Verbeelding Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden No. 3042. Zaterdag 22 April. FEUILLETON VOOR Advertentiën van*l6 regels 50 et. Elke regel meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. onderzoek zal instellen naar de be dragen, die zij bij verschillende bank instellingen hebben gedeponeerd. Neid- hardt is nl. tot de overtuiging gekomen, dat dit de beste manier is, om na te gaan, hoe het met de omkoopbaarheid der heeren staat. En de heeren zijn radeloos. Naar de Times uit Tandzjer verneemt, heeft het leger van den sultan de op standelingen een beslissende nederlaag toegebracht. Deze verloren 40 man aan dooden en 80 aan krijgsgevangenen. Eenige maanden geleden zijn, zooals men zich zal herinneren, te Neuen- gamme bij Hamburg gasbronnen ont dekt, die een tijd lang gebrand hebben. Later heeft men de vlammen gedoofd en het gas door een buizenleiding ge voerd, om het een nuttige bestemming te geven. Maandag heeft men voor het eerst beproefd het brongas voor een luchtbol te gebruiken. De luchtbol had een inhoud van 2200 kubieke meters. Het gas bleek meer draagkracht te hebben dan men verwacht had, want in plaats van de 20 zakken ballast, op welke men gerekend had, waren er 39 noodig. De tocht is uitstekend geslaagd 's avonds zijn de luchtreizigers ergens in Mecklenburg geland. Het moet de eerste tocht geweest zijn, die met zuiver brongas gedaan is. Een zestienjarige loopjongen Karl Rohloff te Berlijn, wilde van zijne moeder, een weduwe, geld hebben, om naar de kermis en de bioscoop te gaan kijken. Toen zij hem dat weigerde, schoot hij een revolver op haar af. De kogel drong in haar rechter wang en maakte een leelijke wond. De knaap is later op den avond in hechtenis ge nomen. De Fransche regeering heeft door Havas bekend laten maken, dat op het oogenblik nog niet vastgesteld kan wor den, of het noodig zal zijn een expe ditie naar Fez te zenden of niet. Wan neer de toestand in de Marokkaansche hoofdstad wanhopig mocht zijn en het leven der Fransche instructeurs en der Europeanen gevaar mocht loopen, dan zal Frankrijk geen oogenblik twijfelen, hulp te verleenen. Een dergelijke expe ditie, wanneer ze noodig blijkt, die zonder een enkele b^gedachte onder nomen zal worden, zal in internationaal opzicht geen moeielijkheden kunnen veroorzaken, omdat alle buitenlandsche regeeringen weten, dat Frankrijk's poli tiek in Marokko eerlijk en oprecht is en zich zal houden aan de acte van Algeciras en de met de mogendheden gesloten verdragen. Zij was begonnen te schreien en antwoord de op zijn vraag met een hoofdknik. „En en weet je zuster, datje naar mij toe bent gegaan?" Zij kromp ineen. „Die Neen 1" Hij zag, dat de gedachte, dat Sepha iets vernemen zou van haar bezoek aan hem, haar deed ontstellen en deze ontdekking schonk hem een weldadig gevoel van ver lichting. „Ga maar naar huis, Trini," zei hij wat zachter. „Ik zal een onderzoek instellen. Hout zul je hebben en eten ook en ook werk 1" Zij wilde hem bedanken, maar hij onttrok zich daaraan. Toen sloop zij heen. „Wat is nu de juiste weg?" vroeg hij hardop aan zich zeil en ontstelde bijna van den klank van zijn eigen stem. Langen tijd zat hij peinzend aan zijn tafel. Niemand stoorde hem; zijn moeder wilde hem niet zien. En 's avonds kende hij zijn weg. Al zijn wilskracht riep hij te hulp. En toen ging bij door den donkeren avond naar de woning van Fenner's Marie. De laatste weken waren niet spoorloos aan hem voorbijgegaan. Toen hij drie jaar geleden, uit liefde voor zijn vader en moeder, van Sepha had afge zien en zijn vader daarna den ouden Fen- ner uit krankzinnigen haat het grootste onrecht had aangedaan, had dit in Metter's Marti's ziel gewoeld als gloeiend ijzer in vleesch. Een tot koppigheid overslaand ge voel voor recht, dat zijn karakter eigen was, was na dien tijd tot een soort fanatisme aangegroeid en had hem tot handelingen bewogen, die de verbazing en de bewonde ring van anderen opwekten. Zonder af te wijken, rechtuit, zich zelf verloochenend was hij zijn weg gegaan; zijn wil had zich gestaald, de macht over zijn eigen ik was toegenomen. En nu was het de eerste maal, dat hij den weg, dien hij gaan moest, niet duidelijk voor zich zag. Dit gevoel van onzekerheid was een marteling voor hem. Vandaar dat zijn wangen waren ingevallen, dat er donkere schaduwen onder zijn oogen lagen. Intusschen zegenden hem de bewoners van het dorp en het dal, want in weerwil van den strengen winter heerschte er geen armoede. Geen hut, die hij niet bezocht, geen gebrek waarvoor hij geen hulp gewe ten had. Dat was de jveg, dien zijn recht vaardigheidsgevoel hem aanwees. En toch! Eén huis ging hij telkens weer voorbij. Bij Fenner's Marie was hij nog nooit geweest. En juist daar had vrouw Zorg haar intrede gedaan. Achter hem was er, terwijl hij zoo naar buiten keek, een deur opengegaan. Onge merkt was zijn moeder binnengetreden. Midden in de kamer bleef zij staan en keek met een onderzoekenden blik naar haar zoon. In zijn houding lag vermoeidheid, die haar bevreemdde. Het gedeelte van het gelaat, dat niet door den blonden baard bedekt was, was vaalbleek. Aan het scherpe oog van Stalden's meesteres ontging dit niet. Er kwamen zware rimpels op haar voorhoofd. „Je bent wel diep in gedachten," zei zij eensklaps op luiden toon. Hij keek om, ging zonder te spreken naar zijn schrijftafel en nam werktuigelijk een papier op. Haar lippen beefden en hij zag den bit teren spot om haar mond. „Je voert lang strijd met je zelf, maar ik ik weet toch al lang waar die op uit zal draaien." Deze woorden klonken door het vertrek, terwijl Metter's moeder al bij de deur stond, die op de gang uitkwam. Scherp klonk het ijzer van de klink toen de deur achter haar dichtviel. Metter deed een beweging alsof hij zijne moeder wilde terugroepen. Daar klonk haar luide, gebiedende stem. „Wat heb jij hier te maken? Moet je den schout hebben? Neen! Wij zijn op zulke bezoeken niet gesteld! Ga heen! Ga heen, zeg ik je, bedelaarster Een jonge stem klonk er schel tegen in. „Voor u ga ik niet heen, vrouw Metter! Ik heb met u niets te maken! Met den schout zal ik wel mogen praten zonder u eerst toestemming te vragen Metter opende de deur van zijn kamer. In de gang stond Fenner's Trini in een dun, armoedig jak, de haren, die onder den over het hoofd geworpen doek uitkwamen, be sneeuwd en verwaaid, het spitse gezicht bleek van drift. En luider, dreigender nog herhaalde de boerin: „Ga heen, maak dat je deur uitkomt!" En tegelijkertijd greep zij de jonge vrouw ruw bij den arm en wilde haar met geweld het huis uitzetten. Kalm klonk tusschen de stemmen der kijvende vrouwen die van den schout. „Moeder, u vergeet dat mijn huis voor iedereen openstaat." De boerin keek hem sprakeloos aan, maar hij ging op denzelfden kalmen toon voort: „Kom binnen, meisje, als je mij wat te vragen hebt!" Trini voldeed zwijgend aan deze uitnoo- diging. Achter haar barstte de boerin in een schaterlach uit, die toorn en verbittering schel en wanluidend deden klinken. Toen Metter met Trini alleen in de kamer was, vroeg hij, tegen de tafel geleund, kort en onvriendelijk: „Wat is er van je dienst?" De brutale trek in Trini's gelaat stiet hem af. „Die heeft het geraden!" Zij wees met een minachtend gebaar over haar schouder heen naar de gang. „Uw moeder bedoel ik, schout! Ik kom bedelen." Een gemeene lach vergezelde deze woorden, maar er klonk ook iets als wanhoop in. En alsof zij op het punt was in tranen uit te barsten ging zij haastig voort: „Sinds wij hier zijn is niets dan armoede en ellende ons deel geweest. Wij hadden gehoopt werk te zullen vinden, maar nie mand wil ons iets gevenEn nu is tante Marie sinds een paar weken doodziekEen dokter komt bij ons niet! Wij hebben geen hout soms heele dagen niets te eten hoe zouden wij aan het geld daarvoor komen Nu nu heb ik zoo gedacht men noemt u de „Goedhartige" en dan u hebt Sepha vroeger toch „Blijf bij de zaak," beet de schout haar op barschen toon toe. „Nu neem mij niet kwalijk! Ik vraag u dringend help ons in Godsnaam uit onzen grooten nood! U bent rijk en Andermaal viel hij haar in de rede. „Is dat alles waar, watje mij verteld hebt, j meisje?" Herftsdagen waren over het dal gegaan, licht als het schijnsel van een der wereld bestralend vuur, maar kort en snel, want reeds de eerste Novemberdag had den win ter meegebracht. In het Noorden, boven den Flühnen hadden zich wolken samen gepakt een leger van witte gedaanten kwam aanrukken, verzamelde zich, stapelde zich op, al hooger en hooger en toen stak de noord-oostenwind op en trok een grijzen sluier voor den hemel De ijzige adem, die door het dal woei, deed de wateren ver stijven; zelfs de Wildbach kon dit lot niet ontgaan een ijskorst bedekte haar langs de oevers. En daarna had het wolkenheir zich ontlast in een sneeuwval, die drie dagen en drie nachten aanhield. De winter voerde heerschappij en zijn hand drukte niet licht op het bergland. En die druk zou nog zwaarder worden. Vandaag had de storm zich op het vlok- kengedwarrel geworpen, dat eenige dagen geleden weder begonnen was; zelden was de winter in Imboden zoo dol en onmee- doogend opgetreden; geheele wolken van sneeuw joegen er door de verlaten straten en stegen en hoopten zich tegen muren en vensters op. In pomber gepeins verzonken staarde de dalschout uit een der vensters van zijn kamer in de dolle sneeuwjacht, die op zeld zame wijze overeenstemde met het gejaag en de onrust in zijn eigen binnenste. Het was er om te rillen in het koude, half donkere vertrek. Er scheen iets rond te sluipen langs de kale houten wanden, misschien was het vrouw Zorg die was hier thuis! Het leger van Fenner's Marie was opge maakt op een harde houten schraag. Zorg zame handen hadden haar bed toch zacht gemaakt. Sepha waakte bij de zieke. Op de dennenhouten tafel brandde een vetkaars; de treurige flikkerende vlam verlichtte het vertrek niet. In het kleine ijzeren kacheltje vielen de laatste houtspaanders in den gloed. Wordt vervolgd.) Naar het Duitsch,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1