Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bominelerwaard. Vakonderwijs. Teruggeroepen. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3158. Zaterdag 1 Juni. FEUILLETON. ^AïiD VAM ALT VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1912. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. Al is een landje nog zoo klein, we bedoelen in oppervlakte, toch kan het groot zijn, heel groot zelfs, door zijn daden namelijk. Ons landje is klein in oppervlakte, nog even klein als vroeger, maar toch toen noemde men het groot. Nu kan Nederland in sterkte zijner oorlogsvloot niet wedijveren met Frankrijk, Engeland, enz maar vroeger, toen Michiel de Ruyter, de Trompen en meer van die dappere mannen nog leefden, toen was Nederland een land, waarmede men rekening moest houden, toen was Nederland groot als zeevarende mogendheid. Nog kan een klein landje groot zijn door zijn daden, door zijn werken. Degelijke wetten en besluiten, die niet gemaakt zijn voor een bepaalde „klasse" onzer maatschappg, maar voor geheel het volk, voor arm zoo wel als rijk dus, kunnen medehelpen voor den bloei van het land. Wordt de ééne klasse boven de andere klasse bevoor deeld, dan leidt dit tot ontevredenheid, tot tweedracht. Tweedracht dient te worden voorkomen, want niet twee dracht, maar eendracht maakt macht. Waar de industrie welig bloeit, waar de handel druk en levendig is, waar dus aan duizenden werk en brood wordt gegeven, niet juist genoeg om maar te kunnen leven, maar zooveel als ieder hunner toekomt, daar zal tevredenheid heerschen, daar zal eendracht zgn, daar is men bezig „groot" te worden. Zal de industrie echter bloeien, de handel druk en levendig zijn, de land bouw zich steeds meer uitbreiden, zal ieder vak, ieder bedrijf in omvang en beteekenis toenemen, dan is bet noodig dat men heeft knappe kooplieden, knappe boeren en knappe arbeiders. Hoe grooter hun theoretische en hun practische kennis is, hoe beter. Deze kennis te vermeerderen, moet dus het doel zijn van ieder, die het wèl meent met zijn vak en zijn bedrijt en ook met zich zelf. Want hoe beter werk een arbeider aflevert, hoe duurder een patroon het aan den man kan brengen, hoe meer hij dus ook aan den arbeider zal kun nen betalen als loon voor zijn werk. Men moet er dus op uit om zijn vakkennis te vermeerderen. Hoe kan dit gedaan worden In de eerste plaats moet de patroon zijn werk goed ver staan. Een patroon, die niet grondig op de hoogte is met zjjn vak, zal een bij hem in dienst komenden leerjongen dat vak nooit ot te nimmer goed kun nen leeren en wel om de eenvoudige reden dat hij 't zelf niet goed kent. Blijft zoo'n leerjongen, later knecht geworden, nog langen tijd bij dienzelfden patroon in dienst, dan zal ook die knecht zijn vak nooit goed komen te verstaan, of hij moest zich op een andere manier beter weten te bekwamen. Wordt, als dit het geval is, de knecht later toch nog een goed vakman, dan heeft hij dit in ieder geval niet te danken aan zijn patroon, maar aan den ander of de anderen, die hem beter wisten te onderrichten. We moeten dus hebben knappe, bekwame patroons. Een pa troon, die weet wat en hoe gedaan moet worden, zal er voor zorgen dat ook zijn knechten goed werk maken. Goed werk wordt er overal gevraagd en dan is men ook n:et bang er een goeden prijs voor te betalen. Voor beiden, voor patroon en voor arbeider, zal dit geldelijk voordeel zijn. Niet alleen in ons eigen Nederland, maar ook in het buitenland zal zijn werk misschien aftrek vinden. Zoo zal, wanneer patroon en knecht beiden hun werk goed verstaan, de zaak van den patroon gaan bloeien en ook de knecht zal er wèl bij varen. Ver stonden alle patroons en werklieden in ons land hun vak nu zóó goed, dan zou dat geheele bedrijt gaan groeien en bloeien, tot voordeel van allen. En ons klein Nederland kon trotsoh zijn. Al is het klein, het zou toonen ook groot te kunnen zijn. Immers, worden er in ons land geen bedrijven uitge oefend, waardoor Nederland bekend, gunstig bekend is in den vreemde? De vakkennis van patroon en arbeider moet dus worden vermeerderd. Men heeft dit ook reeds ingezien. Ambachts scholen zijn opgericht, waar men tot een goed vakman wordt opgeleid. In de theorie en in de praktijk van het vak wordt men onderwezen. En dat dit ambachtsonderwijs aan die scholen ook bij het publiek instemming vindt, is bewezen, getuige de oprichting van steeds meer ambachtsscholen in ons land. Van particuliere zijde wordt veel gedaan om het ambacht te verheffen. Verheffing van het ambacht is in het belang van geheel ons land, en waar dit noodig blijkt te zijn, daar hopen wij dat de regeeriug van ons land, van provincie of van gemeente, gereed zal zijn om steun te verleenen, om zoo doende tot het gewenschte doel te komen. Verheffing van het ambacht is in het belang van allen en dus is het, dunkt ons, ook plicht dat allen het hunne er toe bijdragen om tot die verheffing te komen. De handen aan den ploeg dus! Buitenland. HUGH CONWAY. (13 Ik wilde Pauline voor mij winnen, doch zoolang ik nog geen aanspraak kon maken op de rechten, welke de liefde mij zou geven, was ik vast besloten mij geen enkel recht aan te matigen van die, welke de wet mij toch verleende. Niets dan dit en niet meer dan dit. „Pauline", zei ik, wil je me een kus ge ven Ik vraag dat maar één keer. Het zal mij gelukkiger maken, maar als je het liever niet doet voor we elkaar beter ken nen, dan zal ik me niet beklagen." Zij boog voorover en kuste mij op het voorhoofd. Haar joige lippen waren rood en warm, maar zij deden mij huiveren er was in dien kus geen spoor van de harts tocht, die in mij trilde. Ik trok mijn hand uit de hare en nog naast haar zittend, begon ik mijn best te doen om mij aangenaam te maken aan de vrouw, die ik litfhad. Ik vo lde mij van streek en teleurgesteld, maar drong die ge voelens terug en trachtte opgeruimd en natuurlijk te spreken trachtte uit te vorschen met wat voor een soort van vrouw ik getrouwd was haar antipathieën te raden haar karakter te bestudeeren haar smaak uit vinden haar gedachten te lezen en haar in mij iemand te leeren zien, die bereid was zijn leven te besteden -om haar gelukkig te maken. Toen kwam voor het eerst die gedachte in mij op, dat de moeite, die ik had om haar aan het praten te krijgen en zelfs om haar op mijn vragen te doen antwoorden, niet op rekening van haar sluwheid gesteld kon worden. Ik zocht alle mogelijke ver ontschuldigingen voor haar. Zij was moe, ze was overspannen, zij kon aan niets an ders denken dan aan den plotselingen en on verwachten stap, dien zij gedaan had meer onverwacht voor haar dan voor mij, daar ik mij tenminste bewust was haar lief te hebben. Tenslotte zweeg ook ik, en mijlen en uren ver reed de trein voort, terwijl bruid en bruidegom naast elkaar zaten zonder een woord te wisselen en veel minder nog een liefkoozing. Het was een vreemde toestand een vreemde reis. En aldoor snelde de trein naar het noor den langzamerhand begon de duisternis te vallen over het wegsnellende landschap en ik zat daar neer, keek naar het luste- looze, maar schoone meisje aan mijn zijde en vroeg mij af wat mijn toekomst mij brengen zoudoch ik wanhoopte niet, hoe wel het geratel van den trein in een droo- merig refrein onophoudelijk oude Teresa's sombere woorden in mijn oore scheen te dreunen: „Zij kan niet liefhebben en niet trouwen." Donkerder en donkerder werd het daar buiten en toen het licht van de lamp viel op het zuivere witte gelaat van het meisje naast mij, toen ik weer die ruimer wisse lende gelaatsuitdrukking gadesloeg, haar schoone maar nooit wisselende bleekheid, toen kwam er een vreemde angst over me angst, dat zij omgeven was door een pant ser van ijs, dat mijn liefde nooit zou kun nen doen smelten. Toen viel ik, vermoeid, somber gestemd en bijna ontmoedigd als ik was, in een soort sluimering. Het laatste wat ik mij Eergisteren heeft de rechter van in structie te Parijs het verhoor voortge zet van Soudy, die beschuldigd wordt de persoon te zijn, die den 28 Maart te Chantilly karabijnschoten heeft gelost op verschillende personen, terwijl zijn kameraden de succursale der „Société Générale" plunderden. Vroeger heeft hij dat ontkend en beweerd een alibi te kunnen aanvoeren maar geweigerd dat te doen. Thans vroeg de rechter hem of hij daartoe bereid was, maar hij weigerde dat te doen omdat hij zich dan van een ander misdrijf zou moeten beschuldigen. Aan de misdaad te Chan tilly was hij onschuldig, maar het bleef voor hem hetzelfde, want spreekt hij niet, dan wacht hem de guillotine en bekent hij de andere misdaad, dan wacht hem de gevangenis en met zijn slechte j gezondheid zal hij spoedig in zijne cel sterven. In dat geval gaf hij de voor keur aan het schavot. Als hij dood was, zou men zijn onschuld wel moeten er kennen, want alvorens naar het schavot te. gaan zou hij aan zijn verdediger zijne schriftelijke bekentenis ter hand stellen met de bewijzen er bij. Vergeefs maan- den de rechter en de verdediger hem aan, thans te spreken, ter wille van zijne ouders en in het belang der ver dediging, wier taak toch reeds zoo moeilijk is. De rechter bracht hem echter van streek door de mededeeling dat de maitres van Garnier heeft verklaard van dezen en Valet te hebben vernomen dat de misdaad te Chantilly gepleegd was door Bonnot, Garnier, Valet, Simen- tof, Raymond, la Science en Soudy. Dikke tranen liepen hem thans langs de wangen tarwijl hij het hoofd voor over liet zinken. Maar eensklaps ver mande hij zich weer en verklaarde hij onschuldig te zijn. Hij kon de zedelijke folteringen na zijn arrestatie niet langer verdragen. Men belette hem de brieven van zijn moeder te ontvangen. De eenige uitkomst, welke hij kon hopen, was de guillotine. Weenende werd de bandiet naar zijne cel terug gebracht. Een later bericht luidt: Bij de instructie door rechter Gilbert te Parijs is meermalen sprake geweest van een inbraak te Alfort bij luitenant Boulzaguet, die gepleegd werd door drie kou herinneren, vóór ik mijn oogen kon sluiten, was dat ik, in weerwil van mijn voornemen, die witte, welgevormde, geen weerstand biedende hand in de mijne nam en, haar vasthoudend, insliep. Slaap! Ja, het was slaap, wanneer althans slaap iets anders beteekent dan rust en vrede. Nooit, sinds dien avond, waarop ik ze voor het eerst vernam, had 't gesmoorde kermen van die vrouw zóó duidelijk in mijn ooren geklonken, waren mijn droomen de werkelijkheid zóó nabij gekomen van de ontzetting, die de blinde man jaren ge leden gevoeld had. Zeker dankbaar was ik toen een schel gefluit mij zeide, dat wij nabij Edinburg waren. Ik liet de hand van mijn vrouw los en kwam weer bij mijn zinnen. Mijn droom moest wel zeer leven dig geweest zijn, want de klamme zweet druppels stonden mij op 't voorhoofd. Daar ik nog nooit te Edinburg geweest was en iets van die stad wenschte te zien, had ik mij voorgenomen daar twee drie dagen te blijven. In den loop van den dag had ik 'taan mijn vrouw voorgesteld. Wij reden naar het hotel en soupeerden samen. Wij gedroegen ons alsof wij hoogstens goede kennissen waren. Ons gesprek be paalde zich onder het eten tot de gewone beleefdheden van een heer tegenover een dame, in wier gezelschap hij gekomen is. Pauline bedankte mij voor iedere kleine attentie en daarbij bleef het. De reis was lang en vermoeiend geweest zij zag er moede uit. „Je bent moe, Pauline," zei ik, „zou je liever naar je kamer gaan?" „Ik ben zeer moe," zei ze bijna klagend. „Goeden nacht dan, morgen zul je wel uitgerust zijn en dan gaan we de merk waardigheden van de stad bezien." Zij stond op, wij gaven elkaar de hand personen, van wie er twee, Rabasse en Camboulin, gearresteerd en veroordeeld werden. De derde werd niet gevonden, maar scheen Carouy te zijn. Dat ver moeden is thans bevestigd. Gisteren werd hij in het kabinet van den rechter met Camboulin geconfronteerd en door deze als zijn medeplichtige aangewezen, doch Carouy hield hardnekkig vol on schuldig te zijn en maakte Camboulin uit voor gek en valsche beschuldiger. Deze verklaarde echter de waarheid te zeggen, waarop Carouy hem toebeet: „En dat noemt zich anarchist, maar schaamt zich niet te liegen!" Camboulin antwoordde hem echter dat hij, juist omdat hij anarchist was, nu en altijd de waarheid sprak. Carouy sprong toen op en wilde zijn beschuldiger te lijf, maar de bewakers hielden hem in be dwang. Camboulin lachte hem hartelijk uit en ried hem aan, zich niet zoo op te winden, wat slecht voor zijn gezond heid was, maar te bekennen en de ver antwoordelijkheid voor zijne daden te durven dragen. Op de vraag van den rechter wat hij hiertegen had in te brengen, autwoordde Carouy dat hij geen woord meer zou zeggen. De beide gevangenen werden hierop naar hunne cel teruggebracht. De beruchte inbreker René Foerscli- ler, die sedert Maandag j.l. gevangen zit, heeft aan de justitie bekend dat hij in acht jaar te Parijs 206 inbraken heeft gepleegd. Hij wees haar de huizen aan, waar hij „gewerkt" heeft en kon nog alle bijzonderheden omtrent hunne in richting mededeelen. In dien tijd heeft hij 990 gouden en zilveren horloges, 1432 oorbellen, 192 zilveren couverts, 361 dasspelden, 93 gouden broches en 32 petroleum- en gaslampen gestolen. Al die voorwerpen, ofschoon tegen lagen prijs verkocht, brachten hem 20,000 francs op, terwijl hij nog bovendien een gelijk bedrag aan geld heeft gestolen. De Fransche Kamer heeft een krediet van 200,000 fr. toegestaan ter bestrijding van de kosten der ontvangst van Ko ningin Wilhelmina op 1, 2 en 3 dezer. In de toelichting tot de aanvraag werd verklaard, dat de regeering dit krediet wenscht, teneinde aan de Koningin een ontvangst te bereiden, in overeenstem ming met de tradities van gastvrijheid van Frankrijk. Een treurig misdrijf heeft te Pradet bij Toulon in den kersenboomgaard van een landbouwer plaats gevonden. De eigenaar bemerkte twee mannen, die aan het kersenplukken waren. Hij ging onmiddellijk zijn geweer halen en schoot op de beide dieven. De 18 jarige en wenschten elkaar wel te rusten. Pauline ging naar haar kamer, terwijl ik uitging om wat door de met gas verlichte straten te dwalen en met droevig hart mij de ge beurtenissen van dien dag weer voor den geest haalde. Man en vrouw! Welk een bittere spot lag er in die woorden! Want in alle op zichten, uitgenomen dan den wettigen band, die ons vereenigde, stonden Pauline en ik nog even ver van elkaar als toen ik haar voor het eerst te Turijn zag. En toch hadden wij dien morgen beloofd elkaar lief te hebben en te verzorgen tot de dood ons scheiden zou. Waarom was ik toch zoo onbezonnen geweest Ceneri op zijn woord tegelooven? Waarom had ik niet gewacht totdat ik zeker heid had gekregen, dat zij inderdaad in staat was iemand te beminnen? Haar verre gaande onverschilligheid viel als ijs op mijn hart. Ik had een dwazen stap gedaan een stap, die nimmer ongedaan gemaakt kon worden. Ik moest nu de gevolgen dragen. Nog wilde ik hopen hopen, vooral op wat de dag van morgen mij zou brengen. Ik wandelde langen tijd rond, nadenkend over mijn vreemden toestand. Toen ging ik naar het hótel terug en zocht mijn eigen vertrek op. Ik verbande zoo goed mogelijk alle hoop en alle vrees tot den volgenden morgen, en, vermoeid door de gebeurtenissen van dien dag, viel ik ten laatste in slaap. Wij gingen niet naar de Meren, zooals mijn voornemen geweest was. Binnen twee dagen had ik de heele waarheid ervaren alles ervaren wat ik kon weten, alles wat ik ooit te weten zou kunnen komen aan gaande Pauline. De beteekenis van de her haalde uitlating van de oude vrouw: „Zij kan niet beminnen of trouwen" was mij duidelijk geworden. De reden waarom dr Ceneri bepaald had dat Pauline's man te- vreden moest zijn haar te nemen zonder Jodon werd op slag gedood en zijn kameraad doodelijk gewond. Beiden waren soldaat bij de koloniale infanterie. De moorddenaar heeft zich dadelijk bij de politie aangemeld. De Corriere d'Italia zegt van inge lichte zijde een bevestiging te hebben gekregen van het uit Parijs afkomstige bericht, dat een tegen Turkije gericht Balkanverbond onder Russisch protec toraat wordt bekonkeld en Servië en Bulgarije een eng verbond gaan sluiten. Het blad zegt dat in verband daarmede koning Ferdinand naar Weenen en Ber lijn en koning Nikolaas naar Weenen zal gaan. Uit New York wordt aan de Lokal Anzeiger geseind: De kellners van alle groote hotels hebben Dinsdagavond zonder voorafgaande waarschuwing den arbeid neergelegd. Duizenden gasten wachtten tevergeefs op het bedienen. Vele eethuizen moesten gesloten worden. Een nieuwsagentschap meldt nog: De hotelhouders weigeren de ver- eeniging van hotelbedienden te erken nen en ze weigeren ook met een com missie of met een lid van de vereeni- ging in onderhandeling te treden. Men rekent er op, dat de staking van langen duur zal zijn, daar beide partijen vast besloten zijn het niet op te geven. Gedurende de Pinksterdagen kwamen uit Zuid-Hongarije treurige berichten; door sterke regens zijn de rivieren Ternes, Maros, Szamos en tal van kleine zijri viertjes buiten de oevers getreden, waar door een groote uitgestrektheid land werd overstroomd. Lug09, de hoofdstad van het comitaat Krasso-Szörénv, staat geheel onder water, de nieuwe spoor wegbrug over de Ternes is ingestort, evenzoo talrijke huizen in de lager ge legen straten; ook de electrische cen trale staat onder water, zoodat verlich ting niet mogelijk is. Het garnizoen is dag en nacht aan het werk om de menschen uit het lage stadsgedeelte te redden; voor zoover bekend, zijn 6 menschen verdronken, waaronder eeu onderofficier, die onder een huis be dolven werd toen hij ander6 menschen wilde redden. De gemeenten Nander- hegy en Karansebeo zijn eveneens ver woest. De stad Resiczabanya, het centrum der domeinen van de Oest-Ung. Staats- eisenbahngesellschaft, is door de rivier Berzava overstroomd; alle fabrieken der genoemde maatschappij staan onder water en de schade bedraagt millioenen kronen. Tweehonderd soldaten werden uit Temasvar daarheen gezondon. Uit Szaszregen werd geseind, dat het geheele Maros-gebied één zee is, uit naar haar vroeger leven te vragen die reden was mij nu duidelijk. Pauline, mijn vrouw, mijn beminde, had geen verleden, of althans geen wetenschap van haar ver leden. Langzaam in den beginne, daarna met snelle schreden, kwam de waarheid tot mij. Nu wist ik waaraan ik dien raad- selaehtigen, vreemden blik in die schoone oogen moest toeschrijven wist ik de reden van de onverschilligheid, de lusteloosheid, waarvan zij blijk gaf. Het gelaat van de vrouw, die ik getrouwd had, was frisch als de ochtendhaar gestalte volmaakt als die van een Grieksch beeldhaar stem was diep en zoetmaar het eene, dat al die bekoor lijkheden moest bezielen de geest ontbrak 1 Zij leefde als bij instinct stond op, at, dronk en ging weer rusten als wist zij niet wat zij deed. Op die antwoorden en op merkingen die binnen het enge gebied van haar geestvermogens vielen, gaf zij ant woord die, welke daarbuiten vielen, gingen onopgemerkt voorbij ofwel de schuwe, onrustige oogen zochten een oogenblik het gelaat van den vrager en lieten hem even verwonderd als ik geweest was, toen ik voor het eerst dien vreemden, onderzoeken den blik had opgemerkt. Toch was zij niet waanzinnig. Wanneer zij sprak, was haar taal die van een vol komen gezonde vrouw; doch gewoonlijk hoorde men haar stem alleen, wanneer de gewone noodzakelijkheden van het leven dat vereischten of wel wanneer zij op een of andere eenvoudige vraag antwoordde. Misschien zou ik niet ver mis zijn indien ik haar geest vergeleek met dien van een kind maar helaas! het was de geest van een kind in het lichaam van een vrouw en die vrouw was mijn echtgenoote! DOOR V Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1