Land
van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bomnieierwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 30S6 Zaterdag 1 April
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
DE BOETELING.
Onze weerbaarheid.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
VOOR
„Wie den vrede wil, die bereide
zich ten oorlog", 't Is eeD uitdrukking,
die den laatsten tijd veel wordt gebe
zigd. Er ligt veel waarheid in die woor
den, maar tochis het een te verdedigen
toestand dan men slechts vrede kan
houden door zich op een oorlog voor
te bereiden? Ons dunkt van niet. Wij
zouden zeggen: wanneer men niemand
last veroorzaakt, dan kan ook niemand
reden hebben om óns last te veroor
zaken. Zoo moest het met allen en alles
zijn, zouden we denken, maar helaas!
zoo is het in werkelijkheid niet. De
sterkere wil veelal gaarne over de zwak
keren den baas spelen, en zoo gebeurt
het menigmaal dat de verhouding tus-
schen een sterke en een zwakke niet
altijd vriendschappelijk is. Komt het tot
een botsing tusschen hen, en geldt dan
„het recht aan den sterkste", zooals
het veelal gaat, dan trekt de zwakste
aan het kortste eind. Of dit in wer
kelijkheid in strijd is met het recht,
dat betwijfelen we, maar om „recht"
is het niet altijd te doen. Wil de ster
kere hebben dat dit ot dat zal gebeuren
en kan hij niet goedschiks zijn zin
doordrijven, welnu dan maar kwaad
schiks. Voor hèm is zulks recht.
Is zulks niet hoogst treurig en toch
gaat het zoo niet veel om ons heen?
Bij k inderen, bij volwassenen, overal
gaat het zoo, in alles en hhn alles kan
men zoo duidelijk merken dat het recht
aan den kant der sterkeren is. Zoo gaat
het ook tusschen de verschillende rijken.
Ook tusschen twee rijken kan over een
of andere kwestie, waarbij ze beiden
belang hebben, verschil van meening
bestaan, en gelukt het niet tot eene
oplossing te komen, dan rest vaak niets
anders dan door de wapens de zaak
te beslechten. En is de strijd gestreden,
zijn eerst vele jonge mannen gesneu
veld, dan heet „recht" gedaan te zijn.
Maar welk een recht? Al weer d&t
recht, dat een sterke zich kan ver
schaffen door zijn krhcht, zijn meerdere
krè,cht. Wij noemen zulks géén recht.
Er is tegenwoordig een beweging
gaande om aan deze soort „rechts"ple-
ging een einde te maken. Men wil een
internationale rechtbank, om deze de
geschillen te laten uitmaken, welke
mochten ontstaan tusschen een paar
rijken. De oorlogen zouden dan voorbij
zijn en dhhrom reeds kan men niet
anders dan het plan tot oprichting van
19)
XII.
In het Duivelsloch, de meest onherberg
zame Alp van het geheele land, stond sinds
een jaar de hut van een jachtopziener. Als een
vergeten stukje levende aarde lag daar een
weide te midden van eeuwigen dood. Geen
kudde verdwaalde daarheen; alleen de
gemzen graasden op het weiland. Het was
omringd door torenhooge rotsen, waarop
een klein stukje hemel rustte als op zwarte
zuilen. Maar de Alp lag te midden van het
jachtdistrict en door de gleuven en gaten
in de rotsen kwam men op het meest wild
rijke gebied van den geheelen omtrek. Dit
af te loopen was de taak van den opziener.
Hij had zich zijn armoedige woning zelf
in elkander getimmerd. Het leek op de hut
van een kluizenaar. Een armzalig hoopje
planken, van achteren leunend aan den
hemelhoogen steenen rotswand, die den
storm tegenhield. Uit de hut overzag men
de stille Alp.
Er liepen zonderlinge verhalen over den
jachtopziener beneden in het dal. Al lang
geleden was hem die betrekking beloofd
en toen had hij zijn besluit meegedeeld
om zich daarboven te nestelen. De menschen
schudden het hoofd, maar lieten hem zijn
gang gaan. Op zijn sterke armen sleepte
hij het hout naar boven, waarvan hij zijn
hut zou bouwen, en met de bijl in de sterke
vuist maakte hij zich een ruwe, maar alle
zoo'n internationale rechtbank toejui
chen. Dèn zal tenminste nog recht
kunnen geschieden.
Zooals gezegd: tegenwoordig geldt
nog dat het recht is aan den kant van
den sterkste. Ieder land zal dus moeten
zorgen zoo sterk mogelijk te zijn, wil
het niet door een ander in sterkte
wordenovertroffen. Engeland enDuitsch-
land voeren als 't ware een strijd,
welke van beide landen de sterkste
vloot zal hebben. StééJs grooter worden
de schepen, de kanonnen en de geweren
worden zóó gemaakt dat ze in den
kortst mogelijken tijd zoovéél mogelijk
schoten kunnen doen, zoovéél mogelijk
menschenlevens kunnen vernietigen dus,
en dat alles kost geld, onnoemelijk veel
geld. Hoeveel nuttiger zou dit geld
kunnen worden besteedMaar ze
wenschen beide den vrede te bewaren.
Wie den vrede wil, die bereide zich
ten oorlog, en daarom bouwen ze steeds
grooter en sterker schepen, steeds méér
schepen ook, om elk ander land be
vreesd voor zich te maken. Want de
zwakkere landen evengoed als zij weten
dat in een oorlog het recht aan den
sterkste is. Daarom zal ieder zijn best
doen zoo sterk mogelijk te zijn en de
zwakkeren zullen 't daarom niet wagen
tegen sterkeren dan zijzelf in 't veld te
komen.
Het voorbeeld, dat de groote rijken
geven, vindt navolging bij de kleinere
landen. Ook deze trekken steeds grooter
gommen uit op hunne begrootingen
voor de verdediging van hun land. In
evenredigheid met de grootere landen
zullen zij misschien niet minder sterk
zijn ze geven misschien per hoofd meer
uit voor leger en vloot dan de groote,
krachtige mogendheden, maar zóóveel
kunnen ze voor leger en vloot niet
geven dat ze even sterk en even krachtig
worden als Duitschland en Engeland
bijvoorbeeld. En zoo zullen de groote
landen, als ze willen, steedB de baas
kunnen spelen over de kleinere. Dit
moest feitelijk anders zijn! Wij weten
welook list kan in een oorlog een
groote en belangrijke rol spelen, zoodat
bijvoorbeeld ook een zwak leger grooten
afbreuk kan doen aan een veel ster
keren vijand, de Boeren-oorlog heeft
hiervan wel staaltjes gegeven maar
toch: ten slotte zal meestal de zwak
kere het onderspit moeten delven, hoe
véél list ook vermag. Dan is er nog
meer dat een klein leger ook sterk kan
doen zijn, als: tucht, kennis van oorlog
voeren enz., en het is daarover dat wij
weder trotseerende woning. En toen nam
hij er zijn intrek. Zijn levensbehoeften,
melk, brood en kaas, haalde hij in de
dichtsbijzijnde Alpenhut. Naar beneden
kwam hij niet meer. Zelfs toen de winter
aanbrak, dacht hij er niet over het Duivels
loch te verlaten. Alleen haalde hij wat meer
voorraad. Geweldige sneeuwmassa's maakten
weldra alle rotspaden onbegaanbaar. In het
dorp zei men: Lori is dood.
En nu was de Föhn, de baanbreker van
de lente, op haar snuivend ros over de
de bergen komen aanspringen en onder de
hoeven was de sneeuw gesmolten. En nu
bleek het, dat Lori nog leefde. Toen de
eerste lawinen door de bergen donderden,
meldde hij zich in het dal en deelde mede,
dat hij zijn taak weer had aanvaard. Schuw
en haastig genoeg sloop hij weer naar zijn
nest in de bergen.
Schemering breidde zich uit over het
Duivelsloch. Een vaalioode streep aan den
blauwgrijzen hemel begon van lieverlede
te verdwijnen. Schaduwen speelden over
het weiland. Een geheimzinnig gedoe om
het licht maar te dooden. De reeds half
verweerde wanden van de hut blonken in
de toenemende duisternis; reusachtig en
zwart rees de achterwand naar den hemel
op. In het houten hutje scheen een rood
achtig licht. Lori zat daar binnen in het
eenige vertrekje, dat het bevatte, aan een
ruwe dennenhouten tafel op een bank, die
aan den wand bevestigd was. De boeteling
was de oude niet meer; zijn gestalte was
voorovergebogen en de bleeke wangen sche
nen nog meer ingevallen. Een zwarte baard
hing golvend tot midden op de borst, het
geen hem een woest, bijna schrikaanjagend
voorkomen gaf. Hij zat met het hoofd in
de hand en zijn weggezonken oogen keken
onrustig rond. Het zag er gezellig uit in
bet in ons volgend no. willen hebben
in betrekking tot ons eigen leger. Want
waarlijk, ons leger moet wel heel zwak
zijn. Voor eerst is het niet groot en
dan er moet zooveel nog aan ha
peren.
Buitenland.
Enkele dagen na den gruwelijken
brand in het New Yorksche torenhuis
waarbij 150 menschen zijnomgekomen
heeft een tweede brand in de Vereenigde
Staten gewoed, waarbij weliswaar geen
of slechts zeer enkele menschenlevens
te betreuren vielen, maar welke brand
onherstelbaar verliezen heeft berokkend
aan boekwerken, geschiedkundige docu
menten en kunstschatten.
Een felle brand heeft n.l. gewoed in
het Kapitool van den staat New York
te Albany, de zetelplaats der New York
sche Staatsregeering. Het door brand
geteisterde en door het vuur ten deele
vernielde gebouw, was een der grootste
en indrukwekkendste bouwwerken in
heel de Vereenigde Staten. In 1861 was
met den bouw een begin gemaakt en
in 1879 was het werk voltooid. De totale
bouwkosten van het reusachtige Kapitool
hadden 25,000,000 dollars bedragen. Het
geheele complex besloeg een oppervlakte
van 1.2 H.A. Het verloren gaan van
de bibliotheek met zijn prachtige boek
verzameling (350.000 dln.) en onschat
bare collectie handschriften, archief
stukken e. d. is ook voor Nederland een
ramp. Want Albany de oude stichting
der Hollanders in dat deel der Nieuwe
Wereld (fort Oranje, gesticht 1623) is
tot ver in de negentiende eeuw een
centrum gebleven van den Hollandschen
invloed en de Hollandsche beschaving.
Veel van wat er aan bescheiden re-
geeringsstukken uit de Hollandsche
periode in dat deel des lands nog over
was, is waarschijnlijk voor altijd verloren
gegaan. Intusschen valt voorloopig nog
niet te zeggen, of deze zwarte vermoe
dens zullen blijken ten volle gegrond
te zijn geweest. Want er is van de oude
bescheiden en de ambtelijke stukken
nog heel wat naar buiten gedragen. Maar
de bibliotheek is totaal verloren gegaan.
Woensdagmorgen 8 uur dacht meu
het vuur meester zijn en kon een globale
schatting van den omvang van het on
heil worden opgemaakt. Het bleek toen
dat de geheele westelijke vleugel van
het Kapitool was uitgebrand.
In cijfers uitgedrukt werd de schade
zoo door vuur als water geraamd op
20 25 millioen gulden.
Om 11 uur Woensdagochtend, brak
het vuur met vernieuwde kracht uit.
De autoriteiten besloten toen, alle
papieren, boeken en zaken van waarde,
de kleine ruimte en het was er lekker
warm het bevatte een hooileger, een kleine
kachel, een tafel en een kast. Aan de zol
dering hing een lamp en het beenen crucifix
uit de ouderlijke woning had een plaatsje
aan den wand gevonden.
Eenige tijd ging er voorbij, terwijl de
duisternis over de Alp zich uitbreidde.
Lori stond op, zette de deur op den haak,
blies de lamp uit en giDg liggen.
Intusschen naderde er over het weiland
een gestalte. Langzaam, uitgeput van ver
moeienis, telkens struikelend, liep zij voort
door den duisteren nacht. Het licht in de
hut blonk haar tegen als een ster. Daar
liep de vrouw op af. En toen zij er vlak
bij meende te zijn, ging het uit.
Lori richtte zich ophij had een geruisch
vernomen, als het hijgen van een aange
schoten dier. Hij luisterde.
„Laat me binnen," meende hij eene stem
te hooren vragen, een stem waarvan hij den
klank zelfs op'zijn sterfbed zou herkennen.
Zijn oogen staarden in de duisternis.
Langen tijd achtereen verroerde hij zich
niet. Maar bij vernam niets meer. Toen
streek de boeteling zich met de hand over
het voorhoofd.
„Ik heb weer eens gedroomd," fluisterde
hij. „Het laat mij niet meer los, noch bij
dag noch bij nacht. Telkens meen ik het
meisje
Hjj spon deze gedachte niet uit. Diep
drukte hij het gloeiende hoofd in het hooi
en dwong zich zoo tot slapen.
Boven het Duivelsloch stonden ontelbare
sterren. Eene, een blauw-wit wonder van
licht, fonkelde boven de hut. En op den
drempel lag de uitgeputte vrouw, als in
doodsslaap.
En de ster schitterde als het oog der
Barmhartigheid.
die nog in andere gedeelten van het
gebouw lagen, naar buiten te laten
brengen.
De oorzaak van den brand is nog niet
bekend. Het is echter opmerkelijk dat
het vuur vroeg in den ochtend uitbrak
en dat een commissie uit den Senaat
pas laat na middernacht het gebouw
had verlaten.
De brandweer heeft tot dusver veel
gekwetsten; het blusschingswerk werd
bemoeilijkt door hevigen wind.
Het Engelsche hof van appèl voor
strafzaken heeft Morrison's beroep voor
zijn doodvonnis verworpen. De opper
rechter heeft het arrest voorgelezen,
zonder den advocaat van de Kroon te
hebben gehooid.
Het hof verklaarde niet voldoende
reden voor herziening van het dood
vonnis aanwezig te achten. Morrison
is terecht veroordeeld na een billijke
berechting, waarbij de getuigenverkla
ringen van drie koetsiers, die hem
hebben geredeD in den nacht van den
moord te Clapham en hem daarna heb
ben herkend, den doorslag hebben ge
geven. Het hof zag geen beslissenden
factor in de aanwezigheid van inisvor-
mige sneedjes op het gelaat van het
slachtoffer.
Morrison hoorde de beslissing van
het hof doodbedaard aan.
Morrison's procureurs bereiden een
beroep op het Hoogerhuis voor, be
treffende zekere rechtskwesties. Zij zullen
inmiddels vragen om uitstel van de
terechtstelling, die nu op 18 April is
bepaald
Voor het hof der gezworenen te Am-
berg, in Beieren, heeft een moeder
terechtgestaan. Het was de vrouw van
een smid, Marie Ernst, uit Thai, die
beschuldigd werd van onmenschelijke
mishandelingen van hare eigen kinderen
en de kinderen uit het eerste huwelijk
van haren man. Zoo had zij haren vijf
jarigen stiefzoon Xaver, toen hij stout
was geweest, op een gloeiende kachel
plaat gezet en het vuur daarna flink
opgestookt. Toen het arme kind vreese
lijke brandwonden had gekregen, wierp
zij het met geweld op den grond. Den
volgenden dag bezweek het. In een
tweede geval had de Megera een mes
naar het hoofd van een van haar eigen
kinderen geworpen, dat boven het linker
oog bleef zitten.
Het hof legde haar een tuchthuisstraf
van acht jaar en drie maanden op.
Naar de Times uit Tandzjer ver
neemt, hebben de oproerige stammen
in den omtrek den sultan van Marokko
verwittigd, dat zij de stad zouden aan
vallen. Vele vreemdelingen hebben reeds
De morgen brak aan, een roode gloed
kleurde de punten der rotsen en spiegelde
zich in het eeDige venster der hut. Lori
ontwaakte uit een zwaren droom, stond op
en opende de zware deur. Daar lag een
lichaam tegen aan en toen er een koele
luchtstroom de hut binnendrong, viel er een
blond hoofd voor zijn voeten neer.
„Mijn God!" stiet hij uit. In het volgende
oogenblik knielde hij naast het meisje neer,
dat, door den val uit hare bewusteloosheid
gewekt, zich langzaam oprichtte.
„Lori!"
Toen hij hare stem hoorde, betrok zijn
gelaat en deed hij ontsteld een pas achteruit.
Langzaam stond zij op, maar moest de
deur omklemmen ten einde zich staande
te houden.
„Waarom ben je hier gekomen?" vroeg
hij op strengen toon.
Zij keek hem aan met een blik, die zijn
bloed in hevige beroering bracht.
„Ik heb je gezegd, dat ik je trouw zou
blijven," stamelde zij.
„Waartoe dient dit?" zei hij. „Je jaagt
mij weer hier vandaan en ik zal een andere
plaats moeten zoeken om mij te verbergen."
Zij beefde als een riet, maar met inspan
ning van haar laatste krachten hield zij zich
nog staande.
„Weet je wanneer ik van huis ben weg
gegaan
Hij gaf geen antwoord en toen ging zij
voort
„Ik ben nu bijna een jaar op weg. Hoe
zij mij ook bewaakt hebben, ik ben toch
ontsnapt. En sinds dat oogenblik heb ik je
gezocht, bergop, bergaf. En eindelijk vond
ik je spoor!"
Nog altijd zweeg de boeteling. Hij voerde
een geweldigen strijd met zich zei ven.
„Maar wy mogen niet bij elkaar blijven!"
toevlucht gezocht in de consulaten. Het
leger van den sultan kampeert op acht
uur afstands ten N. van Fes.
Van alle kanten in Zwitserland komen
berichten van sneeuwstormen en sneeuw-
stortingen. Op den Simplon-pas en den
Furka-weg ligt de sneeuw 5 M. hoog.
De gem enschap met de dorpen aan
den pas is, daar ook de telefoon ge
stoord is, geheel verbroken.
Bij Amsteg aan den weg over den
Gotthard zijn Zondag twee broeders door
een sneeuwstorting bedolven. Dinsdag
ochtend is het lijk van een van beiden
gevonden.
Bij Goppenstein, aan den zuidelijken
mond van den tunnel door den Lötsch-
berg, zijn eenige arbeiderswoningen
bedolven. Er worden vier man vermist.
De tunnel is nu zoover gegraven, dat
men elkander over enkele dagen in het
hart van den berg zal ontmoeten.
Aan den Simplon-pas worden sedert
Zaterdag drie sneeuwschoenloopers ver
mist, die uit het hospitium naar het
Zuiden waren opgebroken. Zij hebben
echter niet eens het dorp Simplon ge
haald. Men denkt, dat zij in den sneeuw
storm, die in den nacht van Zaterdag
oj) Zondag gewoed heeft, het leven ge
laten hebben.
Madero, de leider van den opstand
in Mexico heeft een proclamatie uitge
vaardigd, waariu hij de staking aan
kondigt van den kleinen oorlog en
waarin hij de stichting uitroept eener
republiek, die bestaan zal uit de zeven
staten, in welker grondgebied op het
oogenblik de opstand woedt. De bedoe
ling van Madero met de uitvaardiging
van deze proclamatie schijnt te zijn, te
verkrijgen, dat de Mexicaansche op
standelingen door het buitenland (lees
de Vereenigde Staten) niet langer zul
len worden beschouwd als rebellen,
doch erkend als oorlogvoerende partij,
welke dan ook niet langer een guerilla,
maar den grooten oorlog voert.
Maandag is in Wallstreet te New York,
ten kantore van de Western Union
Telegraph Cy., een -brutaal stukje uit
gehaald. Wall Street is de bekende
drukke beurs-straat, in het hartje van
de zakenwijk. Drie gewapende en ge
maskerde mannen traden het gebouw
van de W. U. Teleg. Cy. binnen en
begaven zich in een kamer, waar een
12-tal telegrambestellers zat te wachten.
Dezen hadden juist hun weekloon ont
vangen. De bandieten geboden hun
slachtoffers de handen op te steken,
plunderden toen de zakken der bestel
lers, en maakten zich met den buit uit
de voeten.
stiet hij eindelijk uit. „Bedenk toch wat er
tusschen ons isGa terug, Tilde, terug zoover
je kunt.... maar weg van mij!"
„Wij behooren bij elkander!" antwoordde
zij op overtuigenden toon. „Ter wille van
jou heb ik mijn vader verlaten. Ik mag,
evenmin als jij, nooit meer op den Berghof
terugkomenik ben evenals jij door
iedereen verlaten. Je moet mij bij je nemen,
Lori, of ik moet in de bergen omkomen!"
Nog aarzelde hij.
Daar begonnen de bergen in het Oosten
te gloeien. Een voortdurend toenemende
stroom van vuur vloeide van den hemel
neer, overgoot de hut en daar stond Tilde
voor hem als in een stralenkrans. Hare
gestalte scheen hoe langer hoe grooter te
worden, zij kreeg langzamerhand hare krach
ten terug.
„Lori, wijs mij niet af!" smeekte zij
andermaal.
De boeteling staarde in de verte, waar
de zon van een nieuwen dag opsteeg uit
den morgennevel.
„De zon komt op," stamelde hij als ont
wakend uit een droom.
Daar stond Tilde naast hem. Zij legden
de handen ineen en het meisje trok hem
mee naar het crucifix aan den wand. Hij
volgde haar als een slaapwandelaar.
„Wij zullen bruiloft vieren," fluisterde zij
hem toe.
En terwijl de morgenzon haar gouden
stralen uitgoot over hunne hoofden knielden
zij neer.
En langzaam werd het lichter in de ziel
van den boeteling en begon hij te begrijpen,
dat er een groot geluk in zijn droevig leven
gekomen was.
EINDE.
Naar het Duitsch.