Het Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Levensstrijd.
BELEID.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusdeii.
No. 3070. Zaterdag 29 Juli.
FEUILLETON.
1911.
UNO VAN ALT&M
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Wij allen weten wat beleid is. 't Is
een zeer kostbare eigenschap. Allen
hebben we beleid noodig, de een meer
en de ander minder. Niet echter zij
die noodzakelijk veel beleid noodig
hebben, kunnen er altijd op roemen
ook veel beleid te bezitten.
Wie heeft wel 't meeste beleid noo
dig? De timmerman? De bakker? De
kleermaker? Neen, van allen hebben
niet deze menschen 't meest beleid
noodig. Wie dan wel? vraagt men. Wi)
zullen ons niet aan de beantwoording
dezer vraag wagen, want we zijn be
vreesd een categorie van menschen te
noemen, die misschien wel veel beleid
noodig hebben, maar nu juist toch niet
't mééste. Wel durven we daarom zeg
gen welke categorieën van menschen
o.i. veel beleid moeten bezitten, en vraagt
men ons wélke categorieën dit dan zijn,
dan antwoorden we: in de eerste plaatB
die, welke op andere menschen hebben
toe te zien.
De politie bijvoorbeeld moet nood
zakelijk wel veel beleid bezitten. Stel
u eens een politie-agent voor, die op
't juiste oogenblik niet met het noodige
beleid weet op te treden Bij een orde
verstoring bijvoorbeeld. Zoo'n politie
agent zou misschien in vele gevallen
de zaak nog erger maken inplaats van
beter.
Nu is aan de politie de taak opge
dragen voor orde te waken. Ze moet
dus zorgen ordeverstoring zoo mogelijk
te voorkomen. Wordt de orde toch
verstoord, dan moet de politie trachten
de orde zoo spoedig mogelijk weer te
herstellen en dit met de meest gepaste
middelen.
Deze voorstelling maken wi) ons
van de taak der politie, waar het orde
verstoringen betreft, en wij denken dat
deze voorstelling ook wel juist zal zijn.
Velen met ons zullen er een gelijke
meening op na houden over de taak
der politie. De taak is dus niet een
gemakkelijke, in ieder geval niet een
t&ak die maar aan een ieder kan wor
den opgedragen. Er is beleid, er is tact
toe noodig, om ordeverstoringen soms
te voorkomen, en evenzoo moet beleid
vol, tactvol, worden opgetreden, om een
ordeverstoring zoo spoedig mogelijk te
doen eindigen en waarvan later gezegd
kan worden dat zo ook tot een goed
eind is gebracht. Om dit te kunnen,
moet de politie dus wel altijd beleidvol
optreden. Nu is de vraag: treedt de
(22
Zurfluh, den veldwachter, was het nieuws
in de leden geslagen van louter woede. Hij
had van kwaadaardigheid tot viermalen toe
zijn borrelglas gevuld en leeggedronken en
na de vijfde maal het arme glas in gruizels
gesmeten en Christiaan Russi en zijn moeder
verwenscht. Waarom moest het ook zulke
lui goedgaan, terwijl hij langzamerhand op
zwart zaad raakte!
Toen het nieuws geen voedsel vond, stierf
het even snel weg als het opgekomen was
en een paar weken later waren de voor
malige bewoners van de hut aan den
Strahlegg voor de menschen van Frutt-
nellen even dood, als voor dien tijd. En
dat blijven zij, nog jaren lang na dien.
Inmiddels werd in hetzelfde jaar waarin
Furrer zijn beide kleinzoons van school nam
en op zijn uitgebreide landgoederen aan
den arbeid stelde de koen ontworpen
spoorbaan voorgoed voor het verkeer ge
opend. Op zekeren dag hadden de Frutt-
nellers van uit hun observatiepost een met
vlaggen en wimpels versierden trein langs
het station Weiier zien trekken en vandaar
verderop de bergen in. Het fluiten en snuiven
der locomotieven nam van toen af geen einde
meer; dag en nacht vernamen de bewoners
van het bergdorp dit sarrend geluid. Een
machtige verkeersweg was geopend, die het
hart van Europa met het Zuiden verbond
en voortaan stroomde een heirleger van
politie wel altijd beleidvol op? Die vraag
wordt meermalen ontkennend beant
woord. Zoo meent men ook dat het
optreden der politie en der militairen
in Amsterdam de laatste weken niet
getuigt van takt en beleid.
Men herinnert zich wat de oorzaak
was van de onlusten op Kattenburg.
Een werkwillige werd door een paar
politie-agenten naar zijn werk geleid,
midden door 't stakers-kwartier heen.
Getuigt dit van tact? Door 't voort
duren der staking en door 't doorwer
ken van sommigen hunner medearbei
ders geraakten de stakers langzamer
hand in een opgewonden toestand. Dit
is verklaarbaar, want hoe langer de
staking duurt, hoe meer armoede zij
brengt onder de stakers. Bovendien kan
door 't doorwerken van sommigen en
de aanvoer van vreemde werkwilligen
de staking het gewenschte doel wel
eens niet hebben 't kan zelfs zeer goed
zijn dat de stakers hierdoor in 't ver
volg ook buiten werk geraken.
Is 't wonder dus dat de stakers
langzamerhand in een opgewonden toe
stand geraakten? Neen, nietwaar? Wat
kan een opgewonden mensch niet doen
Mocht men die opgewondenheid nu nog
grooter maken, door een werkwillige
dwars door 't stakerskwartier heen te
geleiden? Indien men een anderen, een
minder gevaarlijken weg had kunnen
nemen, zou dit dan niet beter zijn ge
weest Is 't wonder dat de stakers
hun opgewondenheid niet langer konden
bedwingen en tot ongeoorloofde daden
overgingen De politie kon men er
geen verwijt van maken dat zij toen
ook tot daden overging, want zij moest
de orde weer trachten te herstellen.
Yan een gewoon stakingsrelletje werd
het zoo een groote en treurige gebeur
tenis. Aan wien de schuld De stakers
handelden volgens de wet ongeoorloofd,
ook hen tnit dan schuld. Maar de po
litie? Trad de politie wel met de noodige
tact op? Is ook de politie niet schuldig
aan de zaak?
Had zij de onlusten misschien niet
kunnen voorkomen, door een anderen,
minder gevaarlijken weg met den werk
willige te kiezen? Indien mogelijk, dan
zou dit meer tactisch, beleidvol, ge
weest zijn.
Anderen weer zijn van meening dat
het concentreeren van troepen ook niet
in het belang is van een goede gang
van zaken. Dat de stakers ook daar
aanstoot aan namen, 't Kan zijn, maar
wij zien er geen kwaad in. De overheid
vreemdelingen en lasten bij lasten van
goederen, langs de eenzame bergen af en aan.
Fruttnellen lag zijwaarts van den leven
brengenden weg als een nijdige, kijvende
oude juffrouw.
Maar de dorpelingen toonden opnieuw
dat zij van steen waren. Jarenlang zou de
onderneming van hen geen penning beuren;
geen hunner maakte gebruik van den ijzeren
weg, behalve de Pastoor, die nu en dan een
plaatskaartje kocht. Maar de boeren en hun
Praeses in de eerste plaats bleven te voet
gaan, dreven hun vee langs de bergwegen
ter markt en kochten hun waren, als vroeger,
te Neudorf in.
Toch bleef er welvaart heerschen in het
dorp. Furrer hield er met ijzeren energie
nu al dertig jaren lang de hand aan, en
zijn wil, die door niemand weerstreefd werd,
hield alles in het goede spoor. Ook de
Hochfluhhof bloeidemaar daaraan hadden
ook de jonge mannen, die naast den Praeses
beheer en opzicht voerden, hun aandeel.
Van tijd tot tijd beschouwde de krasse grijs
aard, die zich nog zoo jong gevoelde, of
schoon hij de zeventig naderde, met een
soort van nieuwsgierigheid de krachtige
loten, die hem in het tweede gelid nagroei-
den. Hij had zich al lang gewend aan het
denkbeeld, dat hij twee erfgenamen had en
trouwens, tusschen de beide jongelieden
werd geen onderscheid meer gemaakt, hoe
gering dan ook. De Praeses behandelde hen
op voet van volkomen gelijkheid en scheen
vergeten te zijn, dat hij eenmaal besloten
had den oudste van het tweetal als een
wilde loot uit te rukken en weg te werpen.
Tobias, die nu twintig jaar oud was, stond
den ouden man nader, dan hij liet blijken,
of misschien zelf wist. De jongen had zich
met groote behendigheid en natuurlijken
moet op alle mogelijkheden voorbereid
zijn. Dat zij dit ook wil trachten te
zijn, is goed. Als maar gezorgd wordt
dat later niet gezegd kan wordenWat
is men met die troepen ontactisch, on
beleidvol opgetreden. Wanneer men even
gezond nadenkt, ook de stakers, dan
zal men moeten toegeven dat in dezen
maatregel niets kwaads schuilt. Als
men tactisch, dus ook onpartijdig, wil
optreden, dan zal men met die troepen
niets tegen de stakers ondernemen, of
't moest natuurlijk zijn dat men van
dezen kant aanleiding gaf! 't Doel toch
is de rust te handhaven, niet ze te
verstoren. Als dit door een ontactisch
optreden nu ook maar niet wordt ge
daan
Buitenland.
Naar de „Petersburgsche Herald"
meldt, is in de Namanganbergen in het
Ferghanagebied een nieuwe geheimzin
nige stof gevonden, welker eigenschap
den zoo verrassend moeten zijn, dat zij
de eigenschappen van het radium verre
overtreffen.
In 1909 vond een ertszoeker in ge
noemd gebergte een hem absoluut on
bekend kneedbaar metaal van vuilbruine
kleur. Hij nam een hoeveelheid ervan
mee naar Moskou en zond ze naar een
chemisch laboratorium. Werd de stof
met een zuur in verbinding gebracht,
dan ontwikkelde zich een ontzettende
koude. Het glas, waarin zich het zuur
bevond, viel direct in poeder.
De proef werd met steenen, porcelei-
nen en glazen potten herhaald, steeds
met hetzelfde gevolg; de zonderlinge
substantie verwekte een geweldige koude
en maakte alles tot stof. De proef werd
ook meteen ijzeren pot gedaanhet
zelfde resultaat!
De scheikundige deed nu een proef
met een grooten granietsteen de
enorme steen viel direct in puin, zon
der gasotwikkeling en zonder ontploffing.
Behandelde men het geheimzinnige
goedje met alcaliën, dan verloor het
vat, waarin dit geschiedde, 20 procent
aan gewicht.
De scheikundige en de ertszoeker be
gaven zich vervolgens naar Ferghana,
waar ze 16 pond van de raadselachtige
stof meenamen en gingen toen samen
naar het buitenland om daar hun studie
voort te zetten. Bestaat er wellicht ver
band tusschen deze geheimzinnige voor
vallen en de wetenschappelijke expe
ditie, die onder leiding van den hoog
leeraar Weratzky eenigen tijd geleden
naar 't Ferghanagebied vertrok om ra-
dium-vindplaatsen te zoeken? vraagt
het blad.
Met radium heeft de raadselachtige
stof echter niets gemeen. Bijzonder op
vallend schijnt het gewichtsverlies, dat
na de behandeling met de stof optreedt.
De Herald meent dat men hier weer
voor even groote verrassing staat, als
bij de ontdekking van het radium.
Ferghana, de vindplaats van het ge
heimzinnige mineraal, ligt in Russisch-
Centraal-Azië, en is bekend als een
streek die zeer radiumhoudend is. Of
de geheimzinnige stof op een andere
manier met het radium in verband
staat zal wellicht de wetenschappelijke
expeditie uitvisschen, die bovendien
ook naar de juistheid der geheimzin
nige berichten onderzoek zal doen.
De Londensche correspondent van
de Matin bericht, dat Sir Francis Bertie,
de Engelsche ambassadeur te Parijs, te
Londen is aangekomen, na een belang
rijk onderhoud te hebben gehad met
Caillaux. Volgens inlichtingen uit voor-
treffelij k ingelichte bron, seint genoemde
correspondent, heeft Duitschland in den
loop der onderhandelingen aan Frank
rijk gevraagd, afstand te doen van het
gedeelte van Fransch-Congo, dat zich
uitstrekt van de Janga tot aan de kust,
het achterland zou dan aan Frankrijk
blijven. Deze eisch heeft, en terecht,
in Engeland algemeene verontwaar
diging verwekt.
Maar moet Frankrijk zich nu verzet
ten tegen eiken eisch in die streken?
of zou het tot een zeker punt kunnen
toestemmen in een grenswijziging van
Duitsch Kameroen?
Men verzekert mij, dat Sir Francis
Bertie deze vraag aan zijn regeering is
komen stellen. De opvatting van het
Engelsche ministerie zou de volgende
zijn: Frankrijk moet vrij blijven om
een ander terrein te zoeken, waarop
het met Duitschland tot een definitieve
overeenkomst kan geraken. Maar wan
neer dat terrein gemakkelijker te vin
den zou zijn bij de grens van Duitsch
Kameroen, zou Engeland er zich niet
tegen verzetten, mits de afstand van
grondgebied binnen redelijke grenzen
blijft, Frankrijk een groot stuk van de
kust, zoo niet de geheele kust, behoudt
en de Belgische Congo op geen enkel
punt aan Duitsch Kameroen komt te
grenzen.
De Tagliche Rundschau zegtEnge
land heeft er niets tegen, dat Frankrijk
Marokko inpalmt, een geweldige ver
meerdering van gebied en macht ver
krijgt en een leger van Mooren vormt;
heeft er ook niets tegen, dat Spanje,
dat toch niets zonder Engelands toe
stemming doet, op een deel van Marokko
beslag legt, maar het voelt zich in zijn
eer en in zijn belangen gekrenkt, als
Duitschland zich ook een gebied van
tact op het goed ingewerkt. Als men destijds
aan Furrer gevraagd had, wie zijn rechter
hand was, bij het beheeren der landbouw
zaken, dan zou hij Tobias genoemd hebben.
Langzamerhand was het gekomen, maar nu
was het er dan toch toe, dat Tobias feitelijk
het beheer in handen had en alles evengoed
wist te behandelen en te besturen als de
Praeses zelf. Furrer aanvaardde den hem
bescheiden onder de armen gestoken steun,
maar nu en dan kwam het voor, dat hij
zich vol ongebroken kracht en ongekrenkten
trotsch ophief in zijn volle lengte, alsof hij
wilde zeggen: „Zie, ik ben mij zelve nog en
heb geen hulp noodig." Maar dan kwam
een oogenblik later een gevoel van voldaan
heid en wel behagelijkheid hem overvallen,
wanneer hij bedacht dat, er mocht gebeuren
wat er wilde, de Hochfluhhof toch altijd
een meester zou hebben, met handen aan
het lijf en een hoofd, dat helder wist te
denken. De jonge man met het kalme, voor
zijn jaren te ernstige voorkomen, had zijn
jongeren broeder in de schatting van den
grootvader verdrongen. Niet dat Furrer zijn
anderen kleinzoon niet gaarne mocht. De
blonde jongen, met het meisjesgezicht, was
evenmin een luiaard of een domkop. Als
hij zich des middags aan tafel zette, om
met gezonde eetlust toe te tasten, kon hij
dit met een gerust geweten doen, hij
had zijn maal wel verdiend. Maar Felix had
alleen vlijtige handen en een hartelijken,
goedigen aard, waardoor hij den indringer
niet benijdde.
In dezen tijd waren ook voor Rosi de
goede dagen begonnen. Het verdriet van
haar jeugd was uitgesleten en het werd
rustig in haar gemoed, nu zij haar beide
zoons goed opgegroeid en verzorgd zag.
Haar eigene waarde en invloed steeg met
die harer kinderen en de vrede, die in huis
en hof heerschte, deed de vroeg vergrijsde
vrouw weldadig aan, als een middagzonnetje
in de herfst. Zelfs de tijding, dat Christiaan
Russi, in de buurt van Neudorf, een graniet
groeve in bewerking wilde gaan nemen,
bracht haar niet meer uit haar evenwicht.
Al zou hij, die in haar leven de eenige was
geweest, ook terugkeeren in het dorp zijner
geboorte, dan toch wist zij, dat zij, in haar
afzondering, veilig zou zijn voor alles.
De Praeses zette de borst op, toen hij
hoorde van Russi's nieuwe plannen. Wat
moest dat beteekenen? Wilde hij terug
komen? Hij zat in zijn kamer en overpeinsde
die vraag. Waar niemand iets achter Ruesi's
doen en laten zocht, dacht hij aan verborgen
plannen. Langzaam steeg het bloed hem
naar het hoofd, langzaam sloten zich zijn
vingers tot een vuist, als vermoedde hij,
dat het nog eenmaal tot strijden en kampen
zou komen. Toen hij opstond speelde een
spotlachje om zijn mond: „Hier boven, bij
ons, zal je wel niet willen komen, Christiaan
Russi!"
En werkelijk, het scheen, alsof hij niet
zou komen, die Christiaan Russi!
Het duurde lang eer de steengroef bij
Neudorf in bewerking werd genomen; en
toen heette het weer, dat Russi nog in het
Oberland woonde en dat de groeve bij
Neudorf door een van zijn opzichters zou
worden beheerd.
En daarop kwam een tijd over Frutt-
nellen, waarin de dorpelingen, al het andere
vergaten en geen oog meer sloegen in het
dal, maar ieder genoeg te doen had met
hetgeen in zijn eigen hut en bij zijn naaste
buren voorviel.
Sinds vele weken had te Neudorf een
gevaarlijke epidemie geheerscht, waartegen
oeconomischen invloed wil verzekeren
of een schadeloosstelling van eenige
beteekenis eischt. Het verlangt een
overeenkomst tusschen Frankrijk en
Duitschland op dezen grondslag, dat
Duitschland Frankrijk in het inbreuk
maken op het verdrag van Algeciras
niet verder stoort en daarvoor een of
andere fooi aanneemt, waarvan het aan
nemen het meer onteeren zou dan het
weigeren. Engeland heeft de westelijke
mogendheden onder voogdij gesteld en
waagt het bij 't Duitsche volk aan te
komen met een soort politietoezicht,
waarmee nauwkeurig ervoor gewaakt
wordt, dat Duitschland nergens ter we
reld een plaatsje in de zon krijgt en in
bekrompen omstandigheden wordt ge
houden.
Dit nationalistische blad staat thans
lang niet alleen, als het aan het slot
van zijn artikel zegt: Engeland speelt
een gevaarlijk spel met den wereld
vrede, want geen volk, dat niet wil
ondergaan, kan zich de grenzen van
zijn gebied van werkzaamheid laten
voorschrijven door afgunstige naburen.
En de gewonnen overtuiging, dat in
Marokko niet Frankrijk, waarmee wij
in Marokko in de eerste plaats te doen
hebben, maar Engeland zich tot onzen
tegenstander opgeworpen heeft, zal bij
het Duitsche volk blijven hangen.
En tenslotte: Wat wij eischen is ons
recht. Ook wij staan op het standpunt
dat een met vernedering gekochte vrede
onduldbaar zou zijn.
De Berlijnsche morgenbladen erken
nen alle dat de Marokkaansche kwestie
een ernstig stadium is ingetreden. Zelfs
de Vorwarts waarschuwt haar partijge-
nooten, het gekibbel over Marokko niet
zonder beteekenis te achten. Het tegen
woordige conflict is veel ernstiger, zegt
het, dan alle verwikkelingen, die de
Marokkaansche zaak sedert jaren ver
oorzaakt heeft.
De Western Morning News bevat het
volgende bericht: De tocht van de
Engelsche Atlantische vloot naar Noor
wegen is afgelast, met het oog op de
nieuwe phase van den toestand, in
verband met Duitschland en Marokko.
Het bericht, dat de tocht van het
Engelsche eskader naar Noorwegen af
gelast is, maakt te Bellijn een ernstigen
indruk.
Naar aanleiding van het voorstel, dat
Duitschland, naar het heet, aan Frank
rijk heeft gedaan, nl. dat dit het een
stuk van Fransch Kongo af zou staan,
zegt het Journal de Genève, dat Keizer
Wilhelm 'n jaar ongeveer geleden hertog
Adolf Frederik van Mecklenburg Schwe-
rin op een officieele en tegelijk geheime
zending naar Fransch Kongo heeft ge
zonden. Een jaar lang heeft deze heel
de geneesheeren tevergeefs den strijd hadden
aangebonden. Het was niet de pest, die
eeuwen geleden door het dal was getrokken
en de hutten had geledigd, maar ditmaal
was 't een andere, kwaadaardige ziekte,
waarvan niemand de naam kende, doch
die haar slachtoffers met ijzeren greep om
knelde en zelden weer losliet. Van Neudorf
was de ziekte bergop gekomen en op zekeren
dag luidde de mare, dat twee gevallen in
Weiier waren geconstateerd.
Toen hadden de Fruttnellers gelachen en
tot elkaar gezegd: „Dat brengt hun de
spoorweg aan!"
Maar de ziekte was den bergweg naar
hun arendsnest opgekropen, ook zonder
spoorweg.
Het was op een Zondag, toen twee raads
leden tegelijk naar het kerkhof werden ge
bracht; twee mannen van aanzien. Wel
waren zij al sinds lang geen vertegenwoor
digers in den Raad meer geweest, maar den
titel hadden zij behouden en de geheele Ge
meenteraad volgde hun baar grafwaarts.
Vooraan schreed Felix Furrer, rechtop
en met vasten tred, onvervaard en rustig,
alsof er geen ziekte en dood bestonden, die
ook hem bedreigden. En hij dacht onwille
keurig aan den tijd toen die twee, die nu
voor goed hadden afscheid genomen, in den
Raad gezetten hadden en getuigen waren
geweest van de vernedering die hij zijn
eigen dochter had laten ondergaan, om te
beletten dat anderen haar door het slijk
zouden sleuren.
En als van zelf kwamen toen zijn gedach
ten weer bij Christiaan Russi, die al nader
en nader kwam.
Roman naar het Duitsch.
(Wordt vervolgd).