Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bomntelerwaard. Vrouwelijke concurrentie. L e v e n s s t r ij d. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3053. ff7oensdag 31 Hei. FEUILLETON. 1qt laud van alt^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Dezer dagen lazen we in een onzer groote dagbladen een ingezonden stukje over de vrouw, over de plaats, die ze inneemt in de maatschappij en hoe ze die plaats in de maatschappij heeft veroverd. Langen tijd geleden reeds hadden we ons al voorgenomen over dit onderwerp eens iets te schrijven, doch steeds bleef het er bij. Toen nu dat ingezonden stukje ons dezer dagen onder oogen kwam, herinnerden we ons plotseling ons reeds lang opgevat voornemen, 't Is een onderwerp van veel belang en daarom vermoeden we, dat waarschijn lijk de meesten onzer lezers met aan dacht een verhandeling over het onder werp zullen lezen. Wij willen het onderwerp hier kort bespreken en hopen, dat onze lezers hierdoor ook een meening zullen vormen over dit belangrijk vraagstuk. Het is een ieder bekend, dat de vrouw zich den laatsten tijd meer en meer bewust wordt, dat zij een andere laak heeft te vervullen in de maat schappij, dan ze langen tijd hééft ge daan. Zoo ziet men dan tegenwoordig de vrouw verschillende functies ver richten, verschillende betrekkingen be- kleeden. Men ziet de vrouw als onder wijzeres, als advocaat, als kantoorbe diende, als als zelfs ziet men tegenwoordig de vrouw bij de politie. Dit laat den mannen, een groot deel der mannen tenminste, niet onver schillig. Met begrijpelijk leedwezen zien de mannen het aan, dat de vrouw zoo de eene betrekking vóór en de andere nh, voor zich verovert. Met begrijpelijk leedwezen, zeggen we. Begrijpelijk is het leedwezen der mannen, omdat de vrouw den man veel werk ontneemt, veel werk en dus veel verdienste. Dit is jammer, omdat toch eigenlijk de man de persoon is, die het werk zou moeten verrichten, wat nu de vrouw veelal doet. Immersmen zegt, dat de man moet werken, om in het bestaan van hem en de zijnen te voorzien, terwijl de werkzaamheden der vrouw thuis, in de huishouding, zijn. Waar de vrouw nu uitsluitend werkzaamheden gaat verrichten, geheel buiten hare roeping om, daar ont- (5 IV. De nieuwe dag brak aan. De zeven tanden van den gletecher van Fr uttnellen stonden daar, als reusachtige, in het vuur vergulde ijsspitsen, en wezen opwaarts. De wind had het zwarte wolkgordijn, dat twee dagen lang het gletscherijs aan het oog had onttrokken, weggevaagd en een heldere hemel vertoonde zich nu aan het oog. Het grauw van den vroegen ochtend scheen reeds te trillen van den gloed en de stralen der nog onzichtbare zon. De wouden langs de hellingen waren violet van kleur; melkwitte wolkdraden hingen in het dal. Bij de hut aan den voet van den Strahlegg was al iemand wakker en op. Nager, de schoolmeester, had zoo pas zijn deur ont sloten en zijn hakblok, zaag en bijl uit het geitenhok te voorschijn gehaald. Columban Nager moest vroegtijdig opstaan, als hij voor schooltijd nog het een of ander wilde doen, want om zeven uur begon de school al, die tot vijf uur 's avonds duurde, met zulk een korte middagpauze, dat hij wel verplicht was zijn maal mede te nemen naar het lokaal. Maar Nager was een buitengewoon tevre den man. De hut van zijn vader had hoog op den Gemsberg gestaan en misschien kwam het wel daar vandaan, dat zijn oogen zoo licht en zoo lachend waren, want de jonge wereldburger had van zijn eersten dag af, altoos licht en zonneschijn om zich heen gezien. Dag in dag uit, jaar in jaar uit, had de jongen tweemaal daags den weg gemaakt, neemt ze den man dat werk en de verdienste. Dit kunnen vele mannen niet goedvinden, temeer niet als de vrouw die werkzaamheden niet behoeft te doen om de verdienste. In dezen staan wij aan de zijde der protesteerende mannen. Een vrouw kan natuurlijk ook moeten werken om de verdienste. In een geval als dit zouden wij de betref fende vrouw er niet hard over durven vallen. 't In in een vrouw te prijzen, dat ze werken wil om te verdieneu, als er niet anderen zijn, die in haar onder houd voorzien. Toch zouden wij er natuurlijk de voorkeur aan geven, in dien zoo'n vrouw dan werkzaamheden deed, méér in overeenstemming met hare roeping dan vele nu door haar verricht wordende werkzaamheden, want wij gelooven nu eigenlijk niet, dat het de roeping der vrouw is om in een fabriek of op het veld te werken of om kantoorwerkzaamheden enz. te verrichten. Nu kan een vrouw meestal haar werk kracht goedkooper geven dan een man dit kan doen, want de man moet zijn werkkracht zóó duur verkoopen, dat hij er hem en de zijnen in het noodige van kan voorzien, terwijl de vrouw meestal slechts alleen voor zich heeft te zorgen, wat veelal ia de vrouw nog ongehuwd als ze haar werkkracht geeft. Ook zijn er gehuwde vrouwen, die by- verdienste op het oog hebben met hun werken, omdat het loon hunner mannen niet toereikend is om er de gebeele huishouding uit te bestrijden. Om deze redenen is de werkkracht der vrouw meestal goedkooper dan die van den man, daarom ook dat men voor sommige werkzaamheden de vrouw in dienst neemt. Een gevolg hiervan is, dat er zoo langzaam aan een concurrentie-strijd is ontstaan tusschen den man en de vrouw. Deze strijd is ongelyk, omdat de vrouw, als ééne partij, in gunstiger omstandigheden verkeert dan de man, als tegenpartij, omdat de vrouw haar werkkracht om genoemde redenen goed kooper kén geven dau de man meestal. Door het zoo goedkoop verkrijgbaar stellen harer werkkracht, drukt de vrouw de arbeidsmarkt, maakt ze den strijd om 't bestaan voor den man, die voor- meerderen dan zich alleen moet zorgen, steeds zwaarder. Is 't wonder dat vele mannen dus protesteeren tegen het ver van huis naar de school en terug: of het zomer of winter was. En nooit had hij een dag verzuimd. Hij was de vlijtigste van allen geweest; zoo opvallend ijverig zelfs", dat de menschen elkander toefluisterden, dat die jonge Columban nog eens professor zou worden. Nu, professor was hij niet geworden, zelfs had hij geen diploma in den zak, maar dat was ook niet noodig voor een schoolmeester van Fruttnellen. Toen hij van school ge komen was, had hij meer geweten dan zijn toenmalige onderwijzer, de oude, nu reeds lang overleden Baschi, die nauwelijks kon schrijven en 's zomers als koeherder bij den ouden Furrer in dienst was. Vandaar dan ook, dat de Fruttnellers hem later zonder bedenken tot opvolger van den ouden Baschi hadden gekozen. Dat was nu twintig jaar geleden. En al dien tijd had hij in de hut aan den Strahlegg gewoond en de Frutt- neller jeugd onderwezen in hetgeen hij zelf wist. Na een jaar of wat zijn ambt te hebben waargenomen had hij een piepjong deerntje, de dochter van een armen geitenboer, ge trouwd en een jaar later had hij zijn Fini weder door den dood verloren. Een knaapje liet zij hem na. Columban had, na den dood van zijn Fini, die hij hartelijk had liefgehad, een week of wat rondgeloopen als iemand die zelf doodziek is, maar toen had de gedachte aan zijn zoontje hem weer op de been geholpen. Maar zijn vrouwtje had hij nooit vergeten en in gedachten was zij ook nu nog altijd bij en met hem. Vijanden had Columban niet. De stille, opgeruimde man liep niemand in den weg en de kinderen hielden veel van hem. Niet dat hij hen verwende, maar hij had zooiets ernstigs en waardig over zich, bij al zijn eenvoud, waardoor hij gehoorzaamheid af dwong. De volwassenen bekommerden zich weinig om hem. Wel verwonderde zich nu en dan een vader er over, dat zijn jongen richten van, laten we zegden, mannen- werkzaamheden door vrouwen? Neen, nietwaar? Indien de vrouw haar werk kracht nu even duur prijsde als de man, dan zou het bezwaar tegen de vrouwen arbeid zoo groot niet, zijn als nu dan was in ieder geval de striji tusschen den man en de vrouw nog gelijk, wat hij nu veelal niet is. Eu 't zou ons ook niet verwonderen dat de vrouw déa uit vele betrekkingen werd verdreven. De gelijke strijd zou de vrouw niet kunnen volhouden, omdat de vrouw in vele gevallen niet dét kan presteeren, wat de man wèl kan. In beginsel verklaren wij ons tegen, wij zullen maar weer zeggen, mannen arbeid door vrouwen. In ieder geval weuschen we dat de vrouw in dezen gelijk handele als de man Buileeilavid. De brief, waarin Porfirio Diaz, de president van Mexico, aan het Mexi- caansche Parlement mededeelt, dat voor hem het uur van gaan gekomen is, luidt ongeveer als volgt Het Mexicaansche volk, dat mij dertig jaar lang, de hoogste eer heeft bewezen en mijn vaderlandslievend streven tot bevordering van beschaving en ontwik keling ondersteund heeft, is tot opstand overgegaan en men beweert, dat een der redenen van den opstand gelegen is in het feit, dat de macht in mijn handen blijft berusten. Ik weet niet, of deze bewering van schuld mijnerzijds juist is. Het is mogelijk, dat ik onbe wust verkeerd heb gehandeld. Terwijl ik, zooals altijd, den wil van het volk eer, doe ik zonder voorbehoud afstand van mijn ambt, omdat mijn aanblijven bloedvergieten, gevaar voor den natio- nalen rijkdom en internationale ver wikkelingen zou beteekenen. Ik hoop het land bij mijn terugkeer rustig te vinden en dan ook te merken, dat men mijn steeds op het heil des volks ge richte streven naar waarde schat. Het afscheidswoord van den 80-jarige werd in het Congres voorgelezen en onder doodsche stilte aangehoord. On middellijk na de voorlezing werd het document in handen gesteld van een commissie, welke, na een korte onder breking der vergadering, haar rapport aanbood en adviseerde het ontslag toe te staan. Aldus werd, onder gejuich der toehoorders op de publieke tribune, be sloten. Opeens verhief zich het parle mentslid Aspe vaD zijn zetel en riep: President Porfirio Diaz is dood. Lange of zijn meisje figuren begon te teekenen, die op letters geleken; of dat zij zelfs beter schreven dan hij, de vader, zelf, die een kwartier noodig had, om zijn naam te teekenen. Maar het kwam niemand in de gedachten, dat dit aan den schoolmeester te danken was. Rustig was de man thans aan het klein- hakken van de groote boomstronken, die voor zijn deur lagen opgestapeld. De schoolmeester had, ofschoon het vinnig koud was, zijn hemdsmouwen opgeslagen. Hij werkte echter zoo ijverig door, dat het zweet hem langs de slapen Inp, eer hij een kwartier aan het werk geweest was. Toen hield hij even op, om zich het voorhoofd af te wisschen. Er kwam iemand langs hel pad. „Wie kon dat zijn? Van verre gezien leek de naderkomende veel op Christiaan Russi. Maar Christiaan was zijn levenlang een oppassende jongen geweest en de man, die hij zag naderen, was erg onvast op de beenen. Hij tuurde met meer opmerkzaam heid en zag nu, dat de wandelaar een doek om het hoofd had gewonden en dat een straaltje bloed van onder die doek te voorschijn sijpelde en over het witte hemd naar omlaag viel. De verschrikte schoolmeester stamelde „het is Christiaan!"' Met een paar passen was hij bij den jongen man, die hem met glazige oogen aankeek. Zijn gezicht zag er uit, om bang van te worden. Hij was doodsbleek en over zijn gezicht liepen vuurroode striemen; het bloed kwam uit een wond bij de linker slaap. Zijn mond was vertrokken. Grijnzend opende hij die en „Goeden dag, meester,'' klonk het van zijn dorre, gezwollen lippen. „Wat is er met jou gebeurd, jongen? Ben je aan het vechten geweest? Zoo vroeg op den ochtend?" „Zeg liever, zoo laat op den avond!" bromde Christiaan en wankelde voor by, in de richting van zijn hut. leve burger Porfirio DiazP' Deze uitroep werd met eenig gejuich ontvangen, waarmee de historische zitting was af- geloopen. Een deputatie uit de leden van het Congres begaf zich naar de particuliere woning van Diaz om hem de beslissing mee te deelen. Ook de vice-president Ramon Corral kreeg het ontslag, dat hij uit Parijs telegrafisch had aangevraagd. Als voorloopig president is de minis ter van buitenlandsche .zaken de la Barra opgetreden. Deze heeft echter de verklaring afgelegd, dat hij geen can- didaat zal zijn noch voor het presi dentschap, noch voor het vice-president- schap bij de as. verkiezingen. Het nieuwe kabinet, waarmee de la Barra zal regeeren tot de verkiezingen zullen hebben plaats gehad, is reeds geconsti tueerd. De la Barra, de minister van buiten landsche zaken, die is opgetreden als voorloopig president met Madero als „adviseur" naast zich, was, vóór zijn opneming in het Kabinet, Mexicaansch gezant te Washington. Voordien is hij ook gezant geweest in den Haag. Omtrent de vlucht van Diaz doen allerlei verhalen de ronde. De Köln. Ztg. verneemt uit Mexico, dat Diaz 's nachts blootshoofds in den regen door allerlei zijstraten gevlucht was, en toen een huurbakje had aangeroepen om hem naar het station te brengen. Van daar zou hij langs een smalspoor-lijn naar Vera Cruz zijn gespoord, omdat aan de hoofd lijn verscheiden benden op de loer lagen om den trein met den ex-president tegen tegen te houden, ten einde Diaz in handen te krijgen. Een lezing in een der Engelsche bladen, luidt als volgt: „De reis van den ex-president naar Vera Cruz kenmerkte zich door de grootste voorzorgen voor Diaz' veilig heid. Er werden drie treinen gebruikt. De eerste ging vooruit om den weg te verkennen. In den tweeden waren Por firio Diaz met zijn vrouw en zoon ge zeten. Daar achter volgde een derde trein met een afdeeling troepen. Er was niet van te voren bericht gezonden langs de lijn, dat deze treinen in aan tocht waren. De autoriteiten vreesden te zeer, dat bandieten de telegrafische berichten zouden kunnen opvangen en dan wel eens konden probeeren hun wrok te koelen aan den ex-president. Een derde bericht, uit New York, be helst, dat toch nog een aanslag is ge pleegd op den trein waarin Diaz reisde. De aanslag heeft plaats gevonden bij Tepeyahualco. Een bende van 70$ insur- Toen eerst zag Nager, dat de kleeren van den jongen verscheurd en met aarde en bloed bevlekt waren. Hij snelde hem na en greep zijn arm. Zij stonden bij den stapel boomstronken. Christiaan slaakte eensklaps een kermende zucht, en tastte met de eene hand naar zijn voorhoofd, alsof hij daar pijn had. Toen viel hij neder op het hakblok. „Ik ik moet eventjes gaan zitten!" stamelde hij. De schoolmeester keek tersluiks naar de vensters van Kathrine, toen kwam hij dicht bij Christiaan staan. „Je bent er leelijk aan toe," liet hij hooren en schudde bedenkelijk het hoofd. „Kom bij mij binnen; als je moeder je zoo zag, zou ze schrikken. Kom meê!" Hij probeerde om hem op te richter. Maar de jonge man steunde en bleef samen- gehurkt op zijn plaats. „Kom dan toch en wees verstandig. Ik wil eens zien hoe die wond er uit ziet!" Toen stond de andere op, langzaam en moeilijk, en volgde den schoolmeester naar diens kamer. Zij was leeg; de jongensliep nog. Nager schoot een houten kruk bij het venster en zonder een woord te zeggen viel Christiaan daarop neer. Hij sloot de oogen zijn tanden klapperden van pijn. De school meester kwam terug met een schaal water, maakte de doek los en begon te wasschen. Jongen! Wat is er toch gebeurd? Ben je gevallen? Heeft iemand je geslagen?" „Met z'n vieren hebben ze dat opgeknapt," bromde Christiaan, tusschen de tanden. „Heb je ruzie gehad?" „Furrer en zijn knechts. Lamme honden, die zich laten ophitsen, die Het bloed begon sterker te vloeien. „Stil, jongen," vermaande Nager. Hij haalde pluksel en scheurde een van de nieuwe linnen doeken, die zijn Fini zoo zuinig bewaard had, in reepen en verbond de schedelwond. „En nu een glaasje voor den schrik," genten bond den strijd aan met de bewakingstroepen, die den ex president naar de kust begeleidden. Na 'n heftigen kamp trokken de insurgenten af, 30 dooden, hun vaandels en een kist met 1000 pesos op het terrein van den strijd achterlatende. De regeeringstroepen, 300 man sterk, hadden 3 gekwetsten. De 80-jarige vluchteling en zijn zoon, kolo nel Porfirio Diaz, namen aan den strijd deel. Mevrouw Diaz volgde uit haar coupé het verloop van den strijd. Naar de Köln. Ztg. verneemt hangen donkere wolken boven Mexico. De laat ste berichten die te Washington zijn ontvangen, bevestigen deze opvatting. Te Cuernavaca is de toestand critiek. Zapata, een rooverhoofdman, heeft van Anunzolo, van het leger van Figueroa, geëischt, dat hij hem de stad zou over geven. En toen deze eisch niet werd ingewilligd, is bet schieten begonnen. De toestand in den staat Durango is eenvoudig troosteloos; er wordt aller- wege gemoord en geplunderd. In verschillende staten maakt men bezwaar tegen de voorloopige regeering en vooral tegen de stroomannen van Madera. De Daily Chronicle verneemt uit KonstantinopelBulgarije en Monte negro bereiden er zich op voor, om zoo noodig samen te gaan tegen Turkije, indien Turkije Montenegro mocht aan vallen. Beiden rekenen daarbij op den steun van Rusland. De correspondent van de Times te Cettinje verneemt, dat Turkije Rusland heeft geantwoord, dat het Montenegro niet zou aanvallen, als dit ophoudt de Albaneesche opstandelingen bij te staan en zijn grenzen voor vluchtelingen sluit en die al op Montenegrijnsch gebied zijn en zich bij de grens ophouden verder het land inzendt. Maandag werd uit Saloniki gemeld: Op den weg tusschen Nered en Florida zijn tien vermoorde boeren gevonden. In het district Florida neemt de op winding toe. Toesgoet pasja heeft een voorwaart- sche beweging in de richting van de Montenegrijnsche grens gemaakt om de Albaneesche opstandelingen te beletten naar Montenegro te vluchten. De in Portugal gehouden verkiezingen hebben een vreedzaam verloop gehad. De candidaten der republikeinsche partij behaalden de meerderheid. Men ver wacht, dat de regeering geen stelsel matige oppositie tegenover zich zal vinden. beval hij, terwijl hij de brandewijnflesch te voorschijn haalde, die hijzelf nooit aan sprak, ofschoon de Fruttnellers er lang niet afkeerig van waren. Christiaan dronk het glas, dat hem aan de lippen gebracht was, ledig. Zijn vuisten balden zich; eensklaps stond hij rechtop, midden in de kamer. „Zeg nu eens, meester, heb ik dat nu verdiend Is dat een manier van doen, om iemand die naar zijn meisje wil gaan, half dood te slaan." „O, jelui, kwajongens kwajongens!" bestrafte Columban. „Nauwelijks ben jelui van de school, of je loopt de meisjes na. En dan komt de ijverzucht er tusschen en moet er gevochten worden, totdat een van beide ongelukkig is." „IJ\erzucht? Geen kwestie van," viel Christiaan in, met sombere heftigheid. „Rosi van Furrer en ik houden veel van elkaar en ik wil haar tot vrouw. Dat wil de oude niet. Hij heeft mij weggejaagd en denkt, dat ik nu niet meer terug zal durven komen. Maar ik ben gisterenavond er weer geweest, zooals ik er nog honderdmaal zal komen. En toen heeft hij zijn knechts op mij aan gehitst en heeft zelf het eerst er op los ge slagen toen de anderen wat lang wachtten naar zijn zin. Wat er verder gebeurd is, weet ik niet; het is mij zwart geworden voor de oogen en van ochtend lag ik in zijn tuin." Columban schudde afkeurend en mee warig het hoofd. De jonge man wond zich meer en meer op. Met gebalde vuist, dreigende naar buiten, riep hij „Maar hij is nog niet van mij af. Een volgende keer doe ik het beter. Ik zal het hem betaald zetten." 1911. Roman naar het Duitsch. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1