et Land van Hensden en Altena, de Langstraat en de ISoinmelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3O35. Woensdag 20 Maart.
Eenvormigheid.
FEUILLETON.
DE BOETELING.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijk©
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Een bekend schrijver heeft eens de
„eenvormigheid" de vloek van het mo
derne leven genoemd. Dat de wereld
de richting der eenvormigheid opgaat,
weten we allen en zien we dagelijks
meer en meer om ons heen. B v.alle
straten der stad kaarsrechtalle huizen
in de straat op elkaar gelijkende als
twee droppelen water; alle meubels
recht en stijf, naar een bepaald model
gemaakt, dat men „stijl" gelieft te
noemenalle menschen in hun eigen
geslacht op dezelfde wijze gekleed. Men
kan zich niet kleeden zooals men ver
kiest; de „mode" bepaalt wat er ge
dragen 2al worden en iets anders kan
men niet krijgen. Dit laatste is mis
schien nog wel het ergste; want daar
mee verdwijnt het schilderachtige en
het afwisselend smaakvolle in de klee
ding, die toch zoo zeer de waarde van
den uitwendigen mensch verhoogeD kan.
Is dit alles, wat we met tallooze
voorbeelden zouden kunnen vermeer
deren, op zich zelf bedenkelijk genoeg
bij volken die zich in ieder geval nog
eenigszins geleidelijk in de richting der
eenvormigheid bewegen, erger moet het
zijn bij volken die plotseling voor het
uitwendige modern „gemaakt" worden.
Zoo is het thans met 't groote Chi
neesche rijk, dat modern gaat worden.
Toen de ook in allerijl gemoderni
seerde Japanners het Chineesche rijk
vóór 15 jaren zulk een harde les gaven,
begreep men dat het een quaestie werd
van te zijn of niet te zijn, en begon
men er zich op toe te leggen om uit
wendig meer op een beschaafd mensch
te gaan lijken; vermoedelijk in de on
derstelling dat de rest dan ook wel
komen zal
Men weet dat de Chineezen zich van
andere volken bijzonder onderscheidden
door de voeten en staarten. Met geweld
maakte men van der jeugd af van de
voeten der Chineesche vrouw stompjes.
De Chineesche vrouw liep dan ook
niet, maar waggelde. Eeuwen lang
kwelden op die manier alle moeders
haar dochters. Een Chineesche vrouw
moest lcleine voeten hebben. Klein be-
teekende mooi. Zij moest dien kleinen
voet ook toonen en de japon bedekte
de voeten niet, maar was zooals wij
zeggen „voetvrij", zoodat het sierlijke
stompje altijd zichtbaar was. Wanneer
men van een Chineesche vrouw door
een lange japon de voeten niet had
kunnen zien, dan zou daaruit zijn af
geleid dat zij groote en dus leelijke
voeten had.
Eerst acht jaren later werd bevel
gegeven, want in China gaat alles nog
op bevel, dat de voeten der kleine
18)
Berghofer'a Tilde had zich voor Lori ge
plaatst. Haar ijver verried haar. Aan Berg
hofer ging een licht op. Nu moest er een eind
aan komen I
Lori wilde spreken, maar Berghofer vroeg
met luid klinkende stem aan zijn zoon:
„Wat heb jij te zeggen, Jozef?"
Jozef kon eigenlijk nog aan niet veel
anders denken dan aan zijn eigen zaak,
maar nu kwam de lust in hem op iemand
goed te doen en allereerst Lori.
„Waar geen klager is, is ook geen rechter!
Ik heb mij volstrekt niet te beklagen over
Steiner's Lori integendeel, zijn zuster
wordt mijn vrouw!"
Nu begrepen de Anderganders er niets
meer van. Er werd gelachen en gegiggeld;
men stootte elkaar met den elleboog aan.
Berghofer bleef ernstig en nam nogmaals
het woord:
„Jozef heeft gelijk! Waar geen klager
is, is geen rechter! „Wat ik met Steiner's
Lori te berechten heb, gaat mij alleen aan
Voor het gerecht kunt gij hem niet brengen
Gaat dus naar huis en laat hem met rust.
Hij heeft u niet veel goeds te danken;
eerder het recht zich over jullie te beklagen.
meisjes niet meer mochten worden
saamgeperst.
De motieven voor dit bevel zijn in
ons oog al zeer vermakelijk. Het ver
minken deed namelijk afbreuk aan de
moederliefde. Er werd daardoor te veel
aandacht aan de schoonheid van het
lichaam geschonken en het bevordert
de armoede, omdat de niet loopende
vrouw minder goed werken kan.
Dit laatste bewijst dat men ook in
China den economischen strijd leert
kennen. Inderdaad is de laatste reden
de eenig verstandige.
Er ontstond toen een algemeene
beweging tot afschaffing van kleine
schoenen en dus ook van kleine voeten
en men sloeg weer tot een tegenover
gesteld uiterste over en trachtten som
migen, door het ondergaan van eene
operatie, den verminkten voet weer nor
maal te maken. Natuurlijks te vergeefs
Onder de lagere standen, waar men
zeer aan het oude gehecht was, onder
vond men veel tegenstand, tot dat er
ten slotte strafbepalingen kwamen. Dat
hielp, en nu gelooft men dat spoedig
de Chineesche vrouwen even flink zullen
kunnen loopen als de Europeesche, na
tuurlijk net zoo lang tot er alom trams,
auto's en fietsen komen en het loopen
wordt afgeschaft!
De Chineesche mannen hebben altijd
goed kunnen loopen, maar ze wilden
ook wel wat moois hebben en droegen
daarom een staart aan het hoofd. Dat
sieraad te moeten verliezen was een
groote beleediging; maar zij waren
waarschijnlijk met den oorsprong ervan
onbekend. Eeuwen geleden veroverden
de Tartaren van Mantsjourije het land
en besloten het in onderwerping ge
brachte volk een teeken van slavernij
te doen dragen. De overwonnenen moes
ten het hoofd laten scheren en het haar
van achter lang dragen, in den nek
gevlochten tot een staart. Zulke „tee
kenen van dienstbaarheid" zijn volstrekt
niet zeldzaam in de wereld.
Eerst verlieten de overwonnenen in
massa het land, maar later gewenden
zij zich aan de vernedering, die, o won
der, langzamerhand als t en vereerend
onderscheiding8teeken werd beschouwd
Na de geschiedenis van de voetjes
wilde de Chineesche regeering ook den
man moderniseeren en begon met eeD
machtiging om den staart af te snijden
maar ook hier was een bevel noodig
en ontstond een beweging tot afschaf
fing. Jong China is, wat den staart
betreft, vol ijver, een betere zaak waar
dig. Het is al eens voorgekomen dat
aanzienlijke personen hun staart in het
openbaar afknipten, en daar een bedor
ven voet niet meer te herstellen is, maar
een bedorven haartooi wel, etaat het
Gaat naar huis! En eens moet je het
toch hooren die daar" hij wees met
een minachtend gebaar op Nolier „is
grootere schande voor het dorp dan Steiner
ooit geweest isl"
Zijn woorden hadden geklonken als een
dof gerommel.
Met verwrongen gelaat had Nolier de
laatste aangehoord. Eer hij kon antwoorden
was Berghofer zijn woning weer binnenge
treden en had Lori bevolen hem te volgen.
Tilde en Jozef gingen mee naar binnen.
De boeren stonden verbluft te kijken.
Een hunner ging naar Nolier.
„Heb je gehoord, watje bent; zeg?" vroeg
hij lachend.
Deze spotachtige toon ging op de anderen
over. Nolier voelde zich op straat niet erg
op zijn gemak. Als een afgeranselde hond
sloop hij heen, het hart vol van geheimen
wrok.
Intusschen deed Berghofer boven in de
woonkamer uitspraak. Hij sprak op gedemp-
ten toon, maar elk zijner woorden had een
diepe beteekenis.
„Wensch je zuster geluk," zoo wendde
hij zich tot Lori, toen allen in de woon
kamer bijeen waren.
De boeteling keek naar Lizi, die in Jozefs
arm lag en op wier gelaat te lezen was wat
er in haar jubelend hart omging. Met zijn
gewone, sombere stem zei hij
„Ik heb achting voor u, omdat u recht
vaardig gehandeld hebt, en ik betuig er u
ter wille van mijn zuster mijn dank voor.''
„Dat heb ik toegegeven," hernam Berg.
vast dat een Chinees er, wat zijn haar
betreft, over enkele jaren als een Euro
peaan zal uitzien.
Maar nu zijn dan ook de ketenen
der moderne uitwendige beschavingen
heelemaal ontboeid; zóó ontboeid, dat
men zich al een beetje ongerust begint
te maken over de binnenlandsche klee
ding-industrie. De Chineezen gaan nu
ineens heel druk Europeesche kleeder
drachten aannemen en daar, volgens
de Chineesche regeering, een op bevel
gemoderniseerd mensch toch ook wel
al te modern kan worden, komen er
nu weer nieuwe decreten. Scholieren
en studenten moeten zich op zijn Chi-
neesch kleeden en zelfs hun pakjes die
zo dragen bij de sport, moeten van
Chineesche stoffen gemaakt zijn. Wel
zeker, het helpt toch niet! De Chinee
sche vrouwen, die natuurlijk nog altijd
hun stompjes hebben, strompelen nu in
nauwe rokken en op Franeche hakjes,
ze dragen reeds de allernieuwste cor-
setten en de monsterhoeden, straks waar
schijnlijk ook wel het aller-ailernieuw-
ste kleedingstuk, dat onze dames uit
het Oosten hebben laten komen. En de
Chineesche mannen? Wel, zij beginnen
er uit te zien als een gewone Hagenaar
of Parijzenaar!
Van 't eene eind der wereld tot het
andere zal men spoedig op dezelfde
wijze gekleed gaan. Zóó zal ook in»deze
d:e eenvormigheid ontstaan, die niet
zonder recht de vloek van het moderne
leven is genoemd.
Want eenvormigheid brengt van zelf
leelijkheid en smakeloosheid met zich, is
doodend voor allen kunstzin en in strijd
met alle natuurlijke ontwikkeling, die
steeds gepaard gaat met veelzijdigheid
in vormen en kleuren.
Het voorbeeld van China is een mon
sterachtig voorbeeld en, zoo men wil,
is het een caricatuurmaar het is tevens
een beeld des tijds. Voor de neiging
naar al te groote eenvormigheid, een
neiging die om verschillende redenen,
geheel van onzen tijd is, zullen wij wel
degelijk hebben te waken. Doen wij
dat niet, dan worden wij ten slotte
slaven van het gebruik, de gewoonte,
de mode en het uitwendige fatsoen,
dubbel gevaarlijk in een tijd waarin
men, tot zelts in bet zedelijke toe, zóó
aan het uitwendige hangt. Doen wij dat
niet, dan zullen wij ten slotte alle
natuurlijke, geleidelijke ontwikkeling
verloochenen, allen kunstzin, allen we
zenlijken schoonheidszin, alle onder
scheiding tusschen wezen en schijn ver
liezen. Doen wij dat niet, dan loopen
wy groot gevaar van een volgend
geslacht in een verkeerd spoor te leiden
en het onvatbaar te maken voor die
fijne, maar hoog noodige onderscheiding,
hofer, naaar op dat andere zal ik nimmer
„ja" zeggen. Ik vermoed dat gij beiden mij
begrijpt."
Zijn blik gleed van Lori naar Tilde.
Lori keek op; er trilde iets in zijn gelaat.
„Ons beiden houdt iets gescheiden, dat
sterker is dan uw woord," sprak hij met
groote inspanning. „U behoeft daarvoor geen
vrees te hebben. Naar hetgeen u bedoelt,
zal ik mijn hand nimmer uitstrekken."
„Des te beter", klonk het droogjes uit
den mond van den boer.
Maar Tilde stond tegenover hemmet
beide handen hield zij de leuning van een
stoel omvat. Een eigenaardige uitdrukking
verhelderde haar gelaat en toen zij sprak,
klonken haar woorden klaar en duidelijk
door de kamer als een onveranderlijk besluit.
„Ik heb daarover ook een woordje mee
te praten, vader! Ik heb u lief en het zou
mij ontzettend spijten, als ik u verdriet
moest doen. Maar luister goed naar hetgeen
ik zeg: Waar Lori gaat, ga ik ook. Wanneer
hij het dorp moet verlaten als 'n verstootene,
wil ik niet anders zijn en ga ik met hem
mee en wanneer hem ongeluk en armoede
treft, zal ik die met hem deelen!"
„Gebazel!" riep Berghofer opstuivend. „Je
hebt het gehoord, Lori! Je zult weten wat
je plicht is! Zeg haar wat je daarop ant
woordt."
„Zij kent mijn antwoord!" zei Lori met
klanklooze stem. „In den nacht ben ik hier
gekomen; in den nacht ga ik heen. Mijn
spoor zal niemand vinden."
„Heb je het nu gehoord vroeg Berghofer
tusschen de waarachtige beschaving en
de uitwendige teekenen er van.
Buiteuland.
Zaterdagmiddag heeft in een 10 ver
diepingen hooge fabriek te New York
een ontzettenden brand gewoed, waarbij
ruim 150 personen om het leven ge
komen zijn. De meeste slachtoffers zijn
arme Italiaansche fabrieksmeisjes.
Het gebouw werd bijna geheel inge
nomen door firma's in geweefde en ge
breide goederen. Toen de brand uitbrak
waren de meeste werkplaatsen reeds
leeg, wijl er als regel Zaterdagmiddags
niet gewerkt wordt. Enkel bij de Triangle
Cy. waren nog 600 meisjes en 100
mannen na den gewonen tijd aan het
werk geweest. Maar ook de meesten
dezer stonden gereed om het gebouw
te verlatenen, ware de brand een
minuut of tien later uitgebroken, dan
zouden er geen, of althans weinig
menschenlevens te betreuren zijn ge
weest. Toen de brand begon waren nog
maar 20 30 werksters op haar post;
deze ongelukkigen zijn, door den rook
gestikt, bij baar naaimachines gevonden.
Toen dan even voor 5 uur 's middags
plotseling de vlammen uitsloegen,
moesten 700 menschen zich in veilig
heid stellen langs een der volgende uit
gangen: Een trap in het gebouw, een
smalle brandtrap, een personenlift, een
goederenlift en een nauwe trap naar
het dak. De beide lift-bestuurders heb
ben zich prachtig gehouden en ook na
het uitbreken van den brand nog her
haaldelijk een tocht naar boven onder
nomen. Daar echter de kabels door het
vuur beschadigd werden, moest het
reddingswerk met de liften worden ge
staakt. Een aantal wachtenden, boven,
sprong, toen de lift niet meer kwam,
in den lift-koker.
Men vond later beneden in den koker
20 lijken boven op de lift-kooien. Zij,
die het dak wisten te bereiken, zijn
bijna allen gered, dank zij vooral de
actie van studenten, die uit het, vlak
naast gelegen torenhuis der universi
teit, dat nog hooger is, hulp boden. De
studenten vertelden, dat in de paniek
de mannen de vrouwen hadden geslagen
en zelfs gebeten.
Vreeselijk was het lot der armen
bijna allen meisjes die naar de raam
openingen waren gevlucht. Zij verdron
gen zich op de kozijnen. Enkelen
sprongen in 't wilde weg naar beneden
en vielen 8 of 9 verdiepingen te
pletter. Anderen wachtten tot rook en
vuur haar eenvoudig naar buiten dreven,
weer anderen voelden zich door de achter
zich staanden opgedrongen en verloren
haar steunpunt. Nu waren ook onder
aan het brandende huis de brandweer
lieden verschenen met vangnetten en
-zeilen; maar zij hielpen weinig, omdat
meestal te veel menschen tegelijk spron
gen en de netten dan scheurden, althans
de vallende lichamen niet voldoende
tegenhielden.
aan zijn dochter. „Wat heb je daar nu nog
op te zeggen?"
„Dat ik hem zoeken zal desnoods de
heele wereld door."
Berghofer werd bleek van toorn.
„En wanneer wij je opsluiten?"
„Dan zal ik net zoolang schreeuwen en
gillen tot u mij loslaat."
„En als wij je binden?"
„Dan bijt ik het touw kapot."
„Dan zijn er nog boeien!" riep de boer
razend van woede.
Jozef en Felici traden smeekend op hem
toe. Maar Tilde stond daar met flikkerende
oogen onbevreesd. De boeteling keek op
haar neer alsof hij haar beeld voor eeuwig
moest prenten in zijne ziel. Plotseling echter
richtte hij zich in zijn volle lengte op.
„Er is nu genoeg gepraat Zeg mij uw
laatste woord, Berghofer."
De boer sloeg de armen over elkander.
Zijn toorn was bedwongen, maar fel klonken
zijn woorden:
„Mijn laatste woord over jou en haar!
Luister! Ik heb je zuster als .schoon
dochter aangenomen, omdat zij rechten heeft
verkregen en Jozefs <ier dat eiseht. Jou,
Steiner's Lori, ontzeg ik voorgoed mijn huis!
Van je jeugd af heb je een slechten naam
gehad die is er niet op verbeterd. Je
hebt mijn zoon willen doodschieten 1 Maar
erger nog is, dat je mij de liefde van mijn
dochter ontroofd hebt! Ik jaag je weg, opdat
je mij noch iemand van de mijnen weer
onder de oogen zult durven komen
Lori had met gebogen hoofd geluisterd.
Een afschuwelijk tooneel speelde zich
ten aanschouwe van duizenden
af, toen twee meisjes op een richel van
het gebouw, ter hoogte van de negende
verdieping verschenen. Het jongste der
twee klampte zich aan de oudere vast
en gilde vreeselijk. De menigte riep
beiden toe, niet te springen; maar het
jougste maakte zich plotseling los,sprong
en viel te pletter. Het oudere kind, dat
zich bedaard hield, bleef zich aan den
muur vastklampen, tot uit een der
ramen een vlam schoot en het haar der
ongelukkige vuur vatte. Toen sprong
ook zij, met hetzelfde noodlottige gevolg.
Blijkens een mededeeling van een
der geredden, de arbeidster Ethel Mo-
nick, die op de 9e verdieping werkte,
was de deur die naar een trap leidde,
waarlangs velen hadden gehoopt, zich
te zullen redden, niet open te krijgen,
wijl zij openging-naar-binnen en een
door paniek bevangen troep menschen
er tegen aan drong. Het meisje werd,
gelukkig voor haar, in de lift-kooi ge
drongen. Toen zij beneden was, sprongen
reeds menschen uit de bovenverdie
pingen. Dat de brand zoo snel om zich
heen greep was te wijten aan het feit,
dat bijna op alle verdiepingen van het
gebouw groote voorraden licht brand
baar materiaal, als kant, japonstoffen
enz., opgestapeld lagen.
Volgens de brandweerlieden, die na
de ramp het gebouw doorzochten, lagen
overal op de trappen gestikte menschen.
Tegen middernacht werd in de kelders
van liet gebouw een half-krankzinnig
geworden man gevonden, die veel ge
vaar had geloopen, te zullen ver
drinken in het water, dat de brand
spuiten bij bakken in het gebouw hadden
gespoten.
Met degenen, die bij het naar beneden
springen omkwamen, zijn er 141 dooden.
Bovendien zijn in ziekenhuizen nog 7
menschen gestorven. Van de c.a. 60
gekwetsten zullen er mogelijk c.a. 20
aan de gevolgen sterven.
Honderd-drie-en-twintig niet-herken-
de lijken zijn ten toon gesteld. De
herkenning zal moeilijk zijn; want de
lijken der doodgevallenen zijn tot vorrn-
looze klompen geworden de meeste
andere lijken zijn halfverkoold.
Het is bij dezen brand gebleken dat
het torenhuis geen voldoende uitgangen
en trappen bezat.
Vanwege de brandweer is reeds meer
malen gewezen op den gevaarlijken toe
stand ten dezen, waarin vele sky-scra
pers verkeeren. Het uitgebrande gebouw
was sedert 1901 geen enkele maal aau
een inspectie vanwege het bouwtoezicht
of de brandweer onderworpen. De justi
tie stelt een onderzoek in. Het staat
vast dat in de lokalen, in gebruik
van de Triangle Cy. veel meer personeu
werkten, dan wel geoorloofd was. Het
onderzoek der justitie zal zich ook uit
strekken tot de toestanden in andere
New Yorksche torenhuizen. Volgens
sommige couranten deugen de bouw
voorschriften voor New Yorksche toren-
„Het is goed," zei hij doodkalm. „In den
nacht ga ik heenEn nu God moge
u behoeden!"
Na deze woorden ging hij naar de deur
en niemand hield hem tegen.
Toen zijn voetstappen in de benedengang
weerklonken, nam Berghofer zijn dochter
bij den arm en bracht haar, in weerwil van
baar verzet, naar hare kamer en sloot haar
kamerdeur af.
In denzelfden nacht schreed Steiner's Lori
langs den Berghof het dorp uit. Ditmaal
stond er geen licht aan den hemel; tegen
den avond had er zich een loodgrijs dak
gevormd boven het groene dal. Er was
sneeuw aan de lucht. De boeteling keek
naar rechts noch links en was spoedig in
de duisternis verdwenen. De Anderganders
hadden weer rust.
Veertien dagen later kwam zijn naam
echter nog eens ter sprake. De kreupele Peter
was gestorven en had vóór hij heenging zijn
ziel ontlast en bekend, dat hij vele jaren
geleden, toen hij nog daglooner bij Nolier
was, dezen bestolen had voor een som gelds.
„Dus heeft Steiner het toch niet gedaan
Deze woorden gingen in het dorp rond.
Hier en daar werd er zelfs met een zucht
bijgevoegd: Arme drommel!"
Nolier daalde dientengevolge nog wat
meer in aanzien, dat hij den laatsten tjjd
toch al aanmerkelijk had ingeboet.
Slot volgt.)
Naar het Duitsch.