L e v e n s s t r ij d.
el Land van
en Altena, de Langstraat en de
ommeierwaard.
eusden
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No3OOI, W oensdag 11 October
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijk©
nummers 5 cent.
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
De herfst is aangebroken.
Met een zucht wordt het gezegd.
Hoe zou het toch komen, dat het
woord „lente" op het gelaat een glim
lach wekt en het woord „herfst" niet'?
In ons klimaat is de lentetyd waar
lijk niet altijd schoon. Hoe guur en
koud kan het in den April- en Meitijd
zijn! Dan knoopt men de jas nog eens
ferm dicht om beschut te wezen tegen
de Noordenwinden, die ijzig ons aan
doen en zoo vernielend ook heenstrijken
over bloesem en knop.
O, de natuur laat zich wel geen
banden aanleggenal schoorvoetend
ontplooien zich de knoppen en bladeren,
al aarzelend heft een bloempje het ge
laat naar omhoog, o zoo bang nog voor
de guurheid, die zich openbaart, maar
voor den naar zachter klimaat ver
langenden mensch geeft lieve lente"
meestal zoo weinig bekoorlijks.
En daarnaast de herfst. Dichters,
die in hun lied, bij de kachel gemaakt,
de lente verheerlijken, zullen over den
herfst een ook al naar de lamp riekend
gedicht maken, alsof de herfst een hel
is, terwijl de lente hun een hemel toe
schijnt. Tegenover die sentimenteele,
niet door waarneming bezielde poëten
willen wij het voor den herfst opnemen,
zijn schoonheid roemen, zijn rijkdom
dankbaar aanvaarden.
De lucht is soms nog zoo mildge
kunt het gerust zonder overjas wagen
Ge behoeft niet te rillen als gij liet
hoofd buiten de deur steekt, de zon,
al schiet zij niet meer krachtig hare
stralen, blijft nog verkwikkende warmte
geven.
Maar bovendien, de herfst is de
vruchtbrenger. Dan komt het ooft, het
eene jaar na het andere, als genotvolle
gave den mensch in den schoot vallen.
Appelen en peren sieren dan meer dan
ooit den disch, waarlijk, een reden
om dankbaar te zijn, dat die heerlijke
tijd is aangebroken.
Maar bovenal de herfst is de groote
toovenaar met kleuren. Het blad heeft
verloren dat groen waarmede het prijkte
in den zomer, maar zeg, is dat zachte
geel, waarin het nu overgaat, niet ver
rukkelijk schoon?
Een mooie herfstdag weegt op tegen
tien zoo ijzig-koude lentedagen, ook
tegen die brandende „hondsdagen", als
de mensch stil thuis blijft, of de schaduw
opzoekt.
O, spreek nooit met minachting of
(43
Als eenmaal het heele dal vol vreemde
lingen is, zoodat jelui zult zijn als een
troepje versteende mummies, zoo ging Russi
voort, en als dan je eigen kinderen door
het overnemen van vreemde, nieuwe ma
nieren en gedachten zich van jelui af zullen
wenden, omdat zij zich geen Fruttnellers
meer gevoelen, dan eerst zal Chriatiaan
Russi zijn oude rekening vereffend rekenen.
Oog om oog, tand om tand, manl Jij hebt
mij mijn meisje ontstolen en mij zooveel
smaad en hoon aangedaan, als een mensch
maar met mogelijkheid kon worden aange
daan, en de Fruttnellers, je trouwe satel
lieten, hebben dapper meegedaan, lafbekken,
die zij zijn, om mijn arme moeder en mij
te tarten en te sarren. Welnu, nu is mijn
beurt van afrekenen gekomen 1"
„Ha-ha-ha! Praat maar toe, praat maar
toe! Denk je dat je een reus bent, om
dat alles te kunnen doen?"
„Ik wil het, en als ik het wil, dan
moet het ook! Mij dunkt, datje bewijs
genoeg hebt, om te begrijpen, dat ik doe
wat ik zeg, en dat ik het kan doen ook!"
Maar dat zal niet gebeurenriep Furrer uit.
„Ik lach wat om je tegenstand, Furrer!
De zaak is in gang gezet en jij noch je
troepje volgzame boeren kunnen mij beletten
te doen, wat ik verkies."
Russi scheen te groeien. Zijn donkere
oogen schoten vlammen en zijn gezicht leek
jong, onder het zwarte haar. Op dit oogen-,
met een zucht over den herfst; te be
wonderen is zijn schoon, die levens
kracht, zoo rijk zich openbarend, ook
waar de dagvorstin al lager daalt.
Spreek er niet over met een zucht,
alsof met den zomer al het schoone is
voorbijgegaan, gij zoudt daardoor
slechts toonen, dat uw gezichts-, uw
waarnemingsvermogen niet sterk is.
Ja, er kwamen herfststormenregen
dagen bleven niet uit, nu en dan staart
gij op dreigende luchten, maar dat
alles is geen reden, om het oog te
sluiten voor de rijke gaven, die de
herfst ons biedt.
Wij, menschen, zijn gewoon de ver
schillende perioden van ons leven te
vergelijken bij de seizoenen des jaars;
daarom spreken wij over de lente, zomer
en herfst van ons bestaan. Nu, die ver
gelijking is niet onjuist.
Maar wat kan men nu bespeuren
bij hen, die daarover schrijven of spre
ken? Wel, dat de meesten dweepen
met de jeugd of lente des levens, terwijl
do liederen een geheel anderen, niet
zoo zwellenden toon aannemen, als men
het heeft over des levens herfst.
Men dweept met de kinderjaren, of
die van den jongeling en de maagd.
Dat zijn de jaren van den vroolijken
lach, van de dartelheid, van de poëzie,
maar later....
Er is in dat gedweep schromelijke
overdrijving, eene overdrijving, die ge
tuigt van niet helder waarnemen en
du9 tot onbillijkheid leidt.
Nu denke men niet, dat wij geen
oog hebben voor bekoorlijkheid der jeugd,
Maar het schoone en rijke leven van
den mensch, het volle leven met helder
oog en lijngevoelend hart, komt pas als
de zomertijd bereikt is, als de arbeid
en de zorgen vermeerderen, als de zware
kamp om zichzelven te beheerschen,
meester te worden over elke neiging en
eiken hartstocht, die niet van edel ge
halte is, met kloekheid wordt doorstaan.
Dan is op het gelaat van man en vrouw
heilige ernst, wijl men een sieraad wil
zijn op de plaats, waar het leven valt.
Zie, zij oefenen invloed op hun kring,
zij rijpen naarmate het, jarental klimt,
straks staan zij in volle kracht.
Dan komt, als de 50 jaren achter
den rug zijn, het tijdperk, meestal de
herfst des levens genoemd. Zie, nu is
in den man, de vrouw een rustig zelf-
bezit gekomen, de drift is tot geestdrift
geadeld, het rusteloos zoeken is geworden
tot hoog gevoel van evenwicht.
blik vervulde een onuitsprekelijk gevoel van
triomf zijn hart, op dit oogenblik bracht
hij zijn oogst van tientallen van jaren bin
nen en stelde zichzelf schadeloos voor het
geen hem als jongen man te kort was
gedaan.
Furrer was van zijn stoel opgestaan en
kwam op Russi toe. Zijn gezicht was ver
wrongen. Hij kende zichzelf niet meer.
Hij opende de lippen, alsof hij spreken
wou, toen Rosi de deur openwierp en de
kamer kwam binnengestormd.
„De schuur staat op invallen; zij staat
al heelemaal scheef en zoo pas is een heel
stuk van het land naar omlaag gestort."
Zij hield op. Zij had Russi herkend en
gezien, hoe de beide mannen elkander met
blikken maten, die niets goeds voorspelden.
De nieuwe schrik was grooter dan die,
welke haar had doen binnenstormen.
„Wat wat hebben jelui?" stamelde
zij ademloos. Zij liep op Tobias toe en
klemde zich aan zijn arm vast. „Wat heb
ben zij? Wat doet hij hier? Houd ze uit
elkaar, jongen! houd ze uit elkaar!"
Nog stamelde zij, in onmachtige angst,
voort, toen de Praeses, die ternauwernood
acht gegeven had op hetgeen zij zeide, dicht
op Russi toetrad en hem bij den arm pakte,
alsof hij hem vast wilde grijpen.
„Meen je werkelijk, dat er niemand zou
zijn, die jou zou kunnen weerhouden? Ben
je daar wel zeker van? Ben je zeker dat
de dood je niet kan komen verrassen? Een
maal is geen maal! Pas op, man, misschien
treft een tweede steen beter!"
„O, zoo! Kwam dat van jou!? Dat had
ik wel gedacht!" schreeuwde Russi en rukte
zich los uit den greep van den ouden man.
Toen trad Tobias toe op de twee door
drift vervoerde mannen. Hij had lang ge-
De jaren zijn gestegen maar verkregen
is die vast blik op het leven, op der
menschen voelen en werkende weelde
rige lokken, de tintelende oogen, de
gloeiende wang, hebben plaats gemaakt
voor het kalme voorhoofd, voor den
glimlach, die het begrijpen van 's levens
doel geeft, een kalmte, die eerbied af
dwingt.
Er is geen somberheid, maar rijp
heid; geen ernst, die zuur kijkt, die
smaalt op het leven, maar een, die,
gezond en sterk, als wijdingsgroet is
voor ieder, die hem ziet.
Die herfsttijd, na de stormen der
jeugd, na den drukken arbeid van den
zomer, is als een feestgetij, waarbij men
in zijn dankbaar lied, in zijn opgewekt
woord lucht geeft aan de blijdschap.
Dat verheugen is hoog levensinzicht.
Neen, de herfst des levens is voor
man en vrouw, die gearbeid en gestre
den hebben, een tijd van groote kracht
en genot.
BSuBteiiSamd.
In de schacht van de mijn Fürst Har-
denberg van de maatschappij tot mijn-
ontginning te Gelsenkirchen (West-
falen) is de kabel van den ophaal bak
gebroken en de bak neergestort; negen
mijnwerkers zijn gedood.
Uit de Vereenigde Staten komen
opnieuw berichten omtrent waterschade.
Ditmaal zijn het de staten Wisconsin,
Colorado en Pennsylvanië die het meest
geleden hebben.
Het ergste onheil viel voor bij Black
River Falls, een plaatsje in Wisconsin.
Daar in de buurt lag een bevloeiings-
meer, door een kunstmatigen dam, uit
gevoerd in cement, op peil gehouden.
Maar de beide granieten verbindings
stukken tusschen den dam en de zijde
der rotskloof, waarin hij gebouwd was,
bezweken en het meertje liep leeg. Het
water vernietigde bij het afvloeien het
plaatsje Black River Falls. Alle huizen
werden weggeslagen en de 2000 inwo
ners zijn dakloos. Gelukkig had men
het onheil bijtijds zien aankomen en
zijn er zoo goed als geen persoonlijke
ongelukken te betreuren.
Zoowel het onheil te Black River
Falls als de overige watersnoodgevallen
in Wisconsin, Colorado en Pennsylvanië
zijn veroorzaakt door ongemeen zware
regens in het Middel Westen.
Op de bezitting van een Russische
maatschappij te Hankou is een werk
plaats tot vervaardiging van bommen,
groote hoeveelheden valsche dollarbil
jetten en Chineesche revolutionaire
aarzeld en naar woorden gezocht. Maar nu
kon hij niet langer talmenhij moest spre
ken; hij moest zijn grooten troef uitspelen
en met geweld vrede stichten tusschen deze
twee heethoofden.
„Stil! Ik heb ook nog iets te zeggen",
begon hij en er lag over heel zijn persoon
lijkheid zooveel kracht, zooveel zelfbewust
heid, dat de Praeses onwillekeurig een
schrede achterwaarts deed en Russi de armen
over elkander sloeg en zichzelf met geweld
tot kalmte scheen te dwingen.
„Waarom staat ge daar tegenover elkan
der als twee stieren, en verbruikt ge uw
beste krachten, om elkander schade te doen.
Ge kunt zoowel de beste vrienden zijn, als
de ergste vijanden. En wat zou er al niet
van Fruttnellen kunnen worden wanneer
gij met u beide de handen ineensloegt
Moet dan alles, wat gij doet, Russi, dienen
om ons dorp te benadeelen? Zouden uw
plannen niet veeleer ten zegen van Frutt
nellen kunnen zijn? Zoudt ge niet met
grootvader samen kunnen werken? Gij zijt
een paar mannen, voor wie iedereen den
hoed moet afnemen, twee mannen voor
wie alle menschen respect hebben, en te
recht! Maar zoudt ge niet denken, dat uw
waarde nog oneindig grooter zou zijn, wan
neer gij uw krachten gaaft, om in dezelfde
richting te werken, in plaats van elkander
naar de kroon te steken!?"
Furrer had stom van verbazing toege
luisterd.
„Scheid nu maar uit met dat geklets,
jongen," barsste hij los, ruw en hard; „van
dat soort van zaken heb je geen verstand."
De andere wendde zich nu tot hem, met
het hoofd in den nek.
„Drijf het niet te ver met uw stijfhoofdig
heid, grootvader," zeide hy. „U is niet alleen
vlugschriften gevonden. De onbekend©
door de revolutionairen tot gouverneur
gekozen steller van deze geschriften
noodigt de bevolking uit om onmid
dellijk de republiek in China uit te
roepen, doch den handel der vreemde
lingen geen schade te berokkenen, voor
zoover zij zich niet tot verdedigers der
regeerende dynastie zouden opwerpen.
In Ferghana (Toerkestan, Az. Rus
land) kwam het Zondag naar aanleiding
van het gerucht omtrent den roof van
een jongen van den stam der Sarten,
door Joden gepleegd, tot een anti-
Joodsche betooging. Een groote menigte
inboorlingen begon steenen naar de
Joden en hun huizen te werpen. Een
Jood werd gedoodverscheidene anderen
onder hen en inboorlingen, die hun
partij gekozen hadden, liepen wonden
op. De politie was onmachtig de rust
verstoringen te verhinderen. Troepen
werden ontboden, die de orde hersteld
hebben, zonder gebruik te maken van
de wapenen.
De correspondent van de Berliner
Lokal Anzeiger seint: Te Koersk heeft
de politie een club van zelfmoordenaars
ontdekt, waarvan de leden gymnasiasten
waren. In den loop van de laatste
maanden heeft de club 10 zelfmoorden
op haar geweten. Zij bezat statuten,
volgens welke de zelfmoorden door het
lot worden beslist. De in beslag genomen
lijsten brengen een heele menigte van
nog uit te voeren zelfmoorden aan den
dag. Onder de ouders van de leerlingen
heerschteenonbeschrijfelijkeopwinding.
Vijf roovers hebben teLodz eendienst-
trein overvallen. Zij gaven den machi
nist door het zwaaien met roode lan
tarens te kennen dat hij de snelheid
moest verminderen. Onder bedreiging
met den dood ontnamen de roovers het
personeel de sleutels van den gepantser-
den wagon, waarin de ontvangsten van
twee stations waren opgeborgen. De
roovers namen twee kisten met 11,800
roebel. Daarop moest het personeel den
trein verlaten, terwijl de roovers nog
een eind verder reden om ten slotte van
den trein te springen, dien zij op de
rails lieten staan.
De bedrijver van den moordaanslag
op den Oostenrijksclien minister van
justitie (zie ons vorig no.) is de zoon
van een herbergier, Njegus. De man
was steeds een rustelooze woesteling.
Na de verkiezingsdagen bedreigde hij
den burgemeester van Sebenico, zijn
woonplaats. Hij werd hiervoor gestraft,
evenals voor zijn herhaalde misdrijven
tegen de openbare orde en voor een
aantal vergrijpen, gedurende zijn mili
tairen diensttijd bedreven. In Sebenico
in de wereld; er zijn nog anderen naast en
bij wie gij het leven vergalt door uw
strijdlust. Meen je, Russi, dat je dochters
met blijdschap zien, dat hun vader op niets
anders bedacht is, dan op den ondergang
van Fruttnellen, en gelooft u, grootvader,
dat mobder en Felix en ik, ons er over
verheugen, wanneer wij zien, dat ge uw
ouden dag bederft, door u over te geven
aan haat en toorn?"
„Zwijg! Je hebt geen recht van spreken
wierp Furrer luid en barsch in het midden.
Russi stond daar nog altijd met over
elkander geslagen armen en keek Tobias
aan; zijn oogen hadden een bijna warmen
glans.
„De haat, Tobias Furrer, die met een
mensch is opgegroeid en oud geworden,
kan maar niet zoo met een paar woorden
worden weggepraat," liet hij hooren.
„Zoo, kan dat niet, werkelijk niet?"
Tobias verloor nu alle zelf'beheersching.
„Welnu, weet dan, dat al uw haat en al
uw werken niet hebben kunnen verhinderen,
dat zich in stilte draden hebben gesponnen
tusschen uw huis, Russi, en het uwe, groot
vader, draden zóó hecht, zoo vast, dat
gij beide, noch iemand ter wereld, in staat
zijt, om ze weder stuk te breken. Het lief
hebben gaat langs den zelfden weg als de
haat en al sinds langen tijd, Russi, zijn
uw dochters in stilte verloofd, met mijn
broer en met mij, verloofd, plechtig en
heilig, alsof ons verbond door den priester
ware geheiligd. Geen mensch ter wereld is
in staat ons weder te scheiden
Een gil onderbrak zijn rede. Rosi wan
kelde en viel op een stoel neder. Russi was
doodsbleek gewordenhij wilde spreken,
maar kon geen woorden vinden. Alleen de
praeses stond daar als een boom, vast en
was hij correspondent van verscheiden
socialistische bladen, gelijk bij een huis
zoeking in zijn woning en bij zijne
vrienden gebleken is.
Marseille schijnt opnieuw te worden
jedreigd met een staking van zeelieden,
welke ernstige afmetingen schijnt te
zullen aannemen. De leiders der ma
trozen beramen bevelen, om de zeelieden
run schepen te doen verlaten en men
vreest, dat, indien zij hun voornemen
uitvoeren, de staking in alle andere
Fransche havens zou worden nagevolgd.
Volgens een blad uit Vigo, zouden
de Portugeesche monarchisten zich een
dreadnought van 16,000 ton en een
ander minder belangrijk vaartuig ver
worven hebben, met bemanningen, die
samengesteld zijn uit Portugeesche zee
lieden onder bevel van Portugeesche
marine-officieren. Naar gezegd wordt,
zullen de beide schepen weldra in actie
komen, maar men weet niet of ze eerst
naar Lissabon of eerst naar Porto zullen
gaan. Het blad verzekert, dat deze be
richten door den leider der konings
gezinde troepen bevestigd worden.
De correspondent van de Spaansche
El Imparcial in Santiago seint aan zijn
blad, dat volgens berichten, die in San
tiago ingekomen zijn, kapitein Couceiro
en de monarchisten-aanvoerder, Cama-
cho, zich inderdaad van Branganza,
Chaves en andere sleden meester ge
maakt hebben. De monarchisten moeten
behalve in Chaves, waar de republi-
keinsche regeering ter bestrijding van
de monarchisten een groote menigte
munitie opgestapeld had, nauwelijks
tegenstand ontmoeten. Daar vele troepen
der republiek zich bij de tegen-omwen
teling aangesloten hebben, beschikken
Couceiro en Camacho reeds over 10,000
man met 20 kanonnen. Het groote or
gaan El Universo beweert, dat koning
Manuel binnen weinige dagen op Por-
tugeesch gebied verwacht wordt.
Volgens de Neue Freie Presse be
vinden zich onder de royalisten aan de
Portugeesche grens de prinsen Miguel
en Frans Josef van Braganza, verder
prins Frans Xaverius van Parma, de
broeder van prinses Zita van Parma,
de verloofde van den aartshertog Karei
Frans Josef, toekomstig erfgenaam van
den Oostenrijk-Hongaarschen troon.
Het Weensche Vaterland, dat het
orgaan der Braganzas is, oefent scherpe
kritiek uit op ex-koning Manuel, dat
deze zich niet, evenals de beide prinsen
van Braganza en den prins van Parma,
bij de Portugeesche Monarchisten heeft
aangesloten.
De secretaris van ex-koning Manuel
heeft op een vraag, of de koning naar
Portugal dacht terug te keeren, het
volgende geantwoord:
groot en sterk; hij wist, wat hij zeggen
moest.
„Zwijg je nu eindelijk, idioot 1 Wat leuter
je toch van liefhebben en vredemaken? Je
hebt hier niets te vertellen, begrijp je. En
geen toon aan te slaan, ook! Of ben je
vergeten, dat je maar een „achterbaksche"
bent?"
Het gezicht van den ouden man was als
van steen. Elk hoonwoord, dat hij den
jongen man toevoegde, was hem als een
striem in het eigen gezicht. Eerst nu, nu
hij den jongen martelde, gevoelde hij pas
goed, dat geen mensch hem zoo lief was,
als juist deze. Maar het moest, met for
sche hand moest de etterwonde worden
uitgesneden al deed dit dan ook pijn.
Tobias was teruggetreden tot aan het
buffet. Met onzekere hand greep hij zich
vast en keek doodsbleek maar met schitte
rende oogen naar den ouden man.
„Neen, dat ben ik niet vergeten," begon
hij zachter en alsof schaamte hem belette
luider te spreken. „Ik weet, dat men mij
vroeger, als kind, zoo noemde, en en
dat men toen zeide, dat umij, dat u een
hekel aan mij hadt, groot Praeses! Ik
moest u altyd uit den weg blijven. Maar
toen hebt u mij zelf gemaakt tot hetgeen
ik ben, en ik ik moet wel heel dom
zijn, maar toen heb ik gedacht, dat u
van mij begon te houden, en mij ver
trouwde en
Hij hield op, verlegen, beschaamd en hief
de beide handen op, alsof hij naar iets greep.
Toen vroeg hij smeekend: „Om Godswil,
zeg mij wie ik ben, wat ik ben?"
„Een onecht kind!" liet Furrer hooren,
kort en luid.
VOOR
UND VAN ALT£N^
Roman naar het Duitsch.
Wordt vervolgd).