Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard,
Over sport en nog iets.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3204. Zaterdag 9 November.
FEUILLETON.
1912.
ÜMD VAN AIT****
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Mr. J. C. Kan weet in het Voetbal
jaarboekje te vertellen dat er dokters
zijn, die met één pennestreek alle sport
beoefenaars voorbeschikt verklaren voor
de akeligste kwalen enz.
Hoe is het mogelijk En wij hebben
altijd gemeend dat de geneesheer een
groot vriend en voorstander was van
het openluchtspelDaarom dan ook
dat het ons zoo verbaasd in de ooren
klinkt dat er dokters zijn, 'die anders
over het openluchtspel denken. Dat het
aantal der geneesheeren, die het open
luchtspel veroordeelen, groot is, geloo-
ven wjj niet. Over de meeste dingen
bestaat verschil van meening, zelfs on
der deskundigen, en dat zal ten op
zichte van het openluchtspel ook wel
het geval zijn, maar we geiooven meer
aan de meening van hen, die het open
luchtspel als een bron van volksgezond
heid en volkskracht beschouwen, dan
aan de meening over het openluchtspel
van hen, zelfs al zijn het deskundigen,
die het openluchtspel veroordeelen, als
zijnde een bron van de akeligste kwalen.
En dan nog wel dokters, die met
één pennestreek alle sportbeoefenaars
beschikt verklaren voor de akeligste
kwalenKijk, dat er zijn, die sommige
sportbeoefenaars vatbaar verklaren voor
de akeligste kwalen, dat kunnen wij
ons begrijpen, maar dat ze het alle
sportbeoefenaars doen, dat kunnen wij
ons minder begrijpen. Waarom sommige
wel en alle niet? Kijk eens, dat is
heel gemakkelijk gezegd. Er is verschil
tus8chen de eene sportbeoefenaar en
de andere. Hij, die het openluchtspel
kalm en bezadigd speelt, voor hem zal
het openluchtspel zijn een bron van
gezondheid en kracht, en we weigeren
het te geiooven, zelfs al verklaren des
kundigen het ons ook, dat zulke spelen
voorbeschikt zijn voor de akeligste kwa
len. We geiooven ook vast en zeker
dat, werd een onderzoek onder medici
gehouden, verreweg het grootste deel
der geneesheeren in deze aan onze zijde
zou staan en dat het aantal genees
heeren, die kalme en bezadigde spelers
beschikt verklaren voor de akeligste
kwalen, tot slechts enkele beperkt zou
blijven. Maar er zijn andere spelers!
Wij allen kennen ze wel, die zoozeer
in het spel opgaan dat ze al hun krachten
er aan geven, ja soms te veel van hun
(3
Oliana zette het lied in:
„O, daar ginds in de steppen op den
weg der Tartaren, op den weg van de
roovers, is de grijze adelaar des nachts ge
heel alleen en droomt.
„Van de Ukraine, heel in de verte, komt
de kozak terug. Hij ziet den arend op zijn
weg, hij wekt hem en zegt tot hem: „O,
gij arend met grijze vleugels, o, mijn arend,
mijn vriend, hebt gij mijn dorp gezien?"
„Neen, neen," riep Petro, „zing een ander
lied, er zijn er die veel mooier zijn; dit
eindigt slecht."
Plotseling gestoord, hielden de spinsters
op en Oliana, die opeens treurig was ge
worden, zette met slepende, smachtende
stem een nieuw lied in:
„Met mijne sombere gedachten heb ik de
voren bezaaid; ik heb ze geëgd met mijn
duistere droomen, met mijn tranen heb ik
ze begoten.
„Ik ben treurig, ik ben treurig, totster-
vens toe 1 Belasterd door de ouden, belasterd
door de jongen, ben ik eenzaam tegenover
hen, ik ben droevig tot stervens toe.
„Aan den oever der rivier heb ik treur
wilgen geplant; die wilgen zijn gegroeid,
ik hoor ze 's nachts tot mij spreken, en hij
dien ik bemind heb is er niet meer om met
mij te spreken. -
„Ik heb den somberen pijnboom geplant,
'met helder water heb ik hem begoten. De
pijnboom is opgegroeid, hij spreekt tot mij
als ik kom, hij beklaagt mij als ik ween,
en hij, dien ik bemin, is er niet meer om
my te beklagen.
krachten vragen. Dan is het geen spel
meer voor zulken, maar dan is het
een marteling voor hun geworden, want
hun laatste krachten putten ze uit om
het van de tegenpartij te winnen. Dat
er dokters zyn, die zullce spelers vat
baar verklaren voor de akeligste kwalen,
kunnen wij ons begrijpen, want zulk
met geweld uitputten van de laatste
krachten opent de deur voor het ont
staan van stoornissen in sommige in
wendige organen.
Nu zal men ons voor de voeten
werpen dat wij dan ook tegen alle
sportwedstrijden moeten zijn, omdat bij
wedstrijden altijd de uiterste krachten
op het spel worden gezet door de spe
lers. Maar, zouden wij willen vragen,
lezers, kan het spel van die spelers
uwe goedkeuring wegdragen, waarby
ze bek-af op het veld of op de baan
neervallen, vaak meer dood dan levend,
naar het schynt? Men zal ons toe
voegen dat d it geen spel meer is, maar
dat de spelers het toch zelf moeten
weten als ze zich zoo willen afsloven.
Dus ge erkent het al, dat zulk spelen
geen spelen meer is, waarmede ge u
reeds aan onze zijde schaart en u even
eens tegen zulke sportwedstrijden ver
klaart. Op die andere wedstryden, waar
bij het kalmpjes toegaat, waarbij men
zich niet aan die onzinnige overdrij
ving schuldig maakt, op die wedstrijden
hebt ge niets tegen, maar wy ook
niet, lezers, want die vinden wij goed
en nuttig, maar, zooals gezegd, de
speler wachte zich voor overdrijving
bij het spelEn wat uwe opmerking
betreft dat de spelers het zelf moeten
weten als ze zich zoo willen afsloven,
daarmede gaan wij niet accoord. Wij
zouden die overdrijving, dat zich-zelf-
afmartelen, juist willen verbieden. Er
zijn zoovele andere redenen, waarom
spelers wel eens geweerd worden, en
nu zou bedreiging met ontslag ook hier
in de goede richting kunnen werken,
dunkt ons. En niemand zal durven be
weren dat het spel en de sport hierdoor
in waarde zou verliezen en bij de niet-
medespelende toeschouwers minder sym
pathie zou verwekken. Het tegenover
gestelde zou wel het g ;val zijn.
Nu de sportwedstrijden nog eens van
een andere zijde bekeken! Dat zich af
martelen van de spelers bij wedstrijden
heeft natuurlijk z'n oorzaken. Bij den
een is het 't bijna ontembare gevoel
van „ik wil en ik zal", waarom hij
„Niet waar, moeder, in mijn wieg hebt
gij mij gevloekt, gij hebt haar gevloekt,
mijne jeugd?"
„Ik heb u niet gevloekt mijne dochter,
ik heb gebeden, gebedenHetgeen is, dat
staat geschreven."
Het lied vervolgde langzaam en somber;
terwijl zij er naar luisterde, weende de oude
Safrona, zich misschien de dagen herinne
rend die voorbij waren. En Youri, die nadat
het maal was geëindigd, weer post had
gevat bij den drempel der deur, verslond
met zijne oogen de zangeres met blonde
vlechten en luisterde naar de geluiden, welke
van buiten kwamen.
Het laatste couplet naderde zijn einde;
de woorden: „Hetgeen is, dat staat geschre
ven" trilden ais de echo van een noodlottig,
onafwendbaar vonnis, de engel der droef
heid, op de vleugelen van het lied neer
gedaald, scheen over deze hut te waken.
Plotseling werden haastigé schreden ge
hoord.
Youri beefde en zag Sémène aan. De
slangenblik deed den kolossus verbleeken.
Ontzet, onbeweeglijk, gehypnotiseerd door
een wil, die hem beheerschte, dorst Boudak
noch zich bewegen, noch ademen.
De schreden naderden. Iemand stootte
tegen de deur van de hut. Youri, die daar
nog steeds als schildwacht stond, wachtte.
Indien Petro wilde ontsnappen, zou hij de
eerste zijn om hem den weg te versperren.
Door deze houding van Worobetz drong
de waarheid in Sémène's arme ziel door.
Gedreven door een innerlijken drang,
Jood, schulden en alle ellende vergetend,
sprong hij als een wild dier op Topola toe
en greep hem bij de hand.
„Petro 1" riep hij in wanhoop, „men zoekt
je om je gevangen te nemen, ik zal het
venster er uit rukkenspring door het
vensterer is nog tyd
Petro begreep alles.
zich tot het uiterste inspant, en dat
vergoêlijkt het nog een weinig, hoewel
het feit natuurlijk daarom nog niet weg
te redeneeren valt. Er zijn er echter
ook, bij wien andere redenen gelden,
redenen, die het feit minder vergevend
maken. We bedoelen hier de zucht, die
by velen bestaat, om gelauwerd en ge
prezen te worden. Werkelijk, er zijn
er, en zeer velen zelfs, die zich hierom
ten doode toe afmartelen.
En nu is er een dagblad, dat on
langs verklaarde geen uitvoerige ver
slagen over, we meenen voetbalspelen,
meer te zullen opnemen, en, vergissen
we ons niet, dat alleen om te voor
komen dat men zich ging uitsloven om
„in de krant" te komen. Yan meer
dan deze en onze zijde wordt dit stre
ven van sommige spelers erkend en
gelaakt. De door dat blad ingeslagen
weg is een goede, dunkt ons, om dat
streven dier spelers uit de wereld te
helpen. Ook anderen kunnen in deze
richting wel iets doen.
IlHitenland.
De oorlog op den Balkan.
Uit Uskub komen berichten omtrent
nieuwe hevige gevechten. Na een feilen
strijd maakten de Serviërs zich meester
van den pas Demir Kapoe, ten zuid
oosten van Istip. De Turken trokken
in paniek terug op Saloniki; zij lieten
de groote spoorwegbrug bij Demir Kapoe
onvermeld. Het Turksche leger, dat bij
Koemanowa en Keuprulu verslagen
was, trok zich terug in het bergachtige
gebied tusschen Keuprulu en Perlepe,
waar de wegen in onbegaanbaren staat
zijn.
De positie, die de Turken, welke on
geveer 20 bataljons sterk waren en die
over veel geschut beschikten, daar in
namen, was zoo sterk, dat de Servische
artillerie buiten machte was, hen daar
aan te tasten. Doch de Servische in
fanterie slaagde er na een scherp tref
fen met de Turksche infanterie in, de
overhand te behouden. Niettegenstaande
het moorddadige geschutvuur der Tur
ken, namen de Serviërs de Turksche
stelling Dinsdag onder groote geestdrift
met een bajonet-aanval.
Het Servische leger is Ipek binnen
gerukt en de vereeniging met het Mon-
tenegrijnsche leger is tot stand ge
komen. De voorposten der beide legers
waren reeds enkele dagen met elkaar
in voeling geweest.
Een ander deel van het Servische
leger is naar Dzjakowa gezonden, dat
„En jij wist hetEn je hebt mij ver
raden Sémène, je bent vervloektGod zal
je straffen 1"
De reus viel bleek op een bank neer. De
woorden die hij hoorde brachten hem een
ontzettenden slag toe; zijn in duisternis
gehulde ziel zag een afgrond voor zich open
gaan en ontzetting beving hem.
Hij was nu vervloekt, hij, die een mensch
had verkocht, terwijl hij hem had kunnen
reddenWat zou er vanhem worden Waar
zich verbergen voor den God die hem zou
treffen
Hij voelde de vervloeking op zijn hoofd
neerkomen. Hij voelde zich verpletterd door
eene kracht van niets dan schaduwen en
geheimenissen. En tegen die kracht kon hij
niets doen, niets, niets! De woorden van
Petro verpletterden opeens zijn ontwaakt
geweten, en zijn hart vloeide over van on
eindig medelijden met het slachtoffer en van
een blinden, woesten haat voor Youri, den
verrader.
Het was echter te laat, op dat oogenblik
drongen de burgemeester en de politieagent,
vergezeld van vier mannen, die bevel hadden
ontvangen te volgen, de hut van Safrona
binnen.
Deze plotselinge verschijning bracht ont
steltenis in het gezelschap, dat kort te voren
nog zoo vroolijk bijeen was. Eene doodsche
stilte ontving de overheden van het dorp;
men wist wat zij kwamen zoeken. Opern-
stigen en gewichtigen toon sprak de burge
meester: „Petro gij zijt bestemd voor den
dienst van den Czaar."
Niemand antwoordde. Een ontzettende
schrik kwam over de vergadering.
„Petro," herhaalde de beambte der ge
meente, „ik weet, dat gij hier zijt."
Weer volgde een diepe stilte op deze
woorden.
Petro, die door de schaduw van den schoor
steen voor de oogen der nieuw aangekome-
zich tot overgave bereid had verklaard.
Nowawarosj, de laatste post van de
Turken in het Sandzjak (dicht bij de
Servische grens), heeft zich Woensdag
zonder tegenstand overgegeven. Zes
officieren en 225 man zijn gevangen
genomen. Tweehonderdvijftig geweren
werden buitgemaakt. De gevangenen
zijn naar Servië gezonden.
Het Grieksche zee-eskader heeft
Woensdag het eiland Tenedos bezet en
zich in de Dardanellen meester gemaakt
van het stoomschip Maine en daarbij
39 officieren en soldaten gevangen ge
nomen.
In Bulgarije is men van oordeel dat
een tusschenbeide komen van Europa,
om tijdelijk of voor goed een einde aan
den oorlog te maken, niet mag worden
toegelaten.
De halfambtelijke Mir geeft te kennen
dat Europa slechts den door den oorlog
teweeggebrachten toestand heeft goed
te keuren. Deze zal zoowel den Balkan-
staten als Europa den eeuwigen vrede
bezorgen. Maar dan moet bemiddeling
niet plaats hebben. Alleen tusschen de
Balkanstaten en Turkije moet onder
handeld worden.
De berichten over de belegering van
Skoetari luiden ongunstig voor de Monte-
negrijnen. De Turken hebben hunne
vijanden uit sommige posities bij Tara
bosj verjaagd. Het slechte weer en hoog
water maken het voor de Montene-
grijnen onmogelijk om verder voort te
dringen.
Een correspondent van de Reichspost
schrijft aan zijn bladSkoetari heeft
vele belegeringen doorgemaakt, maar
nog nooit een zoo zwaar. De stad zit
vol Mohamedaansche boeren, die uit
de vlakten van Stoj en van de Bojana
naar de vesting gevlucht zijn. Dagelijks
worden 28,000 brood-rantsoenen aan de
soldaten en vrijwilligers uitgedeeld en
elke Mohamedaan, onverschillig of hij
rijk is of arm, vecht mee. Wie geen
geweer draagt is zeker een Christen.
De verdedigers vechten met grooten
moed en betwisten eiken duimbreed
grond aan den vijand, die echter de
stad steeds nauwer omsluit, maar die
nog niet meester is van de beheerschende
posities. De stad is propvol vluchte
lingen en soldaten. Met 80 en 100 tege
lijk hokken de menschen in benauwde
vertrekken. Ook de moskeeën zijn vol.
Gelukkig dat in Skoetari zoo groote
kerkhoven zijn en de vele weilanden
die, omdat ze aan de kerkhoven gren
zen, niet bebouwd mogen worden. Want
die geven ruimte en voedsel aan het
talrijke vee dat binnen de muren ge-
men was verborgen, bleef onbeweeglijk, als
verlamd, staan, met een tot berstens toe
kloppend hart.
„Hij is hier, pakt hem!" beval de burge-
gemeester tot de vier lieden, die met hem
waren meegekomen, en van zijn gordel nam
hij de bandboeien, die bestemd waren voor
den man, dien men vervolgde.
Toen trad Petro in het midden der hut
en sprak:
„Ik ben geen dief, op wien men honden
loslaat. Ik zal alleen looperiV'
Na deze woorden verhief zich een luid
gesnik in de hut: Safrona en de meisjes
weenden en zuchttende vloeken der man
nen van de wet mengden zich met hare
snikken.
„De handboeien om de polsen, de ijzers
aan de voeten I" bulderde de burgemeester.
„Neen, of ik verpletter jelui het hoofd",
schreeuwde de jonge man.
„Pakt hem, pakt hem, of hij ontsnapt!
De deur, sluit de deur 1" riepen de bewakers.
„Het is jouw lied, Oliana, dat den boozen
geest heeft opgeroepen," riep Xenia, de
vriendin der blonde.
De ongelukkige, zich de handen wringende,
krankzinnig van wanhoop, niet wetende
wat zij deed, wierp zich tusschen Petro en
de mannen met wie hij worstelde. Terug
gedreven door hen, wierp zij zich aan de
voeten van den burgemeester; hare vlechten
waren losgegaan en het haar golfde op den
grond. Bevend, met uitgestrekte armen,
smeekte zij
„O, burgemeester, o mijn vader, neem
hem niet, hij behoort mij."
De boer stiet haar ruw terug.
„Hij behoort den Czaar, na vijftien jaar
behoort hij jou."
„Hij behoort mij, mijl" riep Oliana, half
waanzinnig, Zij stond op wierp een woesten
blik om zich heen. Hare oogen ontmoetten
die van Youri, zy zag hem strak aan.
dreven is, zoodat de 40,000 menschen
die nu in de stad zijn, welke anders
slechts 27,000 inwoners telt, vooreerst
nog geen gebrek aan vleesch hebben.
Iedereen kijkt 's morgens het eerst
naar den Tarabosj om te zien of de
.Turksche vlag nog boven het fort wap
pert. De Turksche verdediging is zeer
dapper en zelfs als de forten gevallen
zijn dan zal op de vlakte tusschen de
bergen en de stad nog hevig gevochten
worden. Want van het lot dier stad
hangt het lot af van Noord Albanië met
zijn talrijke Mahomedaansche bevolking.
Men vecht voor den vaderlandschen
grond en dit geeft kracht en moed.
Want een Albanees of hij christen of
Moslim is, wordt nooit een Montenegrin,
daartoe haten zij elkaar te veel.
De oorlogs-correspondent van de
Weensche Reichspost in het Bulgaarsche
hoofdkwartier meldt uit het hoofdkwar
tier van het tweede leger dd. 6 dezer:
De Oostelijke Bulgaarsche vleugel heeft
na hevigen strijd de hoogte ten Oosten
van de plaats Istrandzja (die ongeveer
300 M. hoog is) bezet en den Turkschen
rechtervleugel* in het boschgebied van
het Derkos-meer geworpen (de rechter
vleugel van de Tsjataldzja-stelling). De
Bulgaren trokken over Istrandzja en
Jenikeui (ten Z. van het Derkos-meer)
met sterke krachten om hier een aan
val te doen op de Tsjataldzja positie
ten Zuiden van het Derkos-meer.
Het centrum en de rechtervleugel van
de Bulgaren vervolgden de verslagen
Turksche achterhoede langs den spoor
weg en over Tsjanta (15 K.M. ten W.
van Silivri) en willen in de nabijheid
van het station Tsjataldzja een aanval
doen op de Turksche positie.
Totnutoe heeft de Turksche artillerie
de infanterie niet genoeg ondersteund
en slechts zelden tot het laatste oogen
blik stand gehouden. De geringe uit
werking en de te vroegere terugtocht
van de Turksche artillerie heeft de te
rugtrekkende Turksche infanterie on
beschermd en aan het vuur van de Bul
gaarsche batterijen overgeleverd, zoo-
dat de terugtocht in een vlucht moest
ontaarden.
Men verwacht dat de Turksche stel
ling van Tsjataldzja spoedig zal vallen.
Uit Sofia werd Donderdag aan de
Köln. Ztg. gemeld:
De beschieting van Adrianopel wordt
met toenemende kracht voortgezet. Naar
het heet, doet zich in de stad gebrek
aan levensmiddelen gevoelen.
En uit Moestafa pasja: Het schijnt
bijna of de Bulgaren na hun laatste
overwinningen met de bloote omsinge
ling van Adrianopel tevreden zijn en
zij van een bestorming afzien.
„Ja, ik weet het nu," riep zij met zulk
een heftigheid, dat ieder voor haar terugtrad,
„er is hier een verrader, een verrader. Petro
is verraden, Petro is verkochtO, de laag
hartige, o, de laaghartige. Moge het staal
zijn hart treffen."
Uitgeput, bleek en waggelend viel zij in
de armen van Safrona.
„Dat God met u zijprevelde de arme
vrouw. „De Czaar heeft bevolen, wat wilt gij?"
„De Czaar," herhaalde Oliana, en zij viel
in zwijm.
De vier mannen hielden Petro vast; de
burgemeester legde hem de handboeien aan
en den ketting aan de voeten.
„Men zal hem zijn mooie krullende haren
afknippen", snikten de meisjes.
„En men zal hem ver, ver wegzenden,"
treurden de anderen. „Wie weet of hij ooit
zal terugkeeren."
Sémène, die tot nu toe had gezwegen,
verhief zich in de geheele lengte van zijn
geweldige gestalte, en zich tot Youri wen
dend, sprak hij
„Dat zal ik je betaald zetten, reken er op."
Met vasten tred richtte hij zich naar den
ambtenaar.
Burgemeester, sprak hij met eene stem,
verstikt door tranen, „laat Petro vrij, ik
zal in zijn plaats gaan. Er is eene wet die
dit toestaat. Hier opgegeten te worden door
den Jood of daar door den Czaar, is precies
hetzelfde, en misschien is de Czaar meer
waard, vant de Czaar is nu eenmaal de
Czaar."
Youri sprong op en als een adder slui
pende, fluisterde hij aan het oor van den
burgemeester.
„Geef niet toe, ik zal vier vaten brande
wijn geven."
Rutheen3che Roman.
Wordt vervolgd.)