et Land van flensden en Altena, de Langstraat en de fiommelertvaard.
L e v e n s s t r ij d.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
FEUILLETON.
land van a
Een school voor achterlijke
kinderen.
Oorlog tusschen Italië en Tnrkije.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
No. 30S9. W oensdag 4 October
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Toen Gerrit te Amsterdam op de
school voor achterlijke kinderen
m. a. w. op de school voor buitenge
woon lager onderwijs kwam, leek
hij niet zeer achterlijk, scheen het een
jongen met een- goed karakter, hoewel
zijn ouders weinig met hem waren in
genomen. Nadat hij echter twee jaar
die ^chool had bezocht, was hij niemen
dal gevorderd. Als een doove hoorende
en een blinde ziende, zat hij steeds op
het schoolbankje. Nimmer waren zijn
gedachten bij zyn werk, maar niets
wees er op waar zijn gedachten dan
wèl waren. Moest hij bijv. handteekenen,
dan deed hij, alsof hij druk bezig was,
maar een uur later was hij vaak min
der ver dan toen hij begon
Dikwijls was hij verward. Zoo kwam
hij eens op school, zeide dat zijn vader
erg ziek was en begon onmiddellijk
daarop smakelijk te lachen. Zijn onder
wijzer wees hem op het onbehoorlijke
van dat lachen, vertelde hem dat ziek
zijn iets heels naars was, waarop de
knaap ten antwoord gaf: „ik lach om
die jongens, waarvan de een den ander
op straat, liet vallen over zijn voet."
Die uitlating heeft een gewichtig oogen
blik in Gerrits leven gevormd. Hier
door toch werd een tipje opgelicht van
den sluier waarin zijn eigenaardige on
oplettendheid was gehuld. Nu bleek
immers, dat Gerrit geen baas over zijn
eigen gedachten was.
Van vooruitgang was geen sprake,
lichamelijk leek hij nog een kindwel
maakte hij geen bijster slecht figuur
in de klasse, in verschillende vakken
was hij geenszins onbedreven, maar hij
kon zich niet inspannen. Met Mei moest
hij van school, en zijn onderwijzer ge
loofde niet dat er veel van hem terecht
zou komenGerrit was te onhandig en
te lui.
Wat moest er van den stumpmd
worden
Van school ging hg Mei niet.
Twee jaren bleef hij nog. Met alle
kracht werd de strijd tegen zijn ge
brek aangebonden, haast van voren af
aan werd met handenarbeid en teekenen
begonnen, pardon kende men voor hem
niet Gerrit is zichzelf de baas ge
worden.
Met tranen in de oogen kwam moeder
den onderwijzer eens vertellen: „Het
(41
Met aschgrauwe gezichten stonden de
werklieden om het lijk. Een van hen keek
naar boven, naar de plaats waar het rots
blok had gelegen.
„Padrone", zeide de man, die steen is
voor u bestemd geweest." De man beefde
toen hij deze woorden met onvaste stem
uitbracht.
Bliksemsnel schoot Russi de herinnering
te binnen aan den armen blinden man, in
de Strahlegg-hut, die blij-vertrouwend op
zijn zoon zat te wachten, jaar in, jaar uit 1
Mocht hij schande laten rusten op het hoofd,
op den naam van den doode?
„Onzin" zeide hij barsch. „Ik heb Nager
zelf naar boven gezonden, om de dennen
die daar aan den rand staan, te kappen;
hij heeft een ongeluk gekregen."
De toou van overtuiging, waarop dit ge
zegd werd, miste zijn uitwerking niet; de
Italianen gaven het op verder over het geval
na te denken; het was ook niets vreemds,
dat een van hen't slachtoffer weid van zijn
werk; in de steengroeven zijn ongelukken
niet zeldzaam.
Russi liet het lijk op een baar naar zijn
Buis brengen.
Dienzelfden dag, tegen den middag, ge
leidde Josepha den blinden schoolmeester
van Fruttnellen naar Weiier.
„Ga hem halen, Josepha," had haar vader
gezegd. „Zeg hem, dat zijn zoon terugge
komen is, maar zieken dat hij hiér moet
komen, om hem te zien."
Josepha had gedaan, wat haar gezegd was
is of er een wonder met Gerrit is ge
beurd en het is een zegen voor den
jongen geweest, dat hij op deze school
is gekomen."
De moeder zei echter meer. Ze had
nóg een zoon, die twee jaar ouder was
dan Gerrit en dezelfde eigenschappen
bezat als deze. Voor hem was inder
tijd plaatsing op zulk een school niet
noodig geacht.
Die broer is bij zijn vader, een
meubelmaker, in de zaak, maar kan
feitelijk geen vijf cents per uur ver
dienen. En Gerrit? Die is ook bij zijn
vader en hij is nu 20 belooft
een flink werkman te worden.
En als hij later in de maatschappij
komt, dan zal men Gerrit, die zoo ver
boven zijn ongelukkigen broeder uit
steekt, vragen: Wat ken je? Waartoe
ben je in staat?
Maar niemand zal dan de vraag
stellen: Waar heb je dat geleerd?
Uit bovenstaand blijkt den zegen
rijken invloed van een school voor
buitengewoon lager onderwijs.
Wat zou er met Gerrit gebeurd zijn
als die schooldeur eens niet voor hem
geopend was, als de gewone lagere
school, welker leerplan niet voor zoo'n
zwakkeling is berekend en waarop hij
zoo niet erger een rem voor het
onderwijs vormt, door hem werd ver
laten? Het vermoeden ligt voor de hand
dat er op lateren leeftijd een andere
deur achter hem zou zijn geslotendie
van een armenhuis, een werkhuis, een
rijkswerkinrichting, een krankzinnigen
gesticht, een gevangenis
Als een stuk wrakhout in de bran
ding der levenszee zou hij ronddobbe
ren, totdat hij ergens, min of meer
onzacht, op de kust werd gesmeten, zoo
hij niet tegen een rotswand verpletterd
werd. De school daarentegefi heeft van
hem iets beters gemaakt, een scheepje
met een roer, dat slechts in goede ricfi
ting kan sturen, een scheepje, dat in
een behouden haven aankomt.
Het behoeft geen nader betoog, dat
de betrokkene en de gemeenschap ge
baat zijn door het tot stand komen van
zulk een scheepje!
In de tweede plaats vonden we het
voorbeeld zoo bijzonder treffend, omdat
de moeder verklaarde, dat het een zegen
was voor Gerrit, dat hij op die school
was gekomen.
Het is te begrijpen, dat de ouders
zoo niet direct vijandig dan toch aar
zelend, angstig, tegenover zulk een
en had het goed gedaan. De menschen van
Fruttnellen keken hen na, toen zij door de
dorpsstraat gingen, het slanke meisje en de
sneeuwwitte, gebogene, magere man wiens
arm in dien van Josepha hing, en die toch
gehaast en ongeduldig, als een kind, dat
naar een feestje onderweg is, zijn geleidster
vooruit trok.
Toen zij Weiier bereikt hadden, hield
Josepha den arm van den ouden man ste
viger vast. „Loop wat langzamer, meester,
u windt u te veel op, en hij is heel erg
ziek, uw Lienhard!"
De grjsaard keerde zijn bleek gelaat naar
de spreekster, alsof hij iets had willen vragen,
toen sloot hij de dorre vingers, mompelde
iets binnensmonds, dat als een gebed klonk
en liet zich toen gedwee naar Russi's huis
voeren.
De steenhouwer stond in de gang en
wachtte hen op, toen zij binnenkwamen.
Een troep nieuwsgierigen omringde het huis.
Zij praatten onder elkander, maar de school
meester scheen hen niet te verstaan.
Russi greep de handen van den ouden
man en drukte die met warmte.
„Meester," zeide hij, ge zijt altijd een
vroom en op God vertrouwend man geweest."
Nager hief het gezicht op; zijn doffe oogen
glansden van tranen.
„Ik weet het, jongen, ik weet het,
hij is dood!"
Toen nam Russi hem bij de hand en
jracht hem in zijn woonvertrek.
„Lienhard is al verscheidene weken bij
ons," liet hij hooren.
De meester richtte zich op.
„Hij heeft willen werken, maar ik heb
niet van hem te weten kunnen komen, wat
hij vroeger heeft uitgevoerd," zeide Russi
heider en bedaard. Hij stond daar als een
dokter, die zijn patiënt het gift voorzichtig
en druppelsgewijze toedient.
school staan. Yroeger, in de zeventiende
eeuw, toen men nog geen onderscheid
maakte tusschen achterlijke en achter
gebleven kinderen, kregen de slechte
leerlingen een ezelsbord op de borst of
wel een kap met ezelsooren op het
hoofd en werden aldus ten pronk ge
steld. In de school zal men gelukkig
heden ten dage zooiets niet meer vin
den, maar daarbuiten? De maat
schappij is vaak zoo ontzettend wreed.
Zij ziet maar al te vaak en al te gauw
zulke ezelsborden en kappeB met ezels
ooren en de volksmond is onverbidde
lijk bij het geven van nieuwe namen.
Hoe zulke scholen voor buitengewoon
lager ouderwijs laat ons dien naam
toch i.n eere houdensoms worden
betiteld, zullen we natuurlijk niet ver
melden, genoeg zij het te constateeren,
dat zij verband houdt met een stempel
van minderwaardigheid, een merkteeken,
dat men voor het geheele leven op het
voorhoofd van de leerlingen meent ge
drukt te zien. D&t weerhoudt natuur
lijk de ouders hun kinderen, die hier
voor aangewezen zijn, op een derge
lijke school te plaatsen, doet hen daar
voor aarzelen, vrees koesteren.
M!aar het voorbeeld leert, dat de
spraakmakende gemeente ongelijk heeft.
Zonder het onderwijs dreigt gevaar,
dat het merkteeken een Kaïnsteeken
wordt. Door het onderwijs kan dit niet
alleen worden voorkomen, maar kan het
teeken zelfs ten deele worden uitge-
wischt. Daarom moeten de ouders dank
baar de gelegenheid aanvaarden, wan
neer deze er is om hun kinderen te
zenden naar de voor' hen geschikte
school.
BBuiteiiland.
Wat gevreesd werd is geschied. Vrij
dagmiddag half drie is de oorlog tus
schen Italië en Turkije uitgebroken. De
Turksche regeering kon de eischen niet
inwilligen van het Italiaansclie ultima
tum. De Ottomaansche regeering kan
niet inwilligen dat Italië de laatste
Turksche bezitting aan de Afrikaansche
kust gaat bezetten.
Turkije kon dan ook niet anders dan
op het ultimatum van Italië antwoorden
dan: „dit kunnen wij niet" en zoo is
de oorlogstoestand ingetreden.
Zoo is dan de bloedige strijd tusschen
den zwakke en den sterke begonnen.
Want Turkije is zwak in vergelijking
met Italië. Ter zee zijn de Turken bij -
Het hoofd van den vader daalde weder.
„Hij heeft geen goed leven geleid, niet waar
stamelde hij. „En waar is hij nu?" vroeg
hij na eenige oogenblikken.
In het midden van de nu ledig gemaakte
kamer stond een door brandende waskaarsen
omgeven bed. Twee oude vrouwen zaten
aan het hoofdeinde. Het gezicht van den
doode was met een doek bedekt; de on
geschonden handen lagen over de borst
gekruist.
Russi bracht den grijsaard naar een stoel,
die naast het bed stond.
„Nu zijt gij aan zijn zijde," zeide hij zachtjes
en bracht de eene hand van den doode
in aanraking met die van den ouden mau.
Deze rilde en sloot zijn vingers vast om
de koude hand van zijn zoon.
„Jongen, mijn jongen, ben je daar
eindelijk?" fluisterde hij, als tot zichzelven.
„Laat mij zijn gezicht betasten," vroeg hij.
Met den mond aan zijn oor fluisterde
Russi: „Dat kan niet, Lienhard is ver
ongelukt, zijn gezicht is zwaar gekwetst."
Opnieuw kromp de oude man ineen.
„Is hij eerlijk gestorven?" vroeg hij.
Russi legde zijn hand op de beide handen
van Columban en diens zoon en zei duidelijk
en vast: „Ja!" Toen hij het zeide, blonk
uit zijn trekken heel de kracht van zijn
wezen, even als of hij zichzelf met geweld
had moeten dwingen tot deze bevestiging.
Maar Josepha, die niet ver van hem af stond,
wist, dat haar vader, die anders nooit loog,
onwaarheid had gesproken, opzettelijk,
ter wille van den grijsaard.
Columban scheen op te leven. Hij bukte
zich over het bed en legde zijn dorre wang
tegen de ijskoude hand. Een poosje bleef
hij in die houding, prevelende, terwijl
tranen uit zijn arme, doffe oogen stroomden.
Niemand verstond, wat hij zeide, maar
toen hij zich eenigen tijd later oprichtte,
lange na niet opgewassen tegen de
veroveraars, hunne vloot bestaat slechts
uit enkele oude schepen, die zij nog
kortelings gekocht hebben, zoodat hier
de beslissing gemakkelijk te voorspel
len is.
Anders is het gesteld met den oorlog
te land. Uit de in de verschillende
bladen voorkomende telegrammen blijkt,
dat Italië met een blokkade der ge
heele Tripolitaansche kust begonnen
is. Deze zal voortduren tot de Italiaan-
sche expeditie te Tripoli geland is.
Daar wacht den Itjflflfhen echter een
heftiger tegenstand dan ter zee, daar
zal voornamelijk het tooneel zijn van
de afgrijselijke gruwelen van een oor
log. Want de Turken zijn, zoo zegt de
„Tanin", vast besloten om daar alle
offers te brengen. In Tripoli, dus te
land, zal hun geen offer te zwaar zijn.
Wie het fanatisme der Turken en der
bewoners van Afrika kent, hij weet dat
zulks beteekent, dat zij zullen vechten
tot den laatsten man. zal gevallen zijn.
Volgens de „Berliner Lok. Anzeiger",
is Turkije dan ook niet bang voor een
krijg te land. Dit blad verzekert, dat
de Turksche autoriteiten langs de ge
heele kust voldoende militaire maat
regelen hebben genomen om zich krach
tig tegen elke houding van Italiaansche
troepen te verzetten. Het Turksche gar
nizoen is zeer goed gezind en de be
volking heeft zich bereid verklaard
elke duimbreedte Turksch grondgebied
tot het uiterste te verdedigen.
Inderdaad, de macht van Turkije in
Tripoli valt niet te minachten. De
sterkte van het Turksche garnizoen te
Tripoli bedraagt ongeveer 20.000 man.
meest Albaneezen en Syriers, bewapend
met Mauser-geweren. Rond de stad zijn
forten, die met Krupp kanonnen be
wapend zijn en de geheele haven be
strijken. Verder beschikken de Turken
over Arabische cavalerie, die eveneens
van moderne vuurwapens voorzien zijn.
Zoo staat de macht van Turkije tegen
over die van Italië. De Italiaansche is
sterker en het zal haar wel gelukken
om den voet aan Tripolitaansche wal
te zetten. Maar eerst dan zullen de groote
moeilijkheden voor Italië beginnen. Als
de Italiaansche expeditie-troepen het
binnenland intrekken, zullen zij na drie
dagen zuidwaarts getrokken te zijn,
stuiten op bergen, die slechts langs
smalle passen over te trekken zijn en
door weinig mannen kunnen verdedigd
worden. Boomen zijn daar schaarsch en
fourageeren onmogelijk.
De Turksche troepen zullen zich in
deze streken samentrekken en daar de
Italiaansche veroveraars afwachten. Bo
vendien zal de geheele inlandsche be-
zeide hij halfluid en alsof hij niet meer wist,
dat hij niet alleen was:
„U hebt hem mij nog eenmaal terug
gegeven, lieve God, mijn jongen, mijn
eigen, mijn eenigen jongen! Neem hem nu
voor goed in uw hoede en voer hem, waar
heen Uw Wijsheid nuttig en goed voor hem
oordeelt 1"
En hij hief de doode hand op en legde
die neer op het dek, alsof hij haar in een
andere hand overbracht, terwijl zijn oude,
blinde oogen daarbij over het bed heen naar
de muur staarden.
Twee dagen later werd Lienhard begraven.
XXVIII.
Het was een warme, zwoele dag. Nu en
dan scheurde de grauwe wolkenlaag en dan
kwam de zon stekend te voorschijn en
wierp een schel licht op den begrafenisstoet,
die van Weiier naar de kapel van Frutt
nellen trok.
Lienhard Nager's baar werd maar door
enkelen gevolgd. Naast den schoolmeester
ging Russi, die den ouden man steunde en
geleidde, en achter hen volgden Tobias
Furrer en nog een paar anderen, die nog
niet vergeten hadden, dat de overledene
een Fruttneller kind en de zoon van den
schoolmeester was. Ook een paar van Russi's
werklieden waren meegegaan en achter
Josepha en Pia volgden nog een aantal
vrouwen.
De plechtigheid was spoedig afgeloopen.
De blinde stond nog met gevouwen han
den aan het graf en bad met die eigen
aardige innigheid, die veelal gevonden wordt
bij heel oude meischen, die zichzelf reeds
als overtollig beschouwen.
„Willen wij nu teruggaan meester?" vroeg
eindelijk Russi, terwijl hij hem de hand op
den schouder legde.
Nager knikte. Een oogejablik droegen zijn
volking als één man opstaan en den
Heiligen oorlog beginnen
Dat is de voorspelling van een man,
die op de hoogte is en men behoeft er
zich niet over te verwonderen, wanneer
de Turken deze taktiek volgen en een
guerilla gaan beginnen. Dan is het leed
niet te overzien, dan zal het een der
verschrikkelijkste, bloedige kampen
worden, die men ooit gekend heeft.
Zaterdag heeft de Italiaansche vloot
reeds Prevesa, liggende op het Zuide
lijkste punt aan de westkust van Tur
kije, beschoten, waarbij het regeerings-
paleis werd vernield. Ook is daar een
Turksche torpedebootvernieler en een
Turksche torpedoboot in den grond
geboord.
De torpedebootvernieler Albino heeft
een stoomschip met Grieksche beman
ning genomen, op het oogenblik, dat
het, uit het Noorden komende, de haven
van Prevesa binnenvoer met 5 Turksche
officieren en 272 soldaten. Het stoom
schip had veel schietvoorraad en graan
aan boord.
Aan de National Zeitung wordt uit
Konstantinopel geseind: In militaire
kringen verzekert men, dat een gedeelte
van de bezetting van Tripoli bevel heeft
gekregen tot den laatsten man te vechten.
Het grootste deel der troepen zou de
stad echter bijtijds verlaten hebben.
Deze zouden dan de kern vormen voor
de guerrilla, waartoe de Arabieren bereid
zijn. De Turksche ruiterij zou de stad
reeds Vrijdag ontruimd hebben.
Uit Rome wordt aan hetzelfde blad
geseind: In diplomatieke kringen hier
ter stede wordt met beslistheid het ge
rucht verspreid, dat ongeveer 10 of 14
dagen geleden de Koning van Italië
een geheime samenkomst heeft gehad
met zijn schoonvader, Koning Nicolaas
van Montenegro. Koning Victor Ema
nuel moet raad gevraagd hebben aan
zijn ervaren schoonvader en met hem
de afspraak gemaakt hebben over de
actie tegen Turkije. Tengevolge daarvan
houdt men het niet voor onmogelijk,
dat van Montenegro uit opnieuw on
lusten aangesticht worden in het nau
welijks tot rust gekomen Albanië.
De Parijsche uitgave van de New York
Herald verneemt uit Konstantinopel:
Turkije heeft een algemeene mobilisatie
gelast.
Er zijn bloedige botsingen voorge-'
vallen tusschen Turken en Italianen te
Saloniki en in andere steden.
Te Konstantinopel is de krijgswet
afgekondigd.
Het Turksche ministerie van buiten-
landsche zaken heeft telegrafisch bericht
ontvangen, dat de Italianen te Prevesa
trekken de uitdrukking van stomme smart,
toen echter kwam weer die glans van be
rusting over hem, die altijd de zonneschijn
van zijn leven was geweest en hij vatte de
hand van zijn geleider.
Op dit oogenblik trad Tobias op het
tweetal toe. Hij had terzijde gestaan en
gewacht. Nu groette hij Russi vluchtig en
sprak Columban met een hartelijk: „God
geve u kracht, meester!" toe.
Nager herkende zijn stemhij reikte hem
zijn vrije hand en terwijl hij daar stond als
de levende verbinding tusschen die twee
mannen, scheen een gedachte hem plotseling
in te vallen. Hij hield de beide handen vast
en zoo kwam het, dat de Fruttnellers het
merkwaardige schouwspel kregen te bewon
deren, dat een der bewoners van den Hoch-
fluhhof bijna hand aan hand met Christiaan
Russi door de dorpsstraat ging.
En toen die twee daar zoo voortstapten,
toen kwam ook voor het eerst weer de her
innering boven aan de oude geschiedenis
en fluisterde men elkander toe, dat die
mannen elkander nader bestonden, dan een
van de twee misschien vermoedde.
„Neemt u den meester mee naar huis?"
vroeg Tobias aan Russi.
Deze keek hem aan en bespeurde een
trek van onrust op het gelaat van den
spreker.
„Ja," zeide hij. Het leek wel, of hij gaarne
meer gezegd zou hebben. „Waarom?"
„Omdat ik hem anders meegenomen zou
hebben naar den Hochfluhhof. Hij mag niet
alleen blijven zitten pruilen in zijn eenzaam
huisje," liet Tobias hooren.
„Goede jongen 1 Goede jongen l" mom
pelde de meester en toen luider en tot beide:
„Jelui maakt veel te veel omslag voor een
armen, ouden man, als ik ben."
(Wordt vervolgd).
Roman naar het Duitsch.