et Land van (lensden en Alten, de Langstraat en de Buinnteierwaard.
WËM
l
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
1911.
FEUILLETON.
DE BOETELING.
No. 3019. ÏFoensdag 1 Februari.
Het levenspad vinden.
f SSi i
tËÉriï
1 aÏP
&2253ÏS 1 A
UtUD VAN
ALTEN/
VOOR
I
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag,
middag 12 uur ingewacht.
Wij zijn het er volmaakt moe eens,
wanneer beweerd wordt, dat iemand
zijn eigen pad door het leven zelf vin
den ot, zoo uien wil, maken moet.
Misschien is dit reeds in Adams tijd
zoo geweest, maar in ieder geval is de
noodzakelijkheid in onzen tijd zeer
groot. Een paar eeuwen geleden kon
iemaud uit den minderen stand zich in
geen geval omhoog werken. Hij werd
er kunstmatig onder gehouden en de an
deren, voor wie de vette brokken waren,
leunden op het geld of den invloed van
papa.
Het is zeker zeer gelukkig dat dit
nu anders is geworden. Tegenwoordig
kunnen wij er ongeveer allen komen,
als we het maar ernstig willenmaar
heel gemakkelijk komt bijna niemand
er meer. We moeten werken en ernstig
zijn en dat kweekt ongetwijfeld zelf
standige menschen.
Nu staat het vast, dat men in de
eerste plaats van de noodzakelijkheid,
om zijn eigen pad door het leven te
vinden, diep doordrongen moet zijn en
daar dit vooral ziet op de rijpere jeugd,
op aankomende menschen dus, is het
goed, dat er gezocht wordt naar hulp
middelen, die hen in den levensstrijd
te stade kunnen komen.
Maar het is er verre van verwijderd
dat men alle hulpmiddelen onvoorwaar
delijk zoude mogen goedkeuren, alleen
maar omdat ze als zoodanig worden
aangeprezen.
Een der eerste en beste hulpmidde
len kan ongetwijfeld de lectuur zyn.
Door goede lectuur kan een jongen goed
ontwikkeld worden, flinke gedachten en
een degelijke opvatting van de dingen
krijgen. Er is dan ook in den jongsten
tijd een beweging op touw gezet om
een en ander opzettelijk te bevorderen
en op zich zelf juichen wij dat toe.
Het maakt echter een bitter treurigen
indruk, dat men voor die beweging hier
te lande niet eens een Hollandschen
naam heeft kunnen vinden. De afschu
welijke taalbedervende invloed van de
sport heeft zich ook hier laten gelden
en daarom spreekt men van een boy
scout beweging. Dat moge gedeeltelijk
heel goed Engelsch wezen, voor Hol-
landsche ooren klinkt de uitdrukking
erbarmelijk en zal natuurlijk ook over
't algemeen zeer slecht begrepen worden.
Dat er een prijsvraag voor het vinden
van een goeden Holiandschen term is
uitgeschreven, hebben wij nog niet ge
2)
Toen vrouw Steiner binnentrad vernamen
zij de zware stem van den boer.
Maar bij het venster, dat op de beek
uitzag, stond nog iemand, die niet in den
raad zathij was ook een Audergander en
gaf den anderen niets toe in krachtigen
lichaamsbouw. Zijn bovenlijf was echter
iets voorovergebogen, zooals dat van een
knecht, die jarenlang den rug heeft moeten
krommen. Hij kon niet veel ouder dan
dertig jaar zijn, al begon zijn strooblond
haar al dun te worden. Een korte, blonde
baard omlijstte het vleezige, doodgewone
gelaat. Zijn bovenlip was kaalgeschoren en
deed den zoet-vriendelij ken trek om zijn
mond naar wensch uitkomen. Zijn oogen
waren klein en bewegelijk; van tijd tot
tijd kneep hij met een zenuwachtige bewe
ging het linker dicht. Op schoonheid kon
Noller's Toni niet bogen. Daarentegen was
hij de ijverigste kerkganger en aandachtigste
luisteraar. Bovendien was hij een schatrijke
oude vrij er, dien het halve dorp het hof
maakte.
Nolier had omgekeken, toen vrouw Steiner
met haar kinderen binnenkwam, en nu
vroeg Berghofer, de voorzitter:
„Nu, Nolier, wil je nu nog eens vertellen,
welke klacht je tegen deze menschen in te
brengen hebt?"
De toegesprokene wreef eens in de handen
en trok een gezicht alsof hem deze vraag
pyn deed.
lezen, maar het was anders wel noodig.
Die prachtige boy-scout-beweging nu
heeft een orgaan gekregen, dat den even
traaien naam van Padvinder draagt.
Men kan hier even goed denken aan
het vinden van een beest, dat pad heet,
als aan het vinden van een weg en
als het de brdoeling ia geweest, om
door dezen titel aan te duiden, dat het
tijdschrift bestemd is om aan de jongens
te leeren flink door de wereld te komen
dan zullen zeer velen van die beteeke-
ois niets vatten.
Met den titel van het nieuwe tijd
schrift is men dus niet zeer gelukkig
geweest, hetgeen nog eenigszins ver
schoonbaar zou wezen, als de inhoud
dan maar wat meevielmaar dat is
helaas het geval niet en wanneer met
afbeeldingen en verhalen als het proef-
nommer bevat, de jongens het rechte
spoor moet vinden, dat beklagen wy hen.
In onze jeugd maakte men de jon
gens het hoofd op hol met de fantas
tische werken van schrijvers als Aimard
en Ferry en een heelenboel anderen
van dat soort. Tegenwoordig zijn er
trouwens die nog heel wat erger de
verbeelding prikkelen en op het prac-
tiech leven werkt dat natuuriyk on
gunstig terug.
Om nu ook eens Engelsch te spreken,
het prentje op de eerste bladzijde en
het daarbij passende verhaal, zijn hee
Ie maal up to date. Er staat een hooge
fabrieksschoorsteen. Aan dien schoor
steen is een vliegtoestel (in onze dagen
natuurlijk in alles onmisbaar) op de
eene of andere manier vastgeraakt; van
onder bengelt een jongen en als die
jongen niet gered wordt, ja dan
is hij natuuriyk verloren.
Maar hij mag niet verloren gaan. Er
moet een menschenredder komen en nu
gaat men de jongens de edele aandrift
van menschen redden inprenten
De redder is zekere jongeman, Al-
bert Halliman, die vroeg opstaat, want
hij is om zes uur al op pad, met zijn
patrouille, waarmee hy groote ontdek
kingstochten gaat doen. Nu, de ontdek
king blijft niet uit. Zoo'n hangend
vliegmensch, met een heelen hoop
schreeuwende en natuurlijk niets uit
voerende menschen, is een gebeurtenis.
Maar da bouwmeester, die zeker een
voorzeggeuden geest had, heeft gezorgd
voor klimijzers, die tegen den schoor
steen aangebracht zijn en Halli
man bedenkt zich geen oogenblik, vliegt
er tegen op en nu ja, de rest
weet men wel. De ongelukkige vlieg
,Ja
u u weet eigenlijk al wat
ik te klagen heb. Die daar" hij wees
met een minachtend gebaar op den knaap,
die met de. lippen stijf op elkander, toe
luisterde „die heeft bij mij gestolen."
Voor het eerst viel de doordringende blik
van Berghofer op het gelaat van den knaap,
die echter de oogen niet neersloeg. Hij stond
naast zijn snikkende moeder, met het handje
van zijn zusje in de zijne en hield den
onderzoekenden blik van den voorzitter
zondereenig teeken van schuldbewustzijn uit.
De raadsleden zaten met bleek gelaat en
gebogen hoofd te luisteren.
„Vertel ons hoe 't in zijn werk is gegaan,
Nolier," hernam Berghofer.
De klager deed een pas naar de tafel toe.
Terwijl hij sprak kDeep hij een paar malen
het linker oog dicht, alsof hij op de sluw
heid van den knaap wilde wijzen.
„Dus hij" weer wees hij op den knaap
„heeft mij de huur moeten brengen van
het hooischuurtje, dat vrouw Steiner sinds
den vorigen herfst van mij in huur heeft,
't Was verleden Zaterdag, zooals u al weet.
Ik zat in mijn kamer te rekenen, toen hij
er aankwam met Furrer's Broni, die ook
pacht betalen moest. Eerst heb ik Broni
geholpen en de tweehonderd franken, die
zij bracht, op tafel uitgeteld en daarna in
een zak gedaan. Den zak heb ik op een kast
in de zijkamer gelegd. Toen het meisje weg
was, heb ik met hem daar de zaken afge
daan en een kwitantie geschreven. Juist,
toen ik daarmee klaar was, roept mij Trini,
mijn dienstmeisje, alsof het huis boven in
brand stond. Ik dacht: de jongen gaat naar
huis, en ben naar boven gerend zonder
verder acht op hem te slaan. Wel was er
boven geen brand, maar ik moest helpen
en ben zoowat een kwartier bezig geweest.
man wordt gered, ofschoon de juiste
manier waaropuit het geheele verhaal
niet blijkt!
Met allen eerbied voor de goede be
doeling, willen we hier opmerken dat
men beslist geen helden, beter gezegd
geen ferme jongens kweekt, door het
jonge geslacht te gewennen aan het
verslinden van allerlei beslist onmoge
lijke verhalen. In Engeland is dat soort
van jongensliterafuur tegenwoordig bij-
zonder in de mode; doch wij hopen
van ganscher harte, dat de Hollandsche
jongens van dien onzin verschoond
zullen blijvenwant daarmee zullen
ze zeer beslist hun pad niet vinden.
Dat de jongens voor nobele daden
in gloed geraken, dat is kostelijk; dat
er wat durf in gebracht wordt, juichen
we toe; dat ze niet al te nuchtere, al
te practisohe opvattingen van de we
reld en het leven krijgen, is m»odig
en dat men deze eigenschappen door
geschikte lectuur wil bevorderen, ver
dient steun. Maar, dan dissche men ze
geen verhalen op van dingen, die in
de wer elykheid absoluut onmogelijk
zouden wezen. Wat een schrijver met
zulke verhalen doet? Eenvoudig prik
kelen tot waagstukken, tot dolle roe
keloosheid. Hij verhindert de werking
van het gezond verstand en van het
kalme nadenken. Hij maakt misschien
wel heete hoofden, maar daarom nog
geen rappe handen en allerminst warme
harten.
Misschien hebben onze lezers wel
begrepen, dat het verhaal van den
redder geen oorspronkelijk Hollandsch
verhaal is. Het is vertaald en wij ver-
moedendat het in het oorspronkelijke
nog vrij wat doller is. Miar in ieder
geval is het onmenschkundig en daar
om spijt het ons, dat, wij, die veel,
zeer veel, voor de opvoeding onzer
jongens in flinken geest gevoelen, tegen
dergelijke lectuur moeten waarschuwen.
Er wordt niets goeds door verkregen
en wat, we verder, behalve de leelijke
prent met het hangende vliegmensch,
in de aflevering hebben aangetroffen,
is, ronduit gezegd, geen haar beter.
Wij geven toe dat goede lectuur on
misbaar is en dat er behoefte aan be
staat, want men kan de jongens niet
altijd laten lezen in de geschiedenis,
waaromtrent de meeste werken ook ai
niet voor hen geschikt zijn. Zjj moeten
wel eens wat anders hebbenmaar dan,
haar onze meening, wel boeken die
hun wezenlijk een flinke, degelijke lei
ding op hun pad kunnen geven, maar
geen Padvinders!
Buitenland.
Uit Manilla werd Maandag gemeld:
Blijkens berichten uit het district
Taal zijn vijf kleine dorpen verwoest
door een vloedgolf, die op een vulka
nische uitbarsting is gevolgd.
Er zijn in die streek minstens 300
personen gedood. Velen zijn omgekomen
in branden, die zijn ontstaan door de
gloeiende massa's gesmolten lava.
Te Hamborn heeft Zaterdag eene mijn-
gasontploffing plaats gehad in de mijn
„Deutcher Kaiser," waar 30 mijnwerkers
aan den arbeid waren. Een hunner werd
gedood en verscheidene andere zwaar
gewond.
Volgens later bericht zijn daarvan
reeds elf personen overleden.
j Een opzienbarende mededeeling doet
de Italiaansche aviateur en sportman
graaf Brazza, die den val van Chavez
na diens beroemden tocht over de Sim-
plon bijwoonde. Hij en de luchtschipper
Mercatori bleven op de plaats des on-
keils, om de overblijfselen van «le vlieg
machine te bergen en om zoover dat
mogelijk was de oorzaak der catastrophe
vast te stellen.
Graaf Brazza vertelt nu, dat het op
vallend was, dat de vleugels met zeer
kleine spijkers aan de machine beves
tigd waren. Nog meer opvallend was
het, dat deze gebrekkige bevestiging
j zeer zorgvuldig met vernis en lak be
dekt was. Graaf Brazza vond een en
ander zeer verdacht en deelde het aan
de commissie voor den Simplon-tocht
mede, maar er werd geen onderzoek
ingesteld. De deskundigen waren echter
allen van oordeel, dat de ramp te wijten
was aan het breken van een vleugel.
Graaf Brazza is van meening, dat een
der vele monteurs, die Chavez vijandig
gezind was, op deze verschrikkelijke
wijze een aauslag op hem heeft willen
plegen. Tijdens den tocht had de be
vestiging van den vleugel gehouden,
doch op het laatste oogenblik brak de
vleugel en had het ongeluk plaats.
Men denkt, dat naar aanleiding van
deze beschuldiging een onderzoek in
gesteld zal worden, 't Blijft echter de
vraag, of het na zooveel tijd nog resul
taat zal hebben, daar alle bewijsstukkeu
vernield zijn. Met spanning wordt een
verklaring der autoriteiten afgewacht.
Ohl, de correspondent te Peking van
de New York Herald, seint nadere bij
zonderheden over de pest in Noord-
Chiua en haar snelle verbreiding. Wat
Peking zelf aangaat, acht Ohl het
Toen ik terugkwam lag het geld, dat de
jongen gebracht had, nog op dezelfde plaats
op tafel, waar ik het had laten liggen, maar
toen ik het met het zakje in de zijkamer
in de kast wilde sluiten, waren de tweehon
derd franken verdwenen.
Natuurlijk dacht ik dadelijk aan hem
daar en ben hem onmiddellijk achterna-
gegaan naar zijn woning. Toen ik daar
aankwam heette het, dat hij nog niet thuis
was. Natuurlijk heeft hij het geld in dien
tijd ergens verstopt. En het slechte geweten
heeft gemaakt, dat hij niet thuis durfde
komen. Ik heb tot 's avonds laat bij vrouw
Steiner gewacht, maar te vergeefs. Eerst
tegen den morgen moet hij thuis gekomen
zijn en toen is hij dadelijk zonder een woord
te spreken, naar zijn kamertje gegaan, zoo
als zijn moeder mij vertelde. Den volgenden
morgen, nog eer de jongen op was, was ik
er al. Met een gezicht, alsof hij den heelen
nacht aan den zwier was geweest, kwam
hij van den zolder „Waar heb je het, geld
hebben wij hem te gelijk gevraagd, vrouw
Steiner en ik. Maar hij men zou het
niet kunnen gelooven, dat zoo'n jongen al
zoo slecht kan zijn en zoo kan huichelen
hij keek heel verbaasd en zei niets van
geld te weten! Hij lachte zelfs en toen ik
hem bij zijn lurven wilde pakken, werd
hij brutaal en keek mij aan alsof hij mij
wilde vermoorden. Niets hebben wij uit
hem kunnen krijgen, niets, heelemaal niets,
maar hij wilde niet zeggen waar hij geweest
was al den tijd, nadat hij mij de huur had
gebracht tot het aanbreken van den morgen 1
En dat is, naar ik meen, bewijs genoeg!
Die jongen is doortrapt en leugenachtig als
een oude dief, maar het bewijs is duidelijk
genoeg geleverd. Wie zou het anders weg
genomen hebben dat geld?"
Berghofer had peinzend voor zich gekeken,
terwijl Nolier vertelde. Nu vroeg hij kort
„Ben je er zeker van, dat er niemand
anders in je huis geweest is?"
„Zoo zeker als ik hier sta," gaf de ander
ten antwoord. „De kreupele Peter heeft mij
brandhout gebracht en die hee t niemand
in of uit het huis zien gaan dan Broni en
dien jongen. En Peter is geen oogenblik
weg geweest, zegt hij 1"
„Wat weet u er van, vrouw Steiner?"
vroeg Berghofer.
Met een door tranen verstikte «tem ant
woordde zij
„Ja, heer ik ik weet zelf niet
wat ik er van denken moet. Hij is altijd
een brave, vlijtige jongen geweest. Praten
doet hij gewoonlijk weinig en hij laat zich
ook niet graag kommandeeren. Meermalen
is hij weg geweejt, zonder dat ik wist
waarheen, maar dan bracht hij altijd wat
geld mee, dat hij bij den een of ander
verdiend had. Zoo is het gegaan sinds zijn
vaders dood en hij van school is en
verboden heb ik 't hem niet zoolang hij
niets deed wat niet goed was. Maar nu
als Nolier het zegt durf ik er niets tegen
inbrengen. Lori wil mij niet vertellen waar
hij geweest is nadat hij Noller het geld
heelt gebracht en. J'
Het snikken belette haar verder te gaan
en ook het kind begon van angst te schreien.
Lori zelf stond er met een strak gezicht,
zwijgend bij. Nu en dan schoot er een
dreigende blik uit zijn donkere oogen naar
den aanklager.
„Kom eens wat dichterbij, jongen," sprak
Berghofer barsch.
Lori kwam vooruit en keek hetm onver
vaard aan.
„Heb je het geld weggenomen?"
telegram is van Zaterdag den toe
stand niet kritiek. Het handelsverkeer,
dat vroeger dóór de legatie-wijk plaats
vond, gaat er nu omheen. Maar de
Chineezen die bepaald wat te maken
hebben in de vreemdelingenwijk, wor
den er ongehinderd toegelaten. De bui
tenlanders zelf bewegen zich in de stad
als tot dusver; en ook de feestjes, die
de Europeanen plegen te geven, vinden
ongestoord plaats.
De plaatselijke autoriteiten in China
zijn nu met de actieve bestrijding der
epidemie begonnen, zulks vooral op de
krachtige aansporing van den Regent
en van de prinsen Tsai tsjoen en Tsai-
toa. Huizen, waar pestgevallen zijn voor
gekomen, worden verbrand, de zieken
geïsoleerd. Doode ratten worden nu
er voor de lijkjes een premie wordt be
taald bij duizenden daags ingeleverd.
In Charbin is dr. Woe belast met
de bestrijding der ziekte. In opdracht
van het Wai-Woe-Poe (dep. v. buit.
zaken) laat deze daar ter stede 2000
doodkisten met lijken van pestlijders
verbranden. Het is har koud winterweer
in Charbin en de grond is er zoo steen
hard, dat er van het graven van kuilen
geen sprake kan zijn. Dus nu moet het
vuur worden te hulp genomen.
Dit is een uiterste maatregel, die bij
le plaatselijke bevolking groote verbit
tering moet wekken, want de Chineezen
zijn, in verband met hun godsdienstige
begrippen, felle tegenstanders van lijk
verbranding. De overheid kon dan ook
geen begin maken met de verbranding
der doodkisten, vóór een sterke militaire
macht ter plaatse was aangekomen.
Hoe virulent de ziekte optreedt, blijkt
o. m. uit het feit, dat iu Moekden, op
151 gevallen 91 der aangetasten binnen
de 24 uur bezweken.
Uit Moekden komt bericht, dat do
doktoren en de overheid er de ziekte
beginnen meester te worden. Maar Vrij-
lag stierven er nog 32 menschen aan
pest.
Om de Chineesche geneesheeren aan
te moedigen zich te gaan wijden aan
de bestrijding der epidemie, heeft de
Regent vastgesteld, dat aan iederen Chi-
neeschen dokter die aan de pest mocht
bezwijken, ua den dood eerbewijzen zul
len worden gebracht, terwijl uitkeeriu-
gen zullen worden gedaan aan de nabe
staanden.
Een rijk Amerikaansch meisje, juf
frouw Dorothy Arnold, wordt sinds
weken vermist. Er is nu eeu belooning
van 2500 gulden uitgeloofd voor wie
haar opspoort. Het zoeken, door parti
culiere speurders en door de politie,
wordt bemoeilijkt door de onzekerheid,
waarin men verkeert omtrent de vraag,
of het meisje misschien uit eigen be
weging is gevlucht, dan wel of zij oni-
De jongen had een gevoel alsof de blik
van zijn ondervrager hem trof tot in het
diepst zijner ziel; hij was op het punt om
in tranen uit te barsten, maar zijn koppig
heid belette hem iets anders te antwoorden
dan een kort uitgestooten „neen."
„Kun je dat bewijzen?" vroeg de boer
weer.
Lori's borst ging hevig op en neer, alsof
er een storm in hem zou losbarsten.
„Ik ben geen dief," siste hij tusschen zijn
tanden door; maar nog was hij zich zelf
meester.
Daar kwam Noller op hem af.
„O, jou schobbejak, jou gemeene leuge
naar heb je geen geweten meer? Denk
je niet aan den Heer onzen God en de
.eeuwige straffen? Geef mij mijn geld
terug of, bij God ik zal je zoo ranselen,
dat je
De Vftome man stond met gebalde vuisten
achter de .tafel en maakte zich gereed den
jongen aan te grijpen.
Maar deze was hem voor. Met een schor
ren kreet wierp hij zich op den sterken
man. Noller deinsde achteruit, getroffen
door een woedenden stoot. Maar nu greep
hij den knaap met beide vuisten aan.
Berghoter herstelde de rust nog eer een
van de anderen, die allen opgesprongen
waren, tusschen beiden had kunnen komen,
Hij slingerde den jongen achteruit. Met
zijn sterke hand had hij hem bij het buis
gegrepen, zoodat hij zich niet verroeren kon.
„Laat mij losriep Lori, schor van woede.
Daar trof het luide gesnik van zijne
moeder zijn oor en nu werd hij kalm. Men
zag hoe hij zijn toorn langzamerhand be
dwong.
Naar het Duitsch.
Wordt vervolgd).