Het Land van Neusden en Altena, de Langstraat en de Hoinmelerwaard. Een jacht over den Oceaan. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3120. Zaterdag ÏO Februari. Een ernstig woord aan onze goedhoorende medemenschen. FEUILLETON. LAND VAN ALTEN/' VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1912. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Gij gelukkig mensch, die met al uw zintuigen de volheid en de heerlijkheid van het leven geniet, wil eens een oogenblik uw aandacht schenken aan hen, die doof of slechthoorend zijn. Tracht er u eens een voorstelling van te maken, hoe moeilijk het hun moet vallen, zich een weg door het leven te banen, vooral ten opzichte van den omgang met hun medemenschen. Gij zijt in opgewekt gezelschap: scherts is op aller lippen en vroohjk lachen weerklinkt. Men vermaakt zich meer en meer en een kruisvuur van kwinkslagen en geestigheden verhoogt de feestelijke stemming. „Indien gij niet kondt hooren, zoudt gij als een steenen beeld onder de lachende gasten zitten". En al brengt men u nu ea dan een geestigen zet, een uiting van fijnen of groveren humor over, dan is dat toch maar een her haling, waaraan alle frischheid van het oorspronkelijke ontbreekt. Terwijl gij er eene opmerking over ten beste geeft, is bet gesprek al lang weer op geheel ander terrein. Men slaat een boek van een geliefd- koosd schrijver op en leest onder alge- meenen bijval een gedeelte daaruit voor. Als gloeiende vonken vliegen de ge dachten van den schrijver onder de verzamelden rond, en ontsteken een vroolijk vuur van meeningen en ge sprekken. ,,Als gij niet kondt hooren, zou dit alles voor u verloren zijn." Diep ingrijpende vragen van den dag, worden in een kring van ernstige men- schen overwogen. Gij neemt er levendig: deel aanluisterend, vragend, u op de hoogte stellend, vergelijkend, uw con clusie trekkend, draagt gij ten slotte blijvend gewin met u mede: uwe in zichten zijn verhelderd en verbreed. „Als uw oor u den dienst weigert blijft dat alles u verborgen". Met ontelbare zoete en machtige stemmen spreekt de natuur tot u. Wan neer de leeuwerik hoog boven u in het luchtruim jubelt, wanneet' het roepen van den koekoek uit de verte tot u komt, dan wekt de lente zachte aan doeningen in uw hartHoe zielver- ARTHUR GRIFFITH. (9 Aan het politie-bureau werd ik juist niet vriendelijk ontvangen. In de eerste plaats eischte men daar papieren en bescheiden, volgens proces-verqaal opgemaakt, een ge tuigschrift, liefst van den Amerika&nschen Consul, waarbij ik als burger van de Ver- eenigde Staten werd gelegitimeerd. Dat bracht me weliswaar vreeselijk uit mijn humeur; maar, om geen kostbaren tijd te verliezen, begaf ik me rechtstreeks naar het Consulaat, waar ik natuurlijk vol komen bekend was. Een der oudere be ambten vroeg terstond wat ik verlangde. „Dus u wenscht een certificaat, waardoor u bij de stedelijke politie de identiteit van uw persoon kunt bewijzen. Goed, dat zullen we u geven. Te vragen waar u achterheen zit, zal wel overbodig zijn. Zeker een zaak van belang?" Ik was met den man op gemeenzamen voet, reeds dikwijls had hij mij zooveel mogelijk kleine mededeelingen gedaan. Ik dacht dus, dat hij me nu ook wel van dienst zou kunnen zijn, want het wasmeteroore gekomen, dat de leden dezer samenzwering voor het grootste gedeelte Amerikanen wa ren, zoodat ik het niet onwaarschijnlijk achtte, dat de beambten van het Consulaat wel zouden weten of enkele van de hoofd schelmen en fie8schentrekkers zich momen teel in Londen ophielden. „De geschiedenis staat in verband met de millioenen van Mr. Faught," zeide ik. „U rukkend is ook het lied van den nach tegaal met al haar teederheid en al haar jubel! Gij zoudt met uw geheele hart willen instemmen. „Yoor den doove bestaat dit jubelen der ontwaakte schepping niet." Yoor hem is de wereld in een diep zwijgen gedompeld, rondom de stilte des grafs. Niet het zoete gekabbel van het beekje, niet het zachte fluisteren van den avondwind, noch het ruischen der oneindige zee! Niets hoort hij van al de echakeeringen der menschelijke stem. Heel de rijke wereld van het zieleleven, zooals die in de stem, welsprekender dan in woorden tot uiting komt, smee- kend, klagend of vleiend, bemoedigend en kalmeerend, troostend en schertsend, weenend of toornend, hij hoort het niet. Ook niet, hoe die stem het lied der nachtegaal als bezield weergeeft. De geheele onmetelijk rijke taal der muziek is voor hem stom. Men komt tot u in angst en twijfel, men heeft uw troost, uw raad, uw hulp van noode. Uit de gesmoorde stem, waarmee men u het leed klaagt, hoort gij, omdat gij kunt hooren, den storm in het binnenste. Uw houding, uw raad, uw kalmeerende invloed doen goed en getroost verlaat men u Maar indien men niet dan met luider stem het leed had kunnen uitspreken, men zou ge zwegen hebben en het ware voor uw deelnemend hart verborgen gebleven. „Al deze ontberingen en nog veel meer zijn den slechthoorenden opgelegd. Dat moogt gij bedenken, wiens oor iedere klank van het leven en de liefde kan opvangen." Zonder dat ik het nog nader uiteen zet, zal het u nu wel duidelijk zijn, wat gij bezit en wat de andere ontbeert. Ontmoet gij zulk een arme op uw levens weg, geef hem dan van uw rijkdom. Deel hern mede van de indrukken, die in overvloed tot u komen. Bedenk, dat zijn hart is als het uwe, vatbaar voor indrukken en verlangend om waarlijk met de menschen mede te leven, niet slechts als eeu vreem deling met steeds vragende oogen naast hen te gaan. Als u zulk een vragende blik treft, antwoord dan, en wees niet karig met uw woordeD. Geef overvloedig en geef gaarne. Wees een blijmoedig gever, die zegen verspreidt en zegen oogst. Waar lijk de menschen weten niet, hoe hard zij tegenover slechthoorenden zijn, wan neer zij den omgang met hen vermijden, „Vrij naar Hephata." TINE MARCUS. Buitenland. zult zeker wel van het geluk van den jongen Engelschman gehoord hebben?" „Nu, dat zal uitkomen. Van morgen ja, nu zoo wat een uur geleden, was hij nog hier. (Het sloeg juist 1 uur namiddag). Heet hij niet kapitein William Aretas Wood9 Is dat niet uw cliënt?" De mededeeling trof me als een donder slag, want ik doorzag aanstonds hoe de mijn was aangelegd. Het ging toch niet aan, dat kapitein Wood gewond in een zijstraat van Harrowroad kon liggen en tegelijkertijd een bezoek afleggen aan het Amerikaansch Consulaat. Een verder bewijs, dat hier de zaak niet zuiver was op de graat, was wel niet noodig. „Ja, ziet u," zeide ik, „wij werken voor kapitein Wood. Het geldt hier een oplich terszaak. De bende heeft er al heel gauw de lucht van gekregen, dat hij een stuk wild is, om jacht op te maken. Maar wat was eigenlijk het doel van zijn komst, als ik vragen mag?" „Een kwestie van een volmacht. Een generale volmacht voor zijn vertegenwoor digers in New-York en overdracht van zekere waarden uit zijn vermogen, aan vertrouwde personen. Een transactie op rechtskundig gebied. De wet schrijft voor, zooals u bekend is, dat de oorkonde in tegenwoordigheid van den Consul der Vereenigde Staten moet onderteekend worden." „Dus u hebt kapitein Wood in persoon hier gehad nietwaar?" „Ja, zeker, een man, die millioenen bezit. U begrijpt, dat hij ons allen belang in boezemde. En het kwam ons voor, dat hij zijn buitenkansje tamelijk koel opnam. Hij ziet er uit, als zoo'n sportsman van wat minder allooi. Tamelijk lang, maar niets opvallends in zijn uiterlijk, en dan, voor zoo'n schatrijk man; zat hij wel een beetje ordinair in zijn plunje." „Maar een knap jong mensch, nietwaar? Het pensioen van den ond-sjah van Perzië is volgens een telegram van de Deutsche Kabgr. Ges. uit Teheran Dins dag op 120,000 gulden 's jaars vastge steld. Rusland en Engeland zouden daarvoor zorgen, dat hij niet meer naar Perzië terugkeert. De leiders der stakende mijnwerkers in den Borinage hebben besloten een referendum te houden, ten einde vast te stellen of de staking na de weigering van de mijneigenaars, om den status quo tot den lsten Juli te handhaven, zal worden voortgezet. Dinsdag en Woensdag hebben stakers in verschillende plaatsen de boeren aangevallen, die levensmiddelen op de markt aanvoerden. Zij moesten door de gendarmes binnen de perken gehouden worden. Het Hand. v. Antw. meldt nog van de staking: De mijnwerkers lijden honger ten getale van meer dan 80,000, vrouwen en kinderen meegeteld. Vijftig mijnwerkers hebben Dinsdag morgen te Quaregnon een wagen, ge laden met 600 brooden, aangevallen en de brooden uitgedeeld. Ook werd eene bakkerij geplunderd. Behalve de aanranding van den bak kerswagen werden nog andere derge lijke feiten gepleegd te Monsville en de gendarmen werden geroepen om ergere daden te beletten. Zij werden onthaald op steenworpen en gejouw en de gendarmen antwoordden met revol- verechoten, die echter niemand troffen. Een gendarm werd gekwetst. Men bezag die daden als alleenstaande feiten van eenige heethoofden, doch maatregelen werden genomen tot voor koming van ergere daden. Bakkerijen en mijnputten werden door rijdende gendarmerie bezet, terwijl gendarmerie te voet de gasfabriek van Wasmuel bezet. Bij den burgemeester Dupuis, te Quaregnon, werden de ruiten stuk ge worpen. Wat nog meer de ellende zal ver- grooten is dat andere fabrieken moeten staken bij gebrek aan brandstof. Te Nimy onder anderen heeft men de gleis ovens en de metaalovens moeten uit- dooven. Daar men nog erger wanorde vrees de, heeft men een bataillon van het 2e jagers te paard naar Paturages en Qua- Groot, blond, met stramme houding?" vroeg ik verder. „Neen, dat in 't geheel niet; eerder leelijk, zou ik zeggen. Blond, jawel, maar vierkant en alledaagsch van voorkomen. Maar ge sproken heb ik niet met hem. Hij ging met zijn vrienden aanstonds in het apparte ment van den Consul." „Zijn vrienden?" waagde ik te vragen. „Daarvoor heb ik de heeren aangezien, maar hij had wel een betere keus kunnen doen. Je had onder hen, onder anderen, dien Lawford noemen ze 'm niet Jimmy? Veel weet ik van dat heerschap niet, maar zeker niets goeds. En dan dien overste, Mc Quake, die destijds in dat frauduleus bankroet van Morgan Sons was betrokken, en een kleinen Italiaan, met een bruin gezicht, die er zoo hongerig uitzag, alsof hij in geen weken een biefstuk gegeten had. Als u soms een vriend van kapitein Wood zijn mocht, dan moest u hem den raad geven, op niet te vertrouwelijken voet met dit gezelschap zich in te laten." „Hem waarschuwen?" zei ik tot mezelf, toen ik van het Consulaat wegging. „Als hij naar mij had geluisterd zou hij nooit in zoo'n mal parket zijn gekomen." Hoezeer ik ook verrast was over de snel heid, waarmede deze gewetenloöze boeven den kapitein in hun netten hadden ge vangen, zoo werd dit toch nog overtroffen door de verbazing over het grootsche en stoutmoedige van het plan. En dat plan doorzag ik zoo duidelijk, alsof het in druk vóór me lag. Het bestond daarin, dat ze hun gevangene met alle middelen en onder, God weet welke mis handelingen, wilden vasthouden, zoo niet verdonkeremanen, terwijl een dubbelganger als een wassen neus en lid der bende, zijn rol speelde en voor den kapitein handelend optrad, diens vermogen vermorste, of tot den laatsten dollar, dien ze konden los regnon gezonden en al de openbare meetings verboden. Volgens berichten uit Belfast, ziet die stad er op het oogenblik uit als een legerkamp. Sinds eenige dagen komen, met het oog op de werkstaking, telkens nieuwe troepen aan, zoodat thans 5000 man gereed staan om aan alle gebeur lijkheden het hoofd te bieden. Iedereen hoopt, dat de orde niet zal worden verstoord, maar iedereen vreest tevens, dat die hoop ijdel zal blijken. Wanneer er ongeregeldheden mochten voorvallen, dan zullen die, volgens het algemeen gevoelen, in de eerste plaats veroorzaakt worden door de fabrieks arbeidsters, die, zooals de lord-major moet hebben gezegd, voor niets bang zijn en reeds vroeger eenige malen op roer te Belfast hebben aangestookt en bij welke zich, zoodra het tot ongeregeld heden komt, duizenden jeugdige arbei ders uit de dokken zullen aansluiten. De opstand in China. De Duitsche regeering heeft zich kort geleden gewend tot de reegeering te Washington met de vraag, welke hou ding de Amerikaansche regeering zal aannemen tegenover de gebeurtenissen in China. De Duitsche gezant te Was hington ontving daarop van het depar tement van Staat (buitenl. zaken) een nota, waarin het volgende betoogd werd. Herhaalde gedachtenwisselingen, die hebben plaats gevonden tusschen de belanghebbende mogendheden, hebben tot resultaat gehad, dat al de mogend heden het er over eens zijn, dat onder de gegeven omstandigheden een eens gezinde politiek dient gevolgd te wor den. Het wil de Amerikaansche regee ring als klaarblijkelijk ge wenscht voor komen, dat alle mogendheden zich niet enkel onthouden van een ingrijpen op eigen houtje in de binnenlaudsche aan gelegenheden van China, maar dat zij zich ook ten volle zullen gedragen naar haar wederzijdsche beloften, de integri teit en de souvereiniteitsrechten van China te eerbiedigen. In de nota wordt dan nog verder verteld, dat de Amerikaansche regeering, in overeenstemming met de strikte neu traliteit, die tot dusver in verband met eventueele Chineesche leeningen is in acht genomen, het verstrekken van gelden door Amerikanen aan China niet in de hand werkt, voor zoover zij er niet van overtuigd is, dat met die leeningen geen ander dan een jegens beide strijdvoerende partijen in China neutraal oogmerk wordt nagestreefd. Mongoolsche troepen hebben tezamen krijgen, bemachtigde, zonder vrees voor bemoeienis van derden, altijd onder voor waarde, dat ze hun slachtoffer wisten vast te houden. In hoever reikte nu mijne macht, om die misdadige, maar sluw uitgedachte plannen te dwarsboomen en te verijdelen? Eenige draden had ik tenminste in handen. Ik kende met tamelijke zekerheid het huis of bijgebouwen ervan, waar de kapitein werd vastgehouden. Hem daar uit zien te krijgen, was wel het eerst waarop ik moest bedacht zijn. Kwam hij eerst maar vrij, dan kon men veel onheil, het ergste tenminste, voorkomen. Maar al mocht hij nu aanstonds in vrijheid geraken of niet, een zaak van groot gewicht bleef het niettemin, dat men zijn vijanden vervolgde, eens onderzocht wat ze uitvoerden en niets onbeproefd liet, om hun plannen te dwarsboomen. Van drie lieden der bende had ik, dank zij mijn vrienden in het Consulaat, het noodige vernomen; twee ervan waren mij met namen genoemd, met een signalement van hun persoon; terwijl de derde door die twee kon uitgemaakt worden. Mijn eerste stappen, die ik te doen had, waren me dus duidelijk en gebiedend af gebakend. Toen ik door het „Strand" kwam, ging ik even naar mijne woning, om te zien of er eenig bericht was. Van Joseph geen spoor, waaruit ik opmaakte, dat in Strat- hallanroad alles bij het oude was. Van daar begaf ik me naar Clarkestreet. De tijd ging voorbij, het was reeds drie uur in den namiddag, en nog was er voor de bevrijding van mr. Wood niets gedaan. Hoe ongeduldig en verlangend ik ook was, om iets voor hem uit te richten, zoo begreep ik toch, dat ik uiterst voorzichtig moest zijn. Savory was teruggekomen, en aan zijn gezicht kon ik zien, dat hij in Laburnum- street bot had gevangen. met Russische soldaten een aanval ge daan op de woning van den Chinee- schen gouverneur te Looping, in Mon golië. Chineesche regeeringstroepen sloegen den aanval af; daarbij sneuvelden een Russische officier en dertig Mongoolsche en Russische soldaten. De Chineezen beschouwen het gebeurde als een voor bode van ernstige gebeurtenissen. Voor eenige dagen heeft in Man- tsjoerije een, bij de monding van de Jaloerivier gelande, revolutionaire strijd macht de keizerlijke troepen geslagen, die haar uit Moekden tegemoet waren gezonden. Nu heeft in de nabijheid van Liaoejang de opstandelingen, als het dezelfde zijn, komen dus gevaarlijk dicht bij Moekden opnieuw een bot sing plaats gehad tusschen de voorhoede der opstandelingen en de regeerings troepen. De laatsten hebben zich terug getrokken met achterlating van 2 ge- doode officieren en 16 gewonde soldaten. De opstandelingen hebben nog 1 officier en 18 soldaten gevangen genomen. Eergisteren hadden de opstandelin gen de stad Wafangtien ingenomen. Een telegram uit Kristiania meldt, dat de dichter Olaf Johnsen in hech tenis zit wegens verduistering van een groote som gelds, een 60,000 kronen. Hij had zich zelf aangegeven op aan drang van een vrouw, die beloofd had met hem te zullen trouwen, als hij zijn schuld geboet had. Het klinkt als een sprookje. Uit Bourg in het Fransche departe ment Ain wordt gemeld, dat in de kerk te Druillat gedurende een catechisatie een twaalfjarige knaap, Callet geheeten, een revolverschot heeft gelost op de even oude nicht van den pastoor, die spoedig daarop aan de verwonding be zweken is. De Frankf. Ztg. verneemtuitMunchen, dat de oude prins-regent Luitpold er aan denkt, het regentschap, dat hij nu vijf-en-twintig jaar heeft waargenomen, aan zijn zoon prins Lode wijk over te dragen. Hij zou al verschillende gesprek ken met zijn zoon over deze kwestie gevoerd hebben. Met het optreden van prins Lodewijk zou er in de Beiersche staatkunde een nieuwe koers kunnen komen. Uit Konstantinopel wordt aan de Morning Post geseind, dat Italië Turkije bedreigd heeft met een aanval op den Archipel, indien het niet voor de vol gende week aan de bemiddeling der mogendheden gehoor geeft. Natuurlijk was daar van een mr. Wood geen zweem te bespeuren, dat behoefde hij mij niet eens te zeggen, en ook Savory kwam nu tot die overtuiging; de hond door hem .meegenomen, had hern in dat ver moeden sterk bevestigd. „Mr. Willie was niet in dat huis, bepaald niet, daarvoor staat Colly u borg. Ik heb hem toegeroepen: „Zoek, Colly, zoek 'm!" hoewel de vrouw in dat huis 't scheen een heel onderaardsche kroeg te zijn hem een smerigen rekel noemde en hem wou tegenhouden, maar Colly liet zijn tanden zien en kon zoo het heele huis doorsnuffelen." De hond had verstand als een mensch, want hij sloot dadelijk vriendschap met me, kwispelde met zijn staart en stak zijn snoet in mijn hand, en toen Savory hem in zijn koeterwaalsch aansprak en riep: „Ulululuzoek, verlorenColly," jankte en blafte hij en liep als een bezetene door de kamers." „Waarheen gaan we nu?" vroeg Savory op eerbiedigen toon, daar hij nu op de hoogte van mijn positie was gekomen. „Allereerst naar het Politiekantoor. Dezen morgen verkozen ze me daar geen gehoor te schenken, maar nu zullen ze misschien Maar wat heb je daar?" „Een brief voor mr. Wood, een uur ge leden door een bediende hier bezorgd. Ziet u, er staat„Dringende spoed 1" op, maar wat, u zult toch niet Het was zijn bezorgdheid, toen hij me aanstalten zag maken, om den brief te openen. „Ja zeker zal ik. Het geldt hier voor kapitein Wood leven of doodvan al wat zich voordoet en maar eenigszins mijn doel kan bevorderlijk zijn, moet ik gebruik maken." NAAR Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1