Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Oommelerwaard. Een jacht over den Oceaan. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No, 3142. Zaterdag O April, FEUILLETON. 1912. Uit de slavernij in het land der vrijheid. VAN ALTEN** VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In den tijd dat het Paaschfeest nadert, is het ons alsof groote veranderingen om ons heen plaats hebben. In zeker opzicht is dat ook waar lijk het geval en daarom is het geen wonder, dat wij er den invloed van ondergaan. In den schoonen tempel der natuur, zoowel als in de woningen der menschen ondergaat alles reiniging en vernieuwing en dat brengt ons in een gansch andere stemming. De nieuwe gedaante der dingen stemt overeen met het verlangen van ons hart en in die harmonie voelen wij ons gelukkiger. Ons verlangen was een hoop, die allen twijfel buitensloot en gepaard ging met de zekerheid der vervulling en wij wisten bovendien wat die vervulling ons brengen zou; maar juist dat schijnt ons te verheugen. Als Paschen naakt, dan weten wij, dat we het frissche jonge groen en de heerlijke bloemen, die elke lente ons bracht, weer zullen aanschouwen en dat alles zich op dezelfde wijze als voorheen zal verjongen en vernieuwen, dat de tinten, die de Paasch- zon over het grauw der aarde zal too- veren, geene andere zullen zijn, dan die er eertijds over werden uitgestort. Wij zien niets dan oude bekenden maar juist oude bekenden zien we het liefst, omdat we ze noode hebben gemist en naar hun terugkomst uitgezien. We beklagen er ons niet. over, dat zoo een stempel van onveranderlijkheid op de dingen is gedrukt, omdat wij zeer goed weten, dat die onverander lijkheid geen ontwikkeling uitsluit. De boom, die wij met onze kinderhandjes hebben geplant, is twintig- of dertigmaal op dezelfde wijze weer groen geworden, maar elk voorjaar was het boompje toch iets grooter, a! hadden wij het niet zien groeien. Ook weten wij zeer goed, dat de mogelijkheid van plotse linge veranderingen en gedaanteverwis selingen ons geenszins aangenamer zou stemmenmisschien zelfs met angst vervullen; want onzekerheid stemt niet tot kalmte. Nu kunnen wij kalm zijn, omdat wij gevoelen te leven onder vaste wetten, die tevens wetten van ontwik keling en volmaking zijn. Als wij ge- looven, doen wij dat niet zonder grond. Wij leggen het hoofd ter ruste, wetende dat de zon wel zal opgaan; wij arbei den en zaaien, wetende dat bloesems en vruchten niet zullen uitblijven. ARTHUR GRIFFITH. (24 „Papieren? Behooren die u toe? Ik heb ervan hooren spreken. Staatsdocumenten, van de Engelsche regeering en die voor hem, die ze aan de onze uitlevert, een vermogen waard zijn. Dus met die papieren hebt u iets te maken?" „Zeer veel. Ik zou een groote som iederen prijs willen betalen, om ze terug te krijgen." „Ik behoef niet te worden omgekocht, kapitein Wood," antwoordde ze met waar digheid. „U zult mij toch geen geld willen aanbieden? Zóó diep ben ik nog niet ge zonken, en ik ben bereid, ze u terug te be zorgen. Dat is het geringste wat ik doen kan. U zult die papieren hebben, ik ga ze halen." „U is een oprechte vrouw en ik gevoel de innigste deelneming voor u, zei Frieda, terwijl ze de hertogin met een beweging, alsof zij ze kussen wilde, terughield, maar deze maakte zich los en verwijderde zich aanstonds. „Ja zeker, zij is een goed mensch," her haalde ik, het gevoelen van Frieda deelend, maar alleen, om tot de ontdekking te komen dat deze opmerking haar minder beviel. „Ik begrijp niet waarom zij zich zoo voor je interesseert, ik geloof dat ik een oog in het zeil zal moeten houden." „Maar waarom zou ik een vroolij ke plagerij plagerij tusschen twee dwaze geliefden, die al heel spoedig door het terugkomen der Zooals verdrukten in het land der slavernij gelooven aan het eindelijke uur der bevrijding, een geloof, dat hen staande houdt en ze vervult met de zekerheid der wetenschap, zoo hebben wij ook weer geloofd aan het uur der bevrijding en van een uittocht naar een verjongde aarde en zooals het streven naar vrijheid grooter wordt naarmate de ketenen der slavernij langer gedra gen werden, zoo is ook onze blijdschap grooter wanneer de natuur na lange aarzelingen het winterkleed afwerpt, dat kleed, dat ons wel eens toeschijnt een rouwkleed te zijn, terwijl het toch inderdaad de kiem bovat van leven en wedergeboorte. Onze blijdschap grooter. Ja, inder daad de wedergeboorte der natuur, haar opstaan uit den schijnbaren slaap des doods, is wel in staat om ons hart van vreugde in ons te doen opspringen en ons van geestdrift te vervullen. De zon is er ons niets minder lief om, omdat zij altijd in .het Oosten opkomt en nooit eens in het Westen, en zoo is het ook met al het geschapene. De eeuwige wet der natuur spreekt tot ons gemoed, zooals in de stoffelijke nevelen niets in staat is het te doen. Het is een stem, die wij altijd hooren en die wij ook immer gaarne hooren, hetzij in de aangrijpende majesteit der elementen, hetzij in de schoonheid van licht en kleuren. Het is een stem, die ook door dringt tot ons geheele zedelijk bestaan en er den diepsteu indruk op maakt; het is een stem die goede gedachten doet opwellen in het menschelijk hart en een der rijkste bronnen vormt, waar uit de ziel hare levenssappen put. Maar den rijksten overvloed van goed stort die immer milde bron zeker wel uit, wanueer in schoone lentedagen het Paaschzonnetje het nieuwe leven verheldert en zijn licht uitstort over dat blijde tooneel van bevrijding en uittocht, dat ons telkens opnieuw in verrukking brengt. Niet altijd komt de uittocht even spoedig en valt hij even gemakkelijk. Niet altijd voert hij terstond naar bet beloofde land. De Israëlieten moesten wel veertig jaren lang in de woestijn heen en weer trekken, eer een rustig verblijf in het land der vrijheid moge lijk was. Wij ondervinden dat niet alleen in de dagen van de blijde komst der lente. Het is integendeel een beeld hertogin een einde nam, door den druk of in geschrift vereeuwigen! „Hierzoo, neem deze stukken, als ze u toebehooren, waarvoor uw woord van eer mij voldoende is. Ik wist, waar hij ze ge borgen had, en ik heb ze weggenomen hoe dat kan u niet schelen." Een enkele blik, onder de electrische lamp was voldoende, om mij te overtuigen, dat het de vermiste stukken waren. Ze staken nog in de dienst-enveloppe en waren om wikkeld met een breede strook groen papier, waarop gedrukt stond: „Vertrouwelijk streng geheim." „Neem u in acht, ik bezweer het u," ging ze voort, „want het kan best zijn, dat er alarm over geslagen wordt. Als het uitkomt, wie u werkelijk zijt, zal de verdenking op u vallen, en dat zou een nieuwe reden tot vijandigheid jegens u zijn. Berg ze weg en bewaar ze zorgvuldig." „Geef ze mij," kwam Frieda tusschen- beide. „Niemand zal het invallen, om mij in de zaak te betrekken, en ik ben vol strekt niet bang, voor wat de menschen mij kunnen aandoen." „Neen, aan zoo'n gevaar moet jij je niet blootstellen. Frieda," was mijn antwoord. „Dit is enkel mijn zaak; ter wille van deze papieren ben ik hier gekomen en ik zal ze verdedigen tegen iedereen. In den uitersten nood werp ik ze overboord. Een eigenlijke waarde bezitten ze niet, uitgenomen, als ze in verkeerde handen geraken; we hebben er bovendien afschriften van laten nemen." Zoo werd deze zaak tot genoegen van beide partijen, de hertogin, en mijn persoon niet het minst, in orde gebracht, en wij namen afscheid. Ik was de laatste, die de omheining verliet, nadat ik met mijn meisje een samenkomst, op dezellde plaats en ter zelfder tijd, voor den volgenden avond had bepaald. van het gansche leven, in alle omstan digheden. Het is ook een b6eld van onzen eigen strijd tegen de duisternis van het kwaad, om te komen tot het licht van het goed. We moeten geduld leeren oefenen niet murmureerenmaar de hoop levendig houden, opdat die ons telkens weer wakker schudt, als de vermoeide geest tot traagheid neigt, als we geloof en vertrouwen bedreigd zien. Eens toch zullen wij, dit zij onze vaste overtuiging, waarop het blijde Paaschfeest zijn zegel moge drukken, eens zullen wij, na veel mislukking en na veel strijden en vallen, het feest van den uittocht vieren, zoo zeker als de natuur jaarlijks het feest harer ver rijzenis viert. Het gebeurt zoo vaak in ons leven, dat wij den voet gezet heb ben op het goede pad en dhn weer afdwalen naar de paden der duisternis. Als we dan berouwvol terugkeeren en met vertrouwen den arbeid weer op vatten, dan zal het ons gaan als de natuur in het tijdperk harer wederge boorte. Dan zal het beloofde land weer telkens nader komendan zal er telkens een tipje meer worden opgelicht van den sluier die het bedekt. Dan zullen ook wij de Paaschzon zien opgaan en hetzelfde zachte groen van weleer aan schouwen dan zullen we dezelfde vogelen het zelfde loflied hooren aan heffen, dezelfde lucht inademen, hetzelfde blauw van den hemel aanschouwen, dat ons eertijds in verrukking bracht en waarvan we het gemis zoo innig betreuren. Dan zal dat alles, wat voor ons vernieuwd wordt, wel niets nieuws wezen maar juist daarom zal het ons des te meer dierbaar zijn, als een oud, geliefd vriend, dien we een poos moesten missen en die ons nu weer ten levensgezel strekken en voortaan weer wezen wil de trouwe getuige van onze hoop en onze verwachting. 4c Heerlijk Paaschfeest! Strooi opnieuw weer bloemen op ons pad, zooals ge bloemen strooit daar buiten. Wij zullen er ons mee tooien als we uittrekken naar die schoone gewesten van vrijheid en van licht, waarnaar onze ziel met verlangen uitziet. Geef ons de kracht om ons te verheffen en den moed om op te staan, om af te schudden wat ons hindert, en als verjongde schepselen de heerlijkheid tegen te snellen van het land, waar de dageraad der vrijheid gloort. Maar toen ik over het eenzame dek van de kampanje op de trap afkwam, dienaar de tweede kajuit leidde, ontmoette ik juist op dat oogenblik, onder het volle licht van een electrische lamp, een stuurman, die me brutaal toesnauwde: „Zeg eens, vriend, wat doe jij in dit vaar water? Ik weet heel goed, dat je geen recht hebt hier rond te zwalken. Ik zal je brengen bij den officier van de wacht, die moet je spreken!" „Als die me hebben moet, dan weet hij wsiiLr me te vinden. In den tweeden salon van het „Vooruit." „Zoo, zoo, heb je daar je nest? Dat weten we al, en meer ook nog, dat je daar niet blijven zult. Waarom kruis je hier op het dek van de Eerste Klas? Je zult je daarvoor te verantwoorden hebben, man!" „Dat is ook mijn plan, maar alleen bij de bevoegde autoriteit, den commandant van de boot en niemand anders. Maak plaats asjeblieft!" riep ik, want ik was door de onbeschaamde taal van den kerel uiterst geprikkeld. „Heb het hart niet, je met mijn zaken te bemoeien. Voor wat ik gedaan heb, kan ik voldoende redenen aanvoeren, en dat zal ik doen ook, maar niet aan jou! Kom, ga uit den weg, of in een omzien lig je tegen den grond!" Het zou weldra tusschen ons tot hand tastelijkheden zijn gekomen, want de kerel gaf me een brutaal antwoord, als geen bar- sche stem zich gemengd had in onzen twist, en wel die van den commandant, want de woordenwisseling had juist voor de deur zijner kajuit plaats gegrepen. „Wat iB hier te doen, stuurman, heb je ruzie met de passagiers? En wie is u, meneer, dat u zoo'n grooten mond hebt?" „Dat is er een van het Vooruit", ant woordde de zeerob, „een, die altijd over de waterfijn komt, en ik heb orders van den Buitenland. De Parijsche politie moet er in ge slaagd zijn Carouy, een van de leden der bende, die den kantoorlooper Caby in de rue Ordener overviel en beroofde, te arresteeren. De chef van den veiligheidsdienst Guichard en zijn medewerker Jouin hadden vernomen, dat Carouy na zijn vertrek uit Asnières de wijk had geno men naar den Zuidelijken omtrek van Parijs, naar den kant van Juvisy, meende men, en wel naar een anderen anar chist. Vandaar dat in deze streek een nauwlettende bewaking werd ingesteld. Het zou niet lang duren, of men zag er de resultaten van. Dinsdagavond kwamen n.l. Jouin met eenige inspecteurs Carouy op een fiets tegen op grondgebied van de gemeente Juvisy. Jouin, die zich ook een fiets wist te verschaffen, en zijn inspecteurs slaagden er in hem te volgen en in 't zicht te houden op een tocht door ver schillende gemeenten heen, totdat men den bandiet op een viersprong in het duister plotseling uit het oog verloor. Tevergeefs zocht men.de verschillende wegen af. De vogel scheen opnieuw gevlogen te zijn. Een nog scherpere bewaking werd echter ingesteld en Woensdagmiddag werd Carouy te Lozère opgemerkt, dragende dezelfde pet als den vorigen avond en weer zonder boord. Men ont bood versterking uit Parijs. Er werd reeds gerekend met de mogelijkheid, dat de bandiet den trein naar Parijs of naar Juvisy zou nemen en zoo stelde men zich op geschikte wijze op. Ein delijk gebeurde het. Carouy, werkelijk voornemens zijnde den trein naar Juvisy te nemen, was het station binnengegaan en werd, niets vermoedende, op weg naar het loket van plaatskaarten door de zich vermomd hebbende politieman nen plotseling overweldigd. Zoo behen dig moet hij omsingeld zijn, dat hij geen tijd had, zich in staat van verdediging te stellen, ofschoon hij in het bezit was van twee geladen revolvers. Hoewel* st ivig vastgehouden door vier recher cheurs slaagde hij er in een balletje in den mond te stoppen, dat vermoedelijk uit vergif bestond, maar men wist hem te beletten dat in te slikken, zoodat het vergif niets heeft uitgewerkt. Carouy is een Belg en 29 jaar oud. Zijn sik had hij afgeschoren, zijn knevel op zijn Amerikaansch gekortwiekt, en zijn haar zwart geverfd. Het Italiaansche oorlogsschip Piemon- te heeft officieel de blokkade afgekon digd van den Isten April af van de havens Lohaja en Kamaran, een belang- officier van de wacht, om hem in het oog te houden." „Hoe heet je, man?" „Op de lijst sta ik onder den naam van Hardcastle, maar „O, zoo, een valsche naam, dat ziet er al dadelijk verdacht uit. Maar we hebben nu geen tijd om praatjes te maken, ik zal je morgen wel vinden, in de tweede kajuit. Breng hem daarheen, stuurman, en zeg den opzichter, dat hij een oogje op hem houdt, ver kan hij natuurlijk niet wegloopen." „Tot orders, heer commandant. Voor waarts, marsch zul je, of moet ik je beenen laten maken?" „Hou je gemak, maat, want ik trek geen woord in, van wat ik zooeven gezegd heb I Zoetjes aan, dan breekt het lijntje niet, er zijn landrotten, die een pikbroek kunnen wasschen, als je dat maar begrijpen wilt!" De stuurman ergerde zich buiten twijfel, dat de „ouwe" niet resoluter zijn partij had opgenomen. Ik begon echter te begrijpen, dat het voor het oogenblik raadzamer was, me bedaard te houden, want er stond een heele ontknooping te wachten van het drama, waarbij de commandant evenzeer op zijn neus zou kijken, als de anderen, die betrok ken waren bij het komplot. Ik ging daarom maar rechtstreeks naar mijn kooi en kroop onder de wol. Ik deelde mijn hut, met twee andere zoogenaamde zeebonken, die iedere maand ééns den overtocht maakten, en deze lagen reeds ge- ruimen tijd te ronken in diepen slaap. Vóór ik het licht afdraaide, bladerde ik nog even in de strategische stukken en vond, tot mijn groote vreugde, dat ze voltallig en onge deerd waren. Hierop legde ik het kostbare pakket onder mijn hoofdkussen en sluimerde in, met het zalig bewustzijn, dat een nuttige dag achter mijn rug was. rijk internationaal pelgrimsstation, en Salif, waar de zoutmijnen van de Otto- maansche openbare schuld zijn. Delta lianen hebben het Engelsche stoomschip Woodcock bij Lohaja genomen en naar Masrana opgebracht en den telegraaf kabel tusschen het eiland Kamaran en het vasteland van Arabië doorgesneden. Het eerste departement van den Rus- sischen Rijksraad is Woensdag begon nen de zaak te behandelen van gene raal Koerlof, gewezen assistent van den minister van binnenlandsche zaken, Werigin, den gewezen chef van het departement van politie, Koeljapkof, den gewezen chef van de geheime po litie te Kiëf en overste Spiridowitsj, gewezen politieambtenaar aan het hof. Zij worden allen beschuldigd van zware vergrijpen tegen den dienst. De vulkaan Miharajama op Osjima, het eiland dat gelegen is tegenover de baai van Jokohama, is in actie gekomen. Hij was sedert een halve eeuw in rust. De krater werpt lavastroomen uit, die de dorpen op het eiland met vernieti ging bedreigen. De bevolking van het eiland heeft in booten de vlucht ge nomen naar de Japansche kust. Naar de Duitsche Kabelmaatschappij uit Melbourne verneemt, is het stoom schip Koombana met vijftig passagiers en een bemanning van tachtig koppen in een orkaan vergaan. Wrakstukken zijn op een afstand van vijftig zeeinyl van Broome gevonden. Volgens telegrammen uit St. Peters burg zullen de groote mogendheden nu spoedig aan de Porte de vraag rich ten, onder welke voorwaarden zij wil toestemmen met Italië vredesonderhan delingen aan te knoopen. In den loop van deze week komt de nieuwe Rus sische gezant von Giers in Konstanti- nopel en daarna zal de actie onmiddel lijk beginnen. Behalve Rusland zullen Duitschland, Engeland, Frankrijk en Oostenrijk Hongarije er aan deel nemen. Volgens berichten uit Konstantinopel zouden de groote mogendheden het er echter nog niet over eens zijn, hoe zij de actie bij de Porte beginnen zullen, gemeenschappelijk, of ieder op zich zelf. De opstandelingen in Mexico, die bevreesd zijn voor een tusschenkomst van de Vereenigde Staten, hebben nu volgens een bericht uit Washington in Chihuahua 50 Amerikanen als gijzelaars van hun vrijheid beroofd om de gevreesde tusschenkomst der Noord-Amerikaan- sche republiek te beletten. XI. De nacht brengt raad. Toen ik des anderen daags ontwaakte, was het besluit bij mij opgekomen, den commandant in het ver trouwen te nemen, zoodra ik maar een ge legenheid trof, dezen zeerob alleen te kunnen spreken. Hij was een Engelschman en voer onder Engelsche vlag, al droeg ook zijn schip een Amerikaanschen naam. Op zijn dek waren we op Engelsch grondgebied, en ik meende, op zijn bescherming te kunnen rekenen. Maar ik nam dit al te veel aan als iets, dat van zelf sprak, wat ik dan ook weldra zou gewaar worden. De eenvoudigste waarheid ramt niet altijd helder aan het licht, breekt zich niet altijd baan, wanneer een naar den schijn goed gegronde leugen tegen haar optreedt. „Het spreekwoord: „Al is de leugen nog zoo snel, de waarheid achterhaalt haar wel", is dus niet altijd onmiddellijk van kracht. En zoo was het ook hier. Lang behoefde ik op een samenspreken met kapitein Sherborne niet te wachten. In plaats van naai de Tweede Klasse salon te komen, liet hij mij bij zich ontbieden, en ik werd in zijn tegenwoordigheid gebracht, als een misdadiger, tusschen een opzichter aan den eenen en den stuurman, mijn vriend van den vorigen avond, aan den anderen kant. De bewuste strategische stukken droeg ik in mijn borstzak bij me. Ook had het onderhoud niet plaats in zijD op de kam- pagne gelegen hut, maar in die van den administrateur, die middenscheeps gelegen, half als kajuit, half als bureau dienstdeed en ook deze beambte was bij het verhoor tegenwoordig. NAAR Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1