Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard Mu IDA Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3Q1T. U7oensdag 23 Januari. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. VOOR Een der nog weinig bekende uitkom sten der vivisectie (wetenschappelijke proefnemingen op levende dieren) is deze; ,,Tap een afgejakkerde hond een weinig bloed af en spuit daarmee een niet vermoeiden hond in, dan zal de laatste teekenen van vermoeidheid too- nen". Deze proef heeft bewezen, dat tengevolge van spier- en zenuwarbeid het bloed stoffen opneemt, die op de gesteldheid van het lichaam nadeelig inwerken. Die stoffen worden met de andere afscheidingen door het bloed in ons lichaam rondgeleid, gezuiverd of afgezonderd. Maar bij overmatige afscheiding blijven ze in't bloed achter en bezorgen ons de onaangename ge waarwording, welke wij vermoeidheid noemen. Bij nog overmatiger afscheiding spreken wij van oververmoeidheid, uit putting enz. Die afscheidingen worden aan de betrokken spieren en zenuwen ontnomener is dus ook een tekort ontstaan, dat weer aangevuld moet worden. Hoe snel de stofwisseling daar in voorziet, er is tijd voor noodig, tijd en rust. Wie uren achtereen heeft geloopen, gewerkt, geschreven, gedacht, gewaakt, geleden, heeft dit lichamelijk zelf erva ren. De mensch heeft dan ook zeer natuurlijk zijn werkdag in schaften, zijn etmaal in dag en nacht verdeeld, na zes dagen arbeids zijn rustdag in eere gehouden. De natuur ging hem hierbij voor; zijn bijbel gebood het hem. Wie de natuurwetten overtreedt, haalt zich straf op den hals. Wie het bloed den tijd niet gunt, die voor afscheiding en herstel noodig is, wordt gestraft met vermoeidheid. Vermoeidheid is een infectie, een vermoeid mensch is onge steld, ziek. En zulke zieken heeft onze maat schappij duizenden. Het geneesmiddel Rust en krachtige voeding. „Ons verstand en onze wil sporen ons aan, in een minimum van tijd een maximum van arbeid te verrichten", zegt Dr. Treves. Er komt, dunkt ons, W. (7 Den dag, toen zij hem ontmoette in het woudden dag, waarop zij den tak en het gedicht hier op den ouden muur vond, al de gelukkige, met zoet verlangen verbeide uren, waarin zij luisterde naar het hoefge trappel van zijn paard om zich dan met een kloppend hart, schuw, achter het groen half te verbergen en blozend zijn eerbiedigen groet te beantwoorden neen, dat alles zal zij nooit vergeten, ook al wordt zij zoo oud als grootma. Luister 1 Daar klinkt weer, uit de verte, het hoef getrappel. Vol ontzetting wendt zij het hoofd om. Hij is het werkelijk. Reeds herkent zij zijn donkere oogen, die vroolijk naar haar opzien. Een oogenblik komt de gedachte bij haar op, weg te ijlen. Maar zij blijft staan, alsof haar voeten in de grond geworteld zijn. 't Volgende oogehblik brengt het paard dicht bij den muur en het mannelijke sehoone gelaat staart haar vlak in de oogen. „Een lentegroet uit het woud!" zegt hij. Hij houdt haar een donkeren dennetak met smaragdgroene naalden voor. Onwille keurig strekt zij de hand uit en grijpt den tak. Maar nu wordt haar hand vastgehouden en als in een droom hoort zij haar naam fluisteren. „Truida, mijn Truida!" Zij staart hem aan met verbaasde blik ken. Met een blosje op het bekoorlijke gelaat wendt zij het hoofdje naar hem toe. Maar nu vertoont zich een doodelijke schrik op haar aangezicht; bijna heftig stoot zij zijn arm terug en snelt de kleine trap af. Alsof zij zich bezint blijft zij beneden rStaan en drukt de hand tegen het klamme voorhoofd. nog eeB andere factor in het spelde noodzakelijkheid. Het is heel mooi en heel wel, die koortsachtige gejaagdheid om maar meer en altijd meer werk te verrichten toe te schrijven aan wil en verstand, maar lieten de meesten onzer hun verstand spreken en konden zij hun wil volgen, zij zouden er hartelijk voor bedanken om in zoo kort moge- lijken tijd zooveel mogelijk werk te verrichten. Het strijdt immers tegen elke en dus ook tegen de menschelijke natuur. En toch. Yoort, voort, al voortVan 't een naar 't ander oord. Wij moeten wel, omdat anderen het ook doen en wie niet mee kan, wel, die blijft maar achter. Als het wat heel erg wordt en ons pad met gevallene be zaaid is, dan stichten wij maar weer een herstellingsoord, een vacantie-ko- lonie. Wanneer zal onze verblinding ons zoo ver hebben geleid, dat elke woning een hospitaal is geworden, dat er geen ver plegers en verpleegsters meer zijn om zieken te verzorgen Dat wij het toch zoo ver niet laten komen. Dat wij eer der ons nuchter verstand laten spreken, ons bij de uitspraken der toch zoo hoog geroemde en wakker aangespoorde we tenschap neerleggen. Wanneer Zoodra wij solidair geworden zijn en een krach tig, welgemeend en weldoordacht: „Wij willen niet meer" laten hooren. Wat is het toch onzinnig, zoo hard en zoo lang te werken, dat een her stellingsoord (eigenlijk niets anders dan een strafgevangenis voor onrechtvaardig veroordeelden) noodig blijkt. Een mensch heeft behoefte aan rust. Er komt een tijd, dat de mensch moet en mag zeggen: „Nu wil ik niet meer, want straks moet ik weer". De klok slaat twaalf. Neer den hamer, de naald of de pen. De zon gaat onder. Op de lamp en naar bed? Neen, andere bezigheid gezocht en andere spieren en zenuwen in werking gesteld, opdat de vermoeide en onvermoeide tot rust en op kracht komen. Straks in de slaap algeheele rust en volledig herstel gezocht om morgen den Nu klinkt weer hoefgetrappel tot haar door maar het verzwakt en is weldra geheel verdwenen. „Koenraad!" klinkt het angstig van haar bleeke lippen en de armen werden uitge strekt alsof zij hem kon vasthouden. „KoenraadKoenraad Maar geen antwoord. Rondom heerscht weder stilte de plechte stilte van den Zondag. Uren zijn voorbijgegaan en nog altijd zit het meisje onder den ahornboom, met den dennetak vast in de gevouwen handen, het hoofd gebogen, alsof een zichtbare, doch zware last haar drukte. Zij wacht op Johannes. Hoe lang reeds Zij weet het niet; nog altijd klinkt in haar oor de snelle hoefslag van het paard, dat hem van haar wegdroeg voor al tij d Eindelijk richt zij zich op; de huisdeur wordt geopend. Johannes! Neen, de oude vrouw Mertens komt het pad langs, recht op het meisje aan. Ze is in haar beste Zondagsche kleeren, ten zwart wollen japon en geplooid zijden boezelaar, maar het goedige gezicht ziet bijna knorrig onder de witten tullen muts. „Hier, jongejuffrouw Truida, dat moet ik u namens Johannes overhandigen!" zegt zij treurig, terwijl zij het jonge meisje een brief toereikt. „Johannes? Waar is hij?" vraagt zij ont steld. „Weg, jongejuffrouw Truida, sinds een half uur. Ach, en ik had mij zoo op Paschen verheugd Zij bespeurt de vragende, verschrikte blikken van het meisje en vervolgt: „Hij wilde vandaag niet mede naar de kerk, ziet u, en daarom bleef ik ook maar thuis. Ongeveer twee uur geleden ging hij den tuin in en ik weet niet, wat er eigenlijk in hem om ging. Zijn gezicht straalde als louter zonneschijn, zoodat ik hem aanhoudend aanzag. Hij was zoo lief en vriendelijk voor mij, en de oude harp speelster gaf hij een heel en daalder en hij nieuwen dag als een nieuw mensch te begroeten. Na zes dagen arbeids den Zondag als rustdag geheiligd en waar dit door de inrichting van ons maat schappelijk leven voor allen onmogelijk is, deD dag voor of na den Zondag vrijaf genomen. Na weken en maanden van dagelijks terugkeerenden arbeid een tijd van ontspanning en rust in den vorm van vacantie, niet te lang, niet te kort. Liever eenige malen per jaar, dan weken achtereen. Vacantie, d. w. z. los zijn van arbeid en omgeving, niet alleen voor scholieren en leeraren, voor ambtenaren en am bachtslieden, maar voor allen. Ook voor haar, die het misschien allermeest noodig hebben, voor onze huisvrouwen. Bij de geringschatting en achterstelling der vrouw heeft de huisvader voor zich- zelven wèl, voor zijn vrouw vacantie niet noodig geacht. En de huishouding, de kinderen, de kleintjes vooral? Wij hebben nu herstellingsoorden genoeg om ze allen te herbergen. Als wij maar solidair willen zijn en naar eenheid willen streven. Zouden wij dit niet en dht wel bereiken Dat wij dan ophouden met afjagen en afjakkeren. „Nu willen wij niet meer; want straks moeten wij weer". Een vermoeid mensch lijdt aan infectie, is ziek. Stellen wij ons het lichaam van een oververmoeide, overspannene, overwerkte, uitgeputte, nu eens goed voor oogen. Moeten, willen ook wij zoo worden Er is een nog ernstiger gevaar aan verbonden. Volgens de leer der overerving zal een geslacht van over- vermoeiden onze schreden volgen en over ons oordeelen. Is hun oordeel ons onverschillig? flftaltenlaud. Uit Lissabon wordt aan het Berliner Tageblatt geseind, dat door de voor- loopige regeering aan de koningin weduwe Maria Pia een jaarlijksche rente van 45,340 pond uitgekeerd zal worden jaarlijks zullen 7555 pond ingehouden worden tot delging van de voorschotten, die haar uit de schatkist en door parti culieren zijn verleend. Verder overweegt lachte mij uit, toen ik hem over die zondige verkwisting beknorde. Ik heb vroeger een heelen dag moeten wasschen voor een daalder; nu wil Johannes het niet meer toestaan Maar toen hij uit den tuin terugkwam zag hij er uit als sneeuw zoo wit. Hij ging naar de tafel, schreef eenige woorden, nam daarop zijn hoed en overjas en zeide: „Vaarwel moeder! binnenkort zend ik u het noodige reisgeld; dan komt u bij mij wonen. Ik moet dadelijk weg Geef dezen brief aan Truida, met mijn groeten." „Ach, jongejuffrouw, hij is toch zoo'n verstandig en geleerd man, en heeft toch zulke vreemde grillen in het hoofd, dat een mensch er benauwd van wordt. De hemel mag weten wat hem is overkomen. Ik begrijp er niets vanl" Zij wischt zich met den punt van haar boezelaar de oogen af en gaat hoofdschud dend heen. Het jonge meisje is weer op de bank neergevallen. De brief trilt in haar bevende hand. Zij weet immers, wat Johannes heeft voortgedreven in de koude, vreemde, een zame wereld. En als zij eindelijk het papier ontvouwt, valt haar blik op de weinige woorden „Ik ga, Truida Wees gelukkig en vergeet mij. „Johannes! Och Johannes!" snikt zij, en bedekt het witte papier met haar betraand gelaat. Maar door de zich scheidende wolken breken nu de eerste, heldere zonnestralen en begroeten de feestvierende Christenheid. Zij spelen op de donkere lokken van het weenende meisje en streelen diep in het woud de jonge dennen op de open plek bij het jachthuis. En dezelfde zonnestralen achterhalen, buiten op den straatweg, den ouden bouw- valligen postwagen en zien medelijdend in een bleek, doch mannelijk ernstig gelaat. En nog eenmaal zien twee door tranen omfloersde oogen terug naar het kleine stadje, dat als 't ware ligt in een bed van teeder groen, overgoten met stralenden zonneschijn. de vooïloopige regeering of uit de bezit tingen van koning Manuel eerst de schulden van het vorstenhuis aan den Staat of eerst die aan paticulieren be taald zullen worden. Koning Manuel heeft zich nml. verbonden, de voor schotten die aan zijn vader nit de schat kist waren uitgekeerd, terug te betalen in jaarlijksche termijnen. Zijn inkomen uit de bezittingen van het huis Bragauza bedraagt 50,000 pond jaarlijks. Volgens de Pall Mall is de voorloopige regeering in Portugal van plan, beslag te leggen op de eigendommen van De Soveral, den vroegeren gezant te Londen, omdat hij betrokken zou zijn in een samenzwering, waarvan het doel is, Manuel weer op den troon te brengen Te Lissabon is men in regeerings- kringen onaangenaam verrast door de mededeeling, dat de Italiaansche re geering besloten heeft, het slagschip Roma naar de Taag te zenden. De minister van buitenlandsche zaken verklaarde aan den correspondent van het Berliner Tageblatt, dat hij er niets van wist en dat de uitstekende ver houding tusscheu beide landen geen de minste aanleiding tot een dergelijken maatregel kan geven. De Italiaansche gezant te Lissabon heeft echter aan denzelfden correspondent medegedeeld, dat een Italiaansch oorlogsschip in de de Spaansche wateren, ter hoogte van Vigo, zou komen kruisen en in geval van dringende noodzakelijkheid naar Lissabon gezonden zou worden. De Turksche minister van financiën heeft bepaald dat de ter beschikking van den Turkschen Staat bij de Duitsche Rijksbank berustende deposito's van Abdoel Hamid (ongeveer 13 millioen mark, die in Duitsche, Fransche en Engelsche staatsfondsen belegd zijn) aan de Duitsche bank zullen worden overgedragen om daar verder bebeerd te worden voor rekening van de Turk sche schatkist. Men meldt uit Rome aan de Eclair, dat zich te Aei Reale (Sicilië), tenge volge van de staking van transport arbeiders in dienst van maatschappijen tot uitvoer van sinaasappelen, onge regeldheden hebben voorgedaan. Kara- biniers losten schoten, waardoor 20 personen gewond werden, terwijl 1 En verder rolt de wagen, altijd verder Jaren liggen tusschen toen en nu. Op een lenteavond nadert een man langs den ouden stadsmuur, hij steunt stevig op zijn kruk; peinzend blijft hij op een plek staan en ziet omhoog. Nog even overvloedig groeit het gras tusschen de steenen en daar boven knikken de takken met hun teere jonge knoppen nog even droomerig als in lang vervlogen tijden. Evenals vroeger zingen de spreeuwen en vroolijke kinder stemmen klinken daartusschen. Een weemoedig lachje zweeft over het bleeke, fijnbesneden gelaat van den man. „Het was weer het oude tehuis, En toch was alles zoo anders mompelt hij, terwijl hij verder gaat. Nu heeft hij den straat bereikt. Zijn eerste blik geldt de kleine vensters naast de waschkeuken. Een oude vrouw is daar, maar het is zijn moeder niet. Die heeft hij daarginds, begraven, nadat hij haar nog den avond van haar leven kon veraangenamen. Zij is gestorven, trotsch op haar zoor.. Neen, daar woont nu Suze; zij „leeft stil" en heeft verzocht dat huisje te mogen be trekken, wijl zij van daar uit juist in den tuin kan zien, waar de kinderen zoo lief spelen. Dan zweven de blikken van den man over de eene linde bij den stoep en vestigen zich eindelijk op het groen in den tuin. Een slanke vrouw in een blauwe huis japon komt de gang langs in den tuin. „Johannnes! Johannes!" roept een wel bekende, zachte stem, „Johannes, niet zoo wild! Je bent hier niet in het bosch, maar bij oma in den tuin." Nu ontwaart zij den man en gaat hem schielijk tegemoet. „Johannes! roept zij uit, terwijl zij naar hem toesnelt. O, Johannes, wat 'n verrassing!" En vertrouwelijk als een kind slaat zij de armen om zijn hals. „O hoe lief van je, Johannes, dat je ein delijk aan onze uitnoodiging hebt gehoor gegeven! Spreken is toch heel iets anders karabinier gedood werd. Vele menschen zijn in hechtenis genomen. Aan verschillende bladen wordt uit Batoem geseind, dat op de Kaspische Zee een heftige storm heeft gewoed. De kaden te Batoem zijn overstroomd en het water is het gymnasium binnen gedrongen. De gevangenis werd be dreigd, zoodat men de gevangenen in veiligheid moest brengen. Ook het Nuriemeer is buiten de oevers getreden. De stadsplantsoenen en een boulev :rd zijn overstroomd, een leesmuseum werd vernield. Te Tiflis woedde een sneeuwstorm, zoo hevig dat de gevangenis onder het gewicht der sneeuwmassa dreigde te bezwijken en ontruimd moest worden. Te Sebastopol zijn de havenkaden ver nield en verscheidene schepen v. rgaan. Volgens een bericht uit Londen is er Maandagochtend op den Taff-Vale- spoorweg bij Pontypridd een botsing geweest tusschen een reizigerstrein en een kolentrein. De voorste wagens van den reizigerstrein werden in elkaar gedrukt, andere verbrijzeld. Er zijn elf dooden, o. w. drie leden van het bestuur van de mijnwerkersconferentie van Zuid-Wales, die naar Londen op weg waren ter bijwoning van de nationale mijnwerkersconferentie. Jan Olieslagers deelt thans mee, dat het bericht van de New York Herald, dat hij zou ophouden met vliegen, on juist is. In de vorige maand heeft hij nog een nieuw toestel gekocht met de bedoeling, records te slaan. Weyman is met drie passagiers van Mourmelon naar Reims en terug ge vlogen. De Lokal Anzeiger verneemt uit New York, dat luitenant Beek daar vanaf een Wrightvliegtuig met goed succes proeven met een toestel voor draadlooze telegraphie heeft genomen. Hij heeft op een hoogte van 300 meter met de telegraphische stations van de haven van San Francisco telegrammen gewis seld. Deze afstand is ongeveer 3800 kilometer. De Times verneemt uit Peking, dat d© pest zich naar het Zuiden verspreidt. Eerst Zaterdag is te Sjanghaikuan een sterfgeval, door pest veroorzaakt, voor- dan schrijven Nu eerst, nu ik je in de trouwe oogen zie, weet ik dat je wer kelijk een broeder voor mij bent. „Ja Truida" zegt hij, terwijl hij haar op het voorhoofd kust. „Een broederEn hoe gaat 't met je man?" „Uitstekend. Hij komt natuurlijk ook met de feestdagen over. En jij blijft ook bij ons, heel lang, nietwaar?" „Welzeker, Truida! Waar zijn je kinderen „Zij spelen déür, achter het viol en parkje, waar ook wij zoo dikwijls gespeeld hebben. Wacht, ik za! ze je laten zien En wederom gaan zij het pad langs en blijven eindelijk voor 't grasperk staan, waar twee kinderen neergehurkt liggen, ijverig bezig met het plukken van viooltjes. Een knaapje en een meisje. Lachend ziet de jonge vrouw haarvriend aan. „Onze zoon heet Johannes. Een flinke jongen, van wien je vreugde zult beleven als hij je leerling wordt. En het meisje kom eens hier Truida lijkt ze niet op mij, Johannes?" Het kind komt naderbij en slaat een paar lichtblauwe, sprekende oogen naar hem op; dan strekt zij de kleine met bloemen ge vulde handjes naar hem uit. „Hier, oome!" Maar de knaap gooit jubelend zijn pet in de hoogte. „Hoera, oom Johannes is gekomen 1" roept hij uit, waarna hij ijlings het pad naar beneden afholt. „Dat moet ik oma en Suze vertellen!" Samen gaan ze verder. Geen van beiden spreekt een woord. Eindelijk staan zij op de kleine plek, waar men het uitzicht heeft over den muur, en de oogen der bevallige vrouw turen naar het donkere woud aan den horizon. Hier heb ik je zien staan met diepbe droefd gelaat, toen hij je Truida noemde, zijn Truida", sprak hij zacht, vastbesloten ook het laatste geheim te ontsluieren. „Ik dacht het wel, Johannes," „ik wilde het toen nog slechts éénmaal zien, naar ik meende voor 't laatst, mijn groene woud EINDE. door Johannes".

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1