Land van Neusden en iltena, de Langstraat en de Bammelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. SO 22Zaterdag 11 Februari.
VERDEELDHEID.
FEUILLETON.
DE BOETELING.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75,
franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
in.
Dit is de laatste beschouwing, welke
we aan dit onderwerp wijden, hoewel
we nog vele artikels over „verdeeld
heid" zouden kunnen schrijven. Want,
o, er is zooveel verdeeldheid op de
wereld. Er zou stof te over zijn.
Niels schynt bestendiger te zijn dan
de onbestendigheid. Veel is er in de
laatste jaren veranderd, veel goeds is
er tot stand gekomen en veel verkeerds
werd er uit den weg geruimd. Maar
met dat verkeerde heeft men ook veel
goeds over boord geworpen. Men heette
vroeger veel eensgezinder te leven dan
tegenwoordig. Die eensgezindheid van
vroeger mocht soms eens heel kunst
matig zijn, zij mocht wel eens wat op
onderdrukking van minderheden ge
lijken, er zat toch ook verbazend veel
goeds in, dat valt niet te ontkennen.
Er zijn er menscheo, die, in plaats
van als kameraden samen te gaan, als
vijandelijke legers tegenover elkaar
staan, of wel die elkaar in 't geheim
of zells in 't openbaar tegenwerken,
elkander bespionneeren. We willen de
oorzaken hiervau niet nagaan, we
willen niemand b-schuldigen, alleen
constateeren we 't feit; niemand kan
evenwel zeggen dat dit een toestand
is zooals 't behoort.
„Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk
is 't, dat zonen
Van 't zelfde huis als broeders
samenwonen".
Zoo ziDgt men, en wat zou 't heer
lijk zijn als dat eens kon. Wat kon er
een geld en werkkracht bespaard wor
den in kerk en staat en maatschappij,
als we allen één van zin waren, ééa in
streven om elkander gelukkig te maken,
elkanders leed te verzachten, genot te
verhoogen. In Denemarken, waar 89
der bevolking tot één kerkgenootschap
behoort, heeft men den ouden een on-
bezorgden ouden dag bezorgd. Die allen
in Denemarken zullen wel niet in alles
precies gelijk denken dat is niet
noodig ook, dat zou zelfs de dood zijn
maar in groote lijnen gaan ze dan
toch samen. Zou daardoor dat kleine
volk, dat bovendien nog armer is dan
het onze, kunnen, wat hier door velen
nog onmogelijk wordt geacht?
Wij twisten en krakeelen over kerk
en school, halen overal de politiek by,
waardoor de hoofden warm en de harten
5)
De Voor-alp was de meest afgelegen weide
plaats van Berghofer. Hij wist, dat zijn
jongen, die gezellig van aard was, daar drie
maanden met het vee en een ouden koe
knecht alleen zou zijn.
Toen de deur achter zijn zoon was dicht
gevallen, nam de oude man zijn brieven
weer op. Dien van den houtvester las hij
eenige malen over cn mompelde daarbij
„Ik weet nu waar de jongen toen geweest
is maar hij heeft een schobbejak tot vader
gehad en hij kan het geld toch wegge
nomen hebben en men kan toch niet
vast op hem aan."
Het einde was echter, dat er 's avonds
een kort antwoord naar Steiner's Lori ging,
waarin zijn benoeming tot jachtopziener
stond.
III.
De maan stond boven het bergland en
haar licht verspreidde een zachten glans.
De bergen wierpen lange schaduwen. De
sneeuwtoppen schitterden. Om den Winter-
stock dreven, aan witten rook gelijk, een
paar nevelwolkjesmaar vlijmscherp staken
de lijnen van de grijze spits tegen den hemel
af. Vlak er boven stond een groote ster,
alsof er een vuur ontstoken was op den
steenen zuil.
In het dorp vermengde zich het roode
lamplicht, dat door de vensters op de straat
viel, met het bleeke schijnsel uit den hemel.
Daar, waar de hoofdstraat afboog naar het
koel worden, 't Schijnt zoover te zijn
m-t ons dat in den tegensfander geen
goeds meer te vinden is en dat zijn
lof voor ons vergif is. Eu was het nu
nog de „domme menigte", die zoo
oordeelde, men zou er zich bij neer
leggen en hopen op meerdere ontwik
keling en daarmee gepaard gaande hel
derder begrippen, maar nu zijn 't vaak
de leiders, de toonaangevers, die met
opgeheven wijsvinger klaar staan, wan
neer uit het andere kamp een goed
woord tot ons wordt gesproken.
Arm Nederland, wat zal er van u
worden, met u steeds verder gaande
versnippering?
„Eendracht bouwt het huis, maar
tweedracht breekt het af." Zoo gaat
het in den staat, zoo gaat het ook in
het huisgezin. Als men ergens één van
zin moest zijn, dan zeker wel déér.
Dédr moesten geen tegenstrijdige be
langen zijn, ddér moesten allen samen-
werkpu aan één doelelkanders geluk
bevorderen en daardoor 't geluk va-
't geheel. En gelukkig die huisgezinne
waar men zoo denkt en handelt, ze i
er nog, o zoo veel.
De vader doet niets liever dan werk
voor de zijnen, de moeder zorgt c~
waakt met de grootste liefde voor allen
en de kindereu beijveren zich om den
ouders genoegen te doen en elkander
te helpen. In zulke huizen woont de
waarachtige liefde, daar is eendracht,
daar kan het geluk binnentreden.
Maar niet overal is het zoo. Ook
in menig huis is de tweedracht binnen
geslopen en staan man en vrouw vij
andig tegenover elkaar. Nu eens is de
drankzucht, dan de slordigheid de oor
zaak, hier komt het voort uit luiheid,
daar uit verkwisting, maar hoe dan
ook, de gevolgen zijn overal vrij ge
lijk't geluk verdwijnt, de opvoeding
der kinderen lijdt schade.
Wij besteden jaarlijks schatten gelds
aan allerlei vereenigingen, lezen bladen,
bezoeken vergaderingen en hooren
sprekers, die allen zeggen het goede te
willen, die ook veel goeds doenmaar
niet zelden, zij het dan ook niet met
opzet, vaak juist het tegendeel doen
van vereenigenze maken de twee
dracht nog grooter. Maar dat kan
voorloopig nog niet anders: de kwaal
moet eerst nog erger worden zeker,
't moet eerst op het hoogst gekomen
zijn. 't Moet zoo erg worden dat de
overgrode meerderheid zegt: „Nu kan
't niet langer zoo met de verdeeldheid,
want dat loopt uit op den ondergang
van ons volk." Maar wanneer zal 't
zoover gekomeQ zijn?
Toen in 't laatst der 18e eeuw de
verdeeldheid al grooter en grooter werd,
toen was er een Fransche overheersching
met al zijn verschrikkingen noodig om
de oude veeten te doen vergeten, om
't volk weer tot één geheel te maken.
Zou 't weer zoo moeten? 't Is niet te
hopen, maar zonder geduchte oorzaken
zal er stellig geen eind komen aan de
huidige verdeeldheid, zonder schokkende
gebeurtenissen zullen we niet dichter
bij elkander komen. Als 't dan maar
niet te laat en de schok maar niet te
hevig zal zijn.
Hifi 1 ten a d.
dal, daagde in het volle maanlicht een ge
stalte op en begaf zich in de richting van
de huizen. Hij was een forsch gebouwde
man, geen jongeling meer, maar ongeveer
dertig jaar oud. Zijn gelaat zou ook zonder
het vale licht, dat er op viel, bleek zijn
geweest. Des te meer kwamen de donkere,
vurige oogen tot hun recht.
Het gelaat van Steiner's Lori, die na een
afwezigheid van vijftien jaren in het dorp
terugkeerde, was er zoo een, dat men niet
vergeet, wanneer men het eenmaal gezien
heeft, zoo een, waarin men telkens weer
kijken moet, omdat men meent er eene
geschiedenis in te kunnen lezen. Zooals de
grove, nauw sluitende, uit schapenwol ver
vaardigde kleeding verried, was alles spieren
aan de hooge gestalte. De afgedragen vilten
hoed met den gierenklauw verried den jager
ook het geweer, dat over zijn rug hing, wees
daarop. Bagage hield Lori er niet op na;
zijn houten kistje had hij vooruitgezonden.
Toen hij de eerste huizen van het dorp
bereikt had, hield hij den pas in Uit de
diepte klonk hem het geruisch van de beek,
die over haar rotsachtige bedding stroomde,
in de ooren. Dit geluid kwam Lori voor
als een welkomstgroet. Dat hem op de
dorpsstraat niemand tegenkwam om hem
te begroeten, was hem aangenaam. Zoo had
hij het gewild en daarom was hij in den
laten avond aangekomen. Toen hij naar den
Winterstock keek, die daar reusachtig en
blinkend van het ijs naar den hemel oprees,
begon zijn hart sneller te kloppen. Ter wille
van de bergen, niet van de menschen was
hij hier gekomen dat kon God getuigen
Met een gevoel van heimelijke vreugde deed
hij de eerste schreden in het dorp, maar
plotseling ontvlamde een hevige toorn in
zijn binnenste. Eenigszins achteruit, tegen
de beek aan, stond een net huis met groene
De Noorderspoorwegmaatschappij in
Frankrijk heeft den minister van open
bare werken medegedeeld, dat zij eenige
beambten, die naar aanleiding van de
staking ontslagen zijn, niet weder in
dienst kan nemen, daar de ondervin
ding heeft geleerd, dat deze personen
een noodlottigen invloed op hunne
makkers uitoefenen. De maatschappij
heeft voldoende blijken gegeven van
goeden wil door aan een aantal ont
slagen beambten wachtgelden en onder
steuning toe te kennen; zij kan echter
geen personen in dienst nemen van
welke zij zeker weet, dat zij het bedrijf
in de war zullen sturen.
Bij het station te Amiens heeft een
ontslagen ambtenaar van denjNoorder-
spoorweg de remmen van twee snel
treinen onbruikbaar gemaakt. De kerel
heeft zich zelf verklapt, door zich in
een koffiehuis op zijne daad te beroemen,
wat hem zuur zal opbreken.
Dertien spoorwegbeambten en jour
nalisten, die bij de laatste groote spoor
wegstaking betrokken waren, zijn naar
het hof van gezworenen verwezen.
In de Fransche gemeente Epinay
werden Dinsdag de twee broeders Yodst,
leden van de vakvereeniging der metaal
bewerkers, die op een verboden fabriek
hadden gewerkt, door hunne kameraden
aangevallen en schandelijk mishandeld.
De eene werd ernstig verwond aan de
ruggegraat, terwijl hem drie ribben
werden stukgeslagen en hij vijf mes
steken in het hoofd kreeg; den andere
werd een oog half uitgeslagen. De namen
der daders zijn niet bekend en de ge
wonden, van wie vooral de oudste er
erg aan toe is, hebben verklaard geen
klacht te zullen indienen. Niettemin
heeft de politie een streng onderzoek
ingesteld.
Eergisteravond moet, volgens te Bor-
vensterluiken, waaraan een kleine tuin met
moestuin grensde. Daar woonde Noller's
Toni. Diens vader had beneden in het dal
een groote zaak gehad, maar de zoon had
haar verkocht en zich met zijn geld in
Andergand gevestigd.
Met gebalde vuisten ging Lori de woning
voorbij. Hij had den smaad, dien Nolier
hem had aangedaan, nog niet vergeten.
Een paar passen verder vond zijn toorn
nieuw voedsel. Aan de rechterkant van de
straat stond de reusachtige woning van
Berghofer. Met den achterkant leunde ze
tegen de helling van den berg, die uren
ver aan Rerghofer in eigendom toebehoorde.
Zes vensters wierpen een helder licht over
de straat.
Lori dacht aan de hardheid, waarmede
Berghofer hem toenmaals had behandeld,
en het verbaasde hem, dat hij hem nu toch
teruggeroepen had. Langzaam naderde hij
de verlichte vensters. Achter een er van
ontwaarde hij de omtrekken van een meisjes
gestalte. Zou dat Tilde zijn, wier geboorte
aan hare moeder het leven had gekost? Het
meisje moest van gelijken leeftijd zijn als
zijn zuster Felicil Toen hij aan deze laatste
dacht, begon hij zijn gang wat te versnel
len. Plotseling, nu hij over eenige minuten
thuis zuu zijn, kwam er verlangen in hem
op naar de zijnen. Zoo lang hij weg was
geweest, had hij niets van zich laten hooren.
En nu kwam de gedachte in hem op, dat
zijne moeder en zijne zuster wel gestorven
konden zijn. Gejaagd liep hij door de een
zame straat en al sneller werd zijn gang
toen hij de helling besteeg, op het arm
zalige lichtje af, dat dicht bij den boschrand
schitterde. Buiten adem bleef hij bij de
deur van het lage hutje staan. Bijna heime
lijk was hij naderbij gekomen en stelde
zich nu de vreugde voor van de beide
lijn ontvangen berichten, tengevolge
van kortsluiting, het Keizerlijk station
te Tsarskoje Selo geheel afgebrand zijn.
De Turksche versterkingen van het
eerste en tweede legerkorps, die naar
Jemen gezonden waren, hebben op drie
uren afstands van Hodeida een gevecht
met de opstandelingen gehad. Na een
verwoeden strijd trokken de arabieren
zich terug met een verlies van 150
man. De Turken verloren 50 man aan
dooden en gewonden.
Ook in de districten Damascus en
Jeruzalem hebben gevechten plaats ge
had. De Bedoeïenen waren de aanvallers.
Maar de Turken sloegen den aanval
af en vervolgden de Bedoeïenen krach
tig. De Bedoeïenen leden gevoelige
verliezen. De verliezen der Turken zijn
nog niet bekend.
Donderdag werd uit Helsingfors ge
meld: De ijsschots, die met 253 visschers
in zee is gedreven, is gebarsten. Een
deel der visschers is gered, maar meer
dan honderd hunner, die de schots niet
bijtijds konden verlaten, zijn weer naar
zee gedreven. Gisteravond is van Hel
singfors een ijsbreker, met artsen en
voorraden aan boord, vertrokken.
Reuter seint uit Douzy:
De vliegers Noel en Delaterre, die een
pas geleverd militair-vliegtuig beproef
den, daalden in een zweefvlucht, toen
de kleine vleugels loslieten, waardoor
het toestel van 80 meter hoogte viel.
De vliegers werden met verbrijzelden
schedel onder den motor vandaan ge
haald.
Volgens de Times zijn de moorde
naars van Sani ed-Dowleh, den Perzj,-
schen minister van financiën, aan de
Russische legatie uitgeleverd. Sommigen
zeggen, dat het Armenische revolutio
nairen uit Kaukasus zijn. Volgens an
deren zijn het handlangers van een
reactionair comité.
De Lokal Anzeiger bericht, dat het
verkeer op de westelijke lijnen van de
Trans-Kaukasische spoorwegen door
den ongewoon zwaren sneeuwval geheel
stop gezet is moeten worden. Verschil
lende treinen zijn in de sneeuw, die
een hoogte van 2 meters heeft bereikt,
blijven steken. In verschillende dorpen
van het gouvernement Koetai zijn de
daken ingestort. Het vee verhongert,
omdat de winterweiden onder dikke
sneeuw liggen. De toestand der dorps
bewoners is, met het oog op de onge-
loofelijke strengheid van den winter,
vertwijfelend.
Bij Podol, in Russisch Polen, is een
goederentrein in de sneeuw blijven
steken. Vijf beambten zijn doodgevroren.
vrouwen, die hij door het venster zag zitten.
Lang bleef hij niet staan. In het volgende
oogenblik reeds trad hij het nederige hutje
binnen.
Het kleine lampje aan de zoldering ver
lichtte een armoedig, maar zindelijk vertrek.
Op een bank langs den muur, waar een
wit geschuurde tafel voor stond, zat een
blond meisje, wier over haar werk gebogen
gelaat geworden was, wat het beloofd had.
Felici was een mooi meisje. Toen de deur
van het vertrek zoo plotseling opengeworpen
werd, rees zij op. Haar groote, donkere oogen
keken den laten indringer verschrikt, bijna
toornig aan; de jonge, goed gevormde ge
stalte rekte zich uit.
De andere vrouw richtte zich niet op in
den stoel, waarin zij, den rug door een
kussen gesteund, gedoken zat. Het naaiwerk,
waaraan zij bezig was, viel echter op haar
schoot en met een angstigen, droeven blik
keek zij den indringer aan. Vrouw Steiner
had haar zoon onmiddellijk herkend, niet
tegenstaande den grooten zwarten knevel,
die zijn bovenlip overschaduwde.
„Daar ben ik weer!"riep hij al aandedeur.
Hij scheen een hartelijke begroeting ver
wacht te hebben en nu was de ontgoocheling
op zijn gelaat te lezen, toen de vrouwen
hem niet tegemoet kwamen.
Daar liet zich vrouw Steiner's zwakke
stem hooren.
„Ja daar ben je weer maar
had je niet beter gedaan weg te blijven?"
Er kwam een bittere lach om zijn lippen.
„Dat is geen welkomstgroet, moeder!"
Dat was te veel voor de vrouw. Hij was
toch nog altijd haar jongen, al had hij geen
prettige herinnering achtergelaten. Met
groote moeite stond zij op en stak hem
beide handen toe.
„Neen neen Lori!" riep zij
Uit Aleppo wordt gemeld, dat die
stad tengevolge van de sneeuwbuien,
welke daar sedert 25 dagen aanhoudend
zijn gevallen, bijna van de buitenwereld
is afgesneden. Het spoorwegverkeer
staat geheel stil. Men vreest hongers
nood en onlusten.
De berichtgever te Charbin van de
New York Herald seint nadere bijzon
derheden over de bestrijding der pest
in Foetsjiatsjeng de Chineesche stad
bij Charbin. In den aanvang der epi
demie war n de Chineezen onbewogen
en onverschillig; zij weigerden de ziek
tegevallen aan te geven. Maar op het
oogenblik is daarin een vreeselijke ver
andering gekomen. Zoodra zich in eeu
huis bij een der bewoners symptomen
van pest voordoen, wordt de zieke on
middellijk het huis uitgedreven en aan
de mannen van den sanitairen dienst
overgelaten, die hem naar een der
geïsoleerde hospitalen brengen, waar
hij zeker sterft. Soms slaagt de onge
lukkige er in, te ontsnappen aan de
waakzaamheid van de geneeskundige
politie en lukt het hem de wijk te
nemen naar buiten, maar dan sterft hij
er van koude en gebrek.
Te Foetsjiatsjeng is men gereed ge
komen met de verbranding van 2300
lijken, di« daar op zestien stapels en
verder in groote kuilen lagen.
Feitelijk is er, wat Foetsjiatsjeng be
treft maar één middel om de epidemie
tot staan te brengen de geheele stad
af te branden. Maar de autoriteiten
weten geen weg met de duizenden Chi
neezen die dan dakloos zouden worden.
Berichten uit Noord-Mantsjoerije be
helzen, dat de pest zich snel verbreidt
langs de spoorlijn.
Volgens een bericht uit Peking van
den correspondent der N. Y Herald
aldaar dreigt er gevaar voor besmetting
van uit Tientsin. Twee reizigers, die
Zondag uit Tientsin aankwameu, zijn
in Peking gestorven. Er is te Peking
geenerlei quarantaine of zelfs maar
toezicht op reizigers uit Tientsin. En
in laatstgenoemde plaats gaat het slecht,
wijl het er ontbreekt aan behoorlijke
bestrijding der besmetting. Alle Euro
peesche doktoren zijn naar Mantsjoerije.
Tot dusver zijn naar schatting
in Noord-Mantsjoerije 7000 menschen
aan pest gestorven.
De kazernes van het garnizoen Moek-
den zijn, omdat er een pestgeval in is
voorgekomen, verbrand. De soldaten
zijn in andere gebouwen ondergebracht.
Het Nowoje Wremja verneemt uit
Peking, dat in de binnenstad aldaar de
pest is uitgebroken. Een Boeddhistisch
priester is er aan gestorven. De maat
regelen der Pekingsche autoriteiten tegen
de pest zijn absoluut onvoldoende.
snikkend. „Welkom thuis, mijn jongen,
wees welkom!"
Hij verroerde zich niet.
„Al goed, moeder! Het kwam mij voor,
dat ik u ongelegen kwam, erg ongelegen."
Hij zei dit hard en ruw en wees de lief-
koozing af, die zijne moeder hem bood.
Haar bevende handen lagen op zijn arm,
haar oogen stonden vol tranen. Zacht en
gejaagd stamelde zij:
„Ja, mijn jongen, ik moest aan den tijd
denken, dien je weg bent geweest, en aan
hetgeen je van hier heeft doen gaan."
Hij stampte woedend op den grond.
„Gelooft u dan nog altijd dat ik
Hij bleef plotseling steken. Zijn blik was
op haar gelaat gevestigd en nu zag hij eerst
hoe ziek en afgemat zij er uitzag.
„Groote God, zijne moeder was toch nog
niet zoo oud en kon nauwelijks meer recht
op staan en was sneeuwwit geworden Mede
lijden en wrok wisselden elkander af in
zijn ziel. Eindelijk liep hij naar het kruis
beeld boven de latafel en legde drie vingers
op het uit been gesneden beeld.
„Laat ik u nu eens vooral zeggen, moeder,
nu ik weer thuis ben: Ik zweer bij alles
wat heilig is, dat ik mij niets te verwijten
heb, ook niet schuldig ben aan hetgeen
waarvan Noller's Toni mij beschuldigd heeft,
toen ik nog een jongen was!"
De vrouw was hem met slependen tred
achterna gegaan. Zij bedelde hem om ver
giffenis en nam zijn hand in de hare, ter-
wijl de tranen over haar ingevallen wangen
stroomden.
„Ik geloof je, mijn jongen, en ik zal er
je nimmer meer aan herinneren en ik
ben blij, dat je terug bent!"
Naar het Duitsch.
Wordt vervolgd).