et Land van Heosden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
L e v e n s s t r ij d.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3059 Uoensdag 21 Juni
STIPTHEID.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
„Kinderen, denkt er om, het eten
staat te vijf uur op tafeldan beginnen
wij, en wie er niet is, op hem wordt
niet gerekend. Ge weet, vader is altijd
stipt op tijd".
Aldus moeder, toen zij hare kinderen
uitliet, die uit wandelen zouden gaan.
Zij had het horloge van den oudste
precies gelijk gezet met de huisklok,
zoodat hij telkens kon zien hoe laat
het thuis was.
Er werd gewandeld naar een uitspan
ning, zoowat een half uur buiten de
stad gelegen. Daar werd nog met andere
vriendjes gespeeld met schommel en wip
de tijd vloog om.
Het gevulg was, dat de kindereu meer
dan een half uur te laat thuiskwamen
en.... zonder eten naar bed moesten.
Wat een hardvochtige moeder, zegt
misschien iemand. Wat doet er dat nu
toe, of men thuis een beetje met het
eten rekt; is dat nu zoo'n groot kwaad,
dat de kinderen bedreven? Te midden
van de pret die het spel gaf, konden
zij niet altyd aan den tijd denken.
Wij zeggen dat van die moeder niet;
hare kinderen alzoo straffende, leerde
zij hen stiptheid. Dat zij die straf toe
paste, zal met het oog op haar volkje,
wel wenschelijk zijn geweest.
Die kinderen hebben bij zichzelven,
misschien wel tegen hunne moeder, tal
van uitvluchten te berde gebracht, b.v.
dat hunne vriendjes veel later mochten
thuiskomen om het maal te gebruiken,
dat het horloge van één dier makkers
met het hunne wel een kwartier ver
schilde, dat zij, moe van het spelen,
den terugweg niet zoo vlug konden
loopen als bij het gaan naar de speel
plaats, dat zij heusch niet met opzet
hadden gehandeld en zoo meer; al die
verontschuldigingen maken het niet ge
hoorzamen aan moeders gebod wel ver
klaarbaar, maar daarom toch niet ver
schoonbaar.
Het kind moet leeren stipt te denken
aan der ouderen gebodmen moet vroeg
leeren stipt te gehoorzamen om later
uit goede gewoonte stipt te leeren han
delen.
Er zijn tal van menschen, die aan
stiptheid een hekel hebben. Al die pre
ciesheid wekt hunne ergenis.
Gebrek aan stiptheid is gebrek aan
ordegevoel, aan zelfbepaling, aan wils
kracht, een zwakheid, die toont, dat
men het toeval, allerlei uitwendige oor
zaken, over zich laat regeeren.
(11
Toen zij de deur achter zich gesloten
hadden begon Furrer met groote passen de
kamer op en neer te loopen, terwijl de boerin
als versuft aan de tafel bleef zitten.
Eensklaps bleef hij voor haar staan. Een
siddering liep hem door de leden. Met een
vreemdsoortig gebaar hief hij zijn handen op.
„Ziezoo, vrouw," liet hij hooren, maar
een zweem van onzekerheid klonk door in
zijn krachtig orgaan, „ziezoo, nu hebben
wij onze dochter verzorgd. Weet je nog,
dat wij ons vroeger voorstelden, dat zij goed
genoeg kon zijn, voor den districtscommis
saris. Ha, ha!"
„Ja, maar waarom juist zoo'n lummel
voor haar uitgezocht?"
„Waarom? Er valt niet veel te kiezen
in gevallen als dit. Ik heb er over gepeinsd
en ten laatste dit als het beste gevonde i."
Hij richte zich op. Het scheen, alsof er
iets vochtigs in zijn ooghoeken glinsterde.
Maar toen hij op de deur toestapto was hij
weêr de oude, die wist, wat hij deed en van
zijn besluiten niet afweek.
Een week later stond de verloving van
Charles Furrer en de dochter van den boer
van den Hochfluhhof openlijk in de courant
aangekondigd.
VIII.
Het was op den avond van den dag
waarop Furrer zijn dochter aan zijn knecht
en naamgenoot tot bruid had gegeven, dat
Wij achten een huisgezin, waar krach
tens de regelen alles precies op den
zelfden tijd geschiedt, daar is stiptheid
in alles.
Die orde is een der voorwaarden van
gelukkig samenleven. Een kind uit zoo'n
gezin heeft daarmede als vanzelf zelf
bepaling geleerd; zijn wil wordt onder
die tucht gevormd.
Wie de school niet heeft doorloopen,
komt straks in de maatschappij voor
zeer onaangename dingen te staan. Wat
zal het hem moeilijk vallen stipt op tijd
op kantoor te zijn, stipt op tijd, op den
datum af, dit of dat werk gereed te
hebben, stipt zijn belofte jegens dezen
of dien mensch na te komen.
Uit ons aller leven kunnen wij voor
beelden aanhalen van onaangename
ervaringen, die het gemis aan stiptheid
bij anderen ons heeft bezorgd. Onze
vriend, onze leverancier, onze mede
arbeider, och, wat heeft dat ons
onaangenaam gestemdhoe hebben wij
menigmaal een toornigen blik op hen
geworpen oi wel een woord gebezigd,
dat we haalden uit het arsenaal der
booze tochten, „'t Is om des duivels
te worden
Stiptheid is een onmisbare factor in
het leven. In den handel kan men haar
niet ontberen.
Daarom dwingt men de menschen
om stipt te zijn. Bij opgedragen leve
ringen wordt bepaald, dat, als de levering
niet op tijd geschiedt, men voor eiken
dag vertraging een zekere boete zal
hebben te betalen.
't Is droef dat men met dergelijke
strafbepalingen de menschen dwingen
moet stipt te zijn. Die strafbepaling is
het bewijs, dat men dien mensch op
zijn woord, zijn belofte niet vertrouwt.
Indien stiptheid aller levensregel was,
zou zoo'n bepaling niet noodig wezen.
Maar indien de leverancier stipt is
in het uitvoeren der bestelling, bij,
die het bestelde op tijd ontving, is niet
altijd stipt in het betalen van de re
kening en daarom wordt weder bij
contract de datum der betaling bepaald.
Dat kan tot stiptheid dwingen bij die
groote leveringen, waartoe men zich
bij contract verplicht. Maar in den ge
wonen dagelijkschen handel is stipt
heid in de betaling bij velen ver te
zoekea. Er zijn zeer weinig menschen,
die het „k contant" als levensregel
hebben, die geen spijs willen gebruiken,
geen kleedingstuk willen aantrekken,
dat niet betaald is. Maar naast die en-
Chri8tiaan Russi van het gehucht aan de
RS-fisbach komende, den bergweg naar Frutt-
nellen volgde. Hij liep haastig, want hij
was in de buurt van den Hochfluhhof en
het was of het verboden huis hem aantrok
met groote kracht.
Op zijn brief had hij nog steeds geen
antwoord ontvangen en het wachten had
hem geen goed gedaan. Zijn wangen waren
ingevallen en de koortsachtige onrust, die
in zijn binnenste laaide, flikkerde ook in
zijn blik. Veerkrachtig schreed hij voor
waarts; de zware houthakkersbijl, waaraan
zijn jas en vest hingen, rustte luchtig op
zijn sterke schouders.
De avondwind waaide den jongen van
de hoogten tegemoet, scherp en snijdend
als de greep van een ruwen vuist. Het deed
hem goed dit te voelenhet harmonieerde
met zijn verlangens en begeerten; vuist
tegen vuist, man tegen man, dat zou hem
wèl geweest zijn Maar dat doelloos,
verslappend wachten, dat hopen en vreezen
van de laatste weken drukte hem neer als
een nachtmerrie. Zijn donkere wenkbrauwen
plooiden zich meer en meer terwijl hij
hooger steeg. Nog dienzelfden ochtend had
zijn moeder hem vol bezorgdheid over het
voorhoofd gestreken en hem toegevoegd:
„Weg met die rimpelsjongen; de ouderdom
komt vroeg genoeg zijn lijnen trekken op
die tafel daar!"
En toch was de wereld rondom hem zoo
schoon, schitterende van gouden glansen.
De zon stond boven den Zevenspits en de
weg naar de beek lag in de schaduw. De
avond was zoo rein, zoo wonderschoon.
Maar Christiaan lette op dit alles niet.
Hij dacht alleen aan het meisje, dat men
hem ontstolen had en hij moest wel aan
haar denken, want-lag daar niet voor hem
kelen staan, o, zoo velen, die alle stipt
heid in de betaling hunner rekeningen
missen.
Als de tijd tot betalen volgens af
spraak of gewoonte komt, is het bedrag
niet voorhanden, wijl men ook niet
stipt er in was om de tering naar de
nering te zetten, zich uitgaven veroor
loofde, die bij een dergelijk inkomen
in het geheel niet te pas kwamen.
Dagelijks zien wij in de nieuws
bladen een lijstje van menschen, die
„failliet" zijn gegaan. Om allerlei re
denen ik wil het gaarne gelooven
uit gebrek aan zaakkennis misschien,
om onverwachte koersverandering en
wat niet al; maar zeker zijn er ook
altijd onder, die tot zoo iets droefs
moesten komen, omdat het bij hunne
cliënten aan stiptheid in het betalen
ontbrak.
men iets koninklijks van u getuigd,
want gij hebt een groote heerschappij
over u zeiven.
Aan ouders en opvoeders de taak,
om de aan hunne zorg toevertrouwden
aan die stiptheid te gewennen. Zij is
haast vaD nog meer belang dan dat de
hoofden gevuld worden met allerlei
kennis die tot hoog en waardig leven
dikwerf zoo weinig bijbrengen.
Wie in het ouderlijk huis het niet
leerde, derft veel, ook al viel een
groote erfenis in geld hem te beurt.
Wie niet stipt is in zijn handeling,
wordt niet vertrouwdmen rekent op
hem niet; hij wordt buitengesloten.
Het is nooit te laat om het te leeren,
al kost het, ouder wordende, meer
moeite.
Zijn leven geheel te brengen in het
spoor der stiptheid is wijsheid, spreekt
van karaktervastheid, van wilskracht,
van durf.
Stiptheid, heerlijke eigenschap!
Hoe leeren wij haar?
Het moet geschieden in de jeugd.
Dat moet geleerd worden in allerlei
kleinigheden, in het precies en nauw
keurig volbrengen van de kleinste bood
schap, die wordt opgedragen, in de
netheid op de kleeding, zoodat men
het niet kan hebben dat er knoopen
aan een of ander kleedingstuk ont
breken, dat er een scheur in is, in het
zich precies houden aan de atspraak,
met een vriendje gemaakt, in het op
tijd van huis gaan als men naar school
moet, in al die kleinigheden, waardoor
het kinderleven ordelijk wordt.
Het gaat met het gewend worden
aan die stiptheid om meer dan om wat
orde in sommige kleine handelingen;
de stiptheid, jong aangeleerd, vormt het
karakter.
Men leert daardoor later in belang
rijke omstandigheden zichzelf te zijn,
het gedrag niet te laten afhangen van
het toeval of de omstandigheden, te
handelen naar een vast plan, naar een
gerijpte overtuiging.
Heeft de stiptheid, jong geleerd, een
heiizamen invloed op het karakter,
brengt zjj eerbied, ontzag voor en
trouw aan het gegeven woord, de ge
dane belofte, zij brengt daardoor
ook een vriendelijk licht in het ver
keer met de menschen.
Zij maakt dat men op ons bouwenkan.
„Ge behoeft niet te denken, dat hij
of zij het vergeten zal, dat hij of zij
het gegeven woord zal schendenop
dien mensch kunnen wij rekenen."
^Als dat van u gezegd wordt, heeft
Buitenland.
de Hochfluhhof, met zijne vensters en zijn
daken. Hij keek naar de trotsche hoeve,
die hem uitdagend scheen af te wachten.
Met de tanden op elkander geklemd kwam
hij nader. Een knecht ging voorbij, maar
wenschte hem geen „goeden avond," zooals
gebruikelijk was; natuurlijk niet, het
was een van boer Furrers knechten.
Toen hij vlak bij was, keek hij scherp
uit naar Rosi, maar zag niets. De Amerikaan
kwam juist naar buiten, maar toen hij
Christiaan bemerkte, stond hij een oogen-
blik stokstijf, kreeg een kleur als bloeden
maakte rechtsomkeert, alsof hij zich wilde
verbergen.
Christiaan aarzelde en bleef staan; hij
scheen vastgeworteld aan den grond waarop
hij stond. Maar hij wachtte te vergeefs
van Rosi was geen spoor te zien. Zijn hart
klopte hem met luide slagen in de borst;
hij zuchtte diep en ging toen weer verder.
Toen hij de Pastorie voorbijging, zag hij
den pastoor aan een der opgeschoven ven
sters staan. Dit kracht van gewoonte nam
hij zijn hoed af, maar de geestelijke wendde
zich snel af, zonder wedergroet. Dat ver
wonderde hem; terwijl hij langs de dorps
woningen zijn weg vervolgde steeg zijn
verbittering. Babe, de vrouw van den zadel
maker die zoo pas nog op de bank voor
haar huisje had gezeten, stond op en ging
naar binnen. Lori, de kastemaker, die met
zijn pijp in den mond voor zijn deur had
geloopen, was even snel verdwenen. Bij de
herberg „In de Os" stond Fine, de kellnerin
voor de deur een luchtje te scheppen. Hij
groette haar vriendelijk, maar het meisje
staarde hem brutaal aan en mompelde iets,
dat lang niet vleiend was. Daarop keerde
zij hem den rug toe en ging naar binnen
even als de anderen.
Be Guropecsche rondvlucht.
Zondagmorgen is te Vincennes, bij
Parijs, de rondvlucht, welke reeds den
eersten dag aan drie vliegers het leven
heeft gekost, begonnen.
Het aantal toeschouwers, dat zich te
Vincennes bevond, wordt op ruim een
half millioen geschat. Het cordon van
soldaten en politieagenten was niet bij
machte, de duizenden omstanders tegen
te houden en reeds te 5 uur in den
morgen had het publiek honderden
meters op het vliegveld veroverd. De
houten omheining werd overal omver
gedrukt, zoodat de politie een charge
moest maken, waarbij mannen en vrou
wen werden omver gereden en zelfs een
paar huzaren uit het zadel werden ge
worpen.
Te 6 uur klonk het schot, dat de
wedstrijd kon aanvangen. Gelukkig
waren de hangars en het terrein daar
voor vrij gehouden, doch verschillende
vliegers maakten bezwaar op te stijgen,
indien niet meer ruimte werd gemaakt.
Onder donderend gejuich vertrok te
6 uur Tabuteau, de houder van het
wereldrecord van duur en afstand, met
zijn Bristol-tweedekker. Achtereenvol
gens vertrokken 33 van de 80 inge
schreven aviateurs, en wel 20 bestuur
ders van eendekkers en 13 met twee
dekkers. Onze landgenoot Henri Wijn
malen startte met zijn Farman-twee-
dekker te 6 u. 22 min. als no. 8.
Te 7 u. 31 m. vertrok Lemartin, een
der eerste vliegers, die aan de school
van Blériot werd verbonden. Zijn vriend
Garros had hem nog den raad gegeven,
niet op te stijgen, omdat zijn toestel
niet volkomen in orde was. Statig ging
Het bloed steeg hem naar het hoofdzijn
tanden knarsten. Ook de vrouwen trokken
nu partij tegen hem!
Maar het zou nog erger worden!
Toen hij bij een bocht van den weg in
de buurt gekomen was van de kroeg, die
door Baschi, den brievenbesteller-veld wach
ter, werd gehouden, kwam hem reeds van
verre het gedruisch van opgewonden stem
men tegemoet. Toen hoorde hij iemand van
het gezelschap roepen
„Daar komt hij aan, die indringer, die
meisjesjager 1"
Een troep aangeschoten boeren kwam uit
de kroeg te voorschijn, die hem, toen hij
langzaam en bedaard voor bij stapte, met
roode koppen en gebalde vuisten scheld
woorden toe en nariepen. Plotseling drong
Baschi zelf naar voren. Hij was niet vast
meer op de beenen, maar toch greep hij
onder het uitbraken van lasterlijke woorden
een zwaren steen, die op den weg lag, en
wierp die Russi achterna.
Een pas of wat van hem af viel de steen
neer. Christiaan keerde zich om. Zijn oogen
gloeiden en hij greep naar zijn bijl. Maar
hij bedacht zich, bedwong zijn drift en
zijn wapen opnieuw schouderende ging hij
verder, terwijl een stuk of wat van de
schreeuwers uit Baschi's kroeg het voorbeeld
van Baschi volgden en hem steenen achterna
wierpen, die hem evenwel niet bereikten.
Alleen hun vuile woorden troffen nog zijn
oor, toen hij al lang door een buiging van
den weg uit hun gezicht verdwenen was
en de laatste hutten voorbij ging.
Hij was opgewondenzijn knieën knikten
en een rilling liep hem door de leden. Niet
dat hij bang was! Maar het maakte hem
woedend te weten, dat hij alleen Btond;
alleen en onmachtig tegenover de bende
zijn Blériot-eendekker de lucht in, doch
500 Meter verder daalde het toestel met
groote snelheid. Men snelde toe en vond
Lemartin op den grond liggen, het
hoofd onder een der schroefbladen van
zijn op den kant neergevallen machine.
De arme vlieger leefde nog, doch te
10 uur overleed hij in het hosiptaal
St. Antoine, zonder het bewustzijn her
kregen te hebben. Hij was gehuwd en
laat een vrouw en 2 kinderen na, ter
wijl een derde kleine verwacht wordt.
De vliegers Landron, een der deel
nemers, die te 7 u. 24 m. met zijn een
dekker te Vincennes was opgestegen,
deed een doodelijken val bij Epieds.
Zijn benzine-reservoir ontplofte. Men
vond zijn lijk geheel verkoold.
De 12 militaire vliegers, die de vlucht
op Fransch grondgebied zouden mee
maken, behoefden niet te Vincennes
op te stijgen.
To 7 uur steeg luitenant Princeteau
te Issy les-Moulineaux op. Hij had de
baan eenmaal rondgevlogen op 'n hoogte
van ongeveer vijftien meter, toen plot
seling zijn toestel door een rukwind
werd gegrepen. Princeteau wilde plot
seling dalen. Op het oogenblik, dat zijn
toestel den grond raakte, sprong een buis
van het benzine-reservoir, waardoor het
toestel ontbrandde.
Princeteau was niet gewond op het
oogenblik dat hij neerkwam. Zoodra
zijn machine ontvlamde, wilde hij er
uitspringen om zich te redden. Het was
hem echter onmogelijk zijn plaats te
verlaten.
Van alle kanten snel !e men toe om
den ongelukkigen aviateur te hulp te
komen. De soldaten van den ordedienst,
de aanwezige mechaniciens, de bewakers
der hangars, allen zochten het leven
te redden van den ongelukkige, doch
het was onmogelijk hem aan dezen
marteldood te onttrekken, daar de vlam
men tot een hoogte van vijftien meter
opstegen. Eenige minuten van doods
angst verliepen, toen bedaarde het vuur
een weinig. De moedige soldaten stort
ten zich, met gevaar voor hun eigen
leven, in de vlammen, doch het was
te laat, de ongelukkige aviateur was
totaal verkoold.
Ook hebben verschillende vliegers
verwondingen bekomen en zijn tal van
vliegmachines beschadigd, aangezien ze
door de hevige rukwinden genoodzaakt
waren plotseling te dalen.
De eerste vlieger, Vidart, die te Luik
aankwam en dus overwinnaar is van
de eerste route, had den afstand Parijs
Luik (325 K.M.) in 3 uur 13 min. af
gelegd.
Op het Betteny-kamp te Reims was
voor de vliegers de eerste verplichte
daling. Te 7 u. 27 min. kwam Védrines
aan, een halve minuut later gevolgd
door Vidart en weldra nog verschillende
van den Hochfluhhof en de strooplikkende
boeren van Fruttnellen. Hij ontstelde toen
een vriendelijke vrouwenstem h9m „goeden
avond!" wenschte.
„Goeden avond!" zei hij en wilde verder
gaan, maar hij bedacht zich en naderde de
spreekster, die met tuinwerk bezig was,
achter een schutting, die een lief tuintje,
te midden waarvan een net steenen huisje
stond, van den weg scheidde.
„Goeden avond, Broni, zoo druk aan
het werk?" vroeg hij, terwijl hij tevergeefs
zijn best deed om aan zijn bevende stem
vastheid te geven.
De vrouw, die ongeveer zoo oud kon zijn
als zijn moeder en die de eenige was aan
wie Katrine zich nader had aangesloten,
richtte zich op uit haar gebukte houding
en reikte hem de hand.
„Ga je naar huis, Christiaan?" vroeg zij.
Het leek wel, alsof zij iets op het hart
had, dat zij uitspreken wilde maar niet
durfde.
Het was een vrouw van een aangenaam
voorkomengoed gekleed en gevoed en even
keurig netjes als het huisje, waarin zij met
haar drie zusters woonde. Broni Hofer was
de dokteres van Fruttnellen. Er waren er
velen, vooral vrouwen, in het dorp, die de
stille, bedrijvige vrouw hun beschermengel
noemden, niet alleen omdat zij hen bijstond
in ziekte en nood, maar ook omdat zij
placht rond te gaan, zij en haar zusters,
als de zorgende bode der barmhartigheid,
die onder de armen en armsten zonder
ophef weggaf, wat zij niet noodig hadden
voor hun bescheiden levensonderhoud.
Roman naar het Duitsch.
(Wordt vervolgd).