Hel Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bommeierwaard,
Onze Vooruitgang.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3205. ffoensdag 13 November.
FEUILLETON.
1912.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7l/t ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Er is eenmaal een tijd geweest, dat
Nederland naar verhouding het rijkste
land van Europa, ja van de toenmaals
geheele beschaafde wereld kon genoemd
worden. Dat was, toeD na de zeven
tiende eeuw van heldenarbeid der vade
ren, de achttiende eeuw volgde en de
zonen de rijke oogsten slechts voor het
binnenhalen hadden. Toen van de op
brengst der gronden door de vaderen
zoo wèl toebereid lange jaren viel te
leven, en de landschuren van het Ge-
meenebest der Vereenigde-Nederlanden
tot berstens toe gevuld bleven en nog
nergens de sporen van dien roofbouw
der nakomelingschap op het erf deel der
heengegane strijders te bespeuren vielen.
De buidel der Hollandsche kooplieden
stond rond van de wichtige gerande
daalders, 's lands kas bleef tot den rand
gevuld, nu ook de Staatsche bodem voor
goed van de oorlogsplaag verlost bleek,
en jaren voorbij konden gaan van rustige
rust die deu buidel spaarde welis
waar, maar de spankracht van den
staat al meer en meer verslapte. Dat
bleek eerst recht toen Jan Crediet, op
volger van Jan Kordaat, het veld moest
ruimen voor Jan Salie en deze
om den loop der tijden, die de Fran
sche revolutie bracht, en ons het on
afhankelijk volksbestaan kosste.
Toen bleef bij de tierceering der
Hollandsche staatsschuld, een smade
lijk failliet nog wel op het kantje af
vermeden maar èn schatkist èn
koopmansbuidei, zoo wel voorzien weleer,
zij werden ontlast van het poovere
overschot dat hun nog restte. Van het
„Rijke Holland" van weleer, het Dorado
van de Duitsche gelukzoekers, van die
duizenden naar hier emigreerende Prui
sen en Pommeranen, Westfalers en
Saksers en al wat daar in het door de
eindelooze oorlogen zoo diep verarmde
„Vaderland" door het lokkend licht der
volwichte Zeeuwsche rijksdaalders werd
aangetroken, naar de woonstêe van Jan
CredietHet schatrijke had zijn rijkste
dagen geh&d.
Van geld zondermeer, van middelen
hoe groot ook, maar zonder de energie,
welke die middelen verleenden kan geen
koopmanschap op den duur gedijen,
zoomin als een Staat zijn rang te mid
den der hem omringende rijken kan
(4
De burgemeester alleen hoorde dezesnel
gesproken woorden. Youri trok zich gerust
gesteld terug.
Op smeekenden toon vervolgde Sémène:
„Zie mij aan, ik ben groot. Wat is Petro
bij mij vergelegen? Een kind. Ik zal in
zijne plaats gaan, burgemeester, ik zal gaan,
ik wil gaan!"
Terwijl hij sprak, voelde hij, dat zijn ziel
weer tot rust kwam, en het gewicht der
•vervloeking werd minder drukkendtranen
rolden langs zijne wangen.
„O, schavuit", riep de man van het gezag,
„gij wilt gaan, gij, nadat ge gezegd hebt,
dat de Czaar en de Jood hetzelfde zijn?
Wacht, ge zult zien of dat waar is."
„Maar ik heb gezegd, dat de Jood mij
opeet
„En dat de Czaar je ook zal opetenheb
je dat niet gezegd?"
„Maar ik heb gezegd, dat de Czaar beter
is dan de Jood."
„Wacht, zoon van een hond 1 De commis
saris van politie zal het weten, en dan
de Czaar is nu eenmaal de Czaar, dat weet
gij allen."
De ketting rammelde aan de voeten,van
Petro, en Sémène, verbijsterd door den
vuistslag, dien de burgemeester hem in het
gezicht gaf. deed bebloed een schrede terug
Hij had twee gebroken tanden.
„Weet je nu wie de Czaar is?" brulde
de verdediger van de wet.
„Ja burgemeester, ik weet het", antwoord
de Sémène.
blijven handhaven met rijkdom, wan
neer het de mannen met heeft, om de
schatten productief te maken. De jonge
Engelsche Handelsstaat streefde de Re
publiek naderbij, streefde haar weldra
ter zijde. En eenmaal in den wedloop
der volkeren ten achter geraakt, werd
die achterstand grooter en grooter, tot
dat de nieuwe eeuw aan de gansche
constellatie van het Europeesoh Staten-
complex de diepgaande wijziging bracht
welke wij het tijdperk der Fransche
overheersching in Europa noemen. Eerst
tientallen van jaren zouden in de negen
tiende eeuw voorbijgaan, voor aleer met
zijn herlevende energie Nederland op
nieuw dorst te verschijnen in het sta
dium der volkeren. Doch nóch van die
eerste plaats van vroeger, nóch van
dien onmetelijken rijkdom van de oude
Nederlanden, was ooit meer zóó sprake
als voorheen.
En thans mag men vragen, is thans
met de twintigste eeuw niet een ken
tering merkbaar Zijn er soms teeke
nen waarneembaar, die er op wijzen,
dat ons land, indachtig aan de lessen
der historie, niet hervalle in de fouten
waarvoor het zoo zwaar heeft moeten
boetenReeds ruim een achtste deel der
20ste eeuw is voorbij, een tijdperk lang
genoeg om, als geheel, in cultuur-histori-
schen zin er de volle aandacht aan te
wijden. Is Nederland in dat tijdsbestek
waarlijk vooruit gegaan in volkskracht?
Het is inderdaad niet wel mogelijk
binnen de omraming van een dagblad
artikel daar omstandig antwoord op te
geven. Al de levensaderen bloot te leg
gen, te demonstreeren over den opgroei
van geheel het economisch leven
wij zullen het hier waarlijk niet be
proeven. Het is ook in dit betoog niet
strikt noodzakelijk, waar immers vol
staan kan worden met dit eene: wat
is de resultante van de werking dier
tallooze factoren waaruit het economisch
volksleven is opgebouwd?
Het antwoord daarop is juist dezer
dagen in ons Parlement gegevenhet
nationaal vermogen is, naar officieele
cijfers geraamd, in de eerste 10 jaar
dezer eeuw toegenomen met 2500 mil-
lioen gulden. Elke dag dus nam de
kapitaal-kracht van ons volk met ge
middeld drie kwart millioen gulden toe,
tien jaren achtereen. Zijn dit geen cijfers
die boekdeelen spreken?
Is Nederland weder op weg het
„Schatrijke Holland" van weleer te
„Zwijg, hij durft nog spreken, dat stuk
modder."
Oliana, die weer tot bewustzijn was ge
komen, naderde Petro en haar door tranen
benevelde oogen ontmoetten den bijna ver
bijsterden blik van den jongen man.
„Je gaat weg, het geweer dragen," sprak
zij met gesmoorde stem.
„Ik zal terugkeeren", antwoordde Petro.
Uitgenomen Oliana, verstond niemand
die woorden.
De gasten van Safrona verwijderden zich
in een doodsche stilte. Petro werd geketend
onder geleide van de drie mannen naar het
raadhuis gebracht, van waar hij bij dagreizen
naar het bureau der recruten zou worden
vervoerd.
Nadat hij er zich van had verzekerd, dat
Séméne hem niet volgde, had Youri lang
zaam de hut verlaten. Bij den drempel ge
komen, was hij haastig naar buiten gegaan.
Maar Sémène had hem niet uit het oog
verloren. Even vlug als groot, sprong hij
Youri na, en in den duisteren nacht onder
scheidde hij weldra een kleine schim, die
langs omwegen vluchtte, steeds langs de
heggen gaande. De schim verwijderde zich
in tegenovergestelde richting van die, welke
de bewakers met hun gevangene hadden
genomen. Sémène vervolgde haar met woeste
volharding.
„Judas, hond, ik zal het je betaald zetten,"
prevelde de reus.
Deze wedloop in de duisternis duurde
heel lang. Youri, die zwak en tenger was,
geraakte buiten adem, gleed in de modder
en hield zich krampachtig aan de heggen
vast. Eindelijk greep de arm van Sémène
hem met herculeskracht, en de twee mannen
bleven staan, hijgend, woedend, vreesaan-
jagend.
De plek was eenzaam, niemand bevond
zich op deze verloren plaats der aarde. Youri
beefde onder den gevoeligen greep van zijn
worden? Wij moeten het wel haast
geiooven. Echter, de lessen onzer eigene
historie zijn dddr, om er de leering uit
te trekken, dat een kapitaal-krachtig
volk zonder méér, zijn eenmaal ver
worven rang niet vermag te handhaven.
Is Nederland dan ook ten opzichte dier
nu eenmaal onontbeerlijke eigenschap
pen, evenzeer vooruitgegaan in het ge
deelte dezer eeüw, als het toenam aan
rijkdom van geld?
Ziedaar een vraag waarop het ant
woord nu eens niet wiskundig accuraat,
met cgfers te berekenen valt. Toch is
er veel, dat reden geeft, ook te dien
opzichte, optimisch gestemd te mogen
zijn, indien althans niet alle teekenen
welke daarop wijzen, bedriegen. Ea
wie in het buitenland, vooral in de ons
omringende landen het oor heeft weten
ie luisteren te leggen, zal ongetwijfeld
hebben kunnen ervaren, met hoe veel
waardeering en ontzag tevens, gesproken
wordt over hetgeen deze lage landen
aan de zee op het terrein der bescha
ving in velerhande opzicht presteeren;
waarlijk, ook daarin zijn de vorderingen
naar verhouding niet minder groot, ook
al kunnen deze niet, g dijk met onze
finantiën het geval is, in reeksen van
cijfers uitgedrukt worden.
Het aldoor groeiend, naar hooger
bloei strevend cultuurleven, hoe haeft
het zich in de laatste jaren, ook in
ons land, niet allerwege ontwikkeld.
Wat echter scheen te weerhouden om
de natie tot de volle maat van haar
uithoudingsvermogen te doen komen,
was, naar het heette, het gebrek aan
de noodige middelen. Nergens is geld
voor, werd en wordt geklaagd. Die
klacht nu verstomme. „Waar gij niet
zijt, heer organist", luidt het bekende
Duitsche liedje, „daar zwijgen alle
tonen." Maar de „organist" is nu twee
en een half milliard „aangekomen" in
10 jaar tijds. Voldoende reden zeker,
om te mogen verwachten, dat het „orgel"
krachtiger bespeeld zal kunnen worden
dan voorheen, en ook beter: de
lagere registers vooral eischen een recht
matiger verdeeling van den inzet. Dat
is een eisch van den tijd, wil Neder
land gelijk weleer het Ryke Nederland
heeten. Maar dan niet alleen, gelijk
destijds, rijk aan schatten, gelegd in de
handen aan immers altijd betrekkelijk
weinigenmaar rijk aan grooter levens
geluk in de harten van allen.
tegenstander.
„Laat me los, wat wil je van mij?"
„Ik wil je dooden."
„Laat me los. Ik zal je laten omkomen
in de gevangenis in Siberië".
„Voordat je mij daar brengt, zal ik je
verworgen, duivelskind."
„Evenals Petro zal je gaan, met ijzeren
kettingen aan je voeten."
„O, als Petro", bulderde Sémène. „Ver
rader, je hebt hem verkocht, je hebt mijn
ziel bezoedeld."
Hij omklemde Youri met al de kracht
van zijne spieren, en deze rolde uitgeput
op het voetpad, dat steil naar de rivier
afliep. Sémène ging er naar toe.
De plek was gevaarlijk, het water was
er niet diep, maar de rivier was gezwollen
en de nacht somber. Bij den afgrond ver
volgden de beide worstelaars hun vreemd
gevecht. Geen kreet, geen woord kwam uit
deze vormlooze massa, die op den slijkerigen
grond rolde; men hoorde niets dan den
snellen, hijgenden adem van deze twee, die
op leven en dood streden. Opeens verhief
de kolossus zich. Zijn verpletterde vijand
lag aan zijne voeten, onbeweeglijk, stijf
uitgestrekt aan den rand van den afgrond.
Was hij dood? Sémène wist het niet, hij
hield zich stil om te luisteren.
„Zou ik hem geworgd hebben?"
Hij luisterde nog eens. Een dof geluid
drong tot zijn ooren door, een geluid gelijk
aan dat wat de aarde voortbrengt, als iets
voortgewenteld wordt in de wateren. Een
oogenblik hoorde hij iets zwaars glijden en
in de rivier vallen.
Sémène, die door de vermoeienis kalmer
was geworden, slaakte een kreet.
Hij begreep wat er gebeurd was. De breede
rand van den afgrond, waar het toeval hen
had geleid, was bezweken door het gestamp
der beide strijders, en hij had Youri mede-
gesleept in zijn val.
Buitenland.
De oorlog op den Balkan.
Volgens een bericht uit Athene is
het Grieksche leger Zaterdagmorgen
Saloniki binnengetrokken. De Grieken
hebben nu alle pasja's, ambtenaren en
officieren gevangen gezet. Het geheele
aantal gevangenen te Saloniki bedraagt
27,000.
Het voornemen der Grieken is zich
met de Bulgaren te vereenigen en zoo
mogelijk nog den intocht in Konstan
tinopel met hen te houden.
De Daily Chronicle verneemt dat het
vóór den intocht van de Grieken in
Saloniki tot een verschrikkelijke slach
ting van de niet-Mohammedaansche be
volking gekomen is.
De laatste berichten uit het hoofd
kwartier te Uskub toonen aan, dat de
Servische legers, bij de krijgsverrich
tingen, volgende op den val van Uskub,
op verwoede tegenstand van de Tur
ken gestuit zijn. Toen de Turken uit
Keuprulu verdreven waren trokken zij
terug naar Tetowo (Kalkandelen) en
Gostiwar, bij welke plaatsen zij de ver
volgers aanvielen en een tijdlang stand
hielden met ongeveer 20 bataljons en
artillerie. De verdediging van de Turk-
sche stellingen te Dibra ten noordwes
ten van Gostiwar was overal vinnig.
De Serviërs verdreven tenslotte, ten
koste van aanmerkelijke verliezen den
vijand in overhaaste vlucht uit de stad.
De Turken lieten kanonnen in handen
van de Serviërs.
De strijd bij Prillip blijkt een van
de verwoedste slagen geweest te zijn,
die de Serviërs in dezen oorlog geleverd
hebben en was bijna in elk opzicht ge
lijk te stellen met den slag bij Koema-
nowa. De Serviërs verloren 2500 dooden
en gewonden, de Turken 6000.
Wegens het moeilijke terrein en de
onvoldoende spoorwegverbinding is de
verzorging van de gewonden buiten
gewoon moeilijk. Het slagveld is met
dooden bezaaid.
De Times verneemt nit Uskub Ver
scheidene Servische kolonnes rukken
op Doerazzo aan, ondanks alle waar
schuwingen van Oostenrijk.
Zaterdag kwam te Konstantinopel be
richt, dat de Bulgaren behalve Rodosto
ook Eregli aan de Zee van Marmora
hebben bezet.
Uit Sofia werd Zaterdag bericht: De
stellingen bij Adrianopel, door de Bul
garen genomen, Kartal Tepe en Papa
Tepe, liggen op een hoogte van 143
meter. Donderdagnacht zijn de Turken
daar door de artillerie, die onder zoek-
Stilstaande voor dien afgrond, meende
Sémène een zwak gesteun te hooren.
Iets vreemds ging er toen door de ver
bijsterde hersenen van den onontwikkelden
man. Zijn hartstocht bedaarde, de waanzin
van zijn toorn verzwakte, de dichte sluier,
waarmede de toorn zijn oogen had ver
duisterd, scheurde door de schittering van
een plotseling licht. De misdaad was in
heftigheid bedreven, de daarop volgende
reactie was gevoelig.
„Ik heb een mensch vermoord! Ver
moord, ach Maar neen, ik heb hem
gehoord, ja, ik heb zijn stem gehoord
Hij kende de plek en de paden die naar
de rivier voerden goed; hij ging snel dien
kant op. „Hij is niet dood", sprak hij bij
zichzelven. Waar zal ik hem vinden, dien
gevloekte? Youri, geef antwoord, ik zal je
daar vandaan trekken."
NietsOp dien roep antwoordde de
wind slechts, de sombere stroom prevelde
in dezen diepen nacht.
Sémène stapte tot de knieën in het water,
hij beefde van koude en schrik, zijn armen
bewogen als roeispanen de golven, overal
zoekende.
„Wacht.... daar is hij, geloof ik
Zijne laarzen maar het hoofdWaar
is het? Geen hoofd Youri 1"
Hij tastte rond in deze verschrikkelijke
duisternis; hij zocht overal, bevende, half
waanzinnig, buiten adem.
„O, het hoofd.... eindelijk!"
Hij. voelde met zijne handen een dikke
laag aarde, die zijn vijand bedekte. Met
bovenmenschelijke kracht hief hij deze
zware en glibberige modder op, en betastte
eindelijk het geheele lichaam, ontdaan van
zijn slijkerig lijkkleed. Hij greep den ellen
dige, wierp hem op zijn schouder en, snel
door den nacht gaande, richtte hij zich naar
de woning van Safrona.
I De oude vrouw sliep nog niet.
lichten werkte, uit verdreven. Ze lieten
1000 dooden achter en namen in de
kleinere forten de wijk. De Bulgaarsche
troepen namen daarbij ook de stellingen
Tsjoermoe-Dzjina en Kaitsjala in, zonder
tegenstand van beteekenis te ontmoeten. -
Men is hier van meening, dat het
bericht van de verovering van twee
beheerschende stellingen bij Adrianopel
van het grootste gewicht is. De beschie
ting der overige forten wordt daardoor
gemakkelijker gemaakt.
Over de maatregelen, die van Turk-
sche zijde genomen zijn ter versterking
van de linie van Tsjataldzja, meldt de
Frankfurter Zeitung de volgende bij
zonderheden
Dagelij ksch gaan groote transporten
versche Klein-Aziatische troepen van
de Zwarte Zee naar den rechtervleugel,
en vanuit de Zee van Marmora naar
den linkervleugel. Ook de vloot zal in
de verdediging een groote rol spelen.
Men hoopt met een vooruitgeschoven
vleugel 250,000 man op deze linie te
kunnen concentreeren en zoo mogelijk
den tegenstand van de Bulgaren te
breken door een overwintering, aange
zien de vorst reeds streng ingevallen
is. Het is voor de Turken gunstig, dat
vier goede wegen een snel vervoer van
levensmiddelen en schietvoorraad uit
Konstantinopel mogelijk maken, terwijl
voor de Bulgaren de aanvoer moeilijk
heden met zich brengt.
In militaire kringen heerscht nog
eenige hoop, dat, als de Turksche sol
daten slechts dragelijk verzorgd worden,
een ernstige tegenstand kan geboden
worden.
In officiers-kringen heerscht een sterke
beweging tegen de oudere comman-
deerende officieren. Grenzelooze onbe
kwaamheid wordt hun ten laste gelegd.
Men wil ze allen door jonge officieren
vervangen.
Gesteund door de stellingen, die zij
reeds genomen hebben, zoo seint
luitenant Wagner, de correspondent van
de Weensche Reichspost in het Bul
gaarsche hoofdkwartier gebruiken de
Bulgaren hun geheele strijdmacht in
een aanval op de overblijvende linièn
van de stelling der Turken te Tsjataldzja.
Het derde leger is reeds vooruitgedron
gen door het boschgebied ten Zuiden
van het meer Derkos, terwijl het eerste
leger aan het vechten is om de hoofd
stelling van de Turken ten O. van
Tsjataldzja.
Ofschoon de Bulgaren er nog niet in
geslaagd zijn, om door de stelling der
Turken, welke uit verschillende liniën
achter elkaar bestaat, geheel heen te
breken, is de val van de verdedigings-
„Moeder Safrona, doe openriep Sémène
door de deur.
De vrouw herkende de stem van deü
jongelingzij dacht dat er brand was, en
bevend opende zij de deur der hut.
„Wat? Sémène, wat draag je daar?"
„Moeder Safrona, snelkoud water,
brandewijn."
Hij legde Youri op het bed van de oude
vrouw neer. Safrona zag de beide mannen
aan.
„Je hebt je mooi toegetakeld, Sémène, je
bent mooi. Waar kom je vandaan? En de
andere? Dood? Wat? Je wilt me hier een
huiszoeking bezorgen?"
„Stil, stil," smeekte Sémène, „ik geloof,
dat hij niet dood is, help mij hem wasschen."
„Dat zal wel noodig zijn, en je zelf ook.
Bloed op jou en op hem! Wie is het? Ik
herken hem niet."
„Het is Youri," steunde Sémène, een kruik
water grijpende, die hij in de terrine ledigde,
welke dienzelfden avond nog op de feest-,
tafel had gestaan."
„Moeder Safrona, hij moet uitgekleed en
gewasschen worden. Help mij, ik kan niet
meer."
Hij hield even op om adem te scheppen.
„Hij moet gewasschen worden," prevelde
de vrouw; „maar, hij is doodl"
„Hij is niet dood," snikte Sémène, „hij
heeft brandewijn noodig!"
Er was nog wat over in de fleschSafrona
liet eenige droppels tusschen de lippen van
Youri glijden, ontkleedde den gewonde, en
toen hij gewasschen was en schoone kleeren
aanhad, legde zij hem op hare kussens en
bedekte hem met haar deken van schapevel.
Youri ademde zwakjes. Van tijd tot tijd
slaakte hij een smartelijk gesteun.
Rutheensche Roman.
Wordt vervolgd.)