Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard, OP REIS. De Dierentemster. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 31 SO. Zaterdag 7 September. 1912. Nieuwe Abonné s Gratis. FEUILLETON. lANO VAN sALTEN& VOOB Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75 franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. ontvangen de Courant tot 1 October De boog kan niet altijd gespannen zijn, na gedaan werken is goed rusten, zelfs de doode machine kan niet altijd doorgaan, en zou dan de menscb, het hoogste in de schepping, maar altijd moeten werken en slaven en zwoegen? Voor sommigen schijnt het wel zoo. '8 Morgens vroeg opstaan, met korte rusttyden doorwerken tot den avond, dan de moede leden op de harde leger stede uitgestrekt, om weer krachten te garen voor den dag van morgen, die weer zijn zal als die van heden. Wer ken is geen straf voor den mensch, 't is een zegen, die hem vaak van 't verkeerde afhoudt, die hem sterkt en heil aanbrengt voor de samenleving. Maar er moet afwisseling zijn, er moet gelegenheid blijven voor ontspanning, voor genot. Velen zoeken dat echter op verkeerde plaatsen, of verkeerde wijze. Wat men genot noemt, is het bij lange na niet altijd, en het duurst betaalde is niet altijd het beste. Bg al het nieuwe, dat hoe langer zoo meer in onze samenleving door dringt, bg al de veranderingen die er zoo zoetjes aan komen, behoort ook het reizen. Wie ging er vroeger op reis. Een enkele bevoorrechte, een en kele wildzangmaar de anderen bleven thuis. „Oost West, thuis best", zei men en vatte dat in al zyn gestrengheid op. Een enkele dag eens op familiebezoek, maar anders was er van reizen geen sprake. En nu Als al wat leert oi les geeft, vacantie krygt, dan zyu de booten en tram» en treinen vol blijde, vroolpke menschen, die naar huis gaan of van huis trekkeü, die met welgeval len de lucht inademen en het vreemde zien of het bekende met blydschap be groeten. Dan rollen de fietsen en auto's over den weg, dan ziet men lichte zomerco8tuums en hoort men lachende en zingende kinderscharen. Dan zyn de scholen gesloten en beklaagt men de ongelukkigen, die examens moeten doen afnemen. In Juli en Augustus trekken de stede lingen by groote scharen naar buiten, naar bosch en hei, naar zee en strand, om geen hinder te hebben van stin kende stadsgrachten en smoorheete plei- FEDOR VON ZOBELTITZ. (2 Overal herhaalde zich dezelfde geschiede nis. Manila zou zich verwonderd hebben, wanneer 't ergens niet zoo geweest was. Oom Anatole hield nu eenmaal van de flesch en bijna meer nog van dobbelsteenen en kaarten. En hij kon geen geld zien hij had een geweldig losse hand er bleef niets in. Nu zat men hier op Corsica vast en meest blijven tot het geld voor den verde ren tocht verdiend was. Manila was het onverschillig, geheel on verschillig wéér men bleef en hoelang. Zij amuseerde zich overal De zon was ondergegaan en in de straten van de stad vlamden de gaslantaarns op. Het was nog altijd zoo warm als op een Juliavond. Met den dalenden nacht versterkte de geur, die de bloemenpracht van de tuinen van Ajaccio en de lanen van platanen, olmen en kastanjes in de hoofdstraten deden uit stroom en een geur, die alle zinnen ge vangen hield het aroma van Corsica. Manila was uit de stad naar de plantsoenen aan de zee gegaan, die den Boulevard du Roi Jérome versieren. Enkele wandelaars liepen hier nog, over 't algemeen echter was het stil. Zacht en ééntonig ruischte de zee, ■die den sterrenmantel van den hemel tot zich scheen te hebben afgetrokken. In de iiaven flikkerden vele lichten. nen en straten. Dan trekken de dor pelingen naar de groote steden om daar groote gebouwen, ruime pleinen en lange straten te zien, om daar prach tige winkels en volgepropte musea's te bewonderen. Dan blijft er geen mensch op zyn plaats en wordt de gansche be volking dooreen geschud. Dan zyn de hotels te klein en de booten, treinen en trams volgepropt, dan stapt men over allerlei bezwaren heen en zet men de zorgen op zy, dan getroost men zich vrijwillig of gedwongen allerlei ont beringen, dan geeft menigeen meer uit, dan hem wel past. Maar dan ook breekt men met het eentoonige leven, dat men leidt, dan vergroot men zyn kennis en verruimt met zyn blik, dan gaart men nieuwe krachten, dan krijgt men weer levenslust en strydensmoed. Zie die menschenmassa's, die op reis gaan, wat een verschilDeze bepakt en beladen, als had hy de vracht van een kameel overgenomen, gene slechts in een dun zomerpakje met een klein valiesje, stellig denkende, dat het weer wel goed zal blyven, en dat men voor geld overal terecht kan komen. Deze gehaast en gejaagd, vreezende overal te laat te komen, en gene op zyn ge mak te midden van het drukste gewoel, wetende, dat geen trein vóór den tijd vertrekt. Hier slentert een groepje rond, dat den weg niet weet, vreezende nog ver der af te dwalen, niets begrypende van al het vreemde, niemand durvende vragen, zijn geld beklagende en straks wel vermoeid, maar niet ryker aan kennis thuis komende. Daar rent een ander troepje van huis tot museum, van straat naar plein, van bosch naar haven, steeds de reisgids raadplegende en alles in een dag willende zien. Ze zien het dan ook maar slechts vluchtig en als ze thuis komen dan is 't: „O, wat was het mooi, dat bosch, dat museum, dat Alles was mooi, maar wat er te z^en was, dat weten ze niet, ze zagen wel het bosch, maar de boomen niet, wel de stad, maar de huizen niet. Neen, reizen kost geld, hoewel niet veel in onzen tijd, maar wie werkelijk genieten wil, moet vooral over tyd be schikken. Er mag voor ééu dag niet te veel op het programma staan. Men moet niet gehaast en gejaagd van het eene naar het andere rennen, maar moet het voornaamste en het mooiste op zijn gemak in oogenschouw nemen. „Niet het vele is goed maar het goede is veel". Dan kan men er van onthouden, wat van leuren, dan kan men er beter Manila liep langzaam, floot halfluid een straatdeuntje en bleef van tijd tot tijd staan, om, met krachtigen arm een steentje in de zee te slingeren. Op een bank, onder een groep palmen zat een jongeman in geestelijke dracht en keek haar met gloeiende oogen na. Achteloos ging ze voorbij. Drie matrozen ontmoetten haar en wilden haar lachend den weg versperren, maar ze sprong snel en behendig, als een gazelle op zij Nu was zij op de Place du Marché, waar de tent van het gezelschap stond. III. Het was een tamelijk armoedig circus, dat den trotschen naam della Guardia voerde, een rond gebouw van houten en ijzeren palen, met zaklinnen en bonte lappen be hangen. Als een aanbouwsel sloot zich daar bij een rij wagens aan, die de menagerie bevatten en tegelijkertijd kooien waren. Om de tent, die er bij het flikkerende gaslicht nog jammerlijker uitzag dan op den dag, had zich een kleine zwerm nieuws gierige menschen geschaard, meest opgescho ten jongens en dienstmeisjes. Zij loerden door de lappen heen, om een spoor van de verborgen heerlijkheden te ontdekken en maakten daarbij overvloedige grappen. Nu en dan stiet een van de jongens een diep gebrom, of een huilenden toon uit, wat het brullen van een wild dier moest nabootsen en dan lachten de meisje luid en schel. Manila ging sapl door de kleine groep; ze voelde zich hongerig en verlangde naar haar avondeten. Zij sloeg het vuile gordijn, dat de naar de menagerie voerende deur bedekte, op zij, en trad binnen. Een warmvochtige walm en de scherpe lucht, die van beesten uitgaat, sloegen haar tegemoet. Rechts en links stonden op raderen, door wordendan leert men het eigene beter op prys stellen, het vreemde beter waardeeren. ReizenWy hopen, lezer, dat ga er tyd en geld en lust voor hebt, ook zelfs al klimmen ow jaren. Waarheen zult ge dit jaar gaan of zyt ge ge weest? Is 't naar 't hooge Noorden om daar de middernachtzon te zien, of naar het Zuiden om de hooge bergen met nun schitterende gletschers en bruisende watervallen te bewonderen? Of zyt ge bescheiden in uw verlangen of wel ge dwongen om met minder tevreden te zijn? Troost u dan, dat ook ons laad nog veel mooie plekjes, schoooe streken heeft. Neen, niet dat wy in alles by het buitenland ten achter staan, dat 't overal mooier is dan hier. O neen, er is nog schoons genoeg in ons land. Men behoeft het zich niet te verbeelden, men behoeft er niet naar te zoeken het ligt voor ons uitgespreid als in de uitstalkast van een winkel. Alleen, men moet oogen hebben om te zien. „Puëzie is overal myn vrinden, ,,'t Is de vraag maar, „Wie ze wél, wie ze niet kan [vinden." Zoo is 't ook met het schoone. Eu wie daar oog voor heeft, die beklaagt zich het uitgegeven geld, de bestede moeite, de verzuimde tyd en de door gestane vermoeienissen niet. Wie dat eens heeft gedaan, die wil graag weer zuiniger leven, om dan elders anders heen te gaan. Die leert inzien, dat zulk reizen oneindig beter voor hem is, dan het vroegere pret(?) maken in kroegen en op kermissen, die onder vindt, dat hy er beter en sterker door wordt, meer mensch. Die ziet ook toe standen, die ten hemel schreien, die hem opwekken om niet te blyven zitten by de pakken maar de handen aan de ploeg te slaan. Gij reist voor uw ple zier, anderen zuchten onder het zware juk gy hebt genoegen, zy kennen geen vreugde gy gevoelt u op dat oogenblik vry, zy zyn slaven van het noodlot, van de zonde, van eigen harts tochten. En toch zyn wy allen men schen, zy ook, die armen, die geval lenen, die slechten. Thuis vertelt ge er van, denkt ge er over na en het slot van uw overpeinzingen is: Ik wil my nog meer inspannen dan ik tot nu toe deed om het slechte te bestrijden, het goede te steunen.' Wèl u, wanneer ge zoo van uwe reis terug komt. Gy zyt dan beter ge worden en anderen zullen er voordeel van hebben; ge hebt dan een goede reis gehad. Dtnitenland. In de Palts is een gruwelijke misdaad aan het liebt gekomen, die een droe- vigen kijk geeft op de ruwe zeden van de plattelandsbevolking daar. Een jacht gezelschap vond Zondag in een bosch bij Bellheim het lijk van den veertien jarigen boerenjongen Martin Heinlein, die sedert zes weken vermist werd. Het lijk was onder struiken verborgen. De knaap is vermoord, en wel door zijn eigen broer Franz, die twee jaar ouder is. Bij zijn verhoor op de plaats van het misdrijf bekende Franz, dat hij op den akker een onbeteekenenden twist met zijn broer had gekregen en hem toen met een houweel twee levensgevaarlijke wonden had toegebracht. Toen het slacht offer met zachte stem om genade smeek te, pakte de moordenaar den stervende beet, sleepte hem naar een sloot en stiet hem met een stok diep in de modder. Daarna bedekte hij het lijk met struiken en ging kalm naar huis. Bijkans nog afschuwelijker dan zijn daad was echter het gedrag van de ouders. Veertien dagen geleden bekende Franz aan zijn ouders wat hij gedaan had. Maar dezen keken niet naar hun dooden jongen om. Nog ergerzij gingen van huis, naar het heet, om in een andere plaats kermis te vieren. Te New York is in een inrichting voor zenuwpatiënten de 26-jarige Irving Childes overleden. De dwaas had kans gezien, gedurende de laatste vier, vijf jaar er 2 a 3 millioen gulden 's jaars j door te brengen. Het was nl. het grootste genoegen van hem, dure diners te geven aan koristetjes en balletdametjes. Dezen zullen hem zeer missen. de kooien van de dieren. De gang in het midden was met planken belegd. Eenige walmende olielampen gaven spaar zaam licht. Onder een daarvan zat een klein gezelschap en liet zich, temidden van de wilde beesten, het avondeten smaken. Waarlijk, een tamelijk karig maal. Op een omgekeerde kist stond een blikken schotel met gestoofde kastanjes, daarnaast lag een brood en op een vel papier een stuk kaas. Dat was alles. Neen, niet alles. Dc hoofdzaak stond naast de kist op den grond, een dik buikige mandflesch met goedkoopen land- wijn. Vijf menschen zaten op veldstoeltjes om de kist, een vrouw en vier mannen. De vrouw was Donna Giuliana, de dierentem ster, een zeer groote vrouw met weelderige vormen. Ze moest eens wonderschoon ge weest zijn en kon nu nog op schoonheid roemen. Ze was slordig gekleed, maar het vuile en gescheurde lijf omsloot prachtige vormen en in de versleten vilten pantoffels staken mooie, fijne voeten, die zóó klein waren, dat het een wonder scheen, dat ze zulk een groote vrouw konden dragen. Tegenover Giuliana zat de „maëstro", zoo noemden hem zijn lieden; Giuliana was gewoon „Toddo" tegen hem te zeggen, als ze geen scheldwoord voor hem had. Of hij werkelij k Anatole della Guardia heette, deze oude circusrijder, of dat het maar een aan genomen naam waa, dat wist geen mensch. In ieder geval was hij noch een Italiaan, noch een Spanjaard; hijzelf beweerde Fransch- man te zijn en den oorlog in Mexiko mee gemaakt te hebben. Bij Puebla was hij ge wond geworden. „Na verwoeden tegenstand," verklaarde hij, op dramatischen toon „door de .vijanden overvallen, er midden inHa, wat neb ik erop ingehakt, drie van die Blijkens een bericht uit Pittsburg zijn er in West-Virginië 36 personen door stormen en slagregens omgekomen en wordt de materieele schade begroot op 360,000 gulden. Er is vooral ook veel schade toege bracht aan de spoorwegen. Nabij Wells- burg in West-Virginië is een goederen trein ontspoord en in de Cross Creek terechtgekomen. Een stoker en een ran geerder worden vermist. In de buurt van Londen zijn dezer dagen 's nachts veertien telegraafdraden doorgesneden als protest naar een plakkaat verklaart tegen de houding van de Engelsche regeering in zake vrouwenkiesrecht. Men weet, dat enkele groote schepen, die tusschen Europa en Amerika varen, een drukkerij meevoeren, die dagelijks canailles heb ik aan mijn degen geregen, voor de kogel mij trof!De maëstro loog als eeu zeeman. Hij had nooit een oorlog meegemaakt en wanneer hij zei, dat hij een geboren Franschman was, dan was dat in zoover waar, dat hij een Elzasser was en dat de Elzas toen nog aan Frankrijk be hoorde. Maar zijn Duitsche moedertaal rad braakte hij even afschuwelijk als 't Fransch, Spaan sch, Italiaansch en Russisch; dat klonk krijgshaftig en maakte hem interessanter. En hij was nog altijd een ijdele gek, niet tegenstaande zijn zestig jaren en hoewel hij een ruïne was. Hij was een groote man en broodmager. Zijn bovenlichaam'was gekleed in een gestreept, geelwit tricot, om zijn hals droeg hij een zwarten doek en daarop zat een zeer karakteristieke kop. Een ongewoon groote haviksneus beheerschte het geheele gezicht, een neus, met groote zwarte gaten, waarin hij gewoonlijk geheele ladingen snuif stopte. Zijn stem klonk dan ook altijd on zuiver, net of hij voortdurend verkouden was. De magere wangen waren gladgeschoren; lippen en kin werden versierd door sik en knevel, alles koolzwart geverfd en de snor in lange, spitse punten gedraaid. Ook het spaarzame hoofdhaar was zwart gekleurd en een scheiding liep tot aan zijn nek. Aan zijn linkerhand miste hij de pink; een kwaad paard had hem dien bijna tot aan den wortel afgebeten. Signor Anatole was, als altijd, gelaarsd en gespoord en droeg een nauwe, leeren rijbroek. Rechts naast hem zat Pi-Wi, de clown. Deze heette eigenlijk Pepe Tirano en kwam uit Piemont, hij was een lange slungel, met kort geknipt haar, keek scheel en had een boosaardig gezicht. Nog twee anderen namen deel aan den karigen avondmaaltijd, een nieuwsblad voor de passagiers uit geven. Maar wij wisten niet, dat het soms bladen zijn, die tegen een blad van <den vasten wal op kunnen. Op de laatste reis van de Lusitania van New- York naar Engeland verscheen eiken ochtend de Cunard Daily Bulletin in een nummer van 16 bladzijden folio. Daarin vindt men een hoofdartikel, een geïllustreerd feuilleton, tooneelrecensiën en dan natuurlijk draadlooze telegram men over al wat er in de wereld voor valt, beurs- en marktberichten uit Eu ropa en Amerika, en een menigte ad vertenties. Aan het Noorderstation te Parijs vond men Dinsdag, kort na de aankomst van den Keulschen trein, die om 4 uur 10 te Parijs is, bij hel schoonmaken van de rijtuigen, op het bed vau een slaap wagen een vrouw van ongeveer dertig jaar in zwijm liggen. Zij was bijna ge heel ontkleed en met bloemen omringd. Vlak bij haar stonden een glas water en een pillendoos. De onbekende werd naar een ziekenhuis gebracht en is daar denzelfden avond nog gestorven. Zij had blijkbaar vergif genomen. Roosevelt heeft nu toegegeven, dat hij voor zijn verkiezingsfonds in 1904 een bedrag van 10.000 dollars had ge noten van wijlen H. H. Rogers, den bekenden groot-financier en trustmag naat. De Times verneemt uit Peking, dat overal in China naar aanleiding van de Britsche Tibet-nota een uiterst heftige anti-Britsche veldtocht in de pers is begonnen. De Chineesche pers vergelijkt, de Britsche politiek nopens Tibet met de politieke gedragslijn der Russen en Japanners in Noord-China. Engeland zou in Tibet dezelfde roof-politiek willen volgen als de Russen en Japanners elders. Zelfs zou Engeland met Rusland en Japan willen samenspannen met het doel, aan China de buitenbezittingen te ontfutselen. In Chineesche regeeringskringen wor den die opvattingen niet gedeeld, daar toch is men van oordeel dat de Britsche Tibet-politiek rechtmatig is. Toen de gelddrager van een groote bank te Berlijn voor een loket een be drag van 23,000 mk. in groot bank papier uittelde, vroeg een keurig ge kleed heer hem om eenige inlichtingen. De gelddrager wendde, terwijl hij ant woordde, een oogenblik zijn oogen van het geld af. De vreemdeling verdween haastig. De gelddrager ontdekte nu, dat 3000 mk. aan bankiljetten ontbraken. Blijkbaar had de vreemde heer met zijn vragen trawanten van hem in de gele genheid gesteld, drie bankbiljetten van 1000 mk. weg te kapen. twee broeders, 't athletenpaar Raffo, boeren jongens met kolossale kracht, die de maëstro in Ancona had ontdekt. Deze vijf vormden, met Manila, het ge zelschap van de Compagnie della Guardia. Er behoorden verder nog een paar onder geschikte sujetten toe, de „grootmoeder" een oud vrouwtje, dat op 't oogenblik op een omgekeerden stalemmer voor de apen kooi zat en een gebakken visch afkloof. Ze hielp bij het wasschen en schrobben, werd algemeen „grootmoeder" genoemd en ging door voor de moeder van Giuliana. Of ze het werkelijk was, wist geen mensch; nie mand bekommerde zich er ook om. Dan was er nog de dierenoppasser Cristofo, ge woonlijk Christo genaamd, een gebocheld, klein mannetje met kromme beenen, stroo- blond haar en waterachtige blauwe oogen, die altijd in de kooi van den beer sliep. IV. Toen Manila de menagerie binnenkwam, riep Giuliana haar toe: „Waar blijf je toch Nila? Kan je niet wat harder loopen en je haasten 1 Is alles be zorgd „Alles!" antwoordde de kleine, liet haar blik over de kist gaan en haalde den neus op. „Is dat een souper 1 Wie kan daarvan nu genoeg krijgen! Ik val om van den honger 1" Giuliana lachte schel. „Bind je rok dan maar wat nauwer toe, wanneer het niet genoeg is of of vraag je oom, misschien heeft hij nog wel een Napoleon bij zich, dan kan je een fleech Champagne uit het bótel halen en je een stuk van een zeerug laten braden haha met champignonsaus!" Naar het Duitsch VAN Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1912 | | pagina 1