cl Land van Heusden en illena, de Langstraat en de Buinmelerwaard. INKWARTIERING! Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. FEUILLETON. Uuj VAN ALTE^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. No. 3000W oensdag 28 December 1910. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Er i3 een boel bedrog in de wereld. Wie van ons weet niet een staaltje van bedrog te geven? Wie onzer is niet zelf eens het slachtoffer van een bedrieger geworden? Voor dit soort bedrog kan men zich vaak nog in acht nemen, maar er is nog een ander soort bedrog, waartegen het-zich in-acht- nemen veel moeielijker is. Over dat soort bedrog willen we het deze maal eens hebben. Wanneer iemand bedrog wil plegen, dan heeft hy tot doel iets beter te willen laten schijnen dat het in wer kelijkheid is. Zulk doen wordt bedriegen genoemd. Als iemand zich zelf beter willen laten schijnen, dan hij in werke lijkheid is, dan pleegt zoo iemand dus ook bedrog. En, och lezers, zoo ge het nog niet wist, dan zult ge nu zeggen wat is er een bedrog in de wereld. Maar ook gij zelf, lezer, zijt misschien niet geheel van bedrog vrij te pleiten. Er zijn twee begrippen wezen en echij oen, die elkaar nog al eens in den weg treden. Wat zijn er vele menschen, die het laatste voor het eerste willen laten doorgaan. „Wezen" dat is zich aan de wereld vertoonen, zooals men is, niet beter en niet slechter, maarschijnen" dat is zich anders voordoen dan m n inderdaad is. Eu nu vragen we: hoe- velen zijn er, die zich aan de wereld vertoonen zooals ze zijn? Zijn er niet een massa menschen, die zich anders, beter, voordoen dan ze zijn? En zyn zulke menschen dan geen bedriegers? Een paar voorbeelden. Daar is een man, een huisvader. Men kent hem niet anders als flink, vroolijk en opgeruimd, ieder roemt hem als zoodanig. Zijn vrienden mogen hem gaarne lijden, want in al zijn doen is hij steeds opgewekt. Als hij zich in zyn club bevindt, dan lacht ieder om zijn geestige uitvallen, om zijn gevatte antwoorden. Als hij aan 't woord is, dan hangen de toehoorders als 't ware aan ziju lippen. Hij is in gezelschappen de gevierde man. Maar we volgen hem eens naar huis. Hoe schijnt die man in korten tijd veranderd. Men twijfelt er aan of 't wel werkelijk dezelfde geestige verteller is van daar straks in de soos. Nu is het een norsche, stugge ifEItlltljSït;. 22) XXI. De heldere gasvlammen verlichtten een bijna tot steen geworden groep. Do handen der beide mannen lieten, als onwillekeurig, elkaar los en als verslagen zag Brennenberg in het thans hoogroode gelaat van zijn jongen kameraad, wiens geheim eensklaps ontdekt was. Hijzelf zag heel strak en de armen vielen hem langs de zijde neer. Zoo stonden zij de kellner was inmiddels verdwenen en men had op dat oogenblik een speld op den grond kunnen hooren vallen. „Dus Klara Seiffert bedoelt u?" klonk het eindelijk van Brennenberg's bleeke lippen. Een vaag vermoeden dook plotseling op en gloeiend steeg hem het bloed naar het hoofd. „Ja zeker, héür bedoel ik. Zou iemand daar bijgeval iets op aan te merken hebben?" vroeg hij snijdend en scherp, terwijl hij onwillekeurig naar zijn linkerzijde greep. Maar kapitein Von Brennenberg lette niet op deze beweging. Hij was op een stoel neergevallen en bedekte zijn gelaat met beide handen. Toen hij ze weer wegnam was hij vreeselijk bleek. „Dat was dus de reden 1" mompelde hij. Toen vroeg hij zacht: „U bent het natuurlijk reeds lang eens met de jonge dame?" „Eens? Wat ik eens? Ik heb haar sinds dien tijd niet weergezien, evenmin iets van haar gehoord. Ja, ik heb haar lief en wil man, die zijn huisgenooten met onge paste lompheid behandelt. Bij anderen is hij zoo vriendelyk en thuis zoo af- stootend. Men begrijpt 't haast niet. We hebben gezienhij kan wel aardig zijn, maar waarom is hij 't thuis niet? Daar toch dient hij het in de eerste plaats te zijn. Zooals bij in de soos deed was slechts schyn, in werkelijk heid is hij anders; hij doet zich aan anderen beter voor dan hij inderdaad is. Weer een andere man. Hij gaat door voor zeer geloovig en godvruchtig, bij voorkeur spreekt hij over hemelsche dingen. Dat andere, dat aardsche, dat wereldsche, dat alles acht hij voor 't raeerendeel ver beneden zichgeld noemt hij slijk en de wereldlingen beklaagt hij diep. Zoo zegt hij. Wat andereu doen, toetst hij aan de schrift en zijn zeggen is, dat al ons doen en laten, al ons denken en spreken op de schrift gegrond moet zijn. Als alles, wat hij zegt, niet schijn was, dan zou de man ons respect afdwingen. Maar ieder, die hem wat meer van nabij kent, weet wei beter. Want 'tis alles slechts schijn bij hem, huichelarij, mooi-voordoenerijhij draait den menschen een rad voor de oogen. Wie wat met hem omgaat, merkt, al spoedig dat 't beeld van „de splinter en de balk" niet tot zijn hart is door gedrongen, hoewel hij anderen dit zoo mooi voor oogen weet te houden. ,,'t Oordeelt niet" schijnt niet voor hem geschreven te zijn. En dan: dat slijk, dat schijnt voor hem ook niet zco verachtelijk te zijn als hij wel zegt, want hij haalt er liefst zoo veel mogelijk van naar zich toe en in de middelen, om het te bemachtigen, is hij ook niet zoo keurig. En wordt hem de een of de andere maal eens een kleine gave verzocht voor een liefdadig doel, dan staat hij wel klaar met een paar teksten, maar waar hij mee zou kunnen steunen, dat blijft achter; de beurs blijft gesloten. De schijn moet bij hem dienen om het leelijk wezen te bedekken. Alweer be drog dus. Zoo zouden we meer voorbeelden nog kunnen noemen. Doch nu het groote wereldtooneel. Komt daarop wezen en schijn veel met elkaar overeen Wordt daarop ook niet veel bedrog gepleegd Zeer zeker. Wat komt menigeen, die nog geloof in de menschen stelt, die hen nog op hun woord gelooft, vaak om haar hand vragen. Dat is alles. Voor 't overige kan ik mijzelf nauwelijks begrij pen, dat ik u alles vertel, want „Bedaar, Krosky, wat ik u bidden mag!" smeekte Brennenberg den heftig opgewonden jongeman „Uw driftig karakter komt weder boven. Ik wil u alleen vragen, of ge ook bewijzen hebt, dat ook zij u liefheeft. Want ook ik heb haar lief! Ik heb reeds aanzoek gedaan om haar hand en zou heden haar beslissend antwoord komen halen." „Aanzoek gedaan? Antwoord halen?" mompelde Krosky, die nu eveneens doods bleek zag. „Ik dank u", riep hij heftig uit. „Wat mij echter niet zal terughouden haar te zeggen, dat ik haar onuitsprekelijk lief heb". Thans las Brennenberg in de oogen van den officier een diepe smart. Het scheen zelfs, dat er in die anders zoo ovei moedige, zwarte kijkers een traan glinsterde! „Antwoord mij tochherhaalde hij, „kunt gij op beantwoording uwer liefde hopen?" „Ik geloofde het hoopte het. En als 't niet zoo is, dan dan weet ik niet wat ik doe!" Bij de laatste woorden was hij den kapi tein een schrede nader getreden. Deze kampte zichtbaar met een besluit. „Krosky", begon hij, „ik geloof, dat ge 't gerust kunt wagen. Ik wil oprecht met u omgaan. Zij heeft mij gezegd dat zij mij niet liefheeft en, als zij mij tóch het jawoord zou geven, dan geschiedde dit uit andere overwegingen. In de eerste plaats omdat zij een arm meisje is; zij gevoelt zich ver plicht haar vader, die veel moet ontberen, een aangenamen ouden dag te bezorgen. Dan is er van alle zijden op haar aange drongen ikzelf natuurlijk niet 't minst want, de Hemel is mijn getuige ik heb haar werkelijk innig lief. En eindelijk, dit is slechts een veronderstelling van mij, ik vermoedde reeds lang, dat haar hart vervuld is van een ander beeld. En, om u de geheele waarheid te zeggen, Krosky, ik bedrogen uit. Wat een beloften worden er gedaan met de stille bijgedachte, om ze niet te vervullen. Gelooft gy bijvoor beeld alles wat de politieke leiders u voorspiegelen? 't Is niet alles leugen en bedrog, want dat zou al heel erg zijn, maar men doet wel, om vooral goed uit eigen oogen te zien. De mooiste woorden moeten niet zelden dienen om de leelijkste gedachten te verbergen, de hartelijkste vriendschapsbetuigingen komen meer dan eens uit een vijandig hart. Men is vaak vriendelijk tegen elkaar, sluit verbonden om tot macht en eer en aanzien te komen, maar kan men buiten den „vriend", dan laat men hem in den steek. Leest onze geschiedenis, en ge zult er voorbeelden genoeg van vinden, en anders, ziet nog heden ten dage om u heen, en ge zult met ons tot de overtuiging komen dat er o zoo veel schijn en bedrog in de werel 1 is, die het wezen aan ons oog onttrekt. De oprechtheid der duiven wordt we) hoog geprezen, maar ze is nog niet algemeen de valschheid der slang is wel aan do kaak gesteld, maar zo is de wereld nog niet uit, ook niet bij de menschen Unite,n!a,«9d. Het schijnt, dat de Kerstdagen van dit jaar een treurige vermaardheid zullen krijgen door de spoorwegrampen, die er onmiddellijk aan ziju voorafgegaan. Op de Zuiderspoorwegen van Frankrijk is bij Arbanats een sneltrein op een boemeltrein geloopen, waarbij vijf per sonen gedood werden. Dan zijn er nog te melden bij Montereau op de P(aris- Lfyon)-M(éditerranée) een doode en elf gewonden, bij Poissy et Vivoin-Beaumont op de Westerstaats9poorwegen en bij Marmande ook op de Zuiderspoorwegen, waar een stoker en een machinist zwaar gewond zijn, terwijl twintig anderen er met min of meer ernstige verwondingen zijn afgekomen en een locomotief aan splinters is gereden. Bij Arbanats zoowel als bij Marmande zijn de machinisten, die niet op de seinen hebben gelet, de schuldigen. Tusschen Orleans en Cour- talain (Westerstaatsspoorwegen) is on geveer ter hoogte van Beauvoir een sneltrein in volle vaart geloopen op een rijtuig, dat de rails overstak. Zes per sonen zijn op slag gedood, drie zijn zoo zwaar gewond, dat men wanhoopt hen te behouden. ben hier gekomen met geen andere ver wachting dan deze: 't Is waarschijnlijker, dat zij weer haar standvastig „ik dank u" zal doen hooren, zooals vroeger, toen ik mijn hart aan haar voeten legde, dan dal zij het veelbegeerde „Jal" zal uitspreken". Hij stak den ademloos toeluisterenden luitenant de hand toe en besloot: „Ge weet hier geen weg in dit kleine nest, Krosky mag ik u naar de Kleine Kronenstraat brengen?" Hij had zacht gesproken, maar in zijn oogen blonk zulk een oprechte welwillend heid, met smartelijke gevoelens vermengd, dat Krosky, die anders geen liefhebber was van sentimenteele tooneelen, den kleinen blonden oud-kameraad omarmde en met alle kracht aan zijn borst drukte. Brennenberg lachte, weliswaar als een aan kiespijn laboreerende boer, maar hij was een edel mensch. Hij had het jonge- meisje willen overreden om zich door hem gelukkig te laten maken, haar als 't ware 't geluk willen opdringen. Nu trad hij terug, niet zonder gevoel dat een schoone droom voor hem vervlogen was, een droom die een eindeloos bittere smart zou achterlaten, maar hij trad terug om haar werkelijk het geluk te schenken. Brennenberg bespeurde, dat Kroskij be schaamd was over zijn drift. „Geen verontschuldigingen!" zeide hij. „In de liefde kent men verschooning. U hebt oudere rechten, en nogmaals herbaal ik, dat ik er zoo goed als overtuigd van ben, dat de gevoelens van dat meisje te uwen opzichte die, welke gij voor haar koestert, volkomen beantwoorden. Aan dit onderhoud werd een einde ge maakt doordat de echtgenoote van den hotelhouder, een bevallig vrouwtje, het vertrek binnentrad. „Verkiezen wellicht de heeren te soupee- ren?" vroeg zij. „De karpers zijn over heerlijk." „Ik zal hier eten", antwoordde Brennen berg. „Mijnheer hij wees op Krosky Verder zijn in Engeland drie onge lukken te melden. Ouze lezers kunnen in dit no. zien wat te Kerkby Stephen is geschied, waar negen reizigers het leven hebben verloren, om van de ge wonden niet te spreken. Bij Bolsover in Derbyshire zijn vijf kinderen over reden, waarvan drie gedood en twee zwaar gewond zijn en bij Pyle in Gla morganshire is op den spoorweg een afzichtelijk verminkt mannenlijk ge vonden. Bij Bivio di Acqua Bella, dat aan de lijn Pavia-Milaan ligt, is een sneltrein op een goederentrein geloopen. Tien personen zijn gewond, waarvan een zeer ernstig. En ten slotte wordt uit Upper San dusky in den staat Ohio geseind, dat daar op een der lijnen van den Pennsyl- vaniamaatschappij een botsing heeft plaats gehad, die acht reizigers het leven heeft gekost en tal van anderen ver wondingen heeft bezorgd. Zaterdagmorgen is een sneltrein bij Kirkby Stephen (in het N. van Enge land) in botsing gekomen met twee losse locomotieven, die hij achterop reed. Deze twee en twee locomotieven van den sneltrein ontspoorden en de wagens geraakten in brand. Volgens de laatste berichten is het ongeluk gebeurd bij het verbindings punt Mawes, op ongeveer 13 K.M. be zuiden Kirkby Stephen, op den Mid- landspoorweg. Verscheiden verkoolde lijken zijn te /oorschijn gehaald, vol gens een bericht tot dusver acht. De schok van den trein met de beide losse locomotieven, die naar Carlisle gingen, was zoo hevig, dat zij over een grooten afstand naar voren geslingerd en geheel vernield zijn. De beide locomotieven van den sneltrein zijn tegen een wal gevallen. De trein was zeer lang en vervoerde ongeveer 500 passagiers. Alle rijtuigen behalve het laatste en de remwagen, de slaapwagen inbegrepen, zijn in brand geraakt. Het was zeer donker en het ongeluk geschiedde op een afgelegen plek, zoodat er weinig hulp geboden kon worden. Officieel wordt medegedeeld, dat er negen dooden zijn. Een reiziger vertelt, dat hij een kind voor d© oogen van de ouders heeft zien verbranden. Men wil 50.000 pond sterling bijeen brengen voor de nagelaten betrekkingen van de 320 mijnwerkers, die in de mijn- ontploffing bij Bolton het leven hebben gelaten. Er zijn 1200 weduwen en weezen gaat naar de familie Seiffert". „Zoo? Nu daar kan thans ook weer bezoek ontvangen worden. Gode zij dank't gaat nu met de freule weer goed. Zij was ernstig ziek." „Ziek?" vroegen beide heeren als uit één mond. „Ach ja, zenuwkoortsen! De dokter dacht niet. dat zij het te boven zou komen." „Wanneer is zij dan ziek geworden?" vroeg Brennenberg. „Ongeveer een maand geleden. Wacht eens ik weet het nog zeer nauwkeurig op den dag, toen u hier voor 't laatst waart, mijnheer Von Brennenberg. Ja, ja, 's avonds tien uur hebben zij den dokter hier weg gehaald." De kapitein verbleekte. „Kameraad," zeide hij, „ga u verkleeden. Ik geloof, dat het der moeite waard is. Ik zal u geleiden." Weldra gingen zij over de besneeuwde straten. De grauwe wolken van het uitspansel hadden zich verdeeld en enkele sterren fon kelden door het zwerk. Langzaam en zwijgend gingen beide heeren naast elkander, ieder bezig met zijn ge dachten. Angstig klopte Krosky's hart als hij aan de naaste oogenblikken dacht. En toch ont waakte een sinds lang niet bespeurd, zalig gevoel in zijn ziel. Het was hem te moede als de op schier vergeten Kerstavonden, toen hij op den drempel der kamer toefde en luisterde naar de schel, die hem zou roepen naar de geschenken van het Christus kindje. O, wat zalig gevoel had toen zijn jeugdig hart vervuld in de verwachting van alle heerlijkheden achter de gesloten deur, en heden heden zou het schoonste hem ten deel vallen, wat ooit het aardsche leven vermag te schenken. Hij werd warm, on danks de koude winterlucht. „Maar als zij mij versmaadt!" dacht hij verder, terwijl het hart hem van schrik bijna stilstond. „Als zij mij eens nooit had te verzorgen. Sedert Donderdagavond is men bezig de lijken boven te brengen. De scheepsbouwwerf van de firma Camper and Nicholson, te Gosport, waar vooral jachten gebouwd worden, is geheel afgebrand. De schade beloopt honderd duizenden. De Engelsche bladen hebben nog uitvoerige bijzonderheden over de beide groote branden in Chicago en Phila delphia. Te Philadelphia waren er buiten de 23 dooden, bijna vijftig gekwetsten, van wie verscheidenen er bet leven niet zullen afbrengen. De meesten dier ge wonden zijn toeschouwers, die door brokstukken van vallende muren ge troffen werden. De brand te Chicago beeft gewoed in de wijk der groote slachterijen en vleeschinmakerijen. De schade beloopt tusschen de 3V2 en 472 millioen gul den. Het lot van vele der bij dezen brand omgekomen politiemannen was vreeselijk. De ongelukkigen werden onder vallende balken en binten en onder roodgloeiend muurwerk begraven. Voor zoover zij niet direct verpletterd waren, zijn zij levend verbrand. Men seint uit New-York aan de Etoile Beige, dat de Amerikaansche vlieger Ö^aham Carter in Maart 1911 een poging zal doen, om met een toe stel van eigen vinding den Atlautischen Oceaan over te vliegen. Er loopen niets dan verwarde ge ruchten omtrent het lot van den Eu- gelschen vlieger Grace. De New-York Herald van Zondag morgen (Parijsche editie) deelt mede, dat een vliegtuig in de Noordzee bij Texel zou ziju opgepikt. Geen ander blad heeft bevestiging van dit bericht. De boot, die de Engelsche r-geering ter beschikking gesteld had, heeft de Noordzee afgekruisd, maar is onver richter zake de haven van Dover bin- nengeloopen. Een loods uit Vlissingen zegt de Times heeft bij Ostende een wrak zien drijven, bij zag staugen en draden en dacht aan een vliegtuig. Grace's vriend, die den tocht hielp voorbereiden, hoopt nog, dat de vlieger is opgenomen door een of ander vaar tuig, dat geen toestel voor draadlooze telegrafie aan boord heeft. Met zekerheid is dus nog niets bekend. Naar uit Londen geseind wordt, is Zondag het nieuwe toestel van Grahame liefgehad Maar neen, dat is niet mogelijk De diepe, blauwe oogen doken op in zijn herinnering; die konden niet liegen I Dui zendmaal had hij er uit gelezen, dat zij hem zoo gaarne aanzagen, o zoo gaarne 1 En deze heldere blauwe oogen hadden tranen gestort, toen hij zoo koel afscheid nam, opzettelijk, daar hij meende dat hij zich kon losrukken en haar vergeten. „Spoedig tot haar; zij wacht mijl..." Onwillekeurig versnelde hij zijn schreden. Daar zonden de kerkklokken haar diepe tonen uit in den Kerstnacht over de witte daken van het stadje en riepen allen op ter Kerstviering. Bijna uit ieder huis traden de geloovigen naar buiten. Hier en daar werd het reeds helder licht achter de vensters en begroetten jubelende kinderstemmen den schitterenden Kerstboom. „Heilige nacht, stille nacht!" zong een schaar voor de deur eener schamele woning. Krosky bleef staan en gaf een der kleine meisjes een fonkelend zilverstuk. „Bedel hedenavond niet meer, kleine! zeide hij, terwijl hij in het bleeke gezichtje zag, ga naar de kerk en bid ook voor mij 1" Het kind zag den statigen officier ver wonderd aan. Toen knikte het en liep schielijk weg. Brennenberg merkte niets van dit alles. Met gebogen hoofd liep hij verder en scheen niets te bespeuren van de geheimzinnige toovermacht, die op Kerstavond in de lucht zweeft en neerdaalt zelfs op het armzaligste hutje, om daar aan de schamele dennetak de lichtjes te ontsteken, zoo goed als de prachtige waskaarsen aan den slanken, rijk versierden Kerstboom in de salons der rijken. O, gij heilige, blijde Kerstfeest, gij schoon ste herinnering uit den kindertijd I Als een lieflijke geur breidt gij u uit over het leven van allen, wier gelukkige kinderoogen eens mochten staren in de brandende lichtjes van uwen boom. Wie dit nooit gekend heeft mist zóó veel, dat hij het gemis zelfs niet DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1910 | | pagina 1