Het Land van Elensden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Beschaving. Een jacht over den Oceaan. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3136. Zaterdag 16 Maart. 1912. FEUILLETON. land van alt£^: VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77i ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. „De beschaving wint steeds meer veld". Wij allen hebben deze uitdruk king meermalen hooren en zien bezigen, bijvoorbeeld door redenaars en in boeken, enz. 't Is nimmer in ons opgekomen om de waarheid van die uitdrukking in twijfel te trekken, om er zelfs ook maar in 't minst aan te twijfelen. Wij weten dat de beschaving steeds meer veld wint. 't Moge met moeite gepaard gaan, die uitbreiding der beschaving, een feit echter is 't dat ze veld wint. Maak bijvoorbeeld eens een vergelijking tusschen nu en den tijd van voor hon derd, of laten we maar zeggen voor vijftig jaren! Wat een verschil tusschen de mensch van nu en toen. En als we dan zien hoe de beschaving in dien tijd heeft bewerkt dat verschillende bar- baarsche gewoonten en gebruiken zijn afgeschaft, om nu maar eens niets an ders te noemen, dan stemt ons dit tot tevredenheid. Tot tevredenheid Neen, niet geheel tot tevredenheid. Wij zijn blijde met wat we hebben verkregen door de be schaving, maar geheel tevreden zijn we niet. Veel is veranderd en ver beterd, maar er is nög zooveel, dat ruw is, waarop het werk der bescha ving tot nog toe geen vat scheen te kunnen krijgen. Daarom zijn we niet geheel tevreden, maar we twijfelen er niet aan of ook dit ruwe zal eenmaal verdwijnen. Zwichten als het zal, om dat de aanhouder overwint. Maar er is nog zooveel ruws onder ons, mensehen der 20e eeuw, der verlichte 20e eetiw, zooals men wel eeDS zegt, en nog wel hier in Europa, het beschaafde werelddeel, hier in ons eigen land zelfs. Daarvan kon men te Amsterdam getuige zijn, toen er een bokswedstrijd plaats had tus schen Kingsley en Placké, beiden profes soren in de edele sport. De een gaf den ander stoeten op den neus, boven de oogen, enz., dat het bloed begon te vloeien. En in de pauzen tusschen de verschillende ronden, deed men zijn best de kampers zooveel mogelijk af te koelen, terwijl weer anderen bezig waren gezichten en mond met sponsen te behandelen, omdat het bloed er uit vloeide. Eenigszins versterkt en weer wat opgefrischt begon de strijd dan weer opnieuw. Ruim 100 toeschouwers (genoodig- ARTHUR GRIFFITH. (19 De tijd vervloog, het werd Vrijdag, Zater dag, zonder dat ik eenig bericht ontving. Hoe ik deze dagen doorkwam, kan ik nu nog niet zeggen. Moeder zag, dat ik onge lukkig was, en ze deed een poging, het goede mensch, in den waan verkeerend, dat mijn overhaaste reis me zorg baarde, mij te overreden om ervan af te zien. Maar mijn besluit stond nu nog vaster. De dag verliep, ik hoopte tegen alle hoop in, doch in de binnenste schuilhoeken van mijn hart steeg een vreeselijke angst op, die me bijna waanzinnig maakte, maar met moed verzette ik er me tegen. Als ik maar in het geringste toegaf, ik zou ik was er zeker van flauw gevallen zijn. VHI. Nooit gevoelde ik me zoo eenzaam en verlaten als dien Zondagmorgen, toen ik op het perron stond van het Waterloo-station en wachtte op den trein naar Southampton. De kruiers en pakkedragers hadden het te druk om op mij te letten, en ik had ook voor Colly te zorgen. De hoLd was zeer balsturig, rukte aan zijn ketting en stiet dikwijls een kort, kwaadaardig geblaf uit, waarbij hij zijn gevaarlijke tanden zien liet, zoodat de men. Bchen op eerbiedigen afstand van me bleven. Wat ik moest begonnen hebben, als niet den) waren aanwezig, waaronder nota- bene nog wel drie dames, en zeer zeker zouden nog honderden toeschouwers meer aanwezig zijn geweest indien 't publieke vertooning was geweest. Wegens het politieverbod mocht het echter zulks niet ziju. Dus, omdat de politie het niet wilde hebben, dddrom alleen waren niet meerdere toeschou wers aanwezig. Om 't onmenschelijke van de vertooning zouden ze niet zijn weggebleven. Een bewijs hiervoor is dat buiten nog honderden stonden te wachten, die wel wenschten toegelaten te worden, maar niet mochtenomdat het geen publieke vertooning was. En nu moet men niet deuken dat het pu bliek, dat de eer had bij den strijd aanwezig te mogen zijn, door het ge ziene, door het toebrengen van die vuistslagen in het gezicht enz., een afschuw kreeg van deze sport! O, neen, integendeel, het was in verrukkingIs het niet treurig? Wat zijn die volkenjachten van vroe ger wel niet afgekeurd! En dan die stierengevechten der SpanjaardenDe Spanjaarden zijn dol op stierengevech ten. Wij vinden ze afschuwelijk. Een gevecht pardon: „match" tusschen twee menschen, waarbij de een den ander bijna half dood slaat, daarin schijnen sommigen hier te lande niets afschuwelijks te zien. Met genoegen gaan ze heen, om zoo'n „match" aan te zien. Zelfs onze dames, gewoonlijk wat zachtaardiger dan de mannen, von den zoo'n strijd niets weerzinwekkend, naar 't scheen. Althans, ook een paar dames waren er bij aanwezig, en nu zullen ze ter verontschuldiging moeilijk kunnen zeggen dat ze 't zoo niet had den verwacht. Want ieder, die 't woord „boksen" eenmaal heeft gehoord, die weet ook wat het is, die kan het zich in ieder geval wel zoowat voorstellen. Wij vinden boksen een ruw onmensche lijk iets, dat door menschen, die eenige aanspraak willen maken op beschaafd zijn, niet moet worden bijgewoond. Vooral door dames moet een echte boks match niet worden aaugezieu, dunkt ons. „De beschaving wint steeds meer veld", zegt men ons. Dit is ook waar, en nu zal 't toch zeker van ieder een-'ga zins beschaafd mensch de wensch zijn dat men zulke ruwe sport in de eerste plaats ging bestrijden. Vooreerst getuigt de spoit zelve niet van beschaving en ten tweede werkt ze ook verdere be schaving tegen, omdat de mensch door een man, die met sterk Yankee accent Engelsch sprak, zich ons lot had aange trokken, kan ik wezenlijk niet zeggen. Hij wist den conducteur te bepraten, om toe te staan, dat Colly bij ons in de coupé mocht. Onze nieuwe bekende, nauwelijks meer dan een jongmensch, had een goede uit drukking van welwillendheid en ridderlijk heid in zijn gelaatstrekken, die iemand van voorname afkomst hem had kunnen be nijden. „Dit schijnt u iets nieuws te zijn," zei hij, toen de trein zich in beweging zette. Is u nog nooit in Amerika geweest?" Moeder zag me uit haren hoek met ge fronste wenkbrauwen aan, alsof ze me waarschuwen wilde voor dezen vrij postigen vreemdeling, maar ik was zoo zeker, dat hij het goed meende en zoo dankbaar voor zijn vriendelijkheid, dat ik lachte en hem verder liet praten. „Ja ziet u, we hebben een voornaam ge zelschap in den trein hertogen en her toginnen, maar vooral dien Croesus van een Engelschen kapitein." Mijn hart bonsde me in den boezem, toen hij deze titels noemde, want ifc wist, dat de samenzweerders zoo heetten, en ik vroeg hem, een weinig beangst, of hij soms eenigen dezer menschen van aanzien kende. Natuurlijk wachtte ik me wel,hem te zeggen, welk belang ik in hen stelde. „Ja zeker. De geheele bende. Daar heb je eerstens de hertogin van Buona Mano. De titel is Itaiiaansch, veel beteekent hij niet, maar zij is een verbazend fijne dame. Daar mee zal ze den hertog ook wel hebben in gepalmd. Vroeger was ze op de planken ergens te Boston, in een tingel-tangel. De hertog ziet er uit als een verdroogde wortel en zwart als jachtkruit." iets ruws en onbeschaafds te zien ook zelve ruw en onbeschaafd wordt. Htuitenland. De St.-Petersburgsche en Moskousche kappers worden dit jaar, gelijk de St.- Petersburgsche correspondent van het „Berl. Tagebl." mededeelt, door zeer eigenaardige verkoopers bezocht. Hetzijn opkoopers van haar, die de noodlijdende gebieden aan de Wolga afreizen en zich in de door den mislukten oogst het sterkst getroffen dorpen met den aankoop van vrouwen- en meisjeshaar bezighouden. De onder den hongersnood lijdende boerinnen verkoopen heur haren, die te voren haar trots waren voor lagen prijs, zoodat de opkoopers in staat zijn een pond zoogenaamd „hongerhaar" waar voor zij zelf niet meer dan 2 5 gulden hebben betaald voor 20 a 25 gulden te verkoopen. De haarkunstenaars in de residentie koopen deze haren zeer graag, omdat zij er elders veel meer voor moeten be talen. Zeer stelt men lange blonde vlech ten van de boerenmeisjes op prijs, welke door hun glans en zachtheid zeer veel waarde hebben. Maar niet alleen St.- Petersburg en Moskou zijn afnemers voor het „hongerhaar", maar ook War schau, dat een soort centrum vormt voor den handel in vrouwenhaar. Uit Warschau gaat dit „hengerhaar" naar Engeland, Frankrijk en Duitschland. Menige schoone, die zich te Londen; Parijs of Berlijn siert met valschen tooi, vermoedt niet, dat de oorspronkelijke draagster van die kroon, haar trots door nood en honger gedwongen heeft ge offerd om ouders en verwanten van ziekte en ellende te redden. De door de Italiaansche regeering ontvangen waarschuwing dat twee zeer gevaarlijke anarchisten, een Czech en een Macedoniër, behoorende tot het ge nootschap te Genève, van Saloniki naar Napels waren vertrokken om in opdracht der Jong-Turksche partij een aanslag te plegen op 't leven van een der ministers of van een nog hooger geplaatst persoon is blijkbaar in den wind geslagen. Toch is gebleken, dat dit bericht maar al te juist was. Toen koning Victor Emma nuel zich Donderdag ochtend te Rome naar het Panthéon begaf tot bijwoning eener mis ter nagedachtenis van zijn vader, vuurde een persoon eenige revol verschoten op hem af, maar gelukkig zonder hem te raken. De dader werd terstond gevangen genomen. Dezer dagen is er op den Pennsyl- vanie-spoorweg een reusachtige locomo tief in dienst gesteld. Het is misschien wel de grootste die er op het oogenblik bestaat en dient uitsluitend voor het goederenverkeer in de steile bergstreken van West-Pennsylvanië. De lengte van machine en tender zal zoo ongeveer 30 M. zijn, terwijl het totale gewicht 334,500 K.G. bedraagt. De zwaarste locomotief voor passagiers- treinen woog tot nu toe 210,000 K.G. De „John Buil", de eerste locomotief in Pennsylvania, had slechts een ge wicht van 12.500 K.G. De nieuwe locomotief is voorzien van 4 cylinders en 16 drijfraderen. De tender kan circa 40,000 liters water en 15,000 K.G. kolen innemen. j In de diplomatieke wereld acht men het zeker, dat de Italiaansche vloot thans gereed ligt voor een aanval om de Dardanellen te forceeren. De toegang tot de zeeëngte wordt verdedigd door twee forten, Sedoel Bar en Koem Kaleh, welke allereersf beschoten zullen moeten worden. De Turken hebben deze plaatsen zooveel mogelijk versterkt door nieuwe werken, want ook in Konstantinopel verwacht men een Itaiiaansch eskader bij de Dardanellen. i Aangaande de samensprekingen, welke Dinsdag in het ministerie van buitenl. zaken te Londen hebben plaats gehad tusschen de mijneigenaars en vertegen woordigers der mijnwerkers is uitgelekt dat na afloop daarvan de zaken nog geheel stonden als veertien daag te- voren, daar de arbeiders zoowel als de mijneigenaars uit Schotland en Zuid- i Wales onverzettelijk bleven. Laatstge- i noemden verweten aan de mijnwerkers, dat zij de in 1910 gesloten overeen komst willekeurig hadden verbroken, ofschoon vier vijfden hunner die had den goedgekeurd. Door den afgevaar digde der mijnwerkers, uit het Rhondda- dal, Stanton, werd daarop geantwoord, dat de omstandigheden van 1910 lang niet dezelfde waren als de tegenwoor dige. Andere gemachtigden waren van oordeel, dat een nieuwe overeenkomst onder leiding van minister Asquith ge sloten, beter gehandhaafd zou kunnen worden. Na afloop der vergadering kwamen de gemachtigden der mijn werkers afzonderlijk bijeen en besloten zij hunnen mede-afgevaardigden aan te bevelen in de verschillende mijnstreken met de eigenaars samen te komen om eene nieuwe loonschaal vast te stellen. Langs dezen weg hoopt men spoedig tot eene oplossing der crisis te komen. Het aantal niet tot de mijnwerkers behoorende werkloozen neemt in Groot- Brittannië nog met den dag toe. Het gebrek aan kolen doet zich steeds nij pender gevoelen, zoodat telkens weer „En de millionair?" „Wood? Maar van dien zult u toch wel gehoord hebben, niet waar? De jonge Engel- sche kapitein, wien alle millioenen van Mr. Faught in den schoot zijn gevallen. Ik zal hem u wel niet behoeven aan te wijzen. U zult dien wel van aanzien kennen?" Hoe kon ik op deze ingewikkelde vraag een antwoord geven? Was ze dood-onschui- dig gedaan, of koesterde deze man eenig vermoeden9 Ik zag in zijn goedige licht blauwe oogen, maar geen wimper vertrok hij, en ik antwoordde dat ik, zooals iedereen, van Wood's geschiedenis kennis droeg. „Naar iets bijzonders ziet hij er juist niet uit, zou men kunnen zeggen, althans niet voor een Engelsch officier. Hij past niet voor zijn fortuin niet geheel. En dit moet enorm zijn; er hoort wat toe, om behoorlijk hem te woord te staan." Toen de trein te Southampton aankwam en we uitstapten, om naar den steiger te gaan, waar het kleine stoombootje voor de overvaart naar den grooten stoomer gereed lag, wees Mr. Rossiter (zoo heette mijn nieuwe vriend) ons de nieuwe personen over wie hij had gesproken. We waren nu binnen een enge ruimte samengedrongen en zaten elkaar als het ware op schoot, zoodat het gemakkelijk ging, ieder afzonderlijk waar te nemen, en weldra hoorde ik alles wat ik wenschte te weten. Daar hadden we allereerst den aartsbe drieger, den schurk, die het waagde voor mijn lieven Willy door te gaan, een klein ineengedrongen kereltje, van ordinair uiter lijk in opvallende kleeding. Zijn beide reis- genooten, de eenige menschen met wie hij omgang had, waren de hertog en de hertogin van Buona Mano, zooals mijn vriend mij influisterde. Met groote oogen en onstuimig kloppend hart staarde ik het drietal aan. Had ik maar geweten wat zvj wisten!" Ze waren met Willy samen geweest en waarschijnlijk de personen, die hem in het Victoria-dok het laatst hadden gezien. De man, een klein, krom, aan een slang herinnerd giftig mannetje, was boven twijfel de belhamel, een der hoofdaanleggers van het komplot. Toen ik zijn somber, vaal ruw gezicht, met de matte, woeste oogen zag, beefde ik bij de gedachte, dat ik wellicht zou genoodzaakt zijn, mijn krachten met de zyne te meten, dat ik zwakke, hulpe- looze vrouw, waarschijnlijk ertoe geroepen was, hem het masker van het gezicht af te rukken en van hem rekenschap te eischen. Welke kansen had ik in een strijd tegen deze gewetenlooze, moordzuchtige schurken, die hunne daden met koel overleg wisten j voor te bereiden en uit te voeren Eenigszins tot moed aangewakkerd ge voelde ik mij toch, als ik de vrouw aanzag. Hertogin of niet, medeplichtige of slechts een ongelukkig, vrijwillig of gedwongen, werktuig: ik wist, dat zij, voor zoover het haar geringe kracht mogelijk was, goedge zind jegens Willy zich had betoond en hem zou geholpen hebben, als het in haar ver mogen had gelegen. Terwijl ik deze menschen met de meest gespannen aandacht gadesloeg, en me in zeer ernstige gedachten verdiepte, werd ik hierin door mijn kamenier gestoord. „Miss Farholme, de hond maakt het me lastig, op een gruwelijke manier. Hoe uer eigenlijk toe gekomen is, dien mee te nemen, is me een raadsel. Ik kan het niet langer met hem klaar spelen." Tot nu toe was Colly heel handelbaar ge weest, en daarom had ik hem, toen we aan boord van de sleepboot waren gegaan, aan de kamenier overgelaten. Van den trein tot fabrieken stopgezet en treinen uit den dienst genomen moeten worden. Volgens de laatste opgave van de „Berliner Lokal Anzeiger" van 13 dezer, bedroeg het aantal stakende Duitsche mijnwerkers 216,000. In alle Duitsche mijndistrikten was Woensdag en Donderdag het aantal stakers nog toegenomen. Het centraal bestuur der sociaal-democratische vak- vereeniging deelde gisteren mede, dat het cijfer van 220,000 of 75 pCt. reeds bereikt was. De toeloop van niet-georganiseerden en Christelijken moet nog steeds aan houden. Zelfs in de mijnen te Hamm, waar het grootste gedeelte der arbeiders tot de Christelijken behoort, is gisteren maar een zeer klein aantal personen aan het werk gegaan. Het is moeilijk te zeggen, of deze aansluiting vrijwillig geschied is, dan wel uit vrees voor terrorisme en mis handeling. Het bestuur der Christelijke organisatie schijnt overtuigd te zijn, dat in het laatste de oorzaak gezocht moet worden. Het heeft in een procla matie zich althans beklaagd over een onvoldoende bescherming van de werk willigen. Het gevolg van deze klacht is klaarblijkelijk, dat het regiment hu zaren te Crefeld bevel heeft gekregen zich gereed te houden om naar het sta- kingsgebied te vertrekken. In sommige landelijke districten van Schotland zijn gisteren de bakkerswin kels en de opslagplaatsen van kolen en hout geplunderd. Te Cardiff heerscht bittere ellende. Het hoofd der politie heeft aan den gemeenteraad kennis gegeven dat 700 gezinnen letterlijk gebrek lijden aan het allernoodigste. Er zijn daarom terstond maatregelen genomen om althans aan de kinderen kosteloos ontbijt en mid dageten te verschaffen. In andere plaat sen zijn ondersteuuings-commissie8 ge vormd. Te Bür heeft gisteren middag een gendarme een staker doodgeschoten, die met een zestal anderen een kameraad trachtte te ontzetten, die gearresteerd was wegens het gooien met steenen naar de politie. De sociaal-democratische bond van Duitsche mijnwerkers heeft een drin gende waarschuwing tot alle stakers gericht om zich rustig te houden, be zonnen te zijn, de tucht niet te schen den en samenscholingen na te laten. De vijanden der arbeiders, zoo wordt gezegd, roepen om militairen en de af kondiging van den staat van beleg. Slagen zij daarin, dan wordt groote schade toegebracht aan onzen gerecht- aan den steiger was hij ook zeer gewilllig meegeloopen, maar sedert we aan boord waren, had hij een overklaarbare onrust aan den dag gelegd. Terwijl ik haar de ketting uit de hand nam trachtte ik Colly tot bedaren te brengen. Doorgaans kwam ik heel goed met hem klaar, want reeds in de eerste dagen onzer kennismaking was hij mij gevolgd, en nu, sedert Willie's verdwijnen, scheen hij zijn genegenheid op mij te hebben overgedragen. Maar nu had het er veel van alsof ik mijn heerschappij over hem geheel had verloren hy wilde zich niet rustig houden. Op het oogenblik, dat ons stoombootje aan den grooten stoomer aanlegde, en ik met moeder en de bagage me bezig hield, rukte Colly eensklaps aan de ketting. Deze gleed me door de handen, en in een om mezien liep hij naar den boeg van het bootje, waar ik hem met luid en vroolijk geblaf, als een dolle, tusschen de menschen zag heenschieten, alsof hij een kudde verstrooide schapen in het gebergte zijner voorvaders bij elkaar wilde drijven. Tenslotte zag ik, hoe hij de loopbrug over liep, die voor de tweede klasse reizigers van den boeg van het bootje naar de stoom boot was aangelegd. Met uitbundig geblaf baande hij zich een weg, en een van de eersten was hij op de trap, die hij opvloog, om kort daarop in den grooten stoomer te verdwijnen. Zoodra ik het moeder op een goed plaatsje in den muzieksalon wat gemakkelijk had gemaakt en mijn kamenier order had gegeven uit te pakken, ging ik op weg, om te zien, wat er van Colly was geworden. NAAR Wordt vervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1