Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. L e v e n s s t r ij d. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. SOOO. Woensdag 20 Juli Een tijdje vrij. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zonder prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1911 Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/l ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. De geschiedenis verhaalt dat, toen in 1672 de Franschen ons land binnen trokken en allerwege diepe verslagen heid heerschte, kerken en scholen vacan- tie maakten. Vacantie beteekent: rusttijd, opschor ting der werkzaamheden. In het jaar 1672 zal het woord wel eene andere beteekenis gehad hebben. In den toestand van groote onzeker heid omtrent hetgeen de naaste toe komst brengen zou, ontzonk de kracht om de maatschappelijke plichten naar eisch te vervullen en stond alles stil wat niet dringend noodzakelijk aan den gang moest worden gehouden. Men kon slechts zijne aandacht aan ééae zaak wijden. Zelfs godsdienstoefeningen wer den tijdelijk niet gehouden. In gewone tijden heeft net woord ook de gewone beteekenis, die wij hier boven aangaven, en schijnt, in die be teekenis, reeds een eerwaardigen ouder dom te hebben bereikt. Al wat leert of studeert, neemt sinds onheuglijke tijden vacantie of krijgt ze althans; houdt, met andere woorden, op gezette tijden, een poosje op met leeren of studeerende rechterszetten de machine van het recht stop; geneeskundigen geven hun zieken aan een collega over, enz. Wat de school betreft, gelooven wy niet, dat de vacantie er gekomen is om de jeugd. Van de regelen der ge zondheidsleer zal in dien tijd nog wel geen spoor te ontdekken zijn geweest. Het onderwijs zeli vereischte ook geen bijzondere inspanning der hersenen; maar de jeugd werd ondergebracht in lokalen, die in onze dagen iedere ge zondheidscommissie de koorts op het lijf zouden gejaagd hebben, zoodat het best te begrijpen is, dat meester, op een snikheet Julidagje naar zijn slatuintje verlangde en, als de gesteldheid van zijn beurs het toeliet, de jongens voor een poosje het bosch injoeg. Toen het onderwijs meer getrokken werd binnen den kring der bemoeiingen van de overheid, zal er misschien meer op de belangen van het jonge volkje zijn gelet; maar het was toch aan den nieuweren tijd voorbehouden om de vacantie der jeugd en het begrip van vacantie in het algemeen, uit een beter en juister oogpunt te beschouwen. Wij weten dat het schoolverblijf in het al gemeen, zelfs in de best ingerichte localiteiten, niet direct bevord irlijk is (21 Rosi was heelemaal in de war. De weg om de tafel, tot aan haar plaats, tegenover Tobias, viel haar lang en pijnlijk. De boer had zijn linkerhand onder de kin geschoven en liet zijn grijze, doordringende oogen langs de rijen gaan, alsof hij vragen wilde: „Is er ook misschien iemand, die iets in te brengen heeft?" De maaltijd liep ongestoord ten einde; er werd weinig gesproken, maar des- temeer werden de monden geroerd, in de keuken en in de stallen. Wat was er ge beurd? En wat zou er gebeuren?Niemand wist het. Een dag of wat ging men voort met zich te verwonderentoen werd het nieuwe weer oud en na een poosje leek het of Tobias en Felix altijd gelijke rechten gehad hadden. Furrer sprak weinig met den oudste, maar gaandeweg gaf hij hem meer te doen in huis en op het erf, en dat beviel Tobias, want de jongen was ijverig en handig, be greep vlug en verraste den boer door zijn helder verstand. Niettemin bleef er toch altijd een scheidsmuur bestaan tusschen den ouden man en den jongen, en een was er op het dorp, bij wien de knaap zich veel beter op zijn gemak gevoelde dan bij den grootvader, die hem toch maar om Gods wil in huis had genomen. En dat was de oude Nager, de schoolmeester. Als hij een oogenblik gemist kon worden op den hof, dan kon men hem in de Strahlegg- aau de gezondheid en dat de jeugdige hersenen, in het tijdvak van den ster ken groei, veel behoefte hebben aan rust. De vacantie wel eens beschouwd als een noodzakelijk kwaad, is daarom een noodzakelijk goed, waarbij het be lang van het kinderlichaam in alles den doorslag moet geven. Daarmede is tevens beslist het be kende geschil omtrent de wenschelijk- heid van een lange of van verschei dene korte vacantietijden. De vacantie brengt hare eigenaardige bezwaren mede. Het jonge volkje kan niet altijd vol doende bezig worden gehoudenhet loopt in den weg, het is lastig en ver stoort de huiselijke orde. Dat geeft aanleiding tot allerlei klachten, die overigens niet altijd evea billijk zijn, en is wel eens oorzaak dat, tegen den tijd dat de school weer begint, een zucht van verlichting wordt geslaakt. De erkentenis van de juistheid in het algemeen van dat bezwaar en voor sommige gezinnen in het bijzonder, heeft er aanleiding toe gegeven, dat men een goed bedoeld stelsel van mod deren of schipperen heett uitgedacht, daarop neerkomende, dat de groote va- cautie werd ingekort en vervangen door eenige korte perioden van rust. Wij meenen dat dit stelsel van den aanvang af veroordeeld is geweest. Zulk een kort tijdperk van rust, hoe aan genaam op zich zelf, kan nooit leiden tot het ware doelhet lichaam in den vorigeu toestand te herstellende ver bruikte klachten door nieuwe te ver vangen. Om die reden zou het op den langen duur ook tot schade van het onderwijs zelf strekken. Wij hebben boven gezegd dat men in onze dagen een beter begrip heeft van vacanties in 't algemeen. Hetgeen voor het kind geldt, geldt ook voor den volwassen mensch; zeker wel in mindere mate, maar het geldt dan toch. Ook op dit gebied heeft men in vroegere tijden de zaken verkeerd in gezien; maar er was ook minder aan leiding om tot een juister begrip te komen. De arbeid was vrij wat min der 8aamgesteld, eisehte over 't alge meen veel minder inspanning, vooral ook van hersenen en zenuwen. Ook toen echter zal men wel niet zonder schade zich een altoosdurend doorwerken heb ben kunnen veroorloven. Dat altoos durend doorwerken van de groote massa, zal zich toen ook wel eens op sommige hut vinden. En was hij bij den Praeses in de harde school, waar hij het praktische leven leerde kennen en waar hij zijn spieren moest harden, bij inspannend werk, Nager sprak hem van andere en hoogere dingen en leerde hem denken op een wijze, vreemd aan gewone hersens. Menigen Zon dagmiddag zat Tobias bij Columban en vertelde van de fraaie bezitting van zijn grootvader, die hij nu pas recht naar waarde begon te schatten. Sinds Lieni er niet meer was, was het eenzaam geworden in de hut aan den Strahlegg, en als Tobias op bezoek kwam, leek het den oude, alsof zijn eigen jongen bij hem was. Dan zat Columban op zijn gewone plaatsje bij het venster, zijn oogen gevestigd op den jongen gast, die in een hoek had plaats genomen. Hij had verdiet van Lieni. De jongen was verplaatst naar een verder gelegen station en de oude man kon hem daardoor niet meer bezoeken, zooals hij placht te doen, toen hij nog in Weiier, bij de Rafisbach, werkte. Niet dat de oude beenen hem den dienst weigerden, maar zijn oogen waren zwakker geworden. Op school gaf hem dit veel last en menigmaal, als Tobias bij hem zat en hij lang naar hem gekeken had, tastte hij onwillekeurig in de lucht, want dan hing er een nevel voor zijn oogen. Om dezen tijd was het, dat naar Frutt- nellen tijding kwam van een lang vergetene, lang verlorene. De boer van den Hochfluhhof was de eerste, die het bericht vernam. De Pastoor was weer eens op een rond reis door zijn gemeente geweest. Op een een warmen zomeravond, toen de duisternis reeds vallende was, kwam de eerwaarde heer den weg van Weiier opgestapt. Uit het dal klonk een schril gefluit, dat door individuen gewroken hebbenmaar men wist de oorzaak niet. Toen de maatschappelijke arbeid en de geheele samenleving langzamer hand dat ingewikkeld karakter aannam, waardoor zij zich thans kenmerken toen het gejaagde, ingespannen, mede dingend leven van tegenwoordig alom doordrong, toen gingen de oogen open. Eerst pakten alleen nog maar, zij het dan ook in steeds toenemende mate, diegenen hun koffers, die uit den aard van hun werk of beroep er min ot meer op aangewezen waren; profes soren, leeraren, onderwijzers, dokters, advocaten, rechters enz. Zij allen gin gen de verbruikte krachten herstellen in een betrekkelijk langdurig tijdperk van rust; maar die gewoon waren dieper af te dalen dan de oppervlakte der dingen, begonnen zich af te vragen of wat voor enkele categoriëa van men8chen geldt, niet geldt voor de geheele maatschappij, en of het ruste loos doorwerken van de groote massa wel bevorderlijk kon zijn aan het ge halte van den arbeid zelf. Zij, die op een hooger zedelijk stand punt stonden, meenden dat ook 't be lang van al wat arbeidt, het persoonlijk belang, het welzijn van den werkman, wel degelijk behooren te wegen; maar zelfs al stelt men zich niet op dit standpunt, dan nog moet men erken nen, dat het algemeen maatschappelijk belang tijden van rust en ontspanning eischt. En sedert dit meer algemeen wordt ingezien, is er ook een streven merk baar, om aan ieder te geven „een tijdje vrij", een korte pooze althans, waarin lichaam en geest zich kunnen losma ken van den alledaagschen gang der dingen, die op den duur een slender- gang wordtwaarin ook de goede zijde van het leven eens wordt gezien, het lichaam rust, de geest wordt op- gefrischt, de moed verlevendigd. Een tijdje vrijmaar dan moet het ook een waarlijk vrije tijd zijn. Als de vacantie den werkman al te zeer berooft van de voordeelen van den arbeid, waarmee hij in de behoef ten van zijn gezin moet voorzien, dan kan men dat bezwaarlijk vacantie noemen, of liever, dan wordt voor hem de vacantie toch een onmogelijkheid. Een tijdje vrij! Als een ambte naar of een kantoorbediende eenige dagen uit mag gaan of rusten, met behoud van tractement, en hij vindt bij zijn terugkomst op tafel of lesse- alle bergwanden werd weerkaatst. De spoorweg was bijna voltooid en maakte reeds proefritten, en de eerwaarde heer, die zijn kudde bij voortduring had opge zweept tegen het nieuwmodische vervoer middel, had zich niettemin laten overreden om met zulk een proeftrein van Neudori af tot aan Weiier mede te rijden. Ja, terwijl hij blazend en hijgend den steilen bergweg beklom, die hem naar zijn pastorie moest voeren, had hij zich zelf betrapt op de ge dachte, dat het toch wel gemakkelijk zou zijn, wanneer er ook zoo'n ijzeren weg bergop voerde tot vlak voor zijn woning. Het ge fluit had ook den Praeses uit zijn huis gelokt. Hij wilde een eindje den weg opgaan tot op een punt van waar uit men den spoorweg kon zien en zoo kwam het, dat hij den pastoor ontmoette. „Hebt u dat gefluit gehoord?" riep de geestelijke hem toe. De Praeses gaf geen antwoord. Hij keek naar omlaag, met fonkelende oogen, en hij zag, dat al zijn tegenstand niets gebaat had. De trein snoof en proestte en scheen hem uit te lachen. „Goeden avond," groette hij. „Goeden avond, Praeses! Ja, ja, het mon ster is er dan toch en, ik moet zeggen, het brengt iemand vlug en vaardig over." De boer keek nog altijd in de diepte, met somberen blik. „Ik ben met een proeftrein van Neudorf meegereden," ging de pastoor voort, met een scherpen blik op zijn mede magnaat, „als de lui in het dorp dat eens wisten! Ha! Ha!" Hij lachte. De Praeses lachte niet: „Zij zullen het wel te weten komenMaar dat zeg ik u, mijnheer pastoor, mij zal nooit iemand in zoo'n trein zien. Ik ben er tegen geweest en ik blyf er tegen." naar een berg met werk, zoodat er geen doorkomen aan is, dan kunnen wij dat bezwaarlijk vacantie noemen. Een tijdje vrij. Dat moet de leuze zijn en wy moeten niet rusten voor dit voorrecht, voor zoover het mogelijk is, aan allen verzekerd zijmaar wij moeten inzien dat geen voorrecht waarde heeft, waarvan de bevoorrechte niet kan genieten of waarvan hij niet de vruchten kan plukken, de genoegens smaken, de voordeelen ondervinden, die er mee bedoeld worden. Overigens, hoe meer het stelsel zich uitbreidt en een waarlijk bevredigende toepassing erlangt, hoe meer de maat schappelijke arbeid zich in goede rich ting ontwikkelen zal, hoa meer tevre denheid er zal heerschen en de goede harmonie bevorderd zal worden. Buitenland. Uit heel Duitschland komen berichten van vreeselijke hitte, die overal onge lukken heeft aangericht. De straten vaD Berlijn waren Zondag door de hitte volkomen ontvolkt. Het asfalt, dat week geworden was, weer kaatste de zonnegloed, werkte bijna als een brandspiegel. Men heeft in hoekjes van Berlijn in de zon temperaturen van 124 graden Farenheit gemeten. In de schaduw steeg het kwik tot 97 graden. Reeds vroeg in den morgen was de bevolking naar buiten gevlucht, in de hoop daar koelte te vinden, maar daar het bladstil was, was het in de naald- hosschen van Berliin niet beter. Op den duur werd de toestand daar onhoudbaar, daar de drinkwaren in de meeste uit spanningsplaatsen opraakten. De bad huizen aan de Wannsee waren reeds om acht uur des morgens wegens over- volte gesloten. Veelal gingen de men- schen toen zoo maar in het water en er zijn daardoor verscheidene ongelukken gebeurd. In de middaguren kwamen er telkens onweersbuien over de stad, die echter geen verlichtingen brachten. Op som mige punten buiten Berlijn zijn echter zware buien losgebarsten, waardoor eenige menschen gedood en velen gewond zijn. Ook de hitte als onmiddellijke oorzaak heeft verscheidene offers ge- ëischt. In de bosschen rond Berlijn zijn Zondagavond een paar boschbranden uitgebroken, die echter gebluscht werdeu. In den nacht heeft regen eenige ver koeling gebracht. De rivier de Ahr is bijna zonder water en de velden en weiden zijn verdord. Uit Hamburg wordt gemeld, dat een De geestelijke gaf geen antwoord. Hij haalde de schouders op, maar toch scheen de terechtwijzing hem getroffen te hebben, ofschoon hij geen lust gevoelde oneenigheid met den Praeses te doen ontstaan. Zonder iets te zeggen, gingen zij naast elkander voort. „Mijn reis is weer niet te vergeefs ge weest," vervolgde de geestelijke met een slim lachje, terwijl zijn kleine oogen schit terden, „ik heb een vriend van u ontmoet." Hij was zich bewust, dat hij een wapen in de hand had, waarmede hij den eigenaar van den Hochfluhhof den steek kon terug geven, dien deze hem zooeven had toege bracht. „Wien dan?" vroeg Furrer kortaf. „Christiaan Russi," antwoordde de Pastoor en keek den ander vorschend aan. De Praeses hield de lippen stijf op elkander gedrukt. „Zoo!" was alles, wat hij zeide. De geestelijke begon te vertellen. „Het schijnt, dat er toch meer achter dien vent gestoken heeft, dan wij gedacht hebben. Hij heeft zich toegelegd op het exploiteeren van steengroeven en werkt nu met zes knechts. Daar ginds in het Oberland werkt hij. „Hij verdient zooveel geld, als hij zelf maar verkiest," zeggen de menschen. Hij heeft een mooi huis, eve i mooi als de pastorie. Zijn moeder woont nog bij hem in, maar hij is getrouwd en heeft drie dochters, mooie meisjes, die heel netjes gekleed gaan. Zijn vrouw moet hem het eerste geld aangebracht hebben, dat hij uitstekend belegd heeft. En uw Rosi schijnt hij dus vergeten te hebben." Zij waren bij den Hochfluhhof. De pastoor zocht te vergeefs op 't gezicht van den boer naar den indruk, dien zijn woorden toch stellig op dezen gemaakt moesten hebben. ernstige dijkafschuiving bij Rendsburg de werken tot uitbreiding van het Kaiser Wilhelmkanaal in hooge mate zal ver tragen. De opening in den dijk is onge veer 6 M. breed; elf wagens zijn in het kanaal gevallen. Zondag, juist op den nationalen feest dag den verjaardag van de afkon diging der grondwet is Konstanti- nopel, de hoofdstad van Turkijke, door een geweldigen brand geteisterd, waarbij het vermoeden voor de hand ligt, dat ook deze ontzettende ramp door kwaad willigen is aangericht. Is het, zoo schrijft de N. R. Cteen dieven- en inbreker- gilde, dat gewetenloos brand sticht enkel met het doel om zich te verrijken Of zit er meer achter en zijn het vij anden van den Staat, die de regeering in moeilijkheden wenscheu te brengen, door wat middelen dan ook? Zijn het mogelijk huurlingen der reactie, die er vermaak in scheppen den nationalen feestdag aldus in een nationalen rouw dag te doen verkeeren Deze vragen zullen voorloopig wel onopgelost blij ven. De geweldige brand is Zondagmorgen te Stamboel, de Mohamedaansche wijk van Konstantinopel, begonnen, terwijl de meeste inwoners deel namen aan de feesten op den Vrijheidsheuvel. Op het oogenblik dat de eerste spuitgasten op het terrein der ramp verschenen braken nieuwe branden uit in de buurt van het ministerie van oorlog. Het vuur greep, aangewakkerd door den feilen wind, met zulk een geweld om zich heen, dat de brandweer er machteloos tegenover stond. Des avonds te 11 uur waren reeds over de twee UUlZtJJlu uuiz.au r)of nlonimen geworden en lag een vierde deel der stad in puin. Enkele wijken bestonden hoofdzakelijk uit houten gebouwen, zoo dat het, bij het heerschende watergebrek, geen wonder is dat zij in een oogwenk afbrandden. Voorzoover uit de totdusver ontvangen berichten valt op te maken, zijn de departementen van oorlog en van financiën met veel moeite gespaard gebleven, terwijl ook de archieven en de bescheiden van den staf gered zijn. Het gebouw van den staf moet echter verbrand zijn. Een gerucht zegt dat Sjefket pasja, de minister van oorlog, ernstig aan het hoofd zou gewond zijn. Hij zou in een brandend gebouw zijn binnengedrongen en een stuk hout op het hoofd hebben gekregen. Sjefket pasja had 's morgens nog, bij de onthulling van een monument op den Vrijheidsheuvei ter gedachtenis aan de gevallen helden der revolutie, een indrukwekkende troepeuschouw ge houden en een geestdriftige rede uit gesproken. De stad leverde een ontzettend schouw- Furrers grijze oogen keken hem aan. koud, strak. Honend klonk bet uit den mond van den geestelijke: „Rosi zou alles wel beschouwd, nog niet zoo kwaad afgeweest zijn, met dien man, wat dunkt u, Praeses „Er valt niets te denken of te dunken," gaf Furrer barsch terug. „Dat hij wat kon en dat hij wat wilde, heb ik altijd wel geweten. Voor het overige is alles gegaan, zQoals het moest gaan. Trouwers, u zult zelf wel begrijpen, dat de zaak mij vrijwel koud laat en dat ik geen spijt heb over hetgeen gebeurd is, alleen omdat, omdat die man niet verhongerd is. En nu, adieu De groet klonk trotsch en de Praeses liet den geestelijke staan, waar hij stond. Deze wierp zijn hoofd achterwaarts en zijn haar in den nek. Zijn toegenegenheid voor zijn mederegent was dien avond er nietgrooter op geworden. XV. De tijding van Christiaan Rusai en zijn geluk was in aller mond geweest en had een paar dagen lang stof gegeven voor heel wat gepraat. Hier en daar was er een geel ge worden van nijd; anderen hadden troost gezocht bij bet giftige spreekwoord, dat duidt op het bijzonder geluk van menschen, die het met de moraliteit niet nauw nemen. Broni Hofer had het nieuwtje opgedaan, terwijl zij een zieke bezocht en het mede naar huis gebracht, en toen zij het haar zusters vertelde, waren haar oogen vochtig geworden en had zij haar boodschap be sloten met een van harte gemeend: „God dank, ik gun het hem van harte, dat het hem goed gaat!" Roman naar het Duitsch. Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1911 | | pagina 1