Land van Heusdeu en Lltena, de Hel Langstraat en de Bommelerwaard. T R TT ID A De „laatste" eer. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3015, Woensdag IS Januari. FEUILLETON. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Het was een deftige begrafenis. Een groot aantal bedienden liep achter den lijkwagen. Vele volgkoetsen reden langzaam daarachter. Tal van bloemstukken dekten de baar. Voor het sterfhuis hadden vele men- schen zich geposteerd, begeerig om te zien naar al die weelde, en natuurlijk hunne aan- en opmerkingen daarover ten beste gevende. „Nou, da's 'n rijke", zei een straat jongen. Hij had volkomen gelijk, de doode was bekend als een der meest gefor tuneerde inwoners van het stadje. „Bij ons gaat het wat eenvoudiger, maar we gaan toch allen denzelfden weg", zei een schamel gekleede vrouw. Zij had ook gelijk. Het was haar een troost. Aan allen, rijk of arm, wordt de „laatste" eer bewezen. De meer ge goeden bestellen een begrafenis eerste klasse voor hunne doodende niet met stoffelijk goed gezegenden moeten het wat zuiniger inrichten. Zoo is het nu eenmaal in onze maat- schappy. Naarmate men geld bezit, is het huis, de kleeding, de spijs, het genot, maar ook de uitvaart. Het stoffelijk omhulsel, dat op zoo prachtige wijze werd uitgedragen, be sloten in een kist met rijk zilverbeslag, was van een man die gedurende zijn leven zeer was g'ëerd. Lid was hij geweest van verschillende genootschap pen, welk lidmaatschap als een eere bewijs werd verleend; zelfs aan deco- ratiën had het hem niet ontbroken. Na een langen rit kwam de stoet op de begraafplaats van een naburig dorp. Toen geschiedde de laatste behandeling de kist werd uit den wagen genomen en precies als alle andere kisten in den bodem neergelaten. Er werd aan de groeve niet gespro ken. Nadat men het lijkkleed en de bloemen had geschikt, sprak een der aanwezige familieledenNamens de familie betuig ik allen dank voor de „laatste" eer, den overledene bewezen. Toen was het afgeloopen. Wij gingen naar huis, onszelven af vragende: Is dat nu de „laatste" eer? IV. iSEHIBUaSG. 5) „Houd op, Truida je handen zijn koud; ze beven. Niet vandaag, nu niet! Morgen zal ik om het antwoord komen, na kerktijd, hier in den tuin dan zul je mij zeggen, of je de mijne wilt»worden, de mijne voor het leven Zeg, Truida, is het niet een vermetele wensch, dat ik, de kreupele, de hand naar je uitstrek?".. Vergeef mij, ter wille mijner innige liefde Ik heb gedurende mijn geheele leven aan niets anders gedacht dan aan jou, altijd slechts aan jou". Zij antwoordde niet. Nog altijd hield hij haar handen in de zijnen; geen geluid werd in het rond ge hoord dan het zachte ruischen van den avondwind in de takken boven hun hoofden, en koel streek dat windje door de zwarte lokken van het meisje en langs zijn gloeiend voorhooid. „Heb medelijden met mij, Johannes, ik heb je niet lief zooals jij bedoelt 1 Dat wilde zij uitroepen, maar de woorden kwamen haar niet over de lippen. Voor haar geest verrees een bleek, ziekelijk jongensgezicht, met donkere, zwaarmoedige oogen. „Je hebt mij den levenslust en de vreugde der jeugd ontroofd wil je mij nu ten tweede male ongelukkig maken?" schenen die oogen te vragen. Zij kromp opnieuw ineen. „Ja, morgen, Johannes!" antwoordde zij luid, maar met een klanklooze stem. „Morgen, Truida!" herhaalde hy, waarop hij haar hand aan zijn lippen drukte. Daar klonk Suze's stem door den stillen tuin. Wijs ons het huis, waar nooit een doode is uitgedragen. Het eene geslacht komt, het andere gaat. Wjj allen hebben, in de familie, in de vriendenrij, onze dooden. Toen hun lijk grafwaarts werd ge dragen, hebben wij toen, toen vooral, in een zoo deftig mogelijke begrafenis, hun de „laatste" eer bewezen? De „laatste" eer? Wij hebben dus ook tijdens hun leven hen geëerd. Dien vader, door wien bij al den eenvoud van zijn leven, karakteradel werd getoond en die zijn huisgezin heeft beheerscht door reine gedachten, in woord en daad zich uitsprekend? Die moeder, wier teedere liefde zoo beschermend over allen ging, aan wie ieder zoo zijn zorg kon mededeelen, bij wie ieder een woord van troost en levensmoed ontving? Die vriend of vriendin, gaande aan onze zijde, zoo nu en dan, als onze voet dreigde uit te glijden of onze mond dwaze dingen ging spreken, ons grijpend bij den arm om ons terug te houden van dwaas spreken en doen? Wij hebben hen toch geëerd, niet waar? Geëerd tijdens hun leven? Menigeen heeft dit vergeten en kan, met den begrafenisstoet te volgen, dat niet meer goedmaken. Maar indien het meeschrijden in dien stoet waarlijk een bewijs is van onze hulde en onzen dank, dan zij het toch vooral niet de „laatste" eer. O, wat zouden zij dit droef vinden Die eer worde ook hun niet gebracht door eens of meermalen bij hunne groeve te staan, neen, die eer worde hun gegeven doordat ons leven geadeld wordt door de reine beginselen, die in hen leefden en doordat wij dankbaar erken nen door hen daartoe te zijn gebracht. De „laatste" eer. Zoo zal men ook zeggen, als men ons stoffelijk overschot bergt onder de groene zoden. Wat vroe ger of later, voor allen komt die dag. We kunnen hem niet ontkomen. Op die voorwaarde werd ons het laven geschonken. Het is wel eenigszins moeielijk zich er in te denken, dat straks de wereld stil haren gang zal gaan zonder ons, maar het is niet „Truida! Truida!" Zij maakte haastig haar handen los. „Morgen!" zeide hij nog eens. Maar zij hoorde het niet meer. De slanke gestalte vloog als een opgejaagde hinde langs het tuinpad naar beneden. Heden bleef zij niet staan, kwam niet terug om, als toenmaals, nog eens te vragen „Johan nes, ben je werkelijk niet boos op mij Hij merkte dit trouwens ook niet op. „Morgen!" herhaalde hij opnieuw, maar luid en jubelend klonk het door den avond nevel. Toen wandelde hij langs alle paden, rus teloos, uren lang. De avonddauw maakte zijn haren vochtig, maar hij merkte dit niet. Voor hem was de zon goudkleurig opgegaan en haar stralen verblindden hem. De arme, kreupele geleerde had op dit oogenblik met niemand ter wereld geruild, die op twee gezonde voeten door het leven ging- Truida had hem lief! Truida werd de zijne Morgen! Morgen! Kon hij den tijd maar afwachten, die lag tusschen heden en morgen! Toen hij eindelijk door de tuindeur het pleintje bereikte, was alles stil en donker in het rond; alleen door het jonge, zachte groen der ééne linde viel een helle licht straal uit Suze's heldere keuken. In het kamertje van zijn moeder was het echter nog donker en toen hij eindelijk in den leunstoel bij het raam zat, zeide de oude vrouw zacht: „Suze was hier om je namens mevrouw voor morgen ten eten uit te noodigen. Wat is ze voorkomend geworden, die Suze Ze heeft zoo beleefd haar boodschap gedaan. „Mevrouw laat vragen of zij de eer mag hebben, dat de doctor morgen het middag maal bij haar wil gebruiken" Nu, klinkt dat niet deftig? Die oude mevrouw zal dan ook wel weten, dat je een geleerde bent geworden en een boek hebt geschreven, waarover in alle kranten de loftrompet wordt geblazen." kwaad dit nu en dan zich duidelijk voor oogen te brengen. De dag komt, dat men ook aan ons de „laatste" eer bewijzen zal door te gaan met den begrafenisstoet. 't Is te hopen van „neen". NeeD, niet de „laatste" eer! Ook niet het nog een enkele maal verwijlen bij den kuil, waarin men het lijk heeft gelegd en dien met o, zoo sierlijk marmer heeft gedektook niet het brengen van bloemen op die plaats zij het „laatste" eerbewijs! Het hangt van ons zelve af of het dit wezen zal. Indien ons leven geadeld wordt door boog zijn, een leven is uit reine stem mingen geboren, o dan zullen wy een diepen indruk achterlateneen indruk, die misschien een oogenblik niet ge voeld en gewaardeerd wordt door de onzen als straks de drukte van het leven over hem golft, maar die zijn kracht hernemen zal. Als zoo nu en dan man of vrouw of kind, denkende aan ons, dankbaar onzen naam fluistert, als zij gaan op den weg van waarheid, reinheid, liefde, vroomheid, als zij de kracht hebben om het booze to weerstaan, dan, ja, dan brengt men de schoonste eer aan onze nagedachtenis. Die eer te ontvangen is het vrien delijk loon van het leven, door hoog beroemen en fijn gevoelen geadeld. Buitenland. Men schrijft uit Parijs Bij de voortgezette behandeling van de begrooting van buitenlandsche zaken heeft de afgevaardigde Delafosse gespro ken over de gevolgen, die er z. i. uit een versterking van Vlissingen zouden voortvloeien. Duitschland, zoo zeide hij, zou er het grootste belang bij hebben indien het ontwerp tot versterking van Vlissingen, dat van groote strategische beteekenis is, verwezenlijkt werd. Vol gens Delafosse zou de onzijdigheid van België er door geschonden worden. Pichon antwoordde, dat het plan tot versterking van Vlissingen van 1904 dagteekent en in verschillende landen protesten uitgelokt heeft, vooral in Bel gië. De minister is het met Delafosse eens, dat er, zoo de versterking van Vlissingen inderdaad tot stand dreigde te komen, aanleiding kon bestaan met de mogendheden, die daarbij belang hebben, van gedachten te wisselen. „Dat hebt u Suze toch niet verteld?" „Weineen! Ik zou 't wel wét graag ge daan hebben, maar jij hadt het mij verbo den. Maar zij lezen immers ook kranten! Nu zeg ik het ook, Johannes, dat het toch een groot geluk was toen je uit den boom bent gevallen „Ja," bevestigde hij, „het was mijn geluk!" Bijna als een dankgebed klonken die woor den, en „morgen!" voegde hij er zachtjes bij. IV. Boven, in de gezellige kamer met luchtige tulen gordijnen, de ouderwetsche doch sierlijke meubelen en het groote met groene gordijnen omhangen ledekant, ging de jonge bewoonster rusteloos op en neer. De blauwe oogen hadden tranen vergoten, bittere tranen, en nog rolden de droppels over de bleeke wangen. „O God, mijn God!" fluisterde zij, „d&è,r- aan heb ik immers niet gedacht, toen ik hem zeide, dat ik hem altijd lief zou hebben Er werd zacht op de deur geklopt. Suze's oud gezicht zag onder de helderwitte muts naar binnen. „Ik breng de vlierthee, jongejuffrouw Daar drink eens, dan zal de hoofdpijn wel bedaren. Ja, als men om dezen tijd tot 's avonds laat in den tuin blijft, dan is 't niet te verwonderen als men een verkoud heid opdoet!" Het meisje keerde zich om, zoodat zij met den rug naar de kaars stond, die op de tafel brandde. „Suze," verzocht zij, „ga daar even zitten, en zeg mij dan eens: herinner jij je nog den dag, toen Johannes uit den linde boom viel?" „Wel zeker! Zoo iets vergeet men niet, jongejuffrouw „Toe, vertel mij 'tnog eens uitvoerig!" „Maar lieve hemel, u bent er toch bij geweest, jongejuffrouw, en hebt uren lang geen woord kunnen spreken van schrik en ontzetting I" Zaterdag werd uit Londen gemeld: Er zijn slechts schaarsche bizonder- heden bekend, maar de mogelijkheid schijnt te bestaan, dat over weinige maanden een zeer uitgebreide staking van zeelieden en bootwerkers afgekon digd zal worden. Wanneer deze staking plaats heeft, dan zullen naar is vastgesteld, de zee lieden van Duitschland, Zweden, Noor wegen, Nederland, België, Denemarken en de Vereenigde Staten eraan deelne- nemen. De bond van zeelieden verklaarde heden, in antwoord op een verzoek om inlichting, dat er geen verklaring af te leggen viel over de mogelijkheid eener staking. Beun Tillett, de voorzitter van den algemeenen bond van dok-, werf- en kaaiwerkers van Groot-Britannië, zeide dat de staking ongetwijfeld zou plaats hebben. Men dient echter niet te ge- looven, dat het tijdperk van de kroning juist voor de staking gekozen was. De kroning is niets dan een toeval en onder de tegenwoordige omstandigheden is de staking onvermijdelijk. De plannen moeten geheim blijven. Maar de staking zal plaats hebben binnen 24 uur, wan neer het gebeuren mocht, dat arbeiders door omstandigheden van overwegende macht tot staking gedreven worden. Een groot gedeelte van Spanje wordt de laatste dagen geteisterd door sneeuw stormen. Telegrammen maken melding van treinen die ingesneeuwd zijn en de laatste berichten, die er omtrent het booze weer schaars en moeilijk inko men, daar er vele telegrafische verbin dingen verstoord zijn, luiden onrust barend. Het noodweer, waardoor zoo goed als alle verkeer onmogelijk is geworden, heeft heel wat ellende veroorzaakt. Ver schillende gevallen van hongerdood worden reeds gemeld. De regeering neemt maatregelen om zooveel mogelijk hulp te verschaffen. De gouverneurs van de provincies Segovia, Cuen§a, Avila, Soria en Sara- gossa hebben aan de regeering te Ma drid bericht gezonden, dat vele treinen met reizigers of goederen in de sneeuw zijn blijven steken. Pogingen om de spoorwegen vrij te maken zijn mislukt, daar de sneeuw op vele plaatsen meer dan een meter hoog ligt en het booze weer aanhoudt. De reizigers in de trei nen bevinden zich in een kritieken toestand, en men weet niet of de af gezonden hulp overal de ingesneeuwde treinen heeft kunnen bereiken. Naar „Hoe kwam 'ttoch, Suze, dat hij naar boven klom?" „Hoe 't kwamHm zeide de oude ■vrouw verlegen, „hm u hadt uw houten hoepel naar boven gegooid en die was in den kruin blijven hangen. En toen wilde Johannes hem halen." „Wilde hij hem halen, Suze?" „Hm Ja, ik geloof wel, dat 't zoo was. Maar wat zou dat? Hij is nu eenmaal naar beneden gevallen en, zooals altijd werd ge zegd, het is zijn geluk geweest Het moe3t zoo wezen, denk ik altijd. Als hij zijn gezonde ledematen behouden hadt, dan zou hij u misschien bij gelegenheid een paar schoenen aanmeten, maar zou morgen niet in de mooie kamer bij uw grootma Het moet nu eenmaal zoo wezen I" De tengere gestalte van het meisje had zich eensklaps opgericht. „Zoo Suze? Nu zal ik je eens nauw keurig vertellen, hoe 'tis toegegaan. Johannes wilde den hoepel niet halen. Hij wist, dat de zwakke takken boven in den top hem niet konden dragen, maar ik, dom, eigen zinnig schepsel, ik heb geschreid,gejammerd gebeden, tot hij naar boven klauterde om eenige oogenblikken daarna bewusteloos, bijna verpletterd, op de eteenen te liggen Zij hield op, als overmande haar de wroeging der herinnering. Na eenige oogen blikken van droef peinzen ging zij voort „Ik had een gelukkig kind kunnen zijn, hier in het oude huis; weliswaar ontbrak mij de ouderliefde, maarzij werd mij rijke lijk vergoed door grootma's toewijding... Ik had een gelukkig kind kunnen zijn, Suze, maar het beeld van dien ongelukkige verliet mij nimmer meer. Ik weet, dat je nooit iemand hebt verteld hoe hij eerst op raijn smeeken en plagen naar boven is ge klommen, ook ik heb het tegenover een ieder verzwegen. En hijzelf? Hij moest niet zijn die hij is, zoo er ooit één woord van de waarheid over zijne lippen ware gekomen. Maar als een spook heeft het mij vervolgd, gedurende al de jaren van mijn uit Madrid geseind werd, worden er volgens daar ingekomen berichten, ver schillende menschen vermist. De gouverneur van de provincie Leon seinde, dat te Larassa bij Puebla de Gordon een trein, die daar ingesneeuwd stond, door een lawine getroffen is. De locomotief en acht wagons werden in de rivier gesleurd. De spoorlijn is er geheel verwoest. Ook aan de kusten woedt de storm te Cadiz, Gijon en Vigo zijn meer dan tachtig vaartuigen vernietigd of be schadigd. Uit Madrid wordt aan de Kölnische Zeitung geseind, dat de postverbindin gen met het buitenland absoluut ver broken zijn. Naar het Noorden vertrek ken in het geheel geen, naar het Zuiden zeer weinig treinen en dan nog zeer ongeregeld. Door de jongste sneeuwstormen zijn de telegrafische en de telefonische ver bindingen van de Oost-Pyreneeën ver broken. Ook in Zuid-Frankrijk heeft de sterke sneeuwval op verschillende punten het treinenverkeer stil gelegd. De Daily Mail neemt een interview op, dat haar correspondent te Pau met een niet met name genoemd vertrou weling van Dom Miguel gehad heeft. Hij zeide, dat de pretendent Miguel klaar staat, om naar Portugal terug te keeren en desverlangd den troon te beklimmen, zoodra de onvermijdelijke ineenstorting van de republiek een uit gemaakte zaak zal zijn. Want het is niet denkbaar, dat Dom Manuel op den troon hersteld zal worden. De ver trouwde van Dom Miguel gelooft, dat er een crisis op til is, en de Miguelis- ten zijn er op voorbereid. Dom Miguel verafschuwt den burgeroorlog, maar acht bloedvergieten onvermijdelijk. De repu blikeinen zullen ongetwijfeld niet het voorbeeld van de verraders van het koningschap volgen. Een nieuwe om wenteling is echter in Portugal onver wijld noodzakelijk, want alleen daardoor is 's lauds redding mogelijk. Er is thans in Lissabon staking in de gasfabrieken, de metaalwerkers en landarbeiders staken; er is stakiug op alle verkeersmiddelen, op trams en booten. De bevolking is hevig verbol gen op de stakers. Troepen doorkruisen de stad; ongeregeldheden vallen niet voor. De spoorwegstaking is geëindigd. De stakers en de spoorwegdirecties zijn kindsheid, 's Nachts droomde ik van den armen, bleeken jongen met zijn kruk en overdag weende ik, als ik er aan dacht. Als ik naar buiten ging om te spelen, ver galde de herinnering mijn genot. Ik wist immers, dat er iemand thuis zat, dien ik aan het ziekbed gekluisterd, alle vreugd der jeugd ontnomen had. A.ls ik door den tuin liep en door jou wild en ongemanierd werd genoemd, dan was het die herinnering, het besef mijner schuld, welke „Maar jongejuffrouw!" viel de oude vrouw het opgewonden meisje in de rede, „wat scheelt u toch U waart een kind, eigen zinnig zoo als alle kinderen Wie zou u daarvoor aansprakelijk kunnen stellen „Niemand, Suze, niemand! Maar het is verschrikkelijk, het is 41 te ontzettend!" Terwijl zij beide handen tegen haar gelaat drukte, keerde zij zich haastig om en trad in den donkersten hoek van het vertrek. „Zijn geluk tegen mijn geluk, tegen mijn zoet, juist ontloken gelukMaar het is goed zoo. Ook dét moet zoo wezenOch, was het toch slechts een half jaar vroeger ge schied, wat zij hedenavond had beleefd! Dan was zij nog met blij gemoed naast hem voortgegaan, langs den langen levensweg Maar nu Zou zij 't nu kunnen „Ga heen, Suze!" zeide zij eindelijk. „Vraag of ik grootma nog kan spreken Neen, laat dat maarHet is morgen vroeg genoeg Zou je mij wel een genoegen willen doen, Suze, een zeer groot genoegen?" „Wel, waarom niet?" antwoordde de oude vrouw, die nog maar steeds niet be greep, waar het om te doen was. „Heb ik u ooit wat geweigerd, jongejuffrouw?" „Nu, zeg dan niemand, dat ik vanavond geschreid heb, niet aan grootma, ook niet aan de overzijde bij vrouw Mertens. Vertel volstrekt niet, dat ik over Johannes heb gesproken. Wil je, lieve Suze?" DOOR (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1