Een jacht over den Oceaan. Hel ommeterwaari Land van Hensden en Allena, de Langstraat en de Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3127. ff7oensdag 14 Februari. FEUILLETON. De opstand in China. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1912. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. De pote strjji w 3e raïelsMini. II (Slot.) Opdat de rechtbank, tegenover de verschillende uitspraken der kanton rechters, haar eigen beslissing kon stel len, had het openbaar ministerie by de rechtbank de vijf zaken tegelijk aan gebracht, waarvan ongetwijfeld voor het recht die zaak het belangrijkst was, welke was geëindigd met het vonnis van den kantonrechter, mr. Höfelt, die gekomen was tot een ontslag van rechts vervolging, op grond van onverbind- baarheid der verordening. Het Open baar Ministerie was het daarmede niet eens. Mr. Höfelt had overwogen dat een gemeenteraad alleen betreffende de huis houding der gemeente verordeningen mag maken, ingevolge art. 135 der gemeentewet; dat blijkens hare geschie denis, de verordening geene andere strekking heeft, dan om aan de win kelbedienden en klein-winkeliers een meer mensch waardig bestaan te ver schaffen, door verkorting van arbeids dag en dat deze verordening dus alleen in het belang van een betrekkelijk klein aantal Amsterdamsche ingezetenen in het leven is geroepen, zoodat dezelve dus niets te maken heeft met de huis houding van Amsterdam. Voor het Openbaar Ministerie was echter hoofdzaak in het geding, de vraag of de rechter het zoogenoemde toetsmgsrecht heeft en hoever dit gaat. De regeling van de zaken der gemeente is aan den raad opgedragen en de grenzen van de huishouding der ge meente zijn niet te trekken, omdat dit ook al afhangt van de grenzen der rijksbemoeiïng. In ieder geval meende het Openbaar Ministerie dat niet de rechter, maar de administratie der Kroon heeft te beslissen of de gemeente wetgever zijne grenzen heeft overschreden en waar dit ten aanzien van de winkelsluiting niet is geschied, heeft de rechter de verordening eenvoudig toe te passen. De jongste rechtspraak van den Hoogen Raad erkent het toetsingsrecht van den rechter. Het Openbaar Mini sterie verklaarde er zich geen voorstan der van. Waar de Kroon geen gebruik had gemaakt van hare bevoegdheid om de verordening te vernietigen, daar meende de officier dat de rechter haar moet toepassen. Maar al ware er een andere opvat ting te huldigen, dan zou er volgens het Openbaar Ministerie voor de op- ARTHUR GRIFFITH. (10 Maar juist, toen ik op het punt stond, den brief open te breken, werd ik daarin gestoord door het binnenkomen van een ouden heer, van rijzige gestalte en militair voorkomen. Het gelaat van dezen man teekende woede, zag er zeer trotsch en ge biedend uit. Savory en mijn persoon stonden in de gang, want ofschoon de bediende mijn kwaliteit kende en wist, met welke bedoeling ik was gekomen, vertrouwde hij mij toch niet genoeg, om me boven te laten. De huis deur stond half geopend, Savory bevond zich binnen en ik nagenoeg op de stoep, toen deze hoogdravende en commandeerende persoon aankwam en tot ons beiden het woord richtte: „Zeg eens, woont hier kapitein Wood? Nu kom, haast je wat met me te antwoorden ik moet het weten." In zijn toon en houding lag een barsch- heid, die ik als vrij geboren Amerikaan niet kon verdurenZooals een slavenhande laar met de zwarten praat, sprak hij ons aan. Maar ik zag hem op een wijze in het gezicht, die hem tot waarschuwing diende, om tegenover mij niet zulk een toon aan te slaan. „Nu, zal ik wat hooren? Wie van jullie hoort hier in het huis? Is kapitein Wood thuis? Ik moet hem aanstonds spreken. Mijn naam is Sir Charles Collingham." vatting van genoemden kantonrechter geen plaats zijn, omdat hier wel dege lijk een huishoudelijk en gemeentebe lang zou geregeld zijn, daar men hier te doen heeft met een groote categorie van winkels, liggende aan openbare verkeerswegen en ook toegankelijk voor het publiek, terwijl ook het venten op den openbaren weg is geregeld; het onderwerp zou daarom de openbare orde raken. De pleiter, mr. Van Gigch Jr., meen de dat de kantonrechter de zaak die de juristen het naast aan het hart ligt, uitnemend in het vonnis heeft gemoti veerd en hij verwachtte dan ook dat de Hooge Raad thans op zijne vroegere opvatting zou terugkomen. Alleen het openbaar belang en niet het belang van particulieren kan, meen de pleiter, tot de huishouding der ge meente behooren, en hij meende dat de kantonrechter volkomen juist had gezegd, dat eene verordening mogelyk is, die niet tot de huishouding der ge meente behoort en toch het gemeente belang raakt. Hierop is gewezen het vonnis der Amsterdamsche rechtbank, waarover ten slotte de Hooge Raad zou moeten oor- deelen. De rechtbank kon zich met de be slissing van den kantonrechter, die van rechtsvervolging ontsloeg, niet vereeni gen en huldigde nog steeds de oude opvatting, dat de vraag of een plaatse lijke verordening de huishouding der gemeente betreft, niet staat ter beslis sing van den burgerlijken rechter, daar de gemeente een zelfstandige wetgeven de macht bezit, die alles omvat wat binnen de sfeer der belangen van de gemeente valt. Het zij ons vergund, bij deze gele genheid, nu de beslissing van het hoog ste rechtscollege wordt ingewacht, te wijzen op een artikel, door ons reeds een tiental jaren geleden, in ditzelfde blad aan dezelfde zaak gewijd. Die zaak was toen nog betrekkelijk nieuw. Er was toen eene beweging ontstaan, die de strekking had om te betoogen dat een gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om het sluitingsuur van winkels te regelen. Toen reeds hebban wij ongeveer het volgende betoogd. Om de zaak goed te begrijpen houde men in het oog, dat hier geen sprake is van een maatregel tot handhaving der openbare orde. Wel is aan den burgemeester der gemeente Op het vernemen van dezen titel, boog Savory tot halverwege den grond. „Ja, ja, Sir Charles, nu ken ik u met uw welnemen maar kapitein Wood is niet thuis." „Waar kan ik hem vinden? Ik moet hem dadelijk spreken in zaken den dienst betreffende. Waar is hij „Ja, als we dat maar wisten," kwam ik tusschenbeiden. „We staan hier voor een raadsel. De arme man is in een val geloopen, en we weten niet wat hem is overkomen of waar we hem moeten zoeken." „Maar voor den duivel, wie is u, mijn heer?" vroeg de man me op onbeschaamden toon, en wat voor de weerga hebt u uit te staan met kapitein Wood? U is een Ame rikaan, naar ik merk." „Dat is zoo, maar wat doet dat ter zake? Ben ik daarom niet goed genoeg, om kapitein Wood te kennen, of deug ik niet voor u, dat u met mij spreekt?" gaf it tamelijk scherp ten antwoord, want de man had me inderdaad geërgerd. „Och wat! Met u heb ik niets te maken. Ik ken u niet en verlang u ook niet te kennen. Je kunt voor mijn part naar de maan loopen, als je lust hebt!" Zonder een antwoord af te wachten, drong hij langs me heen en schoof Savory terzijde. „Ik moet op zijn kamer wezen en eenige papieren halen, die ik noodig heb. Kom, vooruit! wijs me den weg!" riep hij, terwijl hij de trap opging. Natuurlijk volgde ik, want kapitein Wood interesseerde mij even veel als den generaal. En bovendien gevoelde ik, dat ik aan den arbeid voor mezelf en voor mijn ambt ver plicht was, dezen hoogmachtigen John Buil op zijn plaats te zetten. De generaal was het eerst in de kamer de politiemacht opgedragen, maar alleen over de schouwburgen, herbergen, tap perijen en alle voor het publiek open staande gebouwen en samenkomsten en openbare vermakelijkheden; terwijl hij waakt tegen het doen van met de openbare zedelijkheid strijdige vertoo ningen. Een winkel, ofschoon voor het publiek openstaande, is niet een gebouw in den zin van het betrekkelijke artikel der gemeentewet. De openbare orde kan b.v. in den schouwburg, bij de vertoo ning, bij het aangaan of verlaten daar van, of io herbergen door een te laat bezoek, worden verstoord, maar het gewone winkelbezoek is daarvan in doel en strekking geheel onderscheidenvan eene gelegenheid tot vermaak of genot, of van een ter behartiging van alge- meene belangen, is geen sprake en de bevoegdheid van het hoofd van het plaatselijk bestuur kan zich, wat win kels betreft, nooit verder uitstrekken dan tot een waken dat zy geen publieke vertooningen bevatten, gevaarlijk voor orde of zedelijkheid of tot handhaving der Zondagswet. Art. 135 der gemeentewet draagt aan den raad het maken der verordeningen op, die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden ver- eischt. Kan men de openbare orde, zede lijkheid en gezondheid, het ontwerpen eener verordening op de winkelsluiting noodzakelijk maken? Het woord, „open baar" zal deze vraag altijd ontkennend moeten doen beantwoorden. Het beroep van winkelbediende moge nu juist niet onder de gezonde bedrij ven behooren, het zeer laat verblijf in winkels moge op den duur het lichaam kunnen schaden, de openbare gezond heid wordt daardoor niet bedreigd, zoo als b.v. het geval zou wezen wanneer de een of andere toestand een oorzaak zou kunnen zijn eener ziekte, welke zich door besmetting op andere per sonen kan overplanten. Er zijn veel toestanden die den naam van ongezond verdienen, maar daarom staan zij nog niet in betrekking tot die belangen van het openbare leven, waarvoor de plaat selijke overheid heeft te waken. Een gemeenteraad, het sluitingsuur der winkels regelende, gaat daardoor buiten de lijn zijner bevoegdheid en er is geen enkelen rechtsgrond te beden ken, op welken men een winkelier zou beletten, onder aanranding zijner per soonlijke vrijheid, des avonds laat het publiek in zijn winkel te bedieneD. (tiiltenlnn «1. De correspondent te Peking van de Daily Telegraph is een groot bewon deraar van Joeansjikai, en hij gelooft er blijkbaar vast aan, dat deze niet en kel de man van het heden is, maar ook die van de toekomst zal blijken. In een overzicht betoogt deze correspondent: „Het is duidelijk dat de regeling nopens den toekomstigen status van 'China zijn definitieven vorm nadert. En het wordt niet langer ontkend, dat de revolutionaire regeering te Nanking zich schikt naar de inzichten van Joeans jikai, wiens politieke strategie met den dag meesterlijker wordt. Zijn oplossing van de moeilijkheid betreffende de toe komstige positie van den Troon, door dezen in zijn vroegeren status van zuiver godsdienstigen en moreeleu fac tor te herstellen, door welke regeling een stelsel van „home rule" wordt in geleid, dat eenigszins dwazelijk een re publiek zal worden geheeten, zal aan Joeansjikai in de geschiedenis een plaats aanwijzen als den Chineeschen Crom well of Bismarck. De 46 generaals van het z.g. Noor- derleger. die zich tot den Troon hadden gewend met een memorie, waarin zij den raad gaven af te zien van elke po ging tot gewapend verzet, voeren het bevel over 112,000 man, en staan be kend als werktuigen van Joeansjikai. Deze generaals zullen er voor zorg dra gen, dat onmiddellijk de orde wordt hersteld, zoodra de formeele afkondi ging van den nieuwen toestand zal heb ben plaats gevonden. Het is echter mogelijk, dat enkelen van de onverzoenlijke Mantsjoe-grooten op het laatst nog moeilijkheden zullen maken. Prins Koeng, prins Soe, prins Na, prins Tsetsé en de Tartaar-generaal Tieliang zijn allen naar Moekden ver trokken met het oogmerk, daar de on afhankelijkheid van Mantsjoerije te pro- clameeren en een dolie poging te wagen, het voormalige Mantsjoersche rijk weer te doen herleven. Deze actie zou wel internationale be- teekenis kunnen erlangen. De oude prins Tsjing, wiens raad gevingen Joeansjikai veel hebben ge holpen, leeft in de bestendige vrees voor zijn leven; hij wordt voortdurend be schermd door een bataljon infanterie, en het zou wel kunnen, dat hij genood zaakt wordt, zijn intrek te nemen in het paleis van Joeansjikai. Indien deze veteraan, die feitelijk de eenige werke lijke staatsman van China, buiten Joean sjikai, is, en die het slachtoffer is ge weest van tal van aanvallen in de pers, vermoord werd, zou dat een nationale schande wezen." en liep zonder eenige plichtpleging op de schrijftafel aan, waaraan, naar ik vermoedde, kapitein Wood zijn schriftelijken arbeid verrichtte. De generaal rommelde onder de daarop aanwezige papieren en doorsnuffelde ze in groote opgewonden haast. „Waar is de portefeuille uit mijn bureau?" vroeg bij, zich op denzelfden gebiedenden toon, tot Savory wendend. „Ze is gister avond hier afgegeven, maar ik kan ze nu niet vinden. Zorg, dat ze dadelijk voor den dag komt! Begrepen?" „Maar die heb ik dezen morgen den kapitein met zijn koffer en andere benoo- digdheden toegezonden." „Hoe is dat mogelijk, als je niet weet waar Wood is?" „Als u mij vergunt, de zaak toe te lichten, kan ik er u een verklaring van geven," zei ik, om mij met den bullebak in te laten; want hij zag me aan alsof hij me voor nul hield, die niet eens zijn verachting waard was. Maar toen ik met mijn verhaal ten einde was, maakte zijn aanvankelijke uit drukking van volslagen ongeloof en ver bazing plaats voor een schrik, die al het overige op den achtergrond schoof. Hij liet zich in een leuningstoel vallen en begon te fluiten alsof hij lucht wilde geven aan zijn opwinding. Toen sprong hij eensklaps op, en liep als een waanzinnige in de kamer op en neer. „Totaal onmogelijk!" riep bij overluid. Dat is om dol te worden. Ik kan en mag het niet gelooven. Ik kan en mag het niet gelooven, en toch er gebeuren dikwijls zeldzame dingen." Plotseling stond hij vóór mij stil, en zag me aan, alsof hij me voor een schelm of oplichter hield. „Men kan jou toch wel vertrouwen, he Wat ben-je en hoe heet je? Je hebt toch die heele geschiedenis niet gedroomd? Was je gisteravond soms boven je bier?" „Ik drink alleen water, Sir Charles, en naar het voorschrift van mijn dokter bij voorkeur warm," zei ik zeer ernstig. „Op uwen titel afgaande, is u wel een Engelsch officier, maar aangezien u, niets kwaads in den zin hebbende menschen zoo beleed:gt, kan ik u met voor een gentleman aanzien." „Nu, nu, laat je dat niet uit je humeur brengen. Ik ben wel wat te kort aangebon den, en drift is een groote fout, vooral in dienst. Maar je hebt me altijd nog niet ge zegd wie je bent en wat je met kapitein Wood hebt uit te staan." De kortste weg, om mijn doel te bereiken, was hem mijn kaartje te overhandigen. Het bleek toen, dat de naam Saraband Zonen hem niet onbekend was. Zijn toon werd nu zeer hoffelijk, en wel zoodanig, dat ik aangezien ik hem werkelijk beschouwde als een man van gewicht aanleiding vond, hem in korte trekken de samenzwe ring uiteen te zetten, waarvan, naar onze meening, kapitein Wood het slachtoffer was geworden. „U denkt dan, dat het alleen om zijn geld en anders niet te doen is?" vroeg hij zeer scherp. „Neen, om anders niet, wat zou het anders kunnen zijn?" „Ik mag je niet alles zeggen," ging hij, na een poos zich bedacht te hebben voort," want dat zijn dienstgeheimen. Maar er zijn misschien ook nog wel andere redenen, die sommige lieden ertoe kunnen bewegen, om kapitein Wood op te lichten en een tijdlang verborgen te houden, omdat hij dingen weet, die van het grootste belang zijn voor Kijk! dat mag ik je juist niet zeggen; maar Maandag zijn te Peking drie edicten uitgevaardigd. In het eerste aanvaardt de kroon de republiek; in het tweede aanvaardt zij de tusschen Joeansjikai en de republi keinen overeengekomen voorwaarden; in het derde deelt zij den onderkoningen en gouverneurs mede, dat de kroon haar politieke macht neerlegt ten einde ge volg te geven aan de wenschen van het volk, en draagt zij de hoofden der pro vincies tevons op om het volk rustig te houden. Het edict, waarin de republiek aan vaard wordt, draagt Joeansjikai op om een voorloopige republikeinsche regee ring in te richten en met de republi keinen te beraadslagen over de beoogde vestiging van een groote republiek, welke Mantsjoes, Ohineezen, Mongolen, Mohammedanen en Thibetanen ver eenigen zal. De Times ziet in een aan de edicten gewijd hoofdartikel de toekomst van het tot een republiek verklaarde „Hemelsche rijk" niet zonder onzekerheid. Het blad schrijft o. m. De „Zoon des Hemels" heeft afstand gedaan, de Mantsjoe-dynastie regeert niet langer, en de oudste monarchie der wereld is formeel tot een republiek gemaakt. De geschiedenis kent weinig zulke verrassende revoluties, en geen misschien van gelijken omvang, welke in al haar laatste stadia met zoo geringe bloedvergieting is doorgevoerd. Of het laatste van die stadia bereikt is, is een van de geheimen van de toekomst. Enkele van hen, die China het best kennen, kunnen er slechts aan twijfelen of een regeeringsvorm, welke zoo geheel vreemd is aan Oostersche opvattingen en Oostersche overleveringen als een republiek, plotseling in de plaats gesteld kan worden van een monarchie bij een volk van vierhonderd millioen men schen, dat door koningen, wien de eigen schappen van een halfgod werden toe geschreven, geregeerd is sedert het eerste, zwakke schemerlicht van de ge- schiedeuis. China, of in elk geval het eigenlijke China, heeft het zoo gewild. Het is tot dit groote avontuur met een onbezwaard gemoed van wal gestoken, en wij wenschen van harte, dat het volk den vooruitstrevenden en besten digen regeeringsvorm zal winnen, naar welken het vurig verlangt. En het blad besluit: Maar het is geen gemakkelijke taak, in een land, waar de eeredienst der voorvaderen algemeen heerscht, den „Zoon des Hemels", die jaarlijks offers brengt voor zijn volk, te vervangen door een gekozen oppersten magistraat. Uit Tientsin werd Zaterdag geseind, dat eenige oorlogsschepen der opstan delingen voor Sjanhaikwan (aan den het verdwijnen van die papieren, kortom van de portefeuille, versterkt me in mijn opinie." „Op grond daarvan dus bestaan er ook beweegredenen van openbaar belang, om alles in het werk te stellen, ten einde kapitein Wood terug te vinden." „Ja en wel degelijke motieven ook. We moeten terstond de politie aan het werk zetten Ik ga naar het bureau en breng de detectieves op de been." „Daar ben ik al geweest, maar ze hebben me uitgelachen." „Dat zullen ze mij niet doen, daarvoor sta ik borg want de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat het nog een ministerieel e kwestie wordt. Als de papieren in verkeerde handen komen, dan kan dat muisje een leelijk staartje hebben. Met of zonder Wood, maar die papieren moet ik vandaag nog terug zien, ik mag mijn tijd niet met bab belen verliezen." „Een oogenblik, Sir Charles. Mijn ik bedoel het belang mijner firma bij de zaak Wood is wel niet geringer dan het uwe, ik zou u daarom willen voorstellen, dat we met vereende krachten op het doel afgaan." „Juist, dat is heel verstandig. Hebt u al een plan uitgewerkt? Wat is u voornemens te doen? waren zijn vragen, en nu werd hij opeens honigzoet „Eén ding is vóór alles gebiedend nood zakelijk. De politie moet het huisinStrat- hallan goed doorzoeken." „Nu ja we moeten maar aanstonds aan den slag. Hei daar, zeg eens, Savory, zie dat je het eerste rijtuig het beste aan houdt. Ik ga naar het politiebureau." VOOR NAAR (Wordt, vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1