Het Land van Heusden en Aiteua, de Langstraat en de Bommeterwaard. Teruggeroepen. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 315O. Zaterdag 4 Hei. 1912. FEUILLETON. Het zwarte goud. ;i UNB VAN ALTE^0 VCX)B Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. De reusachtige werkstaking der En- gelsche kolenmijnwerkers, die van zulk een grooten invloed is op het gaosche wereldverkeer en de industrie van ver schillende landen, heeft meer dan ooit de aandacht gevestigd op de enorme beteekeais van „het zwarte goud". Toen tegelijkertijd ook een groot deel der Duitsche kolenmijnwerkers staakten en de wereldproductie in sterke mate was verminderd, ondervond men hier en daar reeds eenigszins de beteekenis. In verschillende gemeenten waar men geen groote voorraden had opgeslagen moest reeds een waarschuwing tot de ingezetenen worden gericht om zuinig met het gas te zijn. In verband met deze door de staking noodzakelijk geworden zuinigheid is de vraag gerezen of men in gewone om standigheden wel zuinig genoeg is met de steenkool, d. w. z. of uit de brand stof wel gehaald wordt wat zij aan energie vertegenwoordigt. Die vraag is behandeld door een Duitsch ingenieur Franz Messinger, die in een artikel in het Berliner „Tage- blatt" over de „kolenverspilling" o. a. h,et volgende zegt: „Met verbazing zal men vernemen, dat juist de industrieelen zeer verkwis tend omgaan met de steenkool. Ramsay (de bekende Engelsche schei kundige) heeft dit onlangs in een stu die, welke groot opzien heeft gewekt, uiteengezet. Hij wees op de wensche lijkheid om „kolenbesparingsovens" te gebruiken en stelde zelfs den eisch aan de Engelsche regeering, dat deze een wet zou maken, waarin met boete zou worden strafbaar gesteld de verspilling van steenkool, „de levenszenuw der Britsche heerschappij ter zee". Aangezien de kolenvoorraden beperkt zijn en een verkwisting van deze brand stof derhalve een nooit of te nimmer aan te vullen verlies aan nationaal ver mogen beteekent, dringt de vraag zich op als men de walmende schoorsteenen ziet: „Worden de steenkolen wel op ratio- neele wijze benut?" Jammer genoeg kan het antwoord op deze vraag slechts tot op zekere hoogte bevestigend zijn, hoewel in Duitschland toch oit de kolen nog meer gehaald wordt dan in Engeland en Amerika. En toch moet elke vooruit gang gebaseerd zijn op het behoud, zoowel die op de benutting dan van al HUGH CONWAY. (5 Op mijn vraag kreeg ik geen antwoord. Ik vroeg daarom niet meer. Langzamerhand kwamen ook de andere mannen terug; ik hoorde de deur achter hen sluiten. Daarop weer gefluister, en ik hoorde een kruk los- trekken en 't gerinkel van glazen. Zij waren bezig zich te verkwikken na 't duistere werk van dien nacht. Nu rook ik een vreemde lucht, alsof 't een of andere medicijn was. E?n hand werd op mijn schouder gelegd, en een glas vol met eenig vocht werd tusschen mijn vingers geplaatst. „Drink," zei de stem de eenige stem die ik gehoord had. „Ik wil niet" schreeuwde ik, „het zou vergif kunnen zijn." Ik hoorde een korte schorre lach, en voelde een koude, metalen ring tegen mijn voorhoofd. „Het is geen vergif't is een verdoovings- middel, en 't zal geen kwaad doen." „Maar dit," en terwijl hij sprak, voelde ik den druk van de kleine ijzeren ring, „dit is een andere zaak. Kies!" Ik dronk het glas uit en was blij dat het pistool van mijn hoofd af werd genomen. „Nu" zeide hij, het ledig glas uit mijn hand nemend. „Als ge wijs wilt zyn, zult ge, als die krachten welke de menseh aan zich dienstbaar heeft weten te maken. Wan neer het eens gelukken mocht om de bij de beweging der zee (eb en vloed) vrij komende reuzenkrachten op practi sche wijze aan te wenden in dienst der menschheid, dan zou het mogelijk wor den om al de andere bronnen van ener gie welke de natuur ons geschonken heeft, op meer spaarzame wijze te be nutten. De bronneD van energie zijnwater, petroleum, natuurlijk gas en vooral steenkool. Uitgedrukt in paardekrachten voor een arbeidsjaar berekend op 300 maal 24 7200 arbeidsuren, vertegenwoor digt de wereldproductie van steenkool 146,2 millioen jaar psardekrachten. De waarde der geproduceerde steen kolen overtreft ook verre die van de gewonnen metalen. Zoo bedroeg in het jaar 1909 de waarde der gewonnen steenkool 11 milliard mark; van het ijzer 4 milliard; het goud 1,9 milliard en van het zilver 0,5 milliard. Uit deze cijfers blijkt zonder verdere toelichting, welke enorme besparing het zou geven indien men het nutttg effect van de steenkolen ook maar met een paar procent zou kunnen verhoogen. De voornaamste kolenproduceerende landen zijn Noord-Ainerika, Engeland en Duitschland. In het jaar 1909 be droeg de wereldproductie (met inbegrip der bruinkolen) bijna 1100 millioen ton. Yoor de productie daarvan waren ongeveer 3.5 millioen menschen noodig. Het verbruik van steenkool heeft zich in de laatste twintig jaren meer dan verdriedubbeld. Deze enorme toeneming staat in het nauwste verband met de ontwikkeling der Duitsche ijzerindustrie; ongeveer een derde van het totale kolen- verbruik komt op rekening van de ijzer- fabricage en ijzerverwerking. Deze getallen bewijzen welk een reus achtige hoeveelheid nevenproducten door een gebrekkige benutting der kolen verloren gaat. Maar niet alleen dat dit groote geldelijke verliezen beteekent, ook de volksgezondheid wordt daardoor in gevaar gebracht. Yan de 37s millioen ton kolen, die jaarlijks in Berlijn verbrand worden, gaan ongeveer 15.000 ton als rook, onverbrand de lucht in. De bestand- deelen van den rook zijn niet alleen lastig voor de menschen maar ook ge vaarlijk voor de gezondheid. Kleine deeltjes roet of asch kunnen in de longen terecht komen en een ernstige ziekte veroorzaken. Maar bovendien ge morgenochtend ontwaakt, zeggen: „Ik ben dronken geweest, of heb gedroomd. Gij hebt ons gehoord, maar niet gezien, doch denk erom, dat wij je wel kennen." Kort daarna, toen hij weg was, kwam er een zware slaap over me, waar ik me niet tegen verzetten kon. Het laatste wat ik me herinneren kan, is, dat een sterke arm me beet pakte, en verhinderde, dat ik van mijn stoel zou tuimelen. Wat die drank wezen mocht, haar uitwerking was snel en sterk, 't maakte me uren aaneen bewusteloos, en toen ten laatste haar kracht verminderde, en mijn geest, teruggebracht tot een nevelig soort van bewustzijn, na vele pogingen, het feit tot mij deed doordringen, dat ik op een bed lag, en toen ik, door mijn armen uit te strekken, merkte dat dit mijn eigen bed was, is het wonder, dat ik toen tegen mijzelf zei: „Ik heb de vreeselijkste droom ge droomd, die ooit uit een gefolterde geest voortkwam?" Na deze geestesinspanning viel ik opnieuw terug in een half-bewustelooze toestand, toch volkomen zeker, dat ik nooit mijn bed ver laten had. Mijn verlichting bij deze ont dekking was eindeloos. Toch, al mocht mijn geest rustig zijn, mijn lichaam was het allesbehalve. Mijn hoofd scheen in tweeën te zullen splijten; mijn tong was droog en branderig. Hoe meer mijn bewustzijn terugkeerde, hoe meer deze onplezierige dingen zich deden gelden. Ik zat in bed overeind en drukte mijn handen tegen mijn kloppend voorhoofd. „Goddank!" hoorde ik mijn oude meid zeggen, „hij komt eindelijk bij." Daarop een andere stem, een zachte, in nemende stem„Zeker, uw meester zal gauw weer in orde zijn. bevatten de verbrandingsprodukten zwa velige zuren welke door de verbran ding aan den in de kolen aanwezigen zwavel ontstaan. Deze zuren zijn voor planten nadeelig. De rook en roetplaag is bet gevolg van het onvolkomen verbranden der steenkolen. Overheidsmaatregelen en politie-verordeningen op de rookver- branding hebben tot dusver al even weinig resultaat gehad als de pogingen van particuliere vereenigingen tegen beteugeling van dat euvel. Hoe hierin verbetering te krijgen? De schryver ziet het eenige afdoende middel daarin, dat de steenkolen niet meer in hun natuurlijken vorm als brandstof moeten worden gebezigd, maar alleen voor gasproductie mogen worden aangewend. Het gas kan dan voor ver warming en voor industrie-doeleinden worden gebruikt, terwijl de waarde volle nevenproducten der gasfabrieken voor allerlei andere doeleinden kuunen worden gebezigd. De cokes zou als stookmateriaal alleen voor industrieele doeleinden, locomotieven e. d. gebruikt dienen te worden. Het groote voordeel hiervan zou in de eerste plaats zijn, dat de rookplaag verdwijnen zou. Een ander voordeel is gelegen in de neven producten. En algemeene toepassing van steen- kolengas voor verwarming zou voor de groote steden nog een belangrijk voor deel met zich brengen, n.l. een ver mindering van de hoeveelheid vuilnis, dat voor een groot deol bestaat uit haardasch, sintels en onverbrande steen kool. Het ophalen van haardasch en sintels vordert in de groote steden be langrijke kosten. Een nieuw, uitgestrekt gebied van werkzaamheid in de gasindustrie kan nog geopend worden door de fabricage van gas uit turf, hetgeen reeds is toe gepast in Duitschland door geheimraad Franke voor het drijven van groote electrische centraleu. De schrijver eindigt zijn artikel met er op te wijzen dat het afgegraven hoogveen en de drooggelegde veenplas- sen voor den landbouw uitstekend ge schikt zijn, wat in Neierland al sinds lange jaren proefondervindelijk is be wezen. BuItenlaEid. ling en dus ook niet wegens het weigeren van een tweegevecht uit het leger ont slagen kan worden. De oorzaak van een tweegevecht te Rastatt, dat den dood van een officier tengevolge heeft gehad, wordt nog ge heim gehouden. Volgens den een is er een vrouw in het spel en volgens een andere lezing, die de Lokal-Anzeiger weergeeft, zouden de duel-debatten in den Rijksdag de rechtstreeksche aan leiding tot dit noodlottige tweegevecht geweest zijn. Matof, de leider van de Macedonische organisatie, Chenadief, gewezen minis ter, en Radef, de uitgever van het blad Volia, te Sofia ontvingen Woensdag uit Egypte postpakketten, die boeken heet ten te bevatten. Het waren helsche ma chines. In alle drie gevallen mislukte de aanslag, doordat de ontvangers bij tijds argwaan kregen. Volgens den New-Yorkschen corres pondent van de Frankfurter Ztg. heeft het te Halifax aangekomen kabelschip Mackay Bennett bij het afzoeken van de zee naar lijken een omgeslagen redding- j boot gevonden, in welker nabijheid 30 lijken dreven, o. w. een groot aantal vrouwen. De golven hadden de lijken met der gelijke kracht tegen de in de nabijheid drijvende ijsbergen geworpen, dat bij vele herkenning onmogelijk was. Den Londenschen diamanthandelaar Max Rosenthal zijn op den overtocht van Boulogne naar Folkestone diaman ten, paarlen halssnoeren en banknoten ter gezamenlijke waarde van ongeveer 120,000 gld. ontstolen. De dieven zijn Rosenthal waarschijnlijk van uit Parijs gevolgd. De kleermakers en kleermaaksters in het Westend van Londen hebben het werk gestaakt. Tot dusver wordt hun aantal op 6000 geschat, maar men vreest dat de beweging zich zal uitbreiden. Het centrum heeft volgens de Lokal- Anzeiger, in den Duitschen Rijksdag een voorstel ingediend, volgens hetwelk geen officier wegens een wettige hande- De staking der Rijnschippers heeft reeds tot woeste tooneelen geleid. In de haven van Ruhrort zijn werkwillige schippers overvallen en zwaar mishan deld. De zich in hun bezit bevindende levensmiddelen en kleedingsstukken werden hun met geweld ontrukt en ver nield. Onder de stakers heerscht groote opwinding, daar verscheidene groote reederijen er in geslaagd zijn met be hulp van werkwilligen uit het buiten land haar bedrijf weer op te nemen. In de haven van Ruhrort zijn verscheidene met werkwilligen bemande booten bin nengekomen. De reederijen hopen het I bedrijf binnen korten tijd geheel te kunnen hervatten. Mag ik even uw pols voelen, mijnheer Vaughan." Een zachte vinger werd op mijn pols gelegd. „Wie is U?" vroeg ik. „Ik ben dokter Deane, zei de vreemde. „Ben ik ziek geweest? Hoe lang? Hoeveel dagen „Een paar uur maar. Er is niets om bang voor te zijn. Ga rustig weer een tijdje liggen. Is U dorstig?" „Ja, ik sterf bijna van dorst geef me water." Zij deden het; ik dronk gretig en voelde me wat verkwikt. „Nu," hoorde ik de dokter zeggen „geef hem maar wat slappe thee, en als hij iets j verlangt te eten, mag hij het hebben. Ik kom straks nog eens kijken." Dokter Deane werd uitgelaten, en de oude Priscilla, weer aan mijn bed komend, schud de de kussens op, om mij gemakkelijker te laten liggen. Ik was toen klaar wakker, en de ondervindingen van dien nacht kwa- men veel duidelijker in mijn geest terug. „Hoe laat is het?" vroeg ik. „Bijna middag, mijnheer Gilbert." Priscilla sprak op een bedroefde gekrenkte toon. „Middag! Wat is er dan met me ge beurd?" De oude meid schreidde zoo, dat ik haar hooren kon. Zij gaf geen antwoord, dus ik herhaalde mijn vraag. „O, mijnheer Gilbert," snikte zij, „hoe kan U zooiets doen? Ik dacht in elkaar te zinken toen ik in de kamer kwam en het leege bed zag." Toen zij het leege bed zag! Ik begon te beven. De verschrikkingen van dien nacht waren dus werkelijkheid! „Hoe kan U zoo doen, mijnheer Gilbert?" ging Priscilla door. „Uit te gaan zonder een woord te zeggen, en half Londen door te loopen, heelemaal alleen, en niet in staat iets te zien!" „Ga zitten, en zeg toch eens, wat je be doelt, wat is er dan toch gebeurd." Zij had haar grieven nog niet gelucht. „Als u dronken had willen worden, of iets willen innemen om in slaap te komen en u ongevoelig te maken, kon u dat toch gedaan hebben, mijnheer Gilbert. Ik zou er niets om gegeven hebben." „Je bent een beste oude dwaas, Priscilla. Vertel me nu alles van vannacht." Eerst toen zij zag, dat ik boos werd, kwam haar tong los, en toen ik haar verhaal hoorde van wat mij overkomen was, duizelde 't in mijn hoofd. Zij vertelde mij, dat zij, onge veer een uur ra nrjn steelsgewijs uitstapje, wakker was geworden, en haar oor aan de deur had gehouden om zeker te zijn, dat ik sliep en niets noodig had. Toen zij niets in mijn kamer hoorde, was zij naar binnen gegaan en had het bed onaangeroerd ge vonden, terwijl ik weg was. Waarschijnlijk was zij zelfs meer bevreesd geweest, dan zij toe wilde geven. Zij wist alles van mijn neerslachtigheid en klachten der laatste dagen, en ik twijfel geen oogenblik, of haar eerste angst was, dat ik mezelf van kant gemaakt had. Zij vloog het huis uit om naar mij te zoeken, maar opeens de onmogelijk heid inziende om mij zonder bijstand te vinden, nam zij haar toevlucht tot de politie. Toen zij haar verhaal aan de naastbij zijnde politiepost gedaan had, werden telegrammen naar de andere politieposten verzonden, vragende of iemand, beantwoordend aan de beschrijving, was gevonden. Priscilla zat op heete kolen te wachten tot ongeveer vijf uur 's morgens een ant- De bemanningen der Nederlandsche sleepbooten hebben totnogtoe niet be sloten eveneens tot staking over te gaan, zoodat de beweging waarschijnlijk een voor de stakers ongunstig verloop zal nemen. Uit Mannheim wordt gemeld, dat daar, niettegenstaande de grootste reederijen buiten de staking staan, het scheep vaartverkeer zeer verminderd is. Er komen maar weinig vaartuigen van den Beneden-Rijn aan, en in de kolenhaveus ligt het werk geheel stil. De firma's bij wie gestaakt wordt, zijn bereid om de nachtrust van acht uur en de Zondags rust toe te staan, maar willen zich daar niet schriftelijk toe verbinden, ten einde in uitzonderingsgevallen de handen vrij te hebben. Te Keulen klagen de reeders over onvoldoende politie bescherming van hun vaartuigen. Dientengevolge worden de plaatsvervangers die van elders zijn gekomen, soms in bootjes van de vaar tuigen weggehaald. De Keulsche reede- rijenstellen de nieuwelingen voorlang n tijd aan. Uit Tokio komt bericht dat de Ja- pansche regeering in Korea een samen zwering, die de onafhankelijkheid van dat land beoogde, heeft ontdekt. Er zijn ongeveer 100 personen in hechtenis ge nomen. De samenzweerders ontvingen wapenen uit Mantsjoerije. De sneltrein van Parijs naar Calais is Woensdagochtend, juist toen hij de brug van La Briche bij St. Denis ge passeerd was, ontspoord. De trein reed met een vaart van 90 K.M. per uur en ontspoorde toen hij door een wissel ging. Vijf menschen, drie reizigers en twee treinbeambten, zijn gewond. De eerste kok van den restauratie-wagen is het ergst gekwetst. Hij is naar een zieken huis te Parijs vervoerd moeten worden. Het is niet volkomen zeker, dat de ont sporing niet het gevolg is van sabotage. Een troep Portugeesche koningsge- zinden van ongeveer 50 man heeft het douanekantoor te Mon§ao (N. W. Por tugal) aangevallen en zich weer over de grens naar Spanje teruggetrokken met medeneming van de geweren der wacht. Men verwacht spoedig een aan val. De commandant der grensvesting Valen§a heeft daarom dringend om hulp gevraagd, welke hem door de regeering is gezonden. Een groot aantal konings- gezinden, die naar de Vereen. Staten, Argentinië en Brazilië gevlucht waren, keeren naar Lissabon terug met aan zienlijke geldsommen. In verschillende vermommingen trekken zij door het land om zich bij de royalisten op de grens aan te sluiten. Een krachtige be weging tot herstel van het koningschap kan zeer spoedig verwacht worden. woord inkwam van 't andere einde der stad. Het vermeldde, dat een jonge man, die blind scheen te zijn, en die klaarblijkelijk dronken en onbekwaam was gevonden. Pris cilla vloog ter hulp. Zij vond mij bewusteloos liggen en bestemd om, na bijgekomen te zijn, voor den politierechter te worden ge bracht. Een dokter was gauw bij de hand, die mijn onschuld aan 't licht bracht voor zoover het alcohol betrof. De energieke Priscilla, gaf, na mij veilig in een rijtuig gezet te hebben, een snauw tegen de beambten over de onaangenaam heden waaraan ik blootgesteld was geweest. Daarop ging ze met haar onbewuste vracht naar huis, en legde deze op het verlaten bed. Het spijt mij te moeten zeggen, dat ik uit haar woorden opmaakte, hoe niettegen staande haar verontwaardiging tegenover de politieagenten, haar oordeel over mijn toe stand dezelfde was als de hunne. „Maar ik heb nooit bijgewoond, dat iemand nog zoo lang daarna buiten westen blijft. Doe het toch nooit weer, mijnheer Gilbert" eindigde ze. Ik bestreed haar veronderstellingen niet. Priscilla was niet de persoon, waaraan ik mijn nachtelijke avonturen zou wenschen toe te vertrouwen. Verreweg het eenvoudigste was niets te zeggen, en haar over te laten aan haar eigene, niet zoo onwaarschijnlijke gevolgtrekkingen. „Ik zal het niet weer doen," zei ik, „maar geef me nu wat te eten." Zij ging om hieraan gevolg te geven. Toch was ik niet hongerig ik verlangde een paar minuten alleen te zijn, om na te denken, zoo goed als dat gaan zou met mijn ziekelijk hoofd. DOOR Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1