Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
mm
mm
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
FEUILLETON.
Van het kleine tot het groote.
Oorlog tusschen Italië en Turkije.
WÊ*m
t-
LAbid VAN Aiï^
VOOB
Dit blati verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
No. 3O97. W oensdag 1 November
1911.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 V* ct- Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Die tegenwoordig niet spreekt over
'den oorlog, die spreekt over de duurte
der tijden. Over dat laatste hebben
we 't ook al eens gehad en die ge
sprekken over een overigens vrij ver
velend onderwerp, dat men al genoeg
voelt in zijn porte-monnaie, hebben
althans dit voordeel gehad, dat we
zoo langzamerhand tot de wetenschap
gekomen zijn, dat er in die duurte heel
wat overdrevens, opgeschroefds en
onnatuurlijks verscholen ligt. Het staat
vast dat zoovele artikelen in prijs zijn
gestegen, dat we eigenlijk allemaal
bijslag op ons inkomen moesten hebben,
om op denzelfden voet als tot dus
ver te kunnen doorgaan. Maar het staat
evenzeer vast, dat zeer velen van de
gelegenheid, die zij tijdelijk hadden,
gebruik hebben gemaakt om een
geheel gewoon verschijnsel trouwens
hunne artikelen zonder eenige wezen
lijke aanleiding in prijs te verhoogen.
We beginnen er nu al om te lachen,
wanneer we vernemen dat „alles duur
der wordt", en dat kunnen we veilig
doen, want we hebben door de erva
ring geleerd, dat het onnatuurlijke
geen stand houdt, zooals de wetenschap
ons leert dat het geen stand kan hou
den. Binnen korteren of langeren tijd
zal het evenwicht zich herstellen en
en het bewijs geleverd zijn dat we ons
de zaak alweer erger hebben voorge
steld dan ze inderdaad was.
Intusschen mogen wij toch wel aan
nemen, dat onze finantieele omstandig
heden er, dooreengenomen, niet beter
op geworden zijnzoodat er we
merkten het reeds op bijslag op ons
inkomen zal moeten worden gevonden
om op denzelfden voet voort te gaan.
Eerst zullen we 't eventjes over dien
bijslag hebben en vervolgens over het
doorgaan op dezelfden voet.
Vele patroons, besturen van instel
lingen enz. hebben het goede voorbeeld
gegeven door tijdelijk het loon te ver
hoogen. Publiekrechtelijke lichamen
overwegen of zij de ambtenaren in
hetzelfde gunstige geval zullen plaatsen,
enz. Dat doet ons om twee redenen
genoegen. De eerste reden is, dat hier
door het bewijs geleverd wordt, dat
vele instellingen en ondernemingen in
genoegzaam bloeienden toestand ver-
keeren, om beambten en werklieden,
zij het ook slechts tijdelijk, beter te
salarieeren. Directeuren en andere be
stuurders van instellingen zullen daarbij
nog wel eens een moeilijke taak hebben
uderstroom.
Naar het Duitsch
van
ERNST ZN UN.
(1
I.
Florian Bennet stond bij het Jochmeer.
Hij was alleen, te midden van de donkere
pijnboomen-massa, die het stille watervlak
beschaduwde.
Flori vermaakte zich met houtblokken
in het water te werpen, om te zien hoe die
uiterst langzaam door een onzichtbare kracht
over het gladde, donkerblauwe water werden
getrokken naar het midden van het meer
eerst traag, maar dan sneller en al maar
sneller begonnen ze in een kring rond te
draaien, tot de stroom ze plotseling opslokte
en ze als in een trechter verdwenen om
niet weder te voorschijn te komen.
Het meer verborg een geheim. Jaar in,
jaar uit bleef de kom gevuld, doch niemand
wist in Farnigen door welken water-toevoer
het meer werd gevoed, en evenmin langs
welken weg het overtollige water afvloeide
en toch woelden daar machtige stroomen,
die alles, wat in het meer dreef, wegruk
ten naar de onmetelijke diepte. Niets leefde
in dat donkerkleurige water; zelfs forellen
ontbraken hier, die in de andere meren uit
den omtrek in overvloed waren te vinden
een enkele maal vertoonde zich slechts een
zwarte, leelyke salamander, die op een
want aandeelhouders gevoelen in den
regel al te veel voor hun dividenden,
om zich bijzonder te interesseeren voor
het lot dergenen, die deze dividenden
voor hen helpen verdienen, waar zij die
persoonlijk niet kennen. In dht opzicht
staat de verhouding tusschen den ge
wonen patroon en zijn gezellen door
gaans op een veel hooger standpunt;
inderdaad ook het ware standpunt.
De tweede reden, waarom we den
besproken maatregel toejuichen, ligt
voor de hand. De eene beambte of
werkman zal het wel eens meer noodig
hebben dan de ander; dat is nu eenmaal
zoo; maar 't is in ieder geval een
aangename gedachte, te weten dat allen
zonder al te groote zorgen, den nade
renden winter kunnen te gemoet gaan.
Dat geeft weer aanleiding om de naaste
toekomst met meer kalmte en gerust
heid te kunnen tegengaan, dan anders
wel het geval zou geweest zijn.
Intusschen blijft bet een feit, dat
niet de geheele samenleving bestaat
uit ambtenaren, beambten en werklie
den; aangenomen dan dat deze allen
worden gesteund, hetgeen niet het geval
is. Alie overigen zullen moeten zien
dat ze den aanstaanden moeilijken tijd
zoo goed mogelijk doorkomen en, zon
der bijslag op hun inkomen op den
zelfden voet doorgaan.
Maar dit laatste is lang niet het on
beduidendste punt in ons betoog. Is
dat „doorgaan op denzelfden voet"
eigenlijk wel noodig? Zeker, 't is heel
aangenaam als men, zonder er al te
veel bij te denken, leeft en blijft leven
zooals men dat nu eenmaal gewend is,
zonder de dubbeltjes altijd nog eens
om te draaien alvorens ze uit te geven.
Heel aangenaam, maar is het ook
goed? Zou het niet nuttiger wezen,
zich nu en dan eens wat te oefenen in
de kunst van met wat minder tevreden
ta zijn, zich kleine opofferingen te ge
troosten en te harden tegen de tegen
spoeden van het leven, waaraan we
toch allen blootstaan. Er zijn zoo ont
zaglijk veel kleine genietingen en kleine
gewoonten, die absoluut noodeloos zijn
en waaraan we ons gemakkelijk kunnen
ontwennen. Menig groot levensdoel
wordt opgeofferd aan die bijzaken, waar
van men eenmaal een slaaf geworden
is, doch waarvan men zich geen slaaf
behoorde te maken.
Als dure en moeilijke tijden komen,
daD is dat heel onpleizierigmaar dat
ze ons wezenlijk hinderen, dat is voor
een groot deel de eigen schuld van de
meesten onzer, omdat zij niet voldoende
vochte plaats zich in het zand boorde en
verdween.
Flori had nu niets meer in de handen.
Hij rekte zich uit en geeuwde; hij had
genoeg van dit spel. Het was een werkdag
en toch verveelde zich deze jonge man van
twee en twintig jaar. Hij hief de armen op
in de hemdsmouwen, die tot aan de schou
ders waren opgestroopt, zoodat de harde
spieren opzwollen, alsof die moesten barsten.
De jonge man was blootshoofds en liep op
bloote voeten. Zijn gansche kleeding bestond
uit een atgedragen, gescheurden broek, die
met een band om het middel werd opge
houden en uit een vuil hemd, waaruit de
geel-blanke hals en de forsche breede borst
te voorschijn kwamen. Hij had een lichaam,
dat een beeldhouwer zou hebben gekozen
voor een athleet of kampvechterovermaat
van kracht deed de ledematen zwellen, die
niet door de zon waren verbrand als bij de
andere boeren, omdat Flori niet werkte als
de zon hoog aan den hemel stond. Flori
was een leeglooper; hij was althans op weg
dit te worden. Op zij n gelaat lag reeds iets
van slapheid uitgedrukt. Toch was het geen
slaperig gezicht; de trekken waren grof en
flink, hoekig stonden de jukbeenderen uit,
de bleeke wangen waren ingevallen. Neus
en kin hadden het breede, boersche type,
de oogen waren diep ingezonkeneen vage,
donkere gloed scheen in den blik, waarin
niets viel te lezen, zooals in de lichte open-
blikkende oogen van eerlijke, vroolijke men-
schen. De wenkbrauwen waren blond, en
een mooi fraai gevormd voorhoofd welfde
zich onder den blonden weelderigen haardos.
Toen Flori zich naar hartelust had staan
uitrekken, trok hij zijn broek wat rechter,
kreunde een paar maal van physiek wei-
doordrongen zijn van de macht van
het kleine en van de waarheid dat het
kleine tot het groote leidt.
De begrooting, ook van den parti
culieren mensch, moet altijd in even
wicht zijn. Komen er onvermijdelijke
extra uitgaven, dan moesten daar extra
ontvangsten tegenover staan, en die kan
men op tweeërlei manier verkrijgen.
In de eerste plaats, zooals gezegd, door
't een beetje matiger en eenvoudiger
aan te leggen, een deugd die in negen
van de tien gevallen zich zelf loont.
Een tweede middel is: zich een hooger
inkomen te verzekerenmaar hier ont
moeten wij van alle kanten protesten.
Men zegt: och kom, als ik kans zag
om zooveel te verdienen als ik wilde,
wat zouden mij dan de dure tijden
kunnen schaden? Mis vriend; ook gij
miskent de macht van het kleine en de
waarheid der spreuk, dat het kleine tot
het groote leidt, 't Is absoluut onnoodig
dat een mensch zooveel geld verdienen
kan als hij wil en 't is nog de vraag
of dat wel zoo goed voor hem wezen
zou. Maar zie eens, er zijn er zoo ont
zaglijk veel, die men nu niet precies
onder de harde werkers kan rangschik
ken. Er komen zoovele uren, die men
op de eene of andere wijze nuttig zou
kunnen besteden; die 't ernstig wil
vindt in den regel wel 't een of 't ander;
maar ook hier zitten de kleine verkeerde
gewoonten ons wel eens in den weg:
de mensch, zegt men, wil toch ook wel
eens vrij wezende boog kan niet al
tijd gespannen zijner moet wat tijd
overblijven voor betamelijk genot; men
moet ook eens wat over hebben voor
zijn gezin, voor de maatschappij voor
het algemeen belang! Yooral dat
algemeen belang is tegenwoordig de
man met den breeden rug, die ontzaglijk
veel op zich neemt. Och wat zou er
toch van de wereld terecht komen zon
der al die clubs, die lezingen, die ver
gaderingen, die bijeenkomsten, die
kransjes, van al die plaatsen van ont
spanning en vermaak, als ik er
eens niet bij was?!
Best vriend ga dan maar, ééa ver
zoek: niet klagen als 't u blieft. Als
ge de macht niet erkent van besparing
van kleine uitgaven en bekomen van
kleine ontvangsten, als ge daarin geen
plicht ziet, waarvan de nakoming den
ernstigen mensch ten volle waardig is,
dan beklagen wij u; maar, natuurlijk
blijft een mensch vrij om zijn begroo
ting al of niet sluitend te maken.
behagen en liet zich toen in het gras neer
vallen, waar hij al een heelen tijd had ge
legen voor hij met die houtblokken begon
te gooien. Het hoofd rustte zacht op het
groen aan den voet van een statigen denne
boom, en zoo bleef hij liggen turen door
de kruin naar den hemel, die hoe langer
hoe donkerder werd. Een drukkende zwoelte
daalde neder over het meer. Achter den
„Stillen Hoorn", den berg-kolos, die in het
westen boven het woud uitstak, als een
witte kop boven een donkeren kroesbaard,
werd reeds een dof gerommel vernomen;
Flori wendde traag het hoofd om en keek
die richting uit. Tegen den sneeuwberg
stegen witte wolken als rookkolommen op.
Enkele zwarte kronkelden zichdaartusschen;
nu en dan flitste een bliksemstraal in den
opstijgenden damp.
Wat een weer!" mompelde Flori. Toen
stond hij op, streek de blonde, woeste haren
van het warme voorhoofd en begaf zich in
de richting van het stille woud, waar een
steil en smal voetpad regelrecht naar het
dal voerde. Links en rechts glansden de
hei-groene varenplanten tusschen het grijzig
zwart der tallooze granietblokken, want
boomen en planten waren op rotsigen bodem
ontsproten.
Het was de aard beien-tijd; hel-rood glom
men de vruchten onder het struikgewas.
Op een plek waar ze in overvloed waren
te vinden, zaten twee meisjes gehurkt de
manden te vullen, waarin al een aardige
oogst was verzameld.
„Het wordt een verschrikkelijk weertje,"
riep Flori haar toe.
Geen van beiden had hem hooren aan
komen, zoodat ze eea kreet gaven van schrik.
„Wat een flauwerik, om ons zoo te doen
ÜHiteniamd.
Volgens den oorlogscorrespondent van
de Secoio, is door de Italianen een groen
vaandel van de Arabieren veroverd in
een oase bij Tripoli, waar de troep Ara
bieren was binnengedrongen om er in
de pan te worden gebakt. Het buitge
maakte groene vaandel van den profeet
zou een teeken zijn, dat de Arabieren
den oorlog als heiligen oorlog voeren.
De Tribuna schrijft zelfs naar aanleiding
van dit wapenfeit, dat de Turken en
Arabieren geheel ontmoedigd zijn, daar
het vaandel hun de overwinning moest
verzekeren.
De Agenzia Stefani deelt mede, dat
een tweede vaandel van den profeet
La Raja Kahdra is veroverd het is een
rood vaandel met de Halve Maan en de
Ster van La Raja Kahdra.
In een bijzondere editie van het Gior-
nale d'Italia wordt een verslag gegeven
van den slag van 26 Oct. die, aldus het
blad, waarschijnlijk een groote rol zal
spelen bij de bezetting van Tripoli door
Italië. Het is, volgens het Giornale, de
laatste groote poging geweest van de
Turken, vereenigd met de Arabieren,
om hun land terug te winnen, maar
thans schijnt het, dat de Arabieren het
nuttelooze van die poging ingezien
hebben en de Turken gaan verlaten
om rustig naar hun stammen terug te
keeren. Er wordt gezegd, dat de Turken
de Arabieren misleid hebben door hun
wijs te maken, dat de Italianen den
post Boemeliana verlaten hadden. Het
aantal gedoode Turken en Arabieren
zou, volgens het Giornale d'Italia, de
eerste raming overtreffen en ongeveer
1600 bedragen. De slachtoffers zouden
vooral onder de Arabische ruiterij ge
vallen zijn. Rampspoedig moet de vlucht
geweest zijn, tot welke de Turken en
hun bondgenooten gedwongen werden,
achtervolgd door het vuur der Italianen
en die ruim twee uur duurde. De Ita
lianen veroverden 23 kanonnen en een
groote hoeveelheid schietvoorraad.
Volgens berichten uit Italiaansche
militaire kringen moeten de verliezen
aan Turksche zijde in het gevecht van
Donderdag bedragen: 2000 dooden en
meer dan 4000 gewonden.
De correspondent te Konstantinopel
van de Köln. Ztg. seint, dat er, volgens
daar ontvangen berichten, in Tripoli,
behalve het zeer krappe kust-strookje,
niets in handen van de Italianen is.
Geen enkele Arabische stam moet zich
bij de Italianen aangesloten hebben
daarentegen duurt de toevloed van Ara
bieren uit het achterland voort, waar,
tengevolge van de groote afstanden,
eerst thans een levendige gisting ont
staan kon. De geest onder de Turksche
schrikken," riep de blonde dochter van den
dorps voogd uit Farnigen, de zeventienjarige
Leni; de donkere oogen, gewoonlijk zoo
zacht en vriendelijk, zagen den jongen man
nu toornig aan.
Flori bleef midden op het pad stilstaan.
„Is dat al den dank dien ik krijg, nu ik
jullie een nat pak wil sparen?" Zijn blik
gleed met welgevallen over de slanke gestalte
van Leni.
De jonge mannen uit Farnigen hadden
haar al heel wat bewonderende blikken
toegeworpen; in het gansche dal was geen
enkel meisje te vinden met zulk een be
koorlijk gezichtje.
„Nou, gaan jullie naar huis?" hernam
Flori, toen Leni hem als een pruilend kindje
den rug toekeerde.
Wederom een dof gerommel in het westen
gevolgd door geknetter en kraken, wat kracht
bijzette aan de waarschuwing van den jongen
man.
Het andere meisje hief verschrikt het
hoofd op, waar de bruine vlechten omheen
waren gewonden. „Ik ga, hoor," mompelde
ze. „Met onweer is het gevaarlijk in het
bosch."
„Och, we zijn lang en breed thuis voor
de bui komt," zei Leni.
Maar Loise van den waard was bang als
een wezeltje. De roode lippen trilden van
angst, toen ze Flori vroeg: „Zeg, denk je
dat we nog naar huis kunnen?"
De jongen haalde de schouders op. „De
bui komt aanzetten over de „Stille Hoorn"
't wordt geen gekheid. Als je loopt, wat je
loepen kunt, dan zal je 't nog wel halen,
maar als je bang bent kom dan maar hier
dan zal ik je dragen.
Hij strekte de armen uit, doch Loise
troepen en hun helpers moet, na ver
schillende kleine gevechten met de
Italiaansche voorhoede, hoopvol zijn.
Het zou geen bezwaren opleveren den
oorlog lang voort te zetten.
De Avanti zegt, dat de bloedige on
derdrukking van den opstand der Ara
bieren ook de geringste sporen van
sympathie tusschen de Italianen en de
inboorlingen heeft uitgewischt. De kolo
niale idylle, waar de nationalisten mede
hebben gedweept, is spoedig in rook
vervlogen. Een wreedaardige en ernstige
oorlog staat voor de deur, waaraan ook
het sluiten van vrede met Turkije geen
einde zal maken, want de Arabieren
en de Senoessi vechten niet voor Tur
kije, maar voor hun onafhankelijkheid
en hun geloof.
De Berliner Morgenpost ontving een
telegram van haar correspondent, dat
den 28sten uit Tripoli en den 29sten
uit Malta is gezonden. De correspondent
meldt: Reeds enkele uren na den
10-urigen slag van Donderdag, in den
nacht op Vrijdag, begonnen de Turken
en Arabieren hun aanvallen op de
Italiaansche stellingen opnieuw, en de
strijd heeft sinds dien met korte tus-
schenpoozen tot op dit oogenblik (der
halve tot 28 dezer) gewoed. De Moham
medanen trokken met ongehoorde ver
metelheid op de stelling der Italianen
los en hebben hun zeer aanmerkelijke
verliezen toegebracht. Onder de gesneu
velden aan Italiaansche zijde zijn vele
officieren.
Hedenochtend vreesde men zelfs, dat
in de stad zelf een gevecht zou plaats
vinden, omdat de Turken en Arabieren
gisteravond tot dicht bij de grens van
de stad waren voortgerukt.
Het heet, dat 20,000 Arabieren op
het punt zijn, om van het gebergte af
te komen, ten einde zich bij de strijders
te voegen.
Italiaansche versterkingen zijn hier
aangekomen en worden in allerijl ont
scheept.
De Tribuna verzekert, dat de kosten
van den veldtocht, naar het oordeel van
toongevende kringen, zelfs indien de
oorlog nog eenige maanden gerekt wordt,
de honderd milliosn lire niet te boven
zullen gaan. De schatkist van Italië
verkeert in uitstekenden toestand en kan
het geld, dat voor de buitengewone
militaire uitgaven benoodigd is, zonder
tot bijzondere maatregelen hare toe
vlucht te nemen, verschaffen. Bovendien
beschikt de schatkist nog over 225 mil-
lioen schatkistbiljetten op korten ter
mijn, daar van de 300 millioen, tot
welker uitgifte het parlement de regee
ring elk jaar machtigt, pas 75 millioen
in omloop gebracht zijn. Verder heeft
de regeering nog groote deposito's bij
Duitsche, Fransche, Engelsche, Oosten-
ontglipte hem met vuurrood gelaatze
greep haar mand, en als een pijl uit den
boog rende ze het hobbelige pad naar be
neden.
„Een dappere vriend houdt je d'r op na,"
smaalde Flori.
Leni pakte langzaam haar mand in, zonder
een woord te zeggen. Toen ze gereed was
den terugtocht te ondernemen, versperde
Flori met zijn breede schouders haar den
weg; een zachte zonderlinge uitdrukking
was echter op zijn gelaat verschenen.
„We zullen samen gaan," zei hij op half
vrageoden toon; ,,'t zal een boos weertje
worden, en je zou toch niet alleen in het
bosch kunnen zijn als het ergens insloeg."
Ze duldde zwijgend dat hij naast haar
het pad afdaalde. Het volgende oogenblik
was ze echter blij. dat ze niet alleen was.
Een windruk had de kruinen der boomen
doen schuddén en door het bosch had een
langaangehouden, kermende kreet weer
klonken. Ze kwamen nu aan een open plek,
en zagen den donkerzwarten hemel zoo laag
en zoo nabij, alsof die zou neerdalen op het
geboomte. En toen ze wederom verder trok
ken door het duistere woud, werden ze
plotseling door een hellen lichtgloed om
geven. Vlammen en vonken schoten en
spatten om hen heen, gevolgd door een
donderend lawaai van kraken, breken, splin
teren en geknetter.
„Ach, Heer!" gilde Leni, doch de in
slaande bliksem had dien gil gesmoord.
Toch zag Flori, dat ze als verlamd was door
den schrik. Haar hand had zijn stevige
vingers gegrepen, die ze vast omklemd hield.
De mand met aardbeien was haar ontglipt,
de vruchten rolden met dolle sprongen het
pad af. (Wordt vervolgd).
- :*fe-:-••••