el Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3020. Zaterdag 4 Februari 1911. VERDEELDHEID. FEUILLETON. DE BOETELING. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77s ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Er is een oude profetie, die zegt „Eéns zal het worden één kudde onder één herder", en dan worden daar pak kende voorbeelden bij gegeven, die ons doen zien, hoe het dan zal zijn op aarde. De dieren, die nu met elkaar in vijandschap leven, als de wolf en het lam, zullen dan vreedzaam naast el kander liggen. Er zal geen strijd meer zijn onder het gedierte des velds geen hunner zal zich voeden met het vleesch van den ander; gras en kruiden zal hun voedsel zijn. Hoe lang het nog zal duren, voor we dezen toestand in het dierenrijk zullen ^zien aanbreken, is niet bekeud, maar voorloopig blyft het nog maar steeds zooals het door al de eeuwen heen was: de kat loert op de muis, de valk vervolgt de kleinere vogels, de arend grijpt zijn prooi, de tijger bespringt zijn buit, en geen van allen toont nog eenige neiging een andere levenswijze aan te nemen. Maar dat kan men ze niet kwalijk nemen, ze worden geleid door hun instinct, ze kunnen niet anders. De tamme kan men nog een weinig africhten, maar de natuur geheel onderdrukken, dat gaat onze krachten te bovende best opgevoede kat zal nog wel eens een vischje of een stukje vleesch snoepen. En over de dieren deB velds hebben we in 't geheel geen macht. Men heelt dan ook allen grond om te vermoeien dat die vredestijd voor de dieren nog zeer verre is. Maar voor de menschen? Reeds 1900 jaren lang ongeveer is daar gepredikt: „Hebt liefde onder elkander", Draagt elkanders lasten", „Gij allen zijt kin deren van éénen vader", „Wat gij den minsten uwer broeders doet, dat hebt ge mij gedaan", enz. En nog zijn we niet één in denken, gevoelen en han delen. Nog is het menschdom versnip perd, verdeeld, nog staan we vijandig tegenover elkander. De dieren, zij weten niet beter, zij kunnen niet anders, maar wij, wij weten dat het zoo niet goed is, wij betreuren het dat het niet an ders is, en Ja, wij gaan in het oude spoor verder, ja, wij vergrooten soms nog, vaak, willens en wetens de verdeeldheid. En dan jammeren we er over dat er zoo'n verdeeldheid is. Evangeliepredikers, zendelingen, zijn 3) Hoewel hij den jongen niet losliet, beet Berghofer den klager toe: „Je moest je schamen, zooals je je hier aanstelt 1 Hier wordt niet geslagen! Had den jongen met rust gelaten tot wij de zaak onderzocht hebben! Én nu zeg ik je: houd je bedaard of ik wijs je het gat van de deur!" Misnoegd de schouders ophalende, ging Nolier achteruit. Zwijgend verdroeg hij den toornigen uitval van feet hoofd der gemeente. Nu wendde deze zich lot Lori. „Luister eens, jongen," zei hij en zijn machtige stem werd hoe langer hoe dreigen der. „Nu praat ik anders met je. Je lijkt wel een echte boschkat; het zou je goed doen een poos achter slot en grendel gezet te worden. Ik zal den raad voorstellen je naar een plaats te zenden, waar ze je de nagels wel wat zullen afvijlen. En nu de waarheid, versta je waar ben je ge weest van het oogen blik dat je Nolier het geld hebt gebracht, tot Zaterdag?" Er kwam een harden trek op het opge wonden gelaat van den jongen. „Dat zeg ik niet," hield hij vol. Berghofer nam zijn beide handen en hield die als tusschen een schroef. „Je moet," zei hij. Dien toon durfde niemand, in zijn huis noch daarbuiten trotseeren. De knaap kromp van pijn ineen. „Sla mij maar," zei hij, „ik zeg het toch niet!" Nu liet Berghofer hem los. Er werd een blauwe ader op zijn voorhoofd zichtbaar. „Als je mgn zoon waart, zou ik je wel de wereld ingegaan om de heidenen te bekeeren, zij hebben gevaren ge trotseerd, hoon en spot verdragen, den wreeden marteldood niet gevreesd en nog is niet de helft der aardbewoners tot het christendom gebracht. Geloo- vigen van allerlei soort, heidenen van allerlei schakeering, vindt men nog de heele wereld over. En de christenen, zijn zij dan één? 't Lijkt er niet op. Daar zyn eerst de Katholieken en Protestanten, de eersten gehoorzamend aan den Paus te Rome of aan den Keizer der Russen, de laat- sten verdeeld in meer dan 600 secten. En nog schijnt het eind er niet te zijn, nog staan er nieuwe apostels op, die een tekst vinden, waarop zij een nieuwe kerk stichten. Men zoekt niet de punten van overeenkomst om daarop gezamen lijk voort te bouwen, maar men tracht al maar meer geschilpunten te vinden, om daarover te twisten en dan uit elkaar te gaan. En welke geschilpunten zijn het vaak! Een oningewijde zou ze niet kunnen ontdekken en de ernstige mensch heeft vaak moeite om daar nog den ge8st van Christus te vinden, die zeide: „Komt allen tot mij, die ver moeid zijt!" Neen, het is er nog verre van dat het één kudde onder één herder is. Groot is de verdeeldheid onder de christenen, die allen meenen de ware richting te hebben, die allen God op hun wijze dienen en vaak medelijdend, niet zelden minachtend, op anderen neerzien, al die anderen, die nog niet de ware leer zijn toegedaan. Die verdeeldheid werkt vaak de komst van het werkelijk „Godsrijk" tegen. Al die verdeeldheid, die vijandschap, haat, verbittering, ze kan niet goed op het menschdom werken. Men staart zich blind op het uiterlijke en vergeet, ver waarloost het innerlijke. Men let op woorden, op een enkele letter niet zelden, men verheft een blooto cere monie tot godsdienst en sluit de wer kelijke godsdienst, het waarachtige christendom, dat spreekt van dienende ea vergevende liefde, buiten. Men kibbelt en kijft over ondergeschikte zakeD, ver kettert andersdenkenden en vermijdt den omgang met hen. En in al die secten, die kleine kerkjes en gemeenten, ook daar is het niet altijd liefde en vrede. Voor het uiterlijke, o ja, men gaat naar één kerk, men hangt klein krijgen," mompelde hij in zijn baard. Daarna verzocht hij Noller en vrouw Steiner met de kinderen in de gang op de uitspraak van den raad te wachten. Er verliep een kwartier. Het viertal in de gang hoorde het onderdrukte spreken van den voorzitterdaarna voerden er nog twee het woord en toen werd het stil. Noller liep intusschen de gang met groote passen op en neer, woedende blikken op Lori werpende. Aan dezen zou echter nie mand gezien hebben, slat men daar binnen bezig was een straf voor hem te bedenken. Eindelijk opende de schrijver de deur weder en riep hen terug. Uit het gelaat van Berghofer was alle toorn geweken; er lag echter een strenge trek om zijn mond. Eerst wendde hij zich tot vrouw Steiner; „Hetgeen ik u te zeggen heb, vrouw Steiner, spijt mij voor u, maar de ge meente moet zich den jongen aantrekken. Wanneer gij eens mocht komen te vallen, moet de gemeente voor hem zorgen. En de jongen moet onder strenge tucht komen. De raad twijfelt er niet aan of de jongen heeft het geld van Noller gestolen, of schoon „Het is een leugen," gilde de knaap er woedend tusschen in. Toorn deed hem de tranen in de oogen springen. Berghofer sloeg geen acht op dien uitroep. Kalm ging hij voort: „Ofschoon er geen getuigen zijn, die zijne schuld kunnen bewijzen. De raad heeft echter zelf gezien hoe uw zoon zich gedraagt en tot straf daarvoor zal hij voor een jaar naar een verbeterhuis worden gebracht. Uw taak zal daardoor verlicht wortlen." De tranen liepen vrouw Steiner over de wangen. „Ja" snikte zij, „het is mij goed. Ik dank u, heeren." Maar Noller was nog niet tevreden. De toorn straalde hem uit de oogen, ofschoon aan één geloofsbelijdenis, prijst misschien één prediker meer dan de anderen, hoort zich broeders en zusters noemen, maar och, wat is daar vaak een schijn, een klatergoud bij, wat zit al dat mooie vaak alleen maar van buiten. Of me ent ge, lezer, dat er onder de leden van één kerk geen haat en nijd, geen jaloerschbend en verdachtmaking, geen tegen werking en leedvermaak wonen? Dan zijt ge óf niet met de zaken op de hoogte en hebt ga nooit eens achter de schermen gezien, óf, als het bij u zoo is, dan woont ge in een eldorado. Er zijn nog te veel christenen, die prijzen en belijden met den mond, terwijl het hart aan aardsche dingen hangt, die, terwijl ze over hemelsche dingen spreken, denken aan het meest alledaag8che, die zeggen te ijveren voor 't koninkrijk der Hemelen, maar gaarne zooveel mogelijk genieten van 't aardsche slijk. Dat is niet alles een gevolg van hun slechtheid, dat ligt zoo in den menschelijken aard, die ons nu hoog boven 't stof verheft, dan weer in 't moeras slingert, maar er komt toch ook een deel onwil, schijnvroomheid, be drieging bij. Men weet vaak dat men lang geen heilige is, men zegt het ook wel, maar we hebben toch o zoo gaarne dat anderen niet aan onzen ernst en onze godsvrucht twijfelen. We z ggen wel dat 't mooi is den naaste lief te hebben als ons zeiven, maar als 't op de toepassing aankomt, dan hebben we allerlei uitvluchten. Groot is de verdeeldheid onder de christenen, maar hierin is toch eenheid, dat velen zich beter trachten voor te doen dan ze zijn. f5Sstxlte.sala.s84l. In Spanje zijn tengevolge van storm weer tal van schipbreuken voorgekomen. Uit Madrid wordt hieromtrent gemeld De Liberal verneemt uit Sagonta, dat het s.s. Lepante gezonken is. Er zouden 22 dooden zijn. Twee andere stoom schepen hebben zware averij opgeloopen. (Later). De Imparcial verneemt uit Sagonta, dat niet de Lepante, maar de Abanto gezonken is. Er zijn reeds 6 lijken aangespoeld. Verder zijn bij Sa gonta twee Spaansche stoomschepen in zeer gevaarlijke positie op de kust ge worpen. Het is onmogelijk hulp te ver- leenen. En uit Barcelona: Vier visschers- hij glimlachte tegen Berghofer, toen hij zeide „Maar maar mijn geld! Hij moet mij toch zeker mijn geld teruggeven „Mettertijd zal hij wel bekennen waar hij het gelaten heeft. In het verbeterhuis zijn tot nu toe nog alle verstokten tot inkeer gekomen. Geduld dus!" Noller begon zich onrustig in de handen te wrijven. „Het spijt mij, heeren, maar dan moet ik het hoogerop zoeken. Ik kan niet wachten tot het dien knaap believen zal te bekennen." Berghofer rees van zijn stoel op en de raad met hem. Als hamerslagen op metaal weerklonken Berghofer's woorden: „Dat doe je niet, Noller! Je weel dat het dorp sinds lange jaren alle oneenigheden beslecht heeft zon der inmenging van vreemden. Je zult niet de eerste willen zijn die ons de landspolitie op den hals schuift!" Voor deze woorden, die klonken als een onveranderlijk bevel, zweeg de andere. Hij bukte zich wat dieper en zei met zijn gewoon weerzinwekkend lachje: „Indien u het verlangt, nu dan, in Gods naam en ook ter wille van de arme vrouw 1" Hij sloeg de oogen ten hemel, alsof hij een vrome daad had volbracht. Daarna drukte hij zich langzaam door de deur. „Wanneer moet de jongen weg?" vroeg vrouw Steiner, terwijl zij zich gereedmaakte om heen te gaan. „Morgen I Ik breng hem zelf naar het dal," antwoordde Berghofer. „Heb je 't gehoord?" beet hij den knaap toe. Lori's gelaat was doodsbleek geworden, zijn lippen trilden. Werktuiglijk knikte hij als antwoord op de vraag. „Morgen vroeg om zes uur ben je aan mijn huis! Zorg er voor vrouw Steiner, dat hy niet te laat komt!" booten zijn op de klippen bij Cambrils vergaan; vijftien menschen verdronken. Tal van vaartuigen zijn aan de Middel- landsche Zeekust vergaau. Bij Castellon zijn vijf menschen omgekomen. Er dreigt weder een staking in de provincie Luik, thans onder de boek drukkers. Deze zijn nl. ontevreden over loonen en arbeidsvoorwaarden en eischen een negenurigen arbeidsdag en een loon van vijf francs per dag. Te Ver- viers staat de arbeid reeds in veertig drukkerijen stil. De directies der bladen zullen nu trachten samen een blad uit te geven, dat buiten de stad gedrukt zal worden. Daar de eigenaars van drukkerijen te Luik weigeren met de arbeiders in onderhandeling te treden, zullen deze vermoedelijk ook in het begin van de volgende week het werk neerleggen. Woensdag werd uit New York ge meld Hedenmiddag, terwijl eenige werk lieden aan het hoofd van de Jersey Centraalspoorweg bezig waren om uit spoorwagens dynamiet over te laden in een aan het hoofd liggende boot, is deze in de lucht gevlogen. Het getal dooden wordt tusschen 25 en 50 geschat en tegen de duizend personen zijn min of meer zwaar ge wond. Van de boot, waarin het dyna miet geladen werd, werd geen splinter meer gevonden, en evenmin iets van de elf menschen, die erop werkten. Aan den kaaimuur zaten 14 bootwerkers hun boterham te eten, de kade werd vernield, en men heeft slechts twee lijken gevonden. In New Jersey wordt de aangerichte schade op 1 millioen dollars geschat. De ontploffing werkte als een aard beving, en men geloofde in den omtrek door een ramp als die van San Fran cisco getroffen te worden. In de haven ontstond een wilde pa niek. Bootwerkers lieten hun werk, matrozen en stokers hun schepen in den steek en gingen op de vlucht. Ook van de opzichters en scheepsofficiers:! bleef niemand op zijn post, want op de kade lag nog veertig ton dynamiet. Het is voor de deskundigen een raadsel, dat dit niet ontploft is. In een kring van vele kilometers oefende de ontploffing hare werking uit. Het geschiedde juist in de uren, dat het 't drukst is in de straten van New Yoik. De huizen schudden en de ruiten werden ingedrukt. In de torenhuizen geloofde men, dat alles ineenstortte. In de straten viel een regen neer van brokken muur en glasscherven. Er ont- Nu konden zij heengaan. Snel liep vrouw Steiner met haar kleinste door het dorp en weer kwam Lori een heel eind achter haar aan. Hij zag er uit alsof hij doodziek was. Toen hij tusschen de laatste huizen door was en naar boven wilde klimmen, riep er iemand halfluid zijn naam. Hij keek om. Uit een zijstraatje wenkte hem een blonde knaap van ongeveer den zelfden leeftijd. Het duizelde hem toen hij naar hem toe ging. Mijn hemel wat zie jij er uit", zei de jongen, op wiens knap gezicht de grootste angst te lezen was. „Heeft vader je uitgevraagd?" vroeg hij daarna gejaagd. „Ja." „En waar je geweest bent heeft hij dat ook willen weten?" „Ja." De blonde jongen stond te beven op zijn knieën. „En jij „Stil ik ik heb niets gezegd Lori kon deze woorden bijna niet uit zijn keel krijgen. Maar de andere greep in een stormachtige opwelling van dankbaarheid zijn hand. „Jij bent een flinke kerel, Loriik ik „Al genoeg", mompelde Lori en trok zijn vingers uit de hand van den knaap. Daarna liep bij vlug zijn moeder achterna. Berghofer's Jozef keek hem verbaasd na en begon een deuntje te fluiten, terwijl hij van een zwaren last bevrijd, naar zijn vaders huis slenterde. Toen deze den volgenden morgen Steiner's Lori naar het dal wilde brengen, was de jongen gevlogen de Hemel alleen wist waarheen Vele jaren gingen er voorbij, zonder dat ooit iemand iets van den knaap vernam. H. „Wat? Alweer een?" stond een krankzinnige verwarring. De stoomfluiten van honderden schepen en booten begonnen te gillen. Ook in de straten wa3 het een helsch spectakel van geschreeuw en daartusschen door klonk onafgebroken het gebel van de tram, om de menschen, die hun hoofd kwijt waren, te waarschuwen. Allen snelden in de richting van de rivier om het verderf in de stad, die naar men meende inviel, te ontgaan. Het was hoog tijd, toen de rust terug keerde, nadat de oorzaak van den schok bekend wa3 geworden. Het oude New Yorksche raadhuis schijnt door de ontploffing in zijne grondvesten geschokt te zijn, de muren vertoonen groote scheuren. Hetzelfde wordt van vele oude gebouwen gezegd, maar de torenhuizen hebben, dank zij hun stalen geraamte, den schok goed doorstaan. Woensdag is de laatste dag verloopen van den termijn, die aan het officieele bestaan van Johann Orth was gesteld. De opperhofmaarschalk zal, aangezien tot dusver geen bewijzen zijn geleverd, dat Orth nog leeft, zoo spoedig moge lijk de doodverklaring publiceeren. Daarna zullen de beide testamenten van Orth geopend worden. De Keizer heeft het recht daarin enkele bepalingen te wijzigen. Orth's vermogen moet 3 a 4 millioen kronen bedragen. De Duitsche regeering heeft afwijzend beschikt op het verzoek van den ge meenteraad der grensstad Emmerik, om den vrijen invoer van levend slacht vee uit Nederland ten behoeve der bevolking toe te laten. Mecklenburg-Schwerin is zoo zeer met mond- en klauwzeer besmet, dat een veetentoonstelling, die dit jaar te Schwe- rin gehouden zou worden, komt te vervallen. De in Sanaa omsingelde Turksche troepen hebben tot twee malen toe een uitval beproefd om de verbinding met Hodeda te herstellen, maar beide malen werden zij teruggedreven. De opstande lingen, die Sanaa omringen, zijn vijf tienduizend man sterk en aanhangers van den iman Jahia. Onder de belegerden in Sanaa bevindt zich ook de eigenlijke chef van het operatie leger, generaal Mehraed Ali. Voor de actie naar buiten is generaal Abdoellah, van wien we reeds meer spraken, met de leiding belast. Mehmed Ali is een man van veertig jaren, doch hij is reeds grijs en een zeer indruk wekkende verschijning. Hij heeft veel ontzag bij de soldaten. Reeds jaren ge- Berghofer's van toorn bevende stem was door het geheele huis waarneembaar. Hij zat aan de zware ronde tafel, die mid den in zijn woonkamer stond, en had een bundel papieren voor zich liggen. Maar op het bericht, dat zijn jongen hem zoo even gebracht had, vergat hij het schrijven. De tamelijk zindelijke woonkamer diende tevens tot werkkamer voor den boer. De rijke Berghofer had het in zijn van oudsher ingewortelden eenvoud niet noodig geacht, zich voor zijn ambtsbezigheden een afzon derlijke kamer in het groote huis in te rich ten de woonkamer was ruim genoeg meende hij. Berghofer bestuurde nog altijd de Ander ganders. Vijftien jaar bekleedde hij reeda zijn ambt. Zijn invloed in het dorp was toegenomen en zijn macht over de boeren zoo groot geworden, dat alleen nog maar de pastoor hem aandurfde. De tijd sinds Steiner's Lori zich aan zijn straf onttrokken had, was niet spoorloos aan hem voorbij gegaan. Zijn haren waren wit geworden, evenals zijn kolossale baard, en zijn gelaat vertoonde ontelbare rimpels. Maar de bijna reusachtige ledematen bezaten nog jeugdige kracht en de dorpsbewoners voelden nog steeds den invloed van zijn ijzeren wil en den druk van zijn zware hand. Hij ging altijd den rechten weg, zich niet bekom merende over hetgeen hij daarbij met den voet op zij sliet. Er heerschte dientengevolge pijnlijke regelmaat in het dorpsbestuur en groote welvaart in het dorp. Alleen met den grooten hartstocht van de bergbewo ners, om de wetten op de houtvesterij en de jacht te overtreden, was de oude Berg hofer in voortdurenden strijd. Juist heden was hij weder in de gelegenheid zich te overtuigen van het nuttelooze zijner be moeiingen tot onderdrukking van deze beide euveldaden. •9' Naar het Duitsch. iiv. Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1