard was geworden. Het kleine gezelschap was zeer opgeruimd. De voortreffelijk smakende bowl deed daar natuurlijk het zijne toe bij en toen Krosky opstond en in een allergeestigste toast op het welzijn der dames dronk, klonk een hartelijk „Lang zullen zij leven 1" door het vertrek, waarmede zelfs Otto instemde. Dat nurksche heerschap was door den kleinen Trebnitz geheel ingepalmd. Deze immers deed geenerlei poging om den dames het hof te maken, hoewel hij zichzelf be kennen moest, zelden zulk een paar be- eerste teleurstellingen het hoofd weer opheffen en den strpd voortzetten maar daarom is die trouwe metgezel van den mensch dan ook nooit geneeg te waar- deeren, want zij is niet alleen een on- veranderlyk lichtende ster, maar zij heeft ook groote practische waarde, omdat zij ons er voor behoed, in ont moediging neer te zitten. Met haar kunnen wij aan den arbeid blijven en gelooven aan levensgeluk. Zonder dat geloot heeft het leven geen doel meer; maar dat geloof kan alleen levendig blijven door de hoop, die in duistere tijden hare wonderea verricht. En juist omdat die duistere tijden geen zeld- zaamhe'd zijn en rampen en teleurstel lingen zulk een groot deel van het leven innemen, daarom is de hoop zoo onmisbaar. En dat de hoop dikwijls op teleur stelling uitloopt, ook dat is een voor recht. Wij hebben niet alleen de* zon neschijn in het leven noodig, maar ook wel degelijk storm, regen en koude. Die zullen ons kracht en doorzettings vermogen schenken en, zoo de strijd niet steeds tot overwinning voert, dan zullen zij toch onze krachten stalen tot anderen en nieuwen strijd. Wel beschouwd, maakt het toch de schoonheid van het leven uit, dat het een strijd is. Wie zich krachtig gevoelt, heeft aan strijd behoefte. Deze geeft ons de indrukken, de gewaarwordingen en de gedachten die wij begeeren. Maar daarom is ook de hoop, die het strijden mogelijk maakt, en niet de vervulling van de hoop, het ware geluk en de ware kracht van het leven. Zeker hebben we, menschen als we zijn, ook nu en dan behoefte aan de bereiking van een voorgesteld doel, maar gelukkig is dan ook geen leven zóó donker, dat het enkel teleurstel lingen krengt, 't Komt er maar op aan om met weinig tevreden en voor weinig dankbaar te zijn, en met die gezind heid zullen we 't niet te spoedig op geven, de hoop niet te spoedig laten sterven. Yoor den een is het begin van het leven het gelukkigst, voor den ander het einde. Niemand van ons weet, wan neer hij zijn wenschen vervuil zal zien. Vervuld worden kunnen ze in elk ge val, mits we het niet opgeven, mits de hoop blijve bloeien ook in de meest teleurgestelde ziel, en laat het ons wèl bedanken mits we zorg dragen, dat het niet ontbreke aan grondom te kunnen en te mogen hopen. Htaltenland. koorlijke schepseltjes gezien te hebben. Hij onderhield zich nu eens met Otto, dan met tante Stanze, was het met beiden in alle opzichten volkome» eens en amu seerde zich kostelijk, want naar hartelust kon hij de twee paartjes gadeslaan. Treben zat naast Hedwig en praatte als Brugman. Hij draaide aan zijn knevel e» liet zijn oogen met een uitdrukking van onmiskenbaar welgevallen rusten op het ovale, donkere gezichtje ran zijn tafelburin. Onophoudelijk klonk hij met haar op haar speciaal welzijn en trachtte daarbij steeds in de groote, donkere oogen te zien, wat hem echter gedurig mislukte. Maar na elke mislukte poging zweefde een lachje om de kleine, roode lipjes, wier aanblik hem ruimschoots schadeloos stelde. Krosky sprak minder, dat wil zeggen met den mond. Zijn oogen echter waren des te welsprekender, maar ook des te gevaarlijker, en meer dan eens sloeg Klaartje de groote, kinderlijke oogen neder, die zoo vragend tot hem konden opzien. Zelfs de kleine Trebnitz werd er door ge troffen, toen hij een dezer blikken opving. Onwillekeurig zette hij zijn glas weder neder, draaide zijn knevel om en: „drommels 'tzou tóch jammer zijn, als ."onsnapte onwillekeurig aan zijn lippen. „Krosky zou in staat zijn het weer zoo te doen als met Greta Kowalsky" dacht hij. En met een bijna medelijdend blikje keek hij naar het jongemeisje, dat juist vroolijk lachend tante Stanze eenige woorden toeriep. „Nietwaar, mijn nichtje is een aardig meisje!" zei Otto trotsch. „Zij is een allerbekoorlijkst schepsel l" antwoordde Trebnitz, ,,'t is alleen maar jammer voor „Voer wie9" vroeg Otto driftig, terwijl hij zijn hand op den arm van den jongen officier legde. Tot dusver toont Veniselos, die de ontbinding van de nationale vergade- riag in Griekenland heeft aangedurfd, wel de bekwame man, met vaste hand te zijn, dien de toestand eischt. Het volk, verzekert de uitnemend ingelichte Vossische Zeitung, keurt dezen maat- regel goed. Veniselos is van plan in verschillende provinciën zelf een krachtige propa ganda voor de a.s. verkiezingen te gaan voeren. Het lijdt geen de minste twijfel, dat hij succes zal hebben, hoewel de volgelingen van Rhallys en een groot gedeelte der Theotokisten zullen trach ten het parlementaire leven te redden door zich uit te geven voor voorstan ders van een Constituante. Ook als minister van oorlog toont Veniselos, dat het hem ernst is. De officieren van leger en vloot, die door zijn voorganger Zorbas in hechtenis genomen waren, zijn weer op vrije voeten gesteld. Daarentegen heeft hy verschillende corpscommandanten bij zich ontboden en hen gelast, de tucht, die sterk geleden heeft, krachtig te handhaven. En tegen de officieren van het garnizoen Larissa, die tegen hem als minister van oorlog bezwaar ge maakt hadden, is een onderzoek inge steld. De laatste berichten uit Griekenland geven aanleiding tot ernstige bezorgd heid. Het is, zoo wordt uit Atheue aan de Vossische Zeitung geseind, nog steeds twijfelachtig, welk standpunt de provin ciën ten opzichte van de ontbinding der nationale vergadering innemen. Te Athene is de meerderheid van het volk vóór Veniselos, maar in de provinciën hebben de oude personenpartijeu en de voorstanders eener constituante nog veel aanhangers. Bovendien zijn de Thessalische agrariërs tegenstanders van Veniselos, dien zij wanneer hij op reis gaat voor zijn verkiezingscampagne, uit hun provincie willen weren. De berichten uit de provinciën zijn aan een uiterst gestrenge censuur onderworpen. In Acar- nanië en Lakonië moet de bevolking met een opmarsch naar Athene dreigen. In leger en vloot sympathiseeren de oudere officieren en de meeste onder officieren met Veniselos, de jongere officieren zij n hem echter vijandiggezind. Bij wijze van voorzorgsmaatregel houdt Veniselos Athene onder sterke militaire bescherming, omdat hij stokerijen van de personenpartijen vreest. Hij is dan ook besloten zoo noodig den staat van beleg af te kondigen. Een telegram uit Winnipeg (Canada), Woensdag verzonden, maakt melding „Ik bedoel, ze is eigenlijk te schoon, voor zoo'n afgelegen nest als hier verbeterde Trebnitz. Otto schudde het hoofd hij begreep, dat de luitenant zijn gedachten verbergde. VI. Toen de heeren zich na den maaltijd teruggetrokken hadden om den dames de gewone middagrust te gunnen, lag de oude dame op de kanapee in de woonkamer, zat Klaartje, bladerende in een boek, terwijl Hedwig op den vloer zat en Diana met haar zakdoek liet spelen. „Nu tante," begon de laatste, „hebt u ooit zoo'n monster gezien als luitenant Treben „Maar Hedwig zei Klaartje, eenigs zins verlegen. „Hij schijnt je toch zeer goed bevallen te zijn," meende tante, die de oogen reeds gesloten had. „Bevallen Neen, kluchtig vind ik hem. 't Is gewoon om je ongelukkig te lachen Oogen heeft-ie zoo groot en rond als een sauskom. En 't geheel is, om zoo te zeggen, evenredig in leelijkheid. Vooreen Koninklijk Pruisisch luitenant was hij toch verplicht wat minder leelijk en onbeholpen te zijn 1" „Spot jij maar!" antwoordde tante met een vriendelijk-plagend glimlachje, ,,'t Zou niet de eerste maal zijn, dat een meisje iemand leeliik vindt en later smoorlijk op hem verliefd wordt." Het meisje meende aan zichzelf verplicht te zijn, zich te verdedigen. „Maar dat is u toch geen ernst, tante! Een leelijkerd als hij, zoozoo xemelblond, zou ik nooit nemen I" „Maar ik geloof, dat luitenant Treben een heel aardig en bovendien een zeer rechtschapen man is," meende Klaartje. „Heb je dat inderdaad opgemerkt? Ik van een belangrijke ontdekking. «Belang rijk" n.l. indien zij beveitigd word* iets waaraan wij vooralsnog mee* te mogen twijfelen. Het bericht dan, behelst niet ua« of minder dan dat in het noordwesten van Canada een meer zou bestaan vau de grootte van het Boven-Meer. Die mededeeling zou door Canadeesche Indianen zijn gedaan aan regeerings- landmeters. Naar de Times uit Sofia uit zeer bizonder goed ingelichte bron verneemt, dient de Porte zich voorbereid te hou den op een nieuwe uitbarsting van vele opgewonden gemoederen in Macedonië. De bekende organisatie voor het bende wezen, die na de omwoeling van het nieuwe regeeringsstelsel in Turkije slechts in schijn ontbonden is, is weer bijeengekomen en de ontploffing van de dynamietbom, die op 13 October bij Kemanovo een goederentrein deed ont sporen, is een der eerste levensteekenen van de herboren organisatie, en dank haar ontstaan aan het feit, dat d*- R gaarsche minister van buitenland** zaken met zijn jongste rondhri f succes heeft gehad. De organisatie moet reeds sedert ii afgeloopen voorjaar, wegens het krasse optreden der jong-Turken tegen de Bulgaren bij de ontwapening, weer aan het werk zijn en wel met zooveel succes dat van de Macedonische Bulgaren haar gezag erkent en gereed staat, haar hevelen op te volgen; 50 60 bend* ieder 3 £t 4 man sterk, maar uit o proefde komidsja's bestaande, die in geval van een opstand ieder als leider kunnen optreden, zij# reeds aan het werk en hun optreden zal, wanneer tij 1 en omstandigheden het eischen. v« plaatselijke opstand vergezeld ga.. Bovendien zijn eenige leden van h* comité voor Eenheid en Vooruitgang ter dood veroordeeld. De vlieger Blanchard, uit Bonreo* aankomende op het vliegveld te Issy les Moulineaux, is van 30 M. hoogt* gevallen eu was terstond dood. Reuter seint uit Rome: De luiteuant der genie, Saglietti, na een mooie vlucht met zijn vliegtu op het militaire vliegveld teCento-Cel! gevallen. Hij werd aan het hoofd zwh*-* gekwetst en stierf toen men hem uhh? het hospitaal vervoerde. De prefect en verschillende andt ambtenaren der politie en magistra te Parijs ontvangen dagelijks dreig brieven. Nu weer heeft de politie een circulaire in handen gekregen, waarin een groep terroristen als haar voorne men aankondigt de hoogste ambtenaren meende, dat jij volop werk hadtom Krosky te bekijken nu, bloos maar niet, scha i j Je hebt gelijk, hij is, geloof ik, heel a en buitengewoon rechtschapen, en onder anderen veel van zijn lotgevali Frankrijk. Al klonk 't wel wat ongelo. i en al scheen de verteller niet vry van snijden, het was toch amusantEn tv. k wil men meer?" Tante Stanze snorkte reeds hardop, toen de beide meisjes nog steeds fluisterend spraken. Hedwig en Klaartje hadden reeds in d kostschool, die zij pas den laatsten Puncher verlaten hadden, naast elkander gez-ten haar vriendschap was even warm en innig, als beider karakters uiteenloopend. D kalme, zachte, verstandige Klara had steeds een goeden invloed uitgeoefend op de on rustige Hedwig. Klara had vroeg haar moeder verloren en haar vader, een broeder van dien van Hedwig, een oud militair, woonde in een klein stadje, waar geen garnizoen lag. Hij was een slachtoffer van de langzame be vordering en had bijna het kruis v.»or vijf entwintigjarigen trouwen dienst verworven, toen hij nog luitenant was. Oelukkig werd hij nog ten laatste kapitein en trouwde spoedig daarop met de jonge weduwe van een zijner kameraden. Toen hij, na lang wachten, nog steeds geen majoor werd, dwong hij den minister dien rang af, door zijn ontslag in te dienen en kreeg hem nu tenminste, zij 't dan ook met de aanwijzing, „gepensioneeid". (Wordt vervolgd. DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1