Ifel Land van Neusden en illena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Levensstrijd.
ZOMER.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3O70. Zaterdag 19 Augustus.
FEUILLETON.
|!^t land van ALTEHi
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zonder prijs verbooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
„De zomer, de zomer dat is
onze vrind.
„Blij maakt hij de ouderen en blij
ieder kind."
Uit onze schooljaren herinneren wij
ons nog bovengenoemd versje. Ook
onder onze lezers zullen er zijn, die
het zich nog wel weten te herinneren.
En weet ge u uit die jaren ook nog
niet te herinneren met hoeveel verlan
gen ge den zomer tegemoet zaagt Die
heerlijke zomerdagen! Wat hebt ge
niet gestoeid met elkander, gespeeld en
geravot! Daarvoor toch is de zomer
de tijd. En nu ge ouder zijt geworden,
ziet ge ook nu nog niet met verlangen
den zomer tegemoet? De zomer toch
is zoo schoonGe speelt en stoeit niet
meer zooals toen ge nog jong waart,
maar toch ge verlangt naar den
zomer. Die groene boomen, dat zacht
groene met bloemen doorweefde tapijt
op de velden, dat streelt uw oog. Die
zoet en helder klinkende vog'lenge-
luiden, streelen uw oor. Als ge des
zomers buiten zijt, in de vrije natuur,
en ge geniet van dat alles, wat de
natuur u zoo ruimschoots biedt om van
te genieten, dan zijt ge verrukt over
al dat schoons om u heen, dan voelt
ge u een ander mensch, dan leeft ge,
werkelijk dan leeft ge.
Ze bevatt n waarheid, die twee eerste
regels van aangehaald versje, de zomer
is wel onze vrind. Met verlangen, zoo
zeiden we straks, wordt de zomer ook
door de ouderen tegemoet gezien. En
geen wonder! In den zomer hebben
velen het voorrecht voor een poorje
hun dagelijksche werkzaamheden te
kunnen laten rusten. Gelukkig diegenen
Dan kunnen ze naar buiten gaan om
te genieten, om uit te rusten van het
dagelijksch gedoe. Dan worden voor
een poosje alle zorgen vergeten, en
sterker, geheel opgefrischt weer, keeren
ze teiug. Met meer kracht worden de
bezigheden dan weer aangevat en met
een tevreden gevoel denkt men dan
soms weer terug aan het genotene, aan
dien korten tijd van uitspanning en
genot.
Ook voor hen, die niet het voorrecht
hebben des zomers een paar weken
buiten door te brengen, is de zomer
(28
Onder de schooljongens, die op de treden
van het altaar zaten, hoorde men gichelen.
Seppel, de kleinzoon van den zadelmaker
Loris, een bengel van het eerste water, wipte
een klein ventje, dat voor hem zat van zijn
zitplaats af, zoodat het verschrikte kereltje
te nauwernood een schreeuw weerhield.
Maar toen was het ook genoeg geweest.
De Praeses stapte uit zijn bank, trad op
den zondaar toe, greep Seppel bij de pols
en bracht hem, zonder een woord te spreken
naar de deur.
De geestelijke had juist het gebed be
gonnen toen Furrer bij de deur gekomen
was en naar de klink greep om den bengel
naar buiten te jagen. Eensklaps week de
zware deur van zelf terug, omdat iemand
haar van buiten opentrok en de Praeses
stond van aangezicht tot aangezicht tegen
over Russi.
Een oogenblik staarden de twee mannen
elkander verbluft aan en van die gelegenheid
maakte Seppel handig gebruik, om weg te
glippen. Toen draaide Furrer zich met een
ruk om en keerde naar zijn plaats terug.
Achter hem aan trad Russi binnen, door
zijn dochters gevolgd. Zij bleven niet, zooals
het gebruik was, wanneer men te laat kwam,
achteraan staan, maar stapten door naar
de voorste banken, waar Russi een plaats
zocht in de mannenrij en zijn dochters zich
verdeelden op de vrouwenstoeltjes. De hoof
den der Fruttnellers verhieven zich midden
in het gebed en toen de priester zijn preek
wilde beginnen, ging er zulk een gemompel
door de kerk, dat hij tot driemaal toe een
waarschuwend hoesten moest laten hooren,
een welkome vrind, een welkome tijd,
al kunnen ze er weliswaar in niet zoo
ruime mate van genieten als sommige
anderen, die wel dit voorrecht hebben.
Zij verlangen ook evengoed naar den
zomer. Al kunnen ze dan niet een
piar weken naar 't buitenland gaan,
of naar Limburg, of naar Gelderland,
of naar Scheveningen, toch genieten ze
van den zomer. Dan wordt er een
Zondag voor genomen, en de geheele
familie gaat dan zoo'n dag uit rijden
met paard en rijtuig, of een zeilboot
wordt gehuurd, om op het frissche
water rónd te dobberen. Voor bijna
iedereen brengt de zomer haast eenige
ontspanning. De een zoekt die ont
spanning zus, de ander weer zoo. De
ryken en de meergegoeden staan veler
lei middelen ter beschikking voor ont
spanning, en al moeten de minderge-
goeden zich ook wat behelpen ook
zij vinden de gezochte ontspanning.
En dan zijn er, die klagen dat zij,
die toch een geheel jaar door hard en
zwaar moeten werken, niet eens de tijd
en de middelen hebben om ook maar
eens ééa dagje uit te kunnen gaan. We
hebben medelijden met dezulken, want
voor hen is ontspanning in de eerste
plaats noodig. Een boog kan niet altijd
gespannen zijn, nietwaar? Ze moet zoo
nu en dan eens ontspand worden. Zoo
gaat het ook met den mensch. Ook de
mensch heeft zoo nu en dan ontspan
ning noodig. Mist hij die ontspanning,
dan zal zijn kracht en energie lang
zamerhand gaan verminderen, evenals
de kracht van den boog vermindert, als
zij steeds gespannen staat. Voor ont
spanning van den mensch is de zomer
de beste tijd. En omdat ontspanning
voor den mensch noodig is, daarom
zeggen wij gij allen, die er toe kunt
medewerken dat zy ontspanning krijgen,
die het in de eerste plaats noodig heb
ben maar tot nog toe die ontspanning
niet hadden, gij allen, doet uw best
om ook hen dit noodige te laten toe
komen. 't Is geen voorrecht, maar een
recht voor hen, die ontspanning, 't Is
nu zomer. Geef uw personeel zoo moge
lijk een paar dagen vrij met behoud
van loon. Dan zullen ook zij kunnen
genieten van het schoone in de natuur,
dan zullen ook zij hun dagelijksche
werkzaamheden eens kunnen vergeten
en krachten kunnen verzamelen voor
later. Ze zullen kunnen roeien, visschen,
wandelen, fietsen, en zij, die over iets
ruimer beurs beschikken, kunnen een
klein reisje maken. In iedere provincie
is wel een plaatsje aan te wijzen, waar
ze kunnen vertoeven om van het
schoone in de natuur te genieten. Zulke
ontspanningsoorden zijn er vele in ons
land. In elke provincie, zijn er wel
een of meer zulke oorden aan te wijzen.
En dan, als uwe vacantiedagen ver
streken zyn, dan zult ge met opge
wektheid uw taak weer beginnen.
alvorens er voldoende stilte was gekomen.
De jongelieden op het koor hadden het druk
over de drie meisjes en luisterden blijkbaar
weinig naar de woorden van den geestelij ke.
Josepha, de oudste van het drietal, was
een slanke, negentienjarige blondine met
blauwe, ernstig kijkende oogen. Zij scheen,
door het gegaap der boeren en de snijdende
blikken der vrouwen onaangenaam getroffen
te zijn en van tijd tot tijd wierp zij een
bezorgden blik naar den kant waar haar
vader zat. Zorgeloos en volkomen op zijn
gemak zat deze in zijn bank; zijn beide
buren hadden hem, half uit trots, half uit
verlegenheid, meer ruimte gelaten dan voor
hun eigen gemak dienstig was.
De beide jongere meisjes, de zeventien
jarige Pia, een zwartoogig, beeldschoon kind,
met donker haar, dat zich niet goed tot de
orde scheen te willen laten dwingen, en de
dertienjarige Marie, blond als Josepha, wend
den vaak, wanneer de Pastoor zijn rede
onderbrak, om te hoesten of te snuiten, het
hoofd om, om een oogje achter zich te
werpen. Maar de onvriendelijke blikken,
die zij ontmoetten, deden hen verlegen voor
zich kijken en hun lippen trilden zenuw
achtig als zij een oogenblik later weder zich
tot luisteren zetten.
Toen de dienst eindelijk wasafgeloopen,
werden de boeren ongeduldig; zij drongen
op een hoop naar de deur toe. Buiten de
kerkdeur stelden zich de mannen en de
vrouwen in het gelid op, om met groote
oogen te turen naar de wondermenschen,
die zich in hun midden hadden durven
wagen.
De meisjes verschenen het eerst. Vooraan
ging Josepha, die ernstig en rustig rond
keek en iets in haar blik had, dat den gapers
op een afstand hield en alle spot en bruta
liteit verbood. De jongere zusjes volgden
haar schuw en verlegen. De Praeses ging
hen voorbij en keek hen, met zijn scherpe
oogen doordringend aan, terwijl zijn wenk
brauwen zich als zwarte torentjes somber
Buitenland.
Uit Parijs wordt omtrent de onder
handelingen over de Marokkaansche
kwestie tusschen Frankrijk en Duitsch-
land gemeld
De Matin en het Journal zeggen, dat
het besluit van de Duitsche regeering,
dat op 14 dezer aan Cambon is kenbaar
gemaakt, beteekent een terugkeer naar
den toestand zooals die in Juli was.
Duitscbland vraagt geheel Kongo op
een klein stukje aan de kust bij Sibre-
ville na.
Figaro meent, dat, bij de thans ge
rezen moeilijkbeden, een conferentie van
de mogendheden, die de acte van
Algeciras onderteekend hebben, moge
lijk is.
De officieuze correspondent van de
Kölnische Zeitung te Berlijn bevestigt,
dat de onderhandelingen tusschen
Duitschlaud en Frankrijk in de laatste
dagen minder vlot opschieten. Intus-
schen bestaat er tusschen den Keizer
en zijne verantwoordelijke raadslieden
voortdurend volkomen overeenstemming
nopens de economische eischen en ver
dere aanspraken buiten Marokko. We
gens de protectionistische opvattingen
van de Franschen is het moeielijk een
formule te vinden voor een verbintenis,
op welke men onder alle omstandigheden
staat zal kunnen maken.
De half-ambtelijke Petit Parisien
schrijft
De optimistische mededeelingen van
de Berlijnsche bladen ten spijt, is de
staat der Fransch-Duitsche onderhande
lingen minder bevredigend dan ooit.
Wij vernemen n.l. van zeer bevoegde
zijde, dat de beer von Kiderlen Wachter
in zijn laatste onderhoud met den beer
Jules Cambon een allerwonderlijkste
eisch gesteld beefthij wil niet minder,
dan dat alle beraadslagingen, die er sedert
zes weken hebben plaats gehad, als niet
en dreigend dicht naast elkander verhieven.
Ook Tobias en Felix, die den ouden man
volgden, wendden hun blikken naar de
meisjes.
Felix werd zoo rood als een kalkoensche
haan, niet van toorn, maar omdat hij
nauwelijks meer in staat was zijn blik af
te wenden van de mooie, donkere oogen
van Pia. Ook Tobias kreeg een kleur en
zeide niets toen zijn jongere broer, de meisjes
gek, nog drie-viermaal omkeek, eer hij voor
goed den weg naar huis insloeg.
Eindelijk kwam ook Russi opdagen,
Hij lachte vriendelijk en groette met de
hand, zoodat de boeren al niet veel anders
konden doen, dan zijn groet beantwoorden.
En zoo stapte hij dan, door zijn drie dochters
vergezeld, door de haag van menschen, zonder
dat iemand hem een vinger in den weg hield,
of dat ook maar een enkel spotwoord werd
vernomen. Eerst toen hij weg was, gaf zich
de toorn der Fruttnellers over zijn aan
matiging luchtmaar voor het eerst lag er
ook een naklank van verborgen respect in
hun geschimp.
De Praeses was woedend. Toen zij thuis
gekomen waren bulderde hij los:
„Mooi zool Nu is die landlooper waar
achtig al zoo brutaal, om in ons midden te
verschijnen. En wij mogen toekijken, met
gebonden handen, want hij heeft ons nog
niet in het gezicht geslagen."
De vuisten van den ouden man waren
gebald. Zijn reuzenlijf sidderde van toom.
„Wat wil die kerel toch? Wat bedoelt
hij?" kwam het schor uit zijn keel. Maar
die vragen klonken, alsof hem het antwoord
zeer goed bekend was.
XX.
Toen het herfst geworden was, werd er
in de groeve van de Fluh met koortsachtigen
ijver gewerkt. Kooplieden uit de stad kwa
men bijna dag aan dag een bezoek brengen
aan Russi, in zijn huis te Weiier, en de
orders volgden elkaar zoo snel op, dat er
gehouden beschouwd wordendat alles
opnieuw aan de orde gesteld zal worden;
kortom, dat men de magere uitkomsten,
die er verkregen zijn, schrapt.
Behoeft er op gewezen t® worden, dat
het Fransche standpunt ten eenenmale
afwijkt van het Duitsche?
Bovendien beperkt de beer von Kider
len Wachter er zich toe, aan den ver
tegenwoordiger van Frankrijk te vragen,
of Frankrijk geneigd is hem toe te staan
wat hij vraagt; bij zegt niet in ruil van
welken goeden wil Duitschland die
„Schadeloosstelling" ontvangen zal.
Men ziet dus, dat de toestand dezelfde
is als in het begin van Juli. Men heeft
dus zes weken lang voor niets gepraat.
Te Hamburg en Alto"ha hebben vijf
tien sociaal-democratische vergaderingen
plaats gehad, naar aanleiding van de
Marokkaansche kwestie en de vraag,
welke houding de sociaal democratie
moest innemen bij bet prikkelen tot
oorlog. Er werd een besluit genomen,
dat tegen oorlogszucht opkwam en dat
verklaarde, dat de sociaal-democratie
eiken oorlog, op welke gronden ook
begonnen, verhinderen zou.
Prins Hendrik XVIII von Reuss
jonge linie is Dinsdagavond in den trein
tusschen Schweinfurt en Würzburgdoor
een beroerte getroffen. Hij was dadelijk
dood.
De prins was in 1886 gehuwd met
Charlotte, hertogin van Mecklenburg-
Schwerin en woonde op het kasteel te
Ludwigslust, waar onze Koningin en
Prins Hendrik hem dikwijls bezocht
hebben.
I* het garnizoenshospitaal te Trier
heeft zich een bloedig drama afgespeeld.
Luitenant Fohamier-Glissziersky van
het 29ste regiment infanterie lag sinds
eenige dagen wegens een lichte onge
steldheid in het hospitaal, 's Middags
kwam zijn 29-jarige broeder, een koop
man uit Hannover, bij hem op bezoek.
Beiden bevonden zich alleen in de
ziekenkamer, toen plotseling een schot
klonk. De luitenant was door een schot
in het achterhoofd door zijn eigen
broeder gedood. De dader is gevangen
genomen; hij is reserve-officier.
Uit nadere berichten blijkt, dat de
vermoorde luitenant dezer dagen zijn
ontslag wilde vragen, daar hij zich
geestelijk niet wel voelde. Daarover was
zijn broer hevig verbolgen. Hij maakte
hem de bitterste verwijten en haalde
ten slotte een revolver uit zijn jas,
waarmee hij hem doodschoot.
handen te kort schoten en telkens weer
nieuwe arbeidersscharen aan het werk
moesten worden gesteld. Het gehucht werd
gaandeweg een stadje en de arbeidersbarak
ken schoten op als de bloemen in de wei
landen.
In het steenen huis te Weiier zat hij, die
alles en alles bestuurde met vaste hand en
die toch, uiterlijk in niets verschilde van
zijn arbeiders.
Het was een wonder, hoe hij tijd kon
vinden voor alles wat op hem aankwam,
en nog grooter wonder, dat hij ook nog lust
en gelegenheid had voor andere dingen.
Een week of wat na het beschreven kerk
bezoek verscheen hij opnieuw teFruttnellen,
maar op een tijd, toen de boeren voor het
meerendeel buitenshuis werkten, zoodat zijn
bezoek eerst bekend werd, toen hij huis
waarts keerde. Maar de vrouwen hadden
de hoofden bij elkander gestoken en toen
de mannen van het veld thuiskwamen liep
buurman naar buurman en op de straat
vormden zich groepjes, om het geval te be
spreken.
„Wat zou hij nu weer willen? Hij was
bij den Pastoor geweest, waarom zou
dat zijn?"
Den volgenden dag hadden alle Frutt
nellers den mond vol van het groote nieuws
Christiaan Russi, de steengraver, had drie
duizend franken ten algemeenen nutte ge
schonken. Een paar, die het niet willen
gelooven, vroegen er den Pastoor naar en
kwamen tot de ontdekking, dat het niet
alleen volkomen waar was, maar ook dat
de geestelijke met hoogachting van den
veelgesmaden man sprak. Toen kwamen de
schoolkinderen met een ander nieuwtje:
de Pastoor was in de school geweest en had
den kinderen voorgehouden, dat zij in het
vervolg vriendelijk en beleefd moesten zijn
voor Russi, omdat deze een groote weldaad
aan de gemeente had bewezen.
Geen wonder dus, dat de Fruttnellers in
het vervolg ook wat toeschietelijker waren,
Naar uit Chicago gemeld wordt, zijn
er Dinsdag bij internationale vliegver-
tooningen twee vliegers om het leven
gekomen. Badger stortte van een hoogte
van 150 voet neer en werd verpletterd
opgenomen. Het tweede slachtoffer was
St. Croix Johnstone, die met zijn vlieg
tuig in het Michigan-meer viel, toen
hij 2500 voet hoog vloog.
Duizenden toeschouwers waren van
de beide ongelukken getuige.
Berichten uit Konstantinopel zeggen
dat de onderhandelingen met de roovers
over de uitlevering van Richter op het
punt zijn van te slagen. Uit Larissa
wordt gemeld dat de bende, die Richter
ontvoerd heeft, zich niet op Grieksch
grondgebied bevindt. Over het alge
meen begint men zich over het lot van
Richter minder ongerust te maken.
De correspondent van de Daily Chro
nicle te Liverpool hing Woensdagavond
een schrikbeeld van den toestand daar
op. In de oproerige buurt gaan voor de
eerste maal alle bewoners samen tegen
de soldaten en de politie. De geheele
bevolking van Liverpool is den hongers
nood nabij. De winkeliers hebben geen
voorraden van levensmiddelen meer.
Zelfs brood is haast niet te krijgen.
Gebrek aan meel en aan steenkolen
dwingen de meelfabrieken tot stilstand.
De nijpende honger heeft ongetwijfeld
talrijke plunderingen van winkels ten
gevolge gehad, maar de winkeliers
duchten, dat de straks uitbrekende hon
gersnood plundering op nog veel grootere
schaal ten gevolge zal hebben. Er dreigt
ook een ziekte onder het volk uit te
breken, omdat de hongerige menigte
allerlei ondeugdelijke eetwaren en half
bedorven visch enz. verorbert. De ge
goeden koopen een groote hoeveelheid
blikjes op, alsof zij een beleg tegemoet
zien. Het trampersoneel dreigt ook met
staking.
De toestand te Manchester is bijna
hetzelfde als die te Liverpool.
In Oost-Londen is Donderdagochtend
de bootwerkersstaking opnieuw uitge
broken. Honderden stakers gingen de
ha vens rond, om hunne kameraden aan
te sporen het werk neer te leggen, zoo
lang niet al hunne eischen ingewilligd
zijn. De lossing \au alle schepen is
weer gestaakt.
De mannen van de electriciteitsfabriek
te Liverpool hebben het werk neerge
legd. Hierdoor is de stad en de omtrek
van tramverkeer en licht verstoken.
Donderdag is te Londen de alge
wanneer zij den man van Weiier tegen
kwamen.
De eenige, die door Russi's daad nog meer
vertoornd geraakte, was Furrer, de Praeses.
Toen hij van de aalmoes vernam, was hij
bezig, om aan zijn schuur iets te onder
zoeken, dat hem in een boozen luim bracht.
Tobias was met een ernstig gezicht op hem
toegetreden, alsof hij wist, dat hij den ouden
man een kwade tijding ging brengenhij
was het, die den Praeses het verbazing
wekkende bericht van Russi's gift bracht.
De Praeses had de oogen, die onderzoekend
en scherp op den bodem gericht waren ge
weest, langzaam opgeheven.
„Zoo! Zoo!" mompelde hij, toen Tobias
had uitgesproken. De lippen hield hij vast
op elkander geklemd. Een poosje aarzelde
hij, toen trof zijn vlammenschietende blik
den jongen man, die voor hem stond. Hij
scheen nog eenmaal na te denken en liet
toen hooren:
„Weet je, dat die Russi, jaren geleden,
hier in het dorp gewoond heeft?"
„Ja, dat heb ik, meen ik, ook vernomen."
Furrer hield op.
„En waarom vroeg hij eensklaps luid
en wild. „Weet je dan ook, waarom zij hem
weggejaagd hebben
„Neen, dat heb ik niet gevraagd," ant
woordde de jonge man.
„Door mijn toedoen was het," gaf de
Praeses te verstaan, scherp en fel.
Tobias zette groote oogen op. „Hoezoo
vroeg hii.
„Dat hoef je niet te weten. Dat gaat je
niets aan, hoor je! Het is goed, dat wij
daarover aan het praten zijn gekomen. Ik
vertrouw je, jongen, versta je me, ik
vertrouw je en ik weet, dat je geen vraagal
bent. En daarom verbied ik je ooit naar
de reden te vragen. Ik heb hem laten weg
jagen, en ik wist, wat ik deed. Hier is
mijn hand, sla toe, beloof me, dat
je nooit vragen zult naar het waarom."
Roman naar het Duitsch.
(Wordt vervolgd).