Het Land van Heusden en Alleoa, de Langstraat en de liommelerwaard.
Westersche Beschaving.
L e v e n s s t r ij d.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
I¥o. 3077. W oensdag 23 Augustus1911
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Van tijd tot tijd hoort men nog wel
eens de vraag opperen, of het brengen
onzer Westersche beschaving aan volken
die, in geheel andere omstandigheden
levende, in deze beschaving nog niet
deelen, wel als een geluk voor die
volken mag worden beschouwd. Niet
zoo heel zelden wordt die vraag ont
kennend beantwoord en dat op ver
schillende gronden. Gewoonlijk meent
men dat overdreven zendingsijver, of
wel economische of politieke belangen
er den achtergrond van vormen en die
vreemde volken door de beschaving,
welke hun tegelijkertijd wordt gebracht,
niet veel beter worden. Het eerste moge
niet geheel en al onjuist zijn, de ge
volgtrekking is veel onjuister. Wat in
de laatste jaren in onze Oost-Indische
bezittingen gebeurd is, is wel in staat
het te bewijzen. Moord- en rooftochten,
menscheneten, verbranden van weduwen,
slavernij, ze beginnen overal zeer at
te nemen en behooren op vele plaatsen
reeds tot het verledene. Bovendien tre
den alom betere maatschappelijke be
grippen en toestanden op den voor
grond en weldra zullen onze bezittingen,
voor zoover dat nog niet het geval is,
de vergelijking met vele andere Oos-
tersche of Zuidelijke landen glansrijk
kunnen doorstaan.
Wij willen daaromtrent hier eenige
merkwaardige bijzonderheden mede-
deelen, ontleend aan de toestanden in
een land, waarop tegenwoordig aller
oogen gevestigd zijn en betreffende een
gebied, dat voor het volkswelzijn van
het uiterste gewicht is: wij bedoelen
de krankzinnigenverpleging in Marokko.
Twee Frausche ministers hebben een
commissie gezonden naar dat land, het
welk vermoedelijk eens geheel onder
Fransch gezag zal komen, zoowel als
de voormalige roofstaat Algiers. De
commissie had de toestanden aldaar, ook
op het gebied van zieken- en krank
zinnigenverpleging, te bestudeeren. Uit
het verslag, door de commissie uitge
bracht, leert men heel veel omtrent de
beschaving in die zoo merkwaardige
streken.
Yan een wezenlijke behandeling of
verpleging van zieken is daar geen
sprake; maar 't is wel opmerkelijk dat
men er van den bekenden afkeer van
dokters en ziekenbehandeling niets be-
(29
Zonder aarzelen legde Tobias zijn hand
in die van den ouden man.
Toen sloeg Furrer de armen over elkander
en leunde met den rug tegen den muur van
<de schuur.
„En nu wil ik je eens zeggen, wat ik
«denk van die gift van Russi. De Pastoor
.en de menschen van het dorp zien er een
goed werk in en de bedoeling, om vrede te
maken, maar dat is het niet, het is een
valstrik, een middel om strijd te voeren
tegen mij en tegen die anderen. Hij heeft
een harden kop, die Russi, en als niemand
hem begrijpt, dan begrijp ik hem toch wel.
Hij smeert den Pastoor stroop om den mond,
en Furrer vertrok den mond spottend,
„en dat zal hem wel lukken. Heeft hij den
eerwaarden heer gewonnen, dan is het dorp
evenzoo voor hem en als hij daarvan zeker
is, dan komt hij terug en zet het ze betaald,
wat ze hem jaren geleden hebben aangedaan.
Wat hij van plan is, weet ik niet, maar je
zult zien, Tobias, dat het net zoo gaan zal
_als ik je zeg, en als het gebeurt, denk er
dan aan, dat ik het je voorspeld heb."
Tobias had de woorden van zijn groot
vader aangehoord met neergeslagen oogen.
Hij was bleek en er scheen iets te zijn, dat
hem hinderde.
„Is u bang grootvader?" vroeg hij, toen
Furrer uitgesproken had.
Deze lachte ruw en luid. „Bang? Ik bang?
Vraag je dat in ernst, jongen? Laat hem maar
den tijd, om het zoover te drijven tot ik
houvast aan hem heb, en dan zal je eens
speurt. In sommige zoogenaamde be
schaafde landen is dat wel degelijk het
geval. Zoodra bet Fransche gouverne
ment klinieken oprichtte in de voor
naamste steden van de kust, stroomden
de patiënten bp honderden toe. Nu,
verbetering is dan ook wel noodig!
Krankzinnigen, die voor hunne om
geving niet gevaarlijk schijnen, loopen
vrij rond, voorzien door bedelen in hun
onderhoud en slapen 's nachts in de
open lucht. Zoo ze al eenigszins ge
kleed zijn, ziin ze in lompen gehuld.
Godsdienstwaanzin komt bij deze dweep
zieke menschen uiteraard veel voor en
dan hebben zij zoo waar nog kans om
heilig verklaard te worden, ofschoon
het een sprookje is, dat alle krank
zinnigen in Marokko heilig verklaard
worden.
Worden de krankzinnigen hinderlijk
of gevaarlijk, dan gebeurt wat eeuwen
geleden, misschien nog niet zoo lang,
ook ten onzent gebeurde. Men dwingt
hun familie ze thuis af te zonderen;
maar dan worden ze opgesloten, vast
gelegd en mishandeld. Het gebeurt wel
dat de buren, die er last van hebben,
den ongelukkige eenvoudig doodschie
ten; maar dan is het altijd nog de
vraag, of hij er wel zoo slecht aan toe
is. Immers, wanneer de familie van een
krankzinnige weigert den ongelukkige
in huis op te nemen, of begaat een
krankzinnige die nog vrij rond loopt
een misdaad, dan wordt hij van over
heidswege opgenomen in een „moristan".
De moristan is een bedelaarsgesticht
van godsdienstigen aard, in zooverre
als de instelling verbonden is aan een
kerk of moskee. Yan afscheiding weet
men echter in Marokko niets. Men
vindt in de moristan door elkander
bedelaars, lijders aan besmettelijke ziek
ten en krankzinnigen, zonder eenig ge
neeskundig toezicht.
Te Fez zitten de krankzinnigen in
aparte cellen aan een ijzeren halsband
aan een ketting, ju st zooals men een
hond aan zijn hok vastlegt, behalve
dat de halsband van den hond van
leer is.
Krankzinnigen die men niet in de
moristans plaatsen kan, zitten in de
gevangenis te midden van gewone mis
dadigers. Zulk een gevangenis is een
afgrijselijk verblijf, zonder eenige be
schutting voor de koude Marokkaansche
nachten en waar de patiënten, men
zien hoe bang ik ben. Hij is sluw," voegde
hij er na een poosje bij, „hij legt strikken,
evenals een jager, die niet met open vizier
ken vechten. En juist daaiom moeten we
oppassen, acht geven op alles en bij
elkander blijven, hoor je wel bij
elkander blijven en elkaar steunen. Door
zijn voornaamheid en zijn zoogenaamd goed
doen, moeten we ons niet in slaap laten
sussen, maar hem haten, bitter haten,
als iemand, die bijvoorbeeld onze moeder
tot schande had gebracht."
De oude man stond nu rechtop. Er flik
kerde iets onder zijn grauwe wenkbrauwen,
dat weinig goeds voorspelde. Hij sprak luider
en barscher dan even te voren en zijn beide
handen, hadden Tobias' rechterhand ge
grepen. Het doen van den grootvader sleepte
ook den jongen mede.
„Op mij kunt u rekenen," zeide hij. En
toen hij dit gezegd had, voelde hij opnieuw
iets als berouw en was het hem, alsof hij
niet goed deed, door zich tegen Russi te
verheffen.
Furrer had zijn vingers gedrukt. Nuliet
hij hem los en stapte de weide ten einde
tot aan den rand, waar de berg steil afviel.
De slag van een dynamietontploffing kwam
dof uit de diepte en het helderklinkende
geklop van ijzeren werktuigen steeg van
uit het dal tot hen op. Met zijn zware
schoenen stapte Furrer over de weidegrond.
Eensklaps bleef hij staan en riep„Tobias
De jonge man kwam naderbij.
„Zie je dat?" vroeg Furrer. Hij wees er
op hoe zijn voetstappen zich indrukten in
den anders zoo harden grond en kuiltjes
vormden waarin zich water verzamelde.
„Wat is dat?" vroeg de jonge man ver
schrikt.
Furrer gaf geen antwoord, maar voerde
hem een pas of wat meer naar de schuur
toe, waar de bodem gespleten was, en toen
hij hem tot vlak bij den muur liet komen,
toonde hij hem een scheur, die van beneden
houde ons dit woord ten goede, ver
blijven in de onmiddellijke nabijheid
van kolossale vuilnisboopen, overge
geven aan de uitwasemingen welke
'daarvan in de heete dagen het gevolg
zijn, en van de talrijke ratten, die het
er vrij wat beter hebben dan de onge-
lukkigen, die er zoo ongeveer langzaam
worden doodgemarteld.
Onrustige krankzinnigen worden zoo
wel als gevaarlijke misdadigers door een
smid in voetkluisters vast gesmeed
'8 nachts liggen allen aan den halsband
en de halsbanden worden dan weer op
zoodanige wijze aan elkander bevestigd,
dat vijftig van die ongelukkige menschen
éen keten vormen. Gedurende den nacht
kan beslist niemand er af! Aan de
meesten wordt alleen water verstrekt.
Slechts enkele bevoorrechten krijgen
brood. Over 't algemeen moeten zij zich
voeden met wat hun familie of sommige
medelijdende menschen hun sturen.
Enkele verdienen een kleinigheid met
manden vlechten. Geen wonder dat deze
menschen bij hoopen ziek worden en
sterven. Natuurlijk stervan ze op hun
matten, naast hun kameraden k^tting-
gangers, zoodat zij bovendien nog anderen
ellende aanbrengen.
Wat betreft de gevangenen, om eens
op dit gebied af te dwalen, kent men in
Marokko eenvoudig veroordeeling tot
gevangenisstraf, zonder meer. De straf
fende overheid bepaalt niet den tijd van
duur der straf, zoodat de veroordeelde
in de gevangenis blijft, tot dat de dood
verlossing brengt of invloedrijke vrien
den of familieleden bevrijding weten te
bewerkstelligen.
Bij een onderzoek in de gevangenis
van Tandjzer, de meest beschaafde stad
van Marokko, door de leden der Fran
sche commissie, waarvan wij hierboven
spraken en welk onderzoek zich uit
strekte over ongeveer een vijftigtal op-
geslotenen, kon men dadelijk een tiental
aanwijzen, waarvan het niet twijfelachtig
wa9 dat zij in staat vankrankzinuigheid
verkeerden. Aan de bewakers werd hier
van mededeeling gedaanmaar zij namen
de zaak volkomen kalm op; het was
hun volmaakt onverschillig of zich onder
de bewaakten krankzinnigen bevonden
en in do behandeling der ongelukkigen
maakte het ook geen verschil.
Ean eerste gevolg van de Fransche
bemoeiingen is geweest, dat er een
klein paviljoen voor de behandeling van
af, tot op een meter hoog reikte en wijd
gaapte.
„Waterdruk naar de groeve," zeide hij
droogjes. „Als die lui nog een jaar zoo
voortgaan met breken, valt de berg in en
mijn schuur meteen."
„Dat moet Russi medegedeeld worden,"
meende Tobias.
„Ik zal hem aanklagen," gaf de oude man
koud terug.
„Als hij geen gek is, zorgt hij er voor,
dat er geen ongeluk gebeurt en dat het
Gerecht zich er niet in mengt. Ik zal morgen
naar Weiier gaan en met hem spreken."
„Jij?" Toen bezon de Praeses zich.
„Ik wil er eens over denken."
Zwijgend gingen zij naar huis.
Den volgenden ochtend stond Tobias reis
vaardig in de woonkamer. De deur naar de
Raadskamer stond opende Praeses zat aan
zijn tafel te werken.
„Ik ga naar Russi, grootvader," zeide
Tobias, het hoofd naar binnen stekende.
Furrer trok de wenkbrauwen op. Zij
hadden niet meer over de aangelegenheid
gesproken. Maar de oude man was er reeds
aan gewoon om Tobias ongehinderd te laten
handelen in alles wat het goed betrof.
„Als je met alle geweld zelf wilt gaan,
zoo ga dan," liet hij hooren, een bedenking
terugdringende, toen hij zag hoe kalm en
bedaard Tobias was, die de zaak scheen
op te vatten als een gewone boodschap.
Op dit oogenblik kwam Rosi binnen, met
een arm vol waschgoed.
„Waar ga je heen?" vroeg zij, in het
midden van de kamer blijvende staan.
„Ik ga naar Russi, moeder, er is iets
met hem te bespreken."
Rosi liet het waschgoed uit haar handen
vallen. Haar oogen openden zich wijd. „Naar
Russi? Jij?" stotterde zij.
Maar Tobias was de kamer al uit en hoorde
niet meer, wat er gezegd werd, noch zag
hij de schrik, die zijn moeder als in de leden
krankzinnigen gebouwd is bij het zieken
huis te Fez. Het bestaat uit slechts twee
kamers met vensters van onbreekbaar
glas, een badkamer en een open ruimte;
het staat onder beheer van dr. Murat,
den geneesheer van het ziekenhuis.
Een eerste stap alzoo Zoo schrijdt,
Goddank, de beschaving voort, tot hulp
en steun der menschheid, licht brengende
in de donkerste deelen der wereldstad,
verzachting brengende in het lijden dat
alle gedachte aan menschelijkheid en
tnenschelijk bestaan uitsluit.
Ziehier dan ook weer een plek, waar
het licht van wetenschap en beschaving
voor goed ontstoken is. Niemand zal
het ooit weer kunnen wegnemen, en
toch zou het zeer goed mogelijk geweest
zijn, dat dit diep in den nacht der
onwetendheid en ruwheid verzonken
volk, nog eeuwen in denzelfden toestand
gebleven ware.
Laat ons dan het gebeurde niet be
treuren en dankbaar zijn dat de loop
der gebeurtenissen ook hier voor de
Westersche beschaving ten slotte de
poorten geopend heeft.
Buitenland.
Volgens een te^gram aan de Lokal-
Anzeiger, is er in de stad Jakins, in
Georgië, een negervervolging op touw
gezet.
Een later telegram meldt, dat de haat
van de blanke bevolking tegen de negers
in blinde dweepzucht ontaard. Onder de
negers heerscht dientengevolge groote
opwinding en angst, daar de blanken
hebben gezworen wraak te nemen over
de vermoording van den politie-agent
Newberry uit Jakins, door een neger
prediker. Bij benden trekken opgewon
den pachters door het land en schieten
de negers neder, waar zij hen aantreffen.
Kerken en scholen van negers worden
in brand gestoken. Er zijn reeds 6 negers
gedood en 5 herbergen, 6 kerken en 4
scholen in de asch gelegd. Honderden
negers zijn tot bloedens toe gegeeseld.
De moordenaar van den agent Newberry
is voortvluchtig. De negers vluchten bij
heele troepen tegelijk. In hun razende
uitroeiïngswoede willen de blanken de
geheele landstreek van het gehate zwarte
ras zuiveren, zoodat na verloop van een
week in de geheele streek geen neger
meer te vinden zou zijn.
Een allertreurigst tooneel heeft zich
Donderdagavond te Parijs op de Nieuwe
Brug afgespeeld. Tegen halftien kwam
er in de volte der vele voorbijgangers
scheen te zijn gevaren.
„Tobias!" riep de vrouw hem na. Het
sluiten van de deur en het kraken van de
trap doofden het geluid van haar stem.
Tobias hwam niet terug.
Toen trad de Praeses binnen.
„Laat hem maar gaan," zeide hij somber,
„en sta daar niet te schreeuwen als een
gekkin."
„O, als hij eens vermoedde....!" stiet
Rosi uit, bleek als een lijk.
„Dat zou nog niets hinderen," ging Furrer
voort. „Als je meent, dat dit het geval zou
zijn, ken je den jongen slecht. Het is goed,
dat hij met eigen oogen ziet, wat wij van
dien man daar te wachten hebben. Voor
hem behoef je niet bang te zijn. Hij is zoo
trouw als goud. Hij blijft ons aanhangen,
daar zou ik op durven sterven. Als niemand
meer met ons zou zijn, dan zou Tobias het
nog wezen. Ei daarom, laat hem maar gaan,
het kan geen kwaad."
Rosi raapte haar waschgoed weer op. Zij
wankelde en zag er uit als een oude vrouw.
Maar zij sprak geen woord meer.
Wel voelde zij, dat donkere dagen voor
haar in aantocht waren.
XXI.
Tobias stapte op zijn gemak den hof uit
en daalde, in gedachten verdiept, den Wei-
lerweg af.
Het was een grauwe dag. Over de bergen
hingen wazige nevels, die als een ragfijn
gordijn op de toppen der hoogste dennen
schenen te rusten. Er was geen beweging
in het luchtruim, wat, bij het grauwe licht,
iets drukkends gaf.
Hoe meer hij Weiier naderde, hoe lang
zamer zijn pas werd. Het kwam hem eens
klaps in de gedachten, dat hij een zwaren
taak op zich had genomen. Wilde hij han
delen in den geest van zij n grootvader, dan
moest hij Russi forsch aanpakken en van
den aanvang af zyn tegenstander niet trach-
een man aanwandelen met een aller
liefst klein meisje aan de hand. Midden
op de brug bleef de man, die er uitzag
naar een veertiger, staan, nam het kind
in zijn armen, kuste het lang en innig
en wierp het toen over de leuning in
de Seine. Onmiddellijk daarop stortte
de man zichzelf in den stroom. Even
zag men hem worstelen in de golven,
toen verdween hij. Laat in den avond
zijn de beide lijken opgehaald. De man
die zijn dochtertje in de Seine gewor
pen heeft, want het kind was inderdaad
zijn dochtertje, heette Delcher, een
ziekenverpleger. Hij was een ongelukkig
man, die in onmin leefde met zijn vrouw,
van wie hij bezig was te scheiden. Ook
maakte hij misbruik van drank. Er wordt
gezegd, dat hij, om zich op zijn vrouw
te wreken, hun dochtertje gedood heeft.
Van den stilstand in de onderhande
lingen over Marokko, tusschenFrankrijk
en Duitschland zegt de Petit Parisien:
Deze stilstand wil niet zeggen, dat de
onderhandelingen voorgoed zijn afge
broken. Cambon en Kiderlin zijn over
eengekomen de onderhandelingen te
hervatten. Niettemin kan niet ontkend
worden, dat de frontverandering van
de Duitsche regeering veel teleurstelling
baren. Frankrijk zal zich daar echter
niet door laten dwingen. Het heeft ge
zegd welke vergoedingen het zal kunnen
geven. Het zal niet verder gaan.
Het Journal schrijft: Men tracht ons
af te matten, maar wij zullen niet toe
geven.
De Matin stelt de houding van Frank
rijk tegenover die van Duitschland en
komt tofr de volgende slotsom: Vermijd
zooveel mogelijk om met een regeering
als de Duitsche in onderhandelingen te
ti eden en zorg, dat gij sterke legers en
vloten hebt.
Het Berliner Tageblatt zegt naar
aanleiding van de officieuse nota be
treffende het afbreken van de onder
handelingen over Marokko, dat het on
aangename van het tusschenbedrijf is,
dat het in beide landen en ook elders
aanleiding zal geven tot chauvinistische
drijverijeu en acht het de plicht van
ernstige lieden en dat gedeelte van de
Fransche en Duitsche pers, dat zich
van haar verantwoordelijkheid bewust
is, op dit oogenblik met kalmte af te
wachten, wat de beraadslagingen ge
durende het tusschenbedrijf zullen op
leveren. „De regeeringen moesten echter
bedenken, dat door het werken in het
geheim het bewaren van zulk een rust
zeer bemoeilijkt wordt en dat een pa
niek gewoonlijk in de duisternis ont
staat."
ten te sparen. Maar dat viel hem moeilijk,
want hoezeer hij ook pi.ogde, zichzelven van
het tegendeel te overtuigen, hij kon er maar
niet toe komen, om Russi een kwaad hart
toe te dragen.
En waarom ook?
De man had hem geen kwaad gedaan.
En al mocht het dan waar zijn, dat er
tusschen Russi en zijn grootvader en de
menschen van Fruttnellen een oude veete
bestond, welnu, het was nog niet uitge
maakt aan welke zijde het recht was. De
Fruttnellers waren niet onfeilbaar, en
zijn grootvader evenmin!
Toen hij zoover met zijn gedachten ge
komen was, viel het hem in, dat hij geen
onderzoek mocht doen, naar de oorzaak van
de twist. Dat had hij beloofd. Maar als dat
waar was behoefde hij er zich ook het hoofd
niet over te breken. Hij lachte fijntjes: „Ja,
welbeschouwd, kon het hem vrij wel koud
laten, wat die menschen met elkaar uit te
vechten hadden!"
Nu was hij in de buurt van de groeve
gekomen. Bij de honderd werklieden waren
aan den arbeid. Eenige stonden op steigers,
hoog tegen den bergwand amgebracht en
braken de platen en blokken los die door
anderen werden behouwen en klein geslagen.
Het geklop en gehamer van zooveel handen
maakte een vreemdsoortige muziek. Een
rolwagen met steenen, die voor de verzending
gereed waren, werd door vier paarden weg
gereden naar het station; bij een anderen
wagen waren mannen bezig, om met behulp
van een kraan groote platen op te laden.
Tobias zag het aan en bleef stilstaan. Een
levendige bewondering voor den man, die
eenmaal koeknecht geweest was en nu in
staat was die gansche schaar van werklieden
te leiden en in toom te houden, maakte
zich van hem meester.
Roman naar het Duitsch.
Wordt vervolgd.)