Hel Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Sommelerwaard. Een Waaghalzerij. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3116Zaterdag 6 Januari. Voor- en tegenspoed. FEUILLETON. LAUD VAN ALTEN^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1912. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Wat ons in het leven te wachten staat, is onbekend; 't kan voorspoed zijn en ook tegenspoed't kan ook beide zijn. Duister, als de donkerste nacht, ligt de toekomst voor ons. Hoe gaarne wenschen we soms dat we eens een blik, één heel korten blik maar, in de toekomst konden werpen, om te zien welk lot ons beschoren is, maar 't mag niet zijndien blik in de toe komst is ons niet vergund. Wij zijn niet in staat om den sluier, die alles zoo zeker voor ons verborgen houdt, eens een oogenblikje op te lichten; wat daarachter is, is voor ons een geheim. Wij hopen en wij wenschen dat het iets goeds zal zijn, maar wij weten niets daaromtrent. Gelukkig! Gelukkig, dat wij niet vooruit weten wat ons te wachten staat Gelukkig, dat wij niet een blik achter dien sluier der toekomst mogen werpen, hoe nieuwsgierig wij soms ook mogen zijn naar wat die sluier voor ons ver borgen houdt! Zeker, als we konden en mochten, dan zouden we in de toekomst, daar achter dien sluier, misschien veel zien, wat ons dan zooveel eerder reeds vreug de en genoegen zou verschaffen, maar wij zouden misschien ook veel zien, wat ons zooveel eerder verdriet zou veroorzaken. Bijvoorbeeld: Wy zouden misschien zien dat we over eenigen tijd een sterfgeval zouden hebben te betreuren, dat we vrouw of kind zouden komen te verliezenwe zouden weten welk een vreeselijk lijden de ten doode opgeschrevene stond te wachten; we zouden Maar, genoeg hierover! Wij zouden misschien veel zien, wat ons vreugde zou doen, maar misschien ook veel, wat we wenschten maar niet te hebben gezien. Gelukkig, dat we niet weten wat de toekomst ons zal brengen: voorspoed of tegenspoed Voorspoed en tegenspoed 't is beide, wat wij te wachten hebben in ons leven; 't is beide ook wat wy noodig hebben in ons leven. Als ons leven steeds gelukkig en Toen Aslang een bloeiende maagd ge worden was, kon het in den omtrek van Husaby al zeer onrustig toegaan. lederen avond hoorde men daar de flinkste en knap ste jongens uit het dorp twisten en soms vechten, dat het een aard had. Het ergste was 's Zaterdagsavondsdan ging Aslang's vader, de oude Knud Husaby, ook nooit naar bed, zonder zijn lederen broek aan te houden en een stevigen berkenstok naast zijn bed te leggen. „Nu ik een mooie dochter heb, zal ik ook goed op haar weten te passen," zeide hij. Thor Nesset's,vader was maar boeren arbeider en toch waren er menschen, die zeiden, dat Thor het best bij de rijke boeren dochter op Husaby stond aangeschreven. Dit beviel den ouden Knud natuurlij te niet hij zeide, dat het niet waar was en dat hij hem althans nog nooit op of nabij zijn hoeve gezien had. Maar dan mompelde men, dat, als de oude boer maar eens goed op den hooizolder had gezocht, waar Aslang zoo dikwijls wat te doen had, hij Thor wel gevonden zou hebben. Toen de lente in het land kwam, moest Aslang de kudde op de bergen weiden. Als de zon dan in de dalen haar verzengende hitte verspreidde, en daarboven op de rotsen waar het heerlijk was de klokjes der schapen hun zacht geklingel deden hooren, de schaapshond blafte en Aslang haar liefste liedjes zong en op den hoorn blies, dan werd het den jongelieden, die dit hoorden en het lieve meisje zagen, wee om het hart. En op den eersten Zaterdagavond den besten sloop de een na den anc^er den berg op. Maar nog spoediger dan ze bovengekomen waren, vluchtten zij naar beneden; want daar boven stond een man op wacht en ieder, voorspoedig was, zouden we dan dat geluk en dien voorspoed waardeeren? Dan zouden we niet weten wat het leven was; dan zouden we alleen maar den zonnigen kant van het leven ken nen, en 't is zoo goed voor den mensch dat hi) ook den schaduwkant des levens kent. Kennen we dézen kant, weten we óók wat rampen zijn en tegen spoeden, dan weten we ook geluk en voorspoed op prijs te stellen. Rampen en tegenspoeden er mogen menschen zijn, die ze in stille berusting verdragen, ze zullen er toch langen tijd een droeve herinnering aan behou den. Bij niemand is dit anders, want zooiets vergeet men niet zoo spoedig. Maar, droefheid verzwakt den mensch voor zijn taak. Daarom alleen is 't reeds noodig dat een mensch ook eens voor spoed heeft in zijn leven. Dan worden minder gelukkige dagen langzamerhand weer vergeten, dan wordt 't gewicht van vroegere tegenspoed zoo goed niet meer gevoeld, dan denkt men dat 't zonnetje van geluk weer zal beginnen te schijnen, dan verandert de gemoeds stemming van den mensch weer. En dat is noodig! Altijd geluk, altijd voor spoed is echter ook niet goed voor velen. Iemand, dien alles gelukt en alles naar wensch gaat, iemand, dien alles „voor den wind" gaat, zoo iemand zal eindelijk dat geluk en dien voorspoed niet meer waardeeren, omdat hij niet anders dan geluk en voorspoed gewoon is. Nietwaar, iets, wat men in ruime mate heeft, daaarop stelt men gewoonlijk zooveel waarde niet, als op iets, waar van men maar weinig bezit. Welnu, zoo gaat het ook met voorspoed. Geniet men te veel voorspoed, dan zal die voorspoed in vele gevallen niet meer genoeg worden gewaardeerd. En 't is een besliste noodzakelijkheid dat men geluk en voorspoed op prys weet te stellenmen moet er dankbaar voor zijn. Is men dit niet, dan mag hieruit worden afgeleid, dat men onverschillig is voor het geluk, dat ons ten deel valt. Dit mag niet zijn, want onverschillig heid leidt tot niets goeds. Daarom is 't voor die menschen wel eens goed dat ze ook komen te ondervinden wat rampen en tegenspoeden zijn. Dan zullen ze inzien dat ze vroeger verkeerd deden met* onverschillig te zijn onder hun die het waagde in zijn nabijheid te komen, werd ontvangen op een wijze, die hem levens lang de woorden deden onthouden, waar mede die ontvangst gepaard ging: „Kom nog maar eens terug, dan kunt ge nog meer krijgen." Voor zoover de jongelieden wisten, was er in den geheelen omtrek niemand, die zoo'n paar handen aan het lijf had als Thor Nesset. En de boerendochters vonden het toch wel wat al te erg, dat de zoon van een arbeider naar een meisje als Aslang Husaby durfde vrijen. Zoo dacht ook de oude Knud er over en hij zeide, dat als er dan niemand was, die tegen Thor was op gewassen, hij zelf hem dan nog wel eens op gevoelige wijze te woord zou staan. Knud kwam al op jaren, maar toch, al had hij de zestig achter den rug, hield hij er wel van, om, als hij zich thuis verveelde, met zijn oudsten zoon nog eens een worstel partij te houden. Husaby's hoeve was slechts langs één weg te bereiken en wel langs den uitgestrekten tuin. Den volgenden Zaterdagavond wilde Thor als gewoonlijk naar de hoeve gaanhij sloop den tuin langs en verheugde er zich reeds over, dat hij het doel van zijn tocht bijna bereikt had toen er opeens iemand op hem afkwam. Wat moet ge van me hebben zeide Thor en gaf zijn tegenstander een klap in het gelaat, dat het hem groen en geel voor de oogen werd. Dat zult ge spoedig genoeg te weten komen, zeide een ander, die Thor een slag achter in den nek gaf. Dit was Aslang's broeder. En hier is nummer drie, zeide de oude Knud en ging Thor eveneens te lijf. Hoe meer tegenstand Thor ondervond, hoe meer kracht hij ontwikkelde. Hij sloeg om zich heen, dat het daverdehij wendde en boog zich en vermeed zoodoende menigen klap; maar toch werd hij vreeselijk toege takeld. De oude Knud moest later getuigen „Met een dapperder knaap heb ik nooit gevochten." geluk, en later zullen ze hun voorspoed dan beter waardeeren. Want dan weten ze ook wat rampen zijn en tegenspoeden. Nogmaals daarom: voorspoed en tegenspoed 't is beide, wat wij te wachten hebben iü ons leven, 't is beide ook, wat wij noodig hebben. Buitenland. Te Berlijn is Donderdagmiddag de kantoorlooper Klein, van de Bank voor Handel en Industrie, door een beambte van dezelfde bank in een huurauto gelokt en daar overvallen. Klein, die 51 jaar oud is, is al sedert jaren bij de Bank in betrekking. Een paar jaar geleden kwam de thans 30 jaar oude Friehe als kantoorlooper op dezelfde bank in de leer. Hij werd door Klein opgeleid. Intusschen heeft Friehe op de bank een plaats als kantoorbediende gekregen. Omdat de dader zelf met geld geloopen had, wist hij precies, wanneer Klein in het bezit van groote bedragen was. Van deze kennis maakte hij gebruik bij het uitbroeden van zijn beroovings- plan. Woensdag kwam hij in de Tiergarten quasi toevallig met een huurauto langs Klein en noodigde hem uit, mee te rijden, omdat hij denzelfden kant uit moest. Hij vertelde dat hij bezig was te verhuizen en Donderdag denzelfden weg moest rijden en dan wéér een auto zou nemen. Hij stelde Klein voor, hem dan ook te vergezellen. Deze vond dat goed. Op den afgesproken tijd verscheen Friehe dan ook met de automobiel voor een bepaald filiaal van de bank en Klein steeg bij hem in. Juist had Klein de som van 40,300 mark bij zich, wat Friehe zeer goed wist. Hij deed echter alsof hij niets in den zin had en liet onderweg als bij ongeluk een paar geldstukken vallen. Klein bukte zich om hem bij 't oprapen te helpen. Op dit oogenblik wierp Friehe zich op hem, haalde een strop van koperdraad om zijn hals, en trachtte hem te wurgen. Maar nog op het juiste oogenblik stelde Klein zich te weer, stootte den roover opzij, smeet het portier open en riep om hulp. Voorbijgangers hoorden zijn angstkreten en in de Lennéstrasse bracht men den automobiel tot staan. In dezelfde auto, waarin de aanslag had plaats gevonden, werden de roover en de aangevallene beiden naar het politie bureau gebracht. Friehe bekende, dat hij den aanslag De strijd werd hardnekkig voortgezet, tot er ten slotte bloed vloeide, toen riep Husaby: „Nu is het genoeg", en zich tot Thor wendende, mompelde hij„Als ge aanstaanden Zaterdagavond, ondanks den tegenstand van mij en mijn jongens, op de hoeve kunt komen, zult ge het meisje hebben." Thor sleepte zich, zoo goed en kwaad als het ging voort en thuis gekomen, ging hij spoedig naar bed. Er werd den volgenden dag heel wat gepraat over het gevecht op den Husaby-berg. Maar ieder zeide: ,,'t Is zijn eigen schuld, wat heeft hij er ook noodig." Eén was er slechts, die dit niet zeide en dat was Aslang. Zij had dien Zaterdagavond vergeefs op hem ge wacht, en toen zij hoorde wat er tusschen hem en haar vader was voorgevallen, begon zij bitter te huilen en zeide bij zichzelf: „Als ik Thor niet mag hebben, breekt er geen gelukkige dag meer voqr mij aan." Thor moest den geheelen Zondag te bed blijven en ook 's Maandags voelde hij wel, dat er nog geen denken aan was om op te staan. De Dinsdag brak aan, een schoone dag. Het had des nachts geregend. Het venster stond open; een heerlijkefrissche berglucht stroomde naar binnen; in de verte hoorde men het zacht geklingel der schaapsklokjes, maar daar bovenuit weerklonk een welluiden de vrouwenstem o, waarlijk, als Thor's moeder niet in de kamer geweest was, zou hij gehuild hebben. Het werd Woensdag en nog lag hij te bedDonderdags overlegde hij bij zichzelf, dat hij, zoo eenigszinB mogelijk, des Zaterdags weder geheel beter moest zijn en gelukkig,'s Vrijdags kon hij weder opstaan. Toen dacht hij aan hetgeen Aslang's vader gezegd had „Zoo gij kans ziet aanstaanden Zaterdag hier op de hoeve te komen zonder dat ik of mij nj ongens het kunnen verhinderen, zult gij het meisje hebben. Hij zag herhaalde malen naar de Husaby-hoeve en dacht bij zichzelf: ,,'t Ga, zooals het wil, ik moet er komeD." Zooals wij reeds gezegd hebben, was er slechts één pad om op den berg te komen, waarop de Husaby-hoeve gelegen was; maar een flinke kerel moest wel kans zien op Klein had beraamd. Alles had hij zorgvuldig voorbereid en hij bad ook een scherpe bijl bij zich, om, indien de strop mocht weigeren, Klein neer te slaan. Daarenboven had hij een pele- rinejas en slappen hoed meegenomen, om na het volvoeren van zijn daad onherkend te kunnen vluchten. Te Calais woonde het oude echtpaar Giroud met hun ongetrouwden zoon Marius. De zoon was vijf-en-veertig jaar oud; de man een-eu-zeventig, de vrouw zeven-en-zestig. Ze hielden een kousen en mutsenwinkel. De zaak ging slecht, er dreigde een failliet. Woensdag hebben de drie menschen getracht zich van het leven te berooven. Moeder en zoon werden dood gevonden, met kogels in het hart. De oude man nam vergif, dat niet afdoende bleek, waarom hij de gas kraan open zette in de kamer, waar hij gevonden is, liggende bij de lijken van zijn vrouw en zijn kind. De oude man leefde nog. Een koopman te Berlijn, die met den in hechtenis genomen drogist Scharmach zaken deed, is ook in bewaring gesteld, omdat hij door toevoeging van methyl alcohol jenever bereidde. De tappers, aan wien hij leverde, zijn opgespoord. In het asyl is een nieuw ziektegeval, maar geen sterfgeval voorgekomen. De sterftegevallen in het asyl hebben, sedert de oorzaak ontdekt is, geheel opgehouden. Daarentegen heeft de politie ontdekt, dat een heele reeks sterfte- en ziektegevallen, die in het laatste jaar zijn voorgekomen, naar achteraf blijkt, aan vergiftiging door methyl-alcohol moeten worden toegeschreven. In den loop van den nacht van 3 op 4 Januari hebben in alle wijken van St. Petersburg huiszoekingen plaats gehad door versterkte afdeelingen der politieke politie onder bescherming van talrijke bereden gendarmes. Meer dan 30 haarden van revolutionaire strijdor ganisaties werden vooral onder arbei ders, lithografen, studenten en onder de vrije beroepen ontdekt. De in beslag genomen papieren waren zoo belastend, dat de gearresteerden onder sterk mi litair geleide onmiddellijk in afzonder lijke hechtenis werden gesteld. Men vertelt in de Russische hoofd stad, dat een over de geheele stad ge spannen net voor voorgenomen ter roristische handelingen ontdekt is ge worden. Het getal der in hechtenis ge nomen personen bedraagt verscheidene honderden. daarboven te komen, zelfs al was de gewone weg voor hem versperd. Als hy bij voorbeeld eens daar om die landtong heen roeide, dan zou hij misschien ddér wel naar boven kunnen komen; 't is waar, het was daar vreeselijk steil, zóó steil, dat de geiten, die anders op de bergen niet bang zijn, er nauwelijks tegen op konden klauteren. De Zaterdag brak aan en Thor verliet reeds des morgens vroeg zijn huis. Het was een mooie dagde zon bescheen het gebergte en in het bosch was het al leven en vroolijkheid. Des avonds, toen de zon was ondergegaan, steeg er een dikke nevel op, die de bergen bijna onzichtbaar maakte. Hij keek naar bo ven in de richting van de Husaby-hoevealles was doodstil toen sprong hij in zijn boot en roeide om de landtong heen. Aslang, wier dagtaak was afgeloopen, zat vóór haar woning. Zij dacht er aan, dat Thor dien avond wel niet zou komen, en in zijn plaats misschien anderen, die haar onverschillig waren. Zij maakte den hond los en zonder iets te zeggen, liep zij een eind verder. Zij ging nu zóó zitten, dat zij in het dal kon zien, maar daar er een nevel was opgekomen, was zij niet in staat daar iets te onderscheiden. Zij zocht daarom een andere plaats en zonder er zich rekenschap van te geven, waarom zij zoo deed, zette zij zich neder op een met gras begroeiden plek aan de zijde waar het fjord lag. Er kwam vrede in haar ziel, toen zij zoo ver weg over dien oneindigen oceaan kon zien. Toen zij daar zoo zat, kwam zij in een stemming, die haar tot zingen drong, zy koos een weemoedig lied, met lange, gerekte tonen, die ver over de bergen weerklonken. Het zingen deed haar aangenaam aan en toen dan ook het eerste vers ten einde was, begon zij opnieuw. Als zij het tweede vers gezongen had, was het juist, of er iemand heel in de diepte antwoordde. „Wat zou dat kunnen zijn dacht Aslang, liep naar het overhangende rotsblok, sloeg haar arm om een daar staanden berkenboom en keek zoo naar beneden. Maar zij zag niets, het fjord lag daar zoo kalm, alsof het uitrust te; geen enkele vogel scheerde-over het water. Aan het Journal des Débats wordt een belangrijke ontdekking gemeld, die men bij Retournac, in het departement der Boven-Loiie, in bazaltgroeven ge daan heeft. Toen de arbeiders bezig waren bazalt uit te hakken, kwamen zij voor een langen gang, die toegang gaf tot merkwaardige grotten. Deze grotten zijn van zeer groote afmeting, en moeten een prachtig schouwspel aanbieden. Men heeft, behalve allerlei geologische merkwaardigheden, ook menschelijke beenderen in de grotten gevonden, waaruit men heeft opgemaakt dat deze in het quaternaire tijdperk bewoonbaar geweest moeten zijn. Het Journal des Débats spreekt de hoop uit, dat deze grotten wetenschappelijk onderzocht zullen worden vóór de stroom van toeristen er door heen gaat trekken De Belgische bladen melden, dat de politie een Duitscher in hechtenis heeft genomen, die beweert de plegers van den bomaanslag in de bioscoop te Luik te kennen. Hij zal niet dan voor den rechter spreken. De Duitscher woonde met een En- gelschman samen, die zich voor een detective uitgaf en die verdwenen is. In het valies van den Duitscher be vonden zich anarchistische geschriften en verhandelingen over de vervaardi ging van, ook gevonden, ontplofbare stoffen. Rusland en Perzië. De Landraad van Tabris heeft Woens dag aan het Perzische consulaat te Weenen een telegram van den volgen den inhoud gestuurd„Twee dagen geleden zijn de Russen hier met geweld binnengedrongen. Zij hebben een school bestormd en de kinderen zonder ge nade neergetrapt en geslagen. Rustige voorbijgangers werden geslagen of be schoten. Den volgenden dag kwam uit Teheran het bericht, de vijandelijkhe den te staken, hetgeen de Russen ech ter niet verhinderde het bombardement voort te zetten. In de wijk bij het Rus sische consulaat Baje Sjomal drongen de Russen in de huizen van de nota belen en roofden, wat hun in handen viel. Verscheidene aanzienlijken werden gevangen genomen. Vrouwen en kin deren werden op straat neergeschoten. Ik verzoek deze gewelddaden ter ken nis te brengen van de beschaafde wereld." De correspondent te Teheran van de Times bevestigt, dat de Russen te Ta bris in het openbaar drie priesters heb- Aslangging terug en begon weder te zingen. Weer kwam er antwoord, en thans scheen het dichterbij dan de eerste maal. „Een echo kon het toch niet zijn." Aslang boog zich opnieuw over de rots heen. En toen zag zij beneden tegen den rotswand een boot, die daar scheen vastgelegd te zijn; zij leek nietgrooter dan een notedop, zóó diep was het. Aslang keek nog eens rond en zag toen een pelsmuts en daaronder de gestalte van een man, die tegen de bijna naakte rots opklom. „Wie zou dat kunnen zijn?" zeide Aslang, terwijl zij den berkeboom losliet en terug ging. Zij durfde op haar eigen vraag geen antwoord geven, daar zij maar al te goed be greep, wie het was. Zij wierp zich neder op het gras en hield met beide handen de gras halmen vast, als was zij het, die zich moest vastklemmen, om niet naar beneden te stor ten. Maar zij trok de wortels uit, begon te huilen en hield zich iederen keer opnieuw vast. Zij bad den goeden God hem te helpen, maar opeens gevoelde zij, dat wat hij deed, een roekeloos waagstuk, God verzoeken was, en dat hij dus geen hulp van boven kon verwachten. „Voor ditmaal!" bad zij, verhoor mij voor dezen éénen keer en help hem." En toen omarmd# zij haar hond, alsof dit Thor was, dien zij moest vasthouden. Het scheen haar toe, alsof er geen eind aan den tijd kwam. Daar sloeg de hond plotseling aan, er kwam een muts boven den rand van de rots te voorschijn en Thor lag in haar armen. Zoo bleef zij wel een minuut lang liggen, zonder dat een van beiden een woord konden spreken. Toen de oude Husaby hoorde wat er ge beurd was, sprak hij een hartig woordje tot Thor om hem zijn waaghalzerij onder het oog te brengen, maar daarop gaf hij een klap op de tafel, dat het dreunde en riep j luidkeels „De jongen is waard haar te bezitten, het meisje is voor hem." NIEUWSBLAD Een vertelling uit het Noordsche volksleven

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1