Het Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Itommelerwaard.
SCHUW BEDRIEGT.
Een jacht over den Oceaan.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3124. Zaterdag 3 Februari
FEUILLETON.
alien'
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nuüamers 5 cent.
1912.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Geloof het vrij, al draag ik schoon
Een prachtig kleed, een gouden kroon
En bovendien een koningsstaf,
Al dat en weert geen lijden af
Ik voelde toch een zwaar verdriet,
Schoon dat een ieder niet en ziet.
Ik voelde dat mij binnen wringt:
B't En is geen goud al wat er blinkt!"
J. CATS.
Er zijn er verscheidene onder ons,
die er een andere meening op na houden
dan „vader Cats". We hebben hier hen
op het oog, die meenen dat 't wél alles
goud is wat er blinkt, en zulke zijn
er in massa. Maar 't is zooals de dich
ter zegt: „Geloof het vrij, al draag ik
schoon enz.
Bij de beoordeeling van andere men-
schen gaan wij meestal verkeerd te
werk. Zien wij iemand in een net pak
gestoken en met een gouden horloge
en ketting op zak en doende als iemand,
die 't niet hindert of hij een „riks"
meer of minder uitgeeft, dan denken
we al spoedig dat die persoon 't wel
aardig „doen" kan, maar, o lezers,
schijn bedriegt zoo vaak. Zien wij
iemand steeds opgeruimd en vroolijk,1
dan denken we niet anders als die
persoon is gelukkig en tevreden, maar
alweerschijn bedriegt zoo vaak.
Die oogenschijnlijk nette mijnheer
kan een oplichter, een bedrieger zijn,
die door zijn net voorkomen 't ver
trouwen moet winnen van anderen, om
dan zijD slag te slaan. En de persoon
die wij niet anders kennen als steeds
opgeruimd en vroolijk, die kan iemand i
zijn, die een stil verdriet met zich om-
draagt, maar dat voor anderen tracht j
te verbergen door te doen als of hij
gejukkig en tevreden is. O, de schijn I
bedriegt zoo vaak
Dichter Cats zegt 't zoo mooi en
zoo juist waar hij zegt:
Gij prijst, o vriend, den nieuwen
schoen,
Dien gij ziet aan mijn voeten doen;
Gij ziet, het leer is wonder net
En aardig naar den voet gezet;
Gij ziet een wonderechoone naad,
Die geestig om de zoole gaat;
Gij ziet in all's een meesterstuk,
En stelt dit onder mijn geluk
Maar gij, die dit van buiten ziet,
Gij voelt bet innig prangen niet;
Yan buiten schijnt het mooi te zijn,
Maar binnen is een stille pijn,
Een pijn, die mij gedurig wringt
En mijn geheele vreugd bedwingt.
De dichter moest dus waarschijnlijk
niets van zijn schoenen hebben, die
van zulk wondernet leer gemaakt en
zoo aardig naar den voet gezet waren.
Geen wonder ookWant wat heeft
men aan een paar prachtige mooie
schoenen, die ons niets dan pijn ver
oorzaken
En wat zullen er toch velen geweest
zijn, die den dichter om zijn mooie
schoenen benijddenMaar 't is, zooals
hij zegtzij voelden de pijn niet, welke
die mooie schoenen hem veroorzaakten.
Is er zoo niet veel in de wereld, wat
ons mooi en schoon toelijkt, maar in
werkelijkheid lang zoo mooi en schc i
niet is. Er zijn veel van zülke praeu-
i tige mooie „schoenen". En als we dan
iemand zien met zulke mooie schoenen
aan zijn voeten, dan wenschen we ook
wel eens zoo'n paar te bezitten. Maar
o, wat veroorzaken mooie schoenen soms
een pijn aai) de voet! Men ziet zooiets
van buiten aan den schoen niet, maar
men voelt het als men ze aan den voet
heeft. En dan had men verwacht dat
met die mooie schoenen, „zoo aardig
naar den voel gezet", zoo gemakkelijk
was te loopenWat blijkt 't echter
juist anders te zijn Schijn bedriegt wel
eens, nietwaar?
't Is jammer maar't moet gezegd
worden wij, menschen, zien soms
veel te veel naar 't uiterlijke, houden
'aarmede soms veel te veel rekening.
Dit is niet goed, want op 't uiterlijke
van iets kunnen wij niet altijd vertrou
wen. De schijn ervan bedriegt zoo
menigmaal.
In 't begin van dit artikel schreven
we dat we bij de beoordeeling van
andere menschen veelal verkeerd te
werk gaan. Wij denken dat die men
schen zijn, zooals ze zich aan ons voor
doen. In werkelijkheid zijn ze echter
vaak geheel anders. Maar wij weten dit
niet; aan het uiterlijke kan men zulks
niet zien. En wat 't jammerlijkste van
alles is vertoont iemand of iets zich
niet in z'n ware gedaante, dan dan
vertoont die iemand of dat iets zich in
eon mooierein een voor het oog van
anderen veel gunstiger gedaante. De
niets kwaadvermoedende, en allen, die
op den schijn afgaan, worden dan mis
leid door dien schijn. Denken ze met
een goed en edel mensch te doen te
hebben, dan hebben ze misschien te
maken met een duivelschen oplichter,
©en bedrieger van 't eerste water. En
zoo gaat 't met alles en allen. Vertoont
iets of iemand zich niet in z'n ware
gedaante, dan meestal in een gunstiger.
Met wachte zich voor schijn, want schijn
bedriegt zoo menigmaal.
Buitenland.
In de Fransche gemeente Villemom-
ble is een vreeselijk drama afgespeeld,
waar een meisje van negentien jaar
haar moeder en den minnaar van die
moeder in hun slaap doodgeschoten
heeft. De moeder, een vrouw van zeven
en-vijftig jaar, woonde samen met een
man van negen-en-dertig, wiens slavin
zij was, en het negentienjarige meisje
woonde bij het paar in. De man schijnt
een ellendeling geweest te zijn, die de
moeder slecht behandelde en het meisje
I op schandelijke wijze het leven moeilijk
maakte. De moeder was te zwak om
aan den ellendigen toestand een eind
te maken. Eindelijk heeft het jonge-
meisje, om een eind te maken aan het
slechte gedrag van den man jegens
haar moeder en jegens haarzelf, het
plan opgevat hem te dooden. In den
nacht stond zij voor het bed, waarin
de man en de vrouw sliepen. Op de
nachttafel lag de revolver, zij mikte,
maar miste haar vijand en doodde haar
moeder. Toen, nogmaals van het wapen
gebruik makende, drukte de negentien
jarige dit af tegen den linkerslaap van
den man. Vervolgens begaf zij zich naar
de politie en bekende er haar daad,
wanhopig over den dood van haar
moeder. Het meisje staat te Villemom-
ble, waar ze pianolessen gaf, gunstig
bekendiedereen was er begaan met
het lot van dit kind, dat altijd onge
lukkig is geweest tusschen een man,
die haar met onzuivere bedoelingen
achtervolgde en een moeder, die haar
niet wist te beschermen. De verloofde
van de moordenaarster heeft aan de
politie medegedeeld, dat hij haar dik
wijls aangeraden had toch niet langer
in haar moeders huis te blijven. Maar
steeds had het meisje geantwoord haar
moeder niet alleen te durven laten met
haar minnaar, daar zij bang was, dat
deze de bejaarde vrouw zou dooden.
ARTHUR GRIFFITH.
(7
„Geen woord moest ik eigenlijk met je
spreken," zoo begon Frieda haar welkomst
rede. „Wat kun je tot je verontschuldiging
aanvoeren? Weetje wel, dat ik drie dansen
voor je genoteerd had?..."
Zonder een woord te spreken, ging ik
naast haar zitten. En toen gaf ik toe aan
een gevoel van zelfbewustzijn waartoe ik
me, in weerwil van de groote verandering
in mijn financieele positie, nog niet had
kunnen verheffen, ik lachte haar uit in
haar gezicht.
„Dit by zonder onnoozel gedrag begrijp
ik heelemaal niet, kapitein Wood," zei ze
met waardigheid. „Er is zeker iets bijzonders
met je gebeurd."
„Dat zal waar zijn," zei ik, iets zeldzaams
en geheel onverwacht ook. Den heelen dag
heb ik je gezocht om het je te vertellen,
ik ben millionair geworden.
„Naar mijne meening hebt ge je valsch
en listig gedragen," stamelde ze. „Zoo iets
had je voor mij niet geheim moeten houden,
ik had recht erop het te weten."
„Maar vandaag heb ik eerst gehoord, dat
ik zoo rijk ben geworden!"
„Stel je eens voor wat de menschen nu
zeggen zullenze zullen me uitkrijten als
iemand, die alleen maar naar geld ziet en
me beschuldigen, dat ik me voor je mil-
lioenen aan je verkocht heb!"
„Die zullen jou toebehooren, Frieda, ik
zal ze aanstonds op je laten overschrijven.
Mij is er weinig aan gelegen, behalve het
recht, je te smeeken om dit
Dit zeggende, greep ik hare hand en kuste
haren handschoen, maar ze keerde me haar
blozend gezichtje toe en bood me haar
lippen aan.
Toen ik Princes Gate verliet, scheen ik
op wolken te zweven; ik geleidde Frieda
naar het rijtuig, weigerde evenwel mede te
rijden, want ik wenschte alléén tezynmet
mijn nieuw gevonden geluk en met de
veerkracht van iemand, dien het goed gaat
in de wereld, liep ik voort. Maar ik werd
weldra herinnerd aan de werkelijkheid van
het bestaan, doordat ik met mijn „schaduw"
gelijken tred hield. De man, die mij den
geheelen avond zoo hardnekkig op de hielen
had gevolgd, was altijd nog op zijn post.
Maar nu loerde hij niet onder het portiek
van een huis, maar ik stond naast hem
van aangezicht tot aangezicht, op het trot
toir, zoodat hij me niet kon ontgaan.
„Halt, kereltje!" riep ik, hem terstond
beet pakkend. Dat gaat toch wel wat al te
ver. Scheer je weg, of ik laat je arresteeren."
Op dit oogenblik viel het schijnsel eener
lantaarn op zijn gezicht, en ik herkende
hem terstond.
„Wat, is u het, mr. Snuyzer?" riep ik
luidkeels lachend. „Ik ben u, op mijn woord
van eer, bizonderen dapk verschuldigd, maar
u hadt zich de moeite kunnen besparen.
En excuseer, dat ik het zeg u doet
uw zaak geen goed ermee."
Hij scheen zich nog niet herkend te willen
zien.
„Kalm, kalm, mijn beste heer, antwoordde
Woensdagochtend om negen uur is
in de Meslay-straat te Parijs, de looper
van een fabriek in celluloid van 150,000
frank in bankpapier beroofd en van den
dader is geen spoor te vinden. De looper,
een jonge man van even dertig jaar,
kreeg van zijn aanrander een hevigen
stomp in de maagstreek en bijna tege
lijkertijd werd hem een massa peper in
de oogen en in mond en neus gewor
pen. In hetzelfde oogenblik werd hem
de tasch met bankbiljetten ontrukt. De
man, die onduldbare pijnen aan de
hij met goed nagebootst neusachtig stem
geluid. „Wat verlangt u eigenlijk van me.
Ik heb toch hetzelfde recht op straat te zijn
als u, de weg is toch vrij. Wat verlangt u
dan?"
„Ik zeg u ronduit, meneer Snuyzer, dat
dit geen pas geeft," ging ik voort. „Ik heb
u niet noodig, en ik verlang niet, dat u
mij altijd achterna sluipt. Op die manier
krijgt u me niet, u moet dat afleeren. Ma ak
er terstond een begin mee. Ga uw weg
daarginds en ik zal deze richting inslaan."
Daarmee wees ik hem Exhibition Road,
terwijl ik een naar de Knightbridge leidende
straat insloeg en volstrekt nieter tegen opzag,
den heelen weg naar mijn in oostelijke
richting gelegen woning te voet af te leggen.
Maar na verloop van een vijf minuten kwam
een fiaker uit een zijstraat aanzetten, waar
van de koetsier, zooals die luidjes altijd
doen, mij lastig begon te vallen met zijn
„fiaker, meneer, fiaker?" en waarbij hij den
tred van zijn paard aan den mijnen paste
en hardnekkig naast me bleef rijden, totdat
ik tenslotte, uit pure ergernis en om aan
zijn opdringen een einde te maken, in het
rijtuig sprong en hem beval mij naar Clarke-
street te brengen. Nauwelijks had ik 'n sigaar
opgestoken, toen ik bemerkte dat het voer
tuig een verkeerde richting insloeg. Om een
mij onverklaarbare reden had de koetsier
omgekeerd en naar het Westen aangehouden.
„Heila!" riep ik, me uit het portierraam
buigend: „Waar ga je eigenlijk naartoe?"
„Wat is er gaande?" vroeg de snorder
brutaal, terwijl hij stilhield. „Zou je soms
denken, dat ik den weg niet weet? Hou je
gezicht of,
„Wat hij mij in het vooruitzicht stelde,
als ik mijn gezicht niet hield, hoorde ik niet
meer, want op dit oogenblik werden beide
oogen leed, gelooft wel, dat hij zijn
aanrander zou kunnen herkennen.
Dinsdag werd uit Teheran geseind,
dat daar in politieke kringen opwinding
heerscht naar aanleiding van geruchten,
dat er onderhandelingen plaats hebben
tusschen Perzië en Rusland, die ook
daadwerkelijk moeten gevoerd worden,
doch die men zeer geheim houdt.
Er moet verder een krachtige bewe
ging zijn, zelfs onder de Bachtiaren, om
Mohammed Ali weer op den troon te
brengen.
De Bachtiaren hebben een inzameling
geopend voor Boeroedjird, dat onder
een verschrikkelijken hongersnood lijdt.
Er zijn afgrijselijke berichten van die
streek. De noodlijdenden zouden zich
zelfs aan menschen vergrijpen.
Bij Hamborn aan den Rijn begaven
zich Donderdagmorgen 12 arbeiders met
een stoompont naar bet terrein van de
mijn Deutscher Kaiser. Door de sneeuw
jacht had men een groote raderstoom
boot niet zien aankomen. Het drijfijs
liet een snelle wending niet toe. De
pont werd door het scheprad van de
vrachtboot omvergeworpen. Ofschoon
men, zoowel van de stoomboot als van
den oever te hulp kwam, konden slechts
vier der opvarenden worden gered. De
andere acht zijn verdronken.
De opgaven over den naam van het
stoomschip, dat de pont heeft aange
varen, loopen uiteen. Volgens sommigen
is het de Hollandsche passagiers- en
vrachtboot Emma; volgens anderen de
Duitsche vrachtboot Niederrhein.
In een machinefabriek te Stuttgart
heeft een ernstige ontploffing plaats
gehad. Het ongeluk gebeurde in de
machinehal bij het probeeren van een
oliemachine van geweldige kracht, die
voor scheepsgebruik bestemd was, van
het type, die de diessel-motoren moeten
vervangen. Ze sprong uit elkander en
richtte daarbij ontzettende verwoestin
gen aan. Het aantal slachtoffers is reeds
tot 8 gestegen. De drie eerste slacht
offers waren geheel onkenbaar geworden
en onder de gewonden waren vele zwaar
verminkten.
Woensdag werd uit Lissabon ge
schreven
Alle gebouwen zijn gesloten. Soldaten
vegen alle straten schoon. De troepen
houden de stadspoorten bezeten er zijn
troepen geplaatst aan den ingang der
straten, die naar de binnenstad voeren.
Slechts de vertegenwoordigers der dag
bladen mogen door de stad gaan. Troe
pen van de republikeinsche garde zijn
naar Aldegallega, Moita en Setubal ge
zonden.
Er zijn twee individuen aangehouden,
portieren losgerukt en grepen twee kerels
me aan. Hun gewicht alleen ware toereikend
geweest om me het zwijgen op te leggen en
iederen tegenstand nutteloos te maken.
Slechts een waanzinnigen hulpkreet kon ik
uitstooten, want ik werd eensklaps den
sterken, doordringen reuk van choroform
gewaar, en de vergeefsche worsteling tegen
de toenemende verdooving gaf me duidelijk
te kennen, dat mijn aanvallers een ont-
zagwekkenden bondgenoot te hulp hadden
geroepen en ik geheel weerloos aan hun
handen was overgeleverd.
Een paar dagen na de ontvoering van
kapitein Wood zond Snuyzer het volgend
schrijven aan de particuliere detective-firma
Saraband Zonen te Chicago:
Bij mijn ernstig streven, in het voorstaan
van de belangen uwer firma, heb ik den
heer opgezocht, wiens adres mij in uw laat-
sten brief werd opgegeven. Kort en bondig,
maar met bizonderen nadruk, heb ik hem
de reden ontvouwd, waarom het voor hem
raadzaam ware zich van de diensten der
firma Saraband Zonen te verzekeren.
Kapitein Wood had geen bizonderen lust,
in mijn voorslag, dien hij niet ernstig op
nam, te treden. Maar nu reeds staat de
overtuiging bij mij vast, dat hij minstens
de helft zijner schatten zou willen afstaan,
wanneer hij de overhaaste en dwaze weige
ring van mijn aanbod ongedaan kon maken.
In den avond van den eersten dag
nu juist acht-en-veertig uren geleden zat
ik hem altijd dicht op de hielen, door
Hydepark naar zijn Club en van daar naar
zijn woning. In Hydepark werd kapitein
Wood aangesproken door een persoon, dien
ik van uiterlijk en van naam ken, een
die verdacht worden Dinsdagavond op
het Rocio-plein met bommen naar de
republikeinsche garde gegooid te hebben.
De woningen van den president der
republiek en van de ministers worden
door soldaten bewaakt. De burgemeester
van Moita, in de provincie Alemtejo,
is aangevallen en met bijlslagen af
schuwelijk verminkt. Hij is in het
ziekenhuis gestorven.
Het garnizoen te Lissabon is met
troepen uit andere garnizoenen versterkt.
De mijnbeziters in de Borinage heb
ben in een schrijven aan minister-pre
sident de Broqueville diens bemidde
lingsvoorstel om de bestaande wijze van
loonbetaling tot 1 Juli a.s. te doen
voortduren, verworpen. Zij verklaren
dat hunnerzijds reeds een reeks van
concessiën is gedaan, zonder dat de
arbeiders eenig blijk van tegemoetko
ming hebben gegeven, zoodat zij niet
van plan zijn op het voorstel in te gaan.
De staking zal dus waarschijnlijk voort
duren.
De te Moskou verschijnende Roeskoje
Slowo verneemt naar het blad schrijft
„uit betrouwbare bron" dat Rusland
en Engeland binnenkort een gemeen
schappelijk protectoraat over Perzië zul
len afkondigen, terwijl zij, elk in zijn
invloedssfeer, een uitgebreider controle
zullen gaan oefenen dan thans reeds
het geval is.
Donderdagmorgen is op deBerlijnsche
centuurspoor, tengevolge van den dich
ten mist een trein door een ploeg ar
beiders heengereden, die bezig waren
de sneeuw van de staven te verwijderen.
Eén werd gedood en drie werden gewond.
In den national en schouwburg te
Belgrado heeft zich tijdens de avond
voorstelling een bloedig drama afge
speeld. Bij het slottooneel schoot in een
loge de schilder Miletritsj zijn verloofde
dood. Daarna pleegde hij zelfmoord.
Te Londen is een van schrik dol
geworden stier een gebouw met ver
diepingwoningen binnengerend, alle
trappen opgeklommen, totdat hij op het
platte dak was. Vergeefs trachten twin
tig man twee uur lang hem daar te
vangen. Een paar malen scheelde het
weinig of de stier was over den muur,
die om het dak heen staat, gesprongen.
Toen besloot men het dier dood te
schieten. Dat werd, zeer gepast, aan
een slager opgedragen, maar de man
was een slecht schutter of het wapen
was te licht: de kogels, die het dier in
het lijf drongen, verscheiden misten er
nog, doodden het niet. Toen kwam een
inspecteur van politie met een leger
geweer, waaruit nog drie kogels het
hal ven Amerikaan, Jimmy Lawford ge
naamd, die met Mr. Wood in dezelfde
stoomboot van de Cunard lijn den overtocht
heeft gemaakt en met hem in den voorsalon
heeft gespeeld. Destijds ging deze Lawford
door voor een transatlantisch handelsreizi
ger, ofschoon velen beweerden, dat hij in
geheimen dienst van de Vereenigde Staten
werkzaam was, terwijl hij nu, naar mijn
inzien, alleen rondzwerft volmaakt de
man, om met een dievenbende tegen Wood
te intrigeeren.
Wat hij met dezen sprak, heb ik niet
verstaan^ maar toen ik het park verliet,
zag ik Jimmy in vertrouwelijk gesprek met
een fiakerkoetsier, die van den bok was
geklommen en zeer aandachtig naar Law
ford stond te luisteren.
Alleen de laatste paar woorden kon ik
hooren„Op ieder uur van avond of morgen
avond. Je belooning zal-ja hebben, maar je
moet scherp toezien en bij het hek zijn."
Den heelen langen nacht heb ik den kapi
tein bewaakt. Hij ging naar de opera, in
verschillende gezelschappen van het West
end, en ik heb ook met hem gesproken,
of liever hij meer met mijzelfs heeft hij
me aan de deur van een woning in Princes
Gate, waar hij een dame bij het instappen
van een rijtuig behulpzaam was, tamelijk
grof bejegend. Maar des ondanks heb ik
hem niet uit het oog verloren. In de pabij-
heid van Knightsbridge stapte hij in een
fiaker, en het eerste wat ik zag, was, hoe
deze, na nauwelijks weggereden te zijn, in
vliegende haast terugkwam, waarbij de koet
sier recht op den bok stond en als een
bezetene de zweep op zijn paard legde.
NAAR
V.
Wordt vervolgd.')