let Land van Neusden en Altena, de Langstraat en de Bommelerwaard.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
1912,
CONCENTRATIE.
FEUILLETON.
';T Und VAN ALT^
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
No, 3209. Woensdag 27 November,
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7Vi ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Wij zijn een volk van weinig woor
den'; veel-sprakigheid is niet een onzer
meest geprezen nationale eigenschappen.
Men behoeft slechts eenmaal de lands
grenzen te zijn overgetrokken of het
verschil is opvallend. Eerder nog; men
kan het al gewaar worden in buiten-
landsche trein of boot, hoe de zwijg
zaamheid onzer landslieden verschilt
met de loslippige welbespraaktheid, den
Franschen landaard eigen, met de
vleierige beminlijkheid, waarmede de
blonde Germanen-zoon u tracht van zijn
denkbeelden te overtuigen. Men schijnt
ginds zoozeer aan den vorm waarin de
denkbeelden gehuld, de gedachten ge
kleed worden, te hechten, dat het dikwijls
voor den buitenstaander moeilijk valt,
den eigenlijken inhoud van het gezegde
duidelijk te omvatten. Vau wat wij de
uiterlijke welsprekendheid noemen, is
ginds niet alleen een groot deel vaD
den dagelijkschen omgang doortrokken,
zij komt nog sterker uit in parlement
en voor de balie. Men kan de parle
mentaire redenaars van weisprekenden
stijl te onzent gauw genoeg tellen; in
de buitenlandsche parlementen echter
zult ge ze, zelfs bij tientallen, niet
nauwkeurig opgeven kunnen. En de
balie, hoe .schijnt ginds het recht slechts
geroepen om de zege-kar der schitteren
de welsprekendheid te volgen, hoe wordt
dé&r de pleitbezorger, die de grootste
macht heeft over de taal, tevens voor
den besten verdediger van het recht
gehouden. Hoe viert in de buitenland
sche pleitzaal de schoone vorm triumfen
over de vage rechtsbewustheid der jury
leden. Eq zoo ook wij de welsprekend
heid van een advocaat geenszins een
onnut aanhangsel van zijn kunde ach
teD, de vorm waarin zijn rechts
gronden voorgedragen worden zal hij
nimmer tegenover het, immers louter nit
mannen van het vak bestaande, rechts
college, een alles overheerschende plaats
doen innemen. Waarlijk, de godin der
welsprekendheid vindt met haar goede
en kwade zijden, niet haar schoonste
woonplaats in deze landen. Wagen wij
een gissing ter verklaring van dit feit.
Ons volk is een volk van klei- en
waterkinders. Holland en de zee, het
is of ge van kind en moeder spreekt;
en onze knappe waterbouwkundigen,
zij zijn niet voor niets te allen tijde
1STJ±.
(8
Getroost door deze redeneering, werd zijn
geest rustiger. Door de geheele wereld te
beschuldigen, eindigde Youri met aan de
rechtvaardigheid van zijn eigen zaak te
gelooven; de duivel van den angst verwij
derde zich een oogenblik en de zieke, met
de ellebogen op de tafel, het voorhoofd in
de handen, viel in een sluimering.
Een benauwde droom moest hem veront
rust hebben, want plotseling richtte hij zich
op, gloeiend van koorts.
„Oliana!" riep de rampzalige, „vervloek
mij niet, o. vervloek mij niet! Ge zult mij
toebehooren, Oliana, ik wil je hebben!"
Deze angstkreten deden Safrona met schrik
van haar legerstede opspringen.
„Wat nu, ben je krankzinnig geworden
Wat heb je?"
„Ik heb niets. Wat is er gebeurd?"
„Je hebt gedroomd!"
„Ik weet het niet o, als de dood
kwam Ik ben onschuldig!"
„Als je onschuldig bent, slaap dan."
IV.
Twee maanden waren voorbijgaan. Petro,
die ingelijfd was bij een der regimenten in
Siberië, was vertrokkenzou hij terugkeeren?
„Ik zal terugkeeren", had hij tot Oliana
gezegd.
Terugkeeren? Hoe?
Hij had er niet aan gedacht, de soldaat,
maar het meisje hoopte .Eenwonder?
Wie weet? Heeft God geen medelijden met
hen die weenen?
de geheele wereld door beroemd en
aangezocht geweest.
Die voortdurende strijd met het ons
omringend element, hij heeft een in
vele opzichten stoer en krachtig volk
gevormd; maar het bunder bij bunder
veroveren van onzen bodem, met ge
stadigen ijver en nijver overleg, zoo op
den zoet- als op den zoutwatervijand,
het heeft ons geleerd het overtollige,
het bij den bestaansstrijd immers dik
werf hinderlijk overtollige te vermijden.
Het is alsof wij onbewust begrepen
hebben hoofd en handen vrij te moeten
houden, vrij van welke, hoe schoon
schijnende banden ook, die wellicht
andere natiën tot sieraad mogen dienen,
om te kunnen blijven die wij zijn. Wij
hebben zoo goed in den aardrijkskun
digèn als in den staatkundigen bestaans
strijd, geleerd en begrepen alle onze
krachten te moeten concentreerenop
één punt saam te trekken al wat aan
geest- en lichaamskrachten ons deel is,
ten einde geologisch en politisch het
„hoofd boven water" te houden. En
wil men een verklaring zoeken, waarom
schittering in redeneertrant, een brui-
schende welbespraaktheid, een blinkend
omhulsel hier zoo weinig inheemsch te
noemen zijn, wellicht dat dddr een der
redenen valt te vinden.
In critieke tijden in het bestaan van
ons gemeenebe8t hebben schitterendo
manifesten, klinklang veelal van ryt-
misch woordenspel nimmer een voor
name rol gespeeld. Doch wel heeft een
enkele leuze, een enkel woord soms, de
schare weten te binden, te overtuigen
hoe zij zich te gedragen had. Dan viel
voor een wijle de scheidsmuur van
veeten en geschillen tuscchen de par
tijen omver en spande men zich in,
om op het gegeven oogenblik het meest
noodige te winnen. En zoo onder onze
mannen van de balie en van den kan
sel, zoo onder onze parlementaire rede
naars, de in schoonen-stijl-sprekers ver
reweg de minderheid uitmaken, het
w&re woord op den juisten tijd, vloeit
ook anderen over de lippen en weten
zij ingang te doen vinden. Zoo klonk
menigmaal door de rijen der staatkun
dige partijen één enkel woord; het be
hoefde geen onnutte franje om begrepen
en aanvaard te worden. Zoo klinkt ook
thans door de politieke gelederen van
een groot deel van ons in staatkundige
partijen verdeeld volk, een enkel woord,
dat „Concentratie" heet.
„En wel weende zij, het arme kindMen
zag haar niet meer dansen. Zij droeg haar
rokken met kant niet meer, evenmin haar
hemden met veelkleurige borduursels.
Overdag werkte zij, 's nachts weende z;j.
Men zag haar vervallen, maar nooit hoorde
men haar klagen.
Op een avond, dat zij met haar vriendin
Xenia bij den haard zat te spinnen vroeg zij
Xenia, is het ver, dat Siberië?"
„O, ik geloof dat men de lengte van den
weg nog niet zou hebben, indien men de
draden van al de spoelen van het dorp af
wond."
„Dat is heel ver," zuchtte Oliania.
Xenia vervolgde
„Je hebt verkeerd gedaan met dat lied
te zingen Je weet wel, dat lied van
de laatste nachtwaak. Dat lied heeft den
boozen geest opgewekt. Het uur was nood
lottig. Op het oogenblik dat het lied uit
was, kwam men Petro halen."
„Nooit, nooit zal ik het lied meer zingen",
prevelde Oliana, terwijl zij haar tranen af-
wischte.
De vriendin vervolgde:
„Heb je Youri gezien, sinds hij beter is?"
„Neen, ik hoop dat ik hem nooit meer
zal zien, den verrader
„Nu, ik heb hem gezien. O, wat is hij
afschuwelijk leelijkTusschenbeide lijkt het
of hij scheel ziet, dan weer of hij een bochel
heeft. Hij is zoo mager als een kat en hij
ruikt naar het graf. Als ik met zoo iets
afzichtelijks moest trouwen, verdronk ik
mij liever. Moeder Safrona zegt, dat hij den
duivel in zijn ziel draagt, en dat de Jood
en de duivel hem hebben genezen."
„Hij is hersteld," antwoordde Oliana, „om
dat de Booze hem nog niet noodig had."
„En hij zal kwaad stichten, mijne ziel
voelt het," voegde Xenia er aan toe. „Als
hij de straat doorgaat, ziet hij niemand aan,
hy peinst over slechte dingen."
Niet echter om er in staatkundigen
zin eenige beschouwingen aan vast te
knoopen, plaatsen wij dit woord hier
boven. De waarde welke er thans in
politiek opzicht door zoovelen aan wordt
gehecht, blijve onbesproken. Want over
partijverband en stembusverwachtingen
heen, zegt ons het woord veelmeer dan
een tijdelijke leuze vermag, omdat
dit woord tevens het kernwezen aan
raakt van heel ons volksbestaan.
Ten allen tijde en overal heeft de
Nederlander „geconcentreerd." Ziet hoe
hij zich mét de kennis van de talen
der hem omringende landen steeds van
het intellectueel-beste dier landen tot
zich genomen heeft; hoe hij daardoor
als het ware in zich heeft kunnen con
centreeren, de resultaten van hun er
varing en hün kennis. Ziet boe zijn
uitgebreide handelsbetrekkingen, over
schier de geheele wereld, hem de ge
legenheid biedt zijn blik te verruimen,
veel en velerlei in zich op te nemen
en te verwerken. En zoo ge in vreemde
landen, voor zaken of ontspinning te
waardschap zijt en u een weinig de
moeite geeft in de dingen door te drin
gen, ge staat dikwijls verbluft over zoo
eng beperkten gezichtseinder, over een,
vaak bij de beste standen bijna vol
slagen onbekendheid met wat er buiten
de eigene landsgrenzen aan wetens
waardigs bestaat of gebeurt.
Men heeft ons volk wel eens het iu-
ternationraalste volk der geheele wereld
genoemd. In vele opzichten voorzeker
is dit niet onjuist. Inderdaad gaan over
ons land heen, concentreeren of kruisen
er zich de stroomingen van wat door
het beste deel van tal van natiën wordt
gedacht, gestreden en geleden. De ge>
loofsvrijheid, hoe ook elders benard, heeft
hier bijna altijd een veilig recht genoten.
Zoo hebben wij ons land in vele op
zichten als het ware tot een concen
tratie-kamp gemaakt. Niet in de on
gunstige beteekenis, welke aan dit woord
nog jaren lang gehecht is gebleven,
sinds Engelsche oorlogstactiek haar nood
lottig stempel er op drukte, doch als
een kamp, open en vrij gelegen, waar
van de bewoners geziene en ongeziene
schatten samen trokken, van al wat de
wereld den nij veren zoeker op elk go-
bied aanbood.
En zoo wij zijn een volk van weinig
woorden, onze oogen hebben wij over
al en ten alle tijdig duchtig den kost
gegeven, en moeten geven. De harde
„Weet je waar Sémène is?"
„Moeder Safrona moet het weten, maar
zij wil niets zeggen. Ik geloof toch, dat hij
zal terugkeeren, omdat
„Omdat wat?"
Xenia werd plotseling treurig.
„Indien hij niet terugkwam, zou het jam
mer zijn, hij is zoo'n knappe jongen."
„Indien je hem ooit trouwt", zei Oliana,
„zal het noodig zijn dat je verstand voor
jelui beiden hebt. Maar als hij je slaat, dan
weet ik niet wat er van je verstand en van
je beenderen moet worden.
„Hij zal mij niet slaan."
„Wat weet je er van?"
„Ik weet het. Hij is zoo sterk, dat hij
een ploeg zou kunnen trekken, des te
beter. Ik zal een goeden werker hebben;
maar ik zal den ploeg sturen. Sémène zal
mijn os zijn."
„Hoe zal je dat aanleggen?"
„Mijn hemel, ik zal slim zijn en ik
zal een beetje van hem houden. Hij zal zoo
zacht als een lam zijn."
De beide meisjes zwegen. De moeder van
Oliana, die haar koe had gemolken, keerde
terug met een emmer schuimende melk,
en eenige oogenblikken later trad de eige
naar van de hut op den drempel van de deur.
De oogen en het gelaat van den ouden
Mirone Doubeniouk vertoonden zulk een
innige vreugde, dat zijn vrouw hem verbaasd
aanzag; maar gewoon als zij was aan onder
werping en echtelijke dienstbaarheid, dorst
zij haar heer en meester niet ondervragen.
„Wat is er gebeurd?" dacht Oliana. Maar
evenmin als haar moeder, had zij den moed
een vraag te doen. Dat kwam, omdat hij
niet gemakkelijk was, de oude. Als een
meedoogenlooze dwingeland had hij er zijn
vrouw en dochter aan gewend, voor hem
te beven en zich te buigen voor de kracht
van zijn ruwen wil. Men vreesde hem zelfs
als hij glimlachte en het woord, dat op het
leerschool in den aanvang van ons volks
bestaan doorloopen, is niet tevergeefs
geweest.
Buitenland.
De oorlog op den Balkan.
De Mir, het Bulgaarsche regeerings-
blad, schreef ZaterdagWij hebben er
in toegestemd den opmarsch, waarvan
Konstantinopel het doelwit was, te
staken en vredesonderhandelingen aan
te knoopen. Niet uit vrees voor de cho
lera, die wij kunnen overwinnen, even
als wij het Turksche leger overwonnen
hebben, doch om aan de wereld een
bewijs van onze voorzichtigheid te geven
en van onzen wensch om niet tot daar
door te dringen, waar de belangen van
Europa elkaar zoodanig doorkruisen,
dat de bevrijding van de christenen van
het schiereiland er een Europeesche
kwestie geworden is. De Turken moeten
dat begrijpen, en zich met het bezit
van Konstantinopel tevreden stellen.
En bet chalifaat moet de noodige con
cessies doen om den toestand te redden.
Wij werpen alle verantwoordelijkheid
voor een verdere ontwikkeling van de
gebeurtenissen van ons af. Het doel
zou anders worden, de Turken voor
goed uit Europa te jagen, wat niet al
leen de wensch is van de bondgenooten,
maar ook van de openbare meening in
Europa. Wij aanvaarden de onderhan
delingen alleen om niet van veronacht
zaming van de belangen der groote
mogendheden beschuldigd te worden
en geen van haar in een oorlog te wik
kelen, doch wanneer wij ondanks ons
zelf gedwongen worden Konstantinopel
binnen te trekken, is het niet twijfel
achtig, dat de toestand na nieuwe ver
liezen zeer gewijzigd zal zijn en wij ons
niet met de tegenwoordige eischen zul
len tevreden stellen.
Het blad, De Boodschapper van
Athene, maakt melding van een uit
lating van den Turkschen bevelhebber,
die tegenover den Griekschen Kroon
prins heeft gestaan, en die zeide, dat
de uitslag van den oorlog zonder de
Grieksche vloot een geheel andere zou
geweest zijn. De Grieksche vloot belette
als meesteres van de Egeïsche Zee, dat
200.000 Turkscbe soldaten uit Klein-
Azië en Syrië naar het Turksche leger
in Thracië werden overgebracht.
Het blad voegt daaraan toe, dat de
Grieksche vloot tevens een grooten
dienst aan de Montenegrijnen en Ser
viërs bewezen heeft, door de Turken
ook te verhinderen troepen aan de kust
van de Adriatische Zee aan land te
zetten.
punt stond gesproken te worden, drong
men halverwege terug en het verstomde
op de lippen.
Nadat zij de soep opgedaan en de houten
lepels rondgedeeld had, nam de vrouw als
gewoonlijk plaats naast haar mande twee
meisjes aten staande. Zij aten uit de gemeen
schappelijke schaal, en naar gelang de soep
verdween, stond de vrouw op en vulde de
schaal opnieuw uit den pot, die op den
haard stond. Men gebruikte het maal zwij
gend, de heer des huizes glimlachte steeds.
Eensklaps sprak hij
„Ik heb Youri vanavond gezien. Hij is
reeds hersteld."
Niemand antwoordde; de oude zag zijne
dochter aan en glimlachte nog.
„Wat is hij rijk, de schelm, en eenige
zoon. Dat telt mee."
Xenia, die Doubeniouk niet kende zooals
hij was, en meer moed dan Oliana had,
antwoordde
„Al was hij zoo rijk als de heer van het
dorp, dan nog zou ik hem niet begeeren.
Hij is afschuwelijk, hij moet leelijk ruiken."
„Hij ruikt leelijk, omdat hij niet aan jou
denkt," antwoordde de oude.
Een minachtende trek kwam op het gelaat
van Xenia.
„Indien hij mij ten huwelijk vroeg, zou
ik hem een emmer vuil water om de ooren
gooien. Hebt gij op zijn afzichtelijk oog
gelet en zijn kaal hoofd?"
„Zijn oog!" riep Doubeniouk, „is het zijn
schuld dat die bandiet van een Sémène
meer kracht heeft dan hij
„Sémène is geen bandiet, Youri is een
monster; hij zou de geheele wereld willen
verslinden."
„En Sémène, wilde die niet de geheele
wereld dooden Hoeveel gevechten heeft hij
al geleverd?"
„Als Sémène slaat, dan doefc hij het
met de vuist en openlijk; maar Youri bijt
Een blad te Caïro meldt, dat de groot
vizier ongeveer hetzelfde heeft gezegd,
erbij voegende, dat Griekenland zoo de
halve kracht van het Balkan-verbond
uitmaakte.
In verband met de verscheping van
30,000 Grieken uit de golf van Salo-
niki naar de golf van Saros, aan den
westkant van het schiereiland van Gal-
lipoli, krijgt het bericht, dat de Bul
garen Malgara bezet hebben een bij
zondere beteekenis.
Malgara is een versterkte stad in het
sandzjak Gallipoli met 2500 inwoners
ön ligt nog geen 30 K.M. ten N.O. van
het noordelijkste punt van de golf van
Saros.
De bedoeling zal dus wel zijn, dat de
Bulgaren van Malgara uit met de Grie
ken die aan de kust van de golf aan
land gezet worden, tegen de forten van
de Dardanellen zullen samenwerken.
Zaterdag werd uit Sofia geseind: Er
wordt beweerd, dat twee bataljons Tur
ken aan de Tsjataldzja-linie beden een
aanval op de Bulgaren hebben gedaan
maar met zwaar verlies zijn afgeslagen.
Na den uitval, dien de Turken gisteren
uit Adrianopel hebben gedaan, hebben
de Bulgaren de stad den heelen nacht
door gebombardeerd.
Adrianopel kan niet aan zijn noodlot
ontkomen. Het is als een muis in de val.
Uit St. Petersburg wordt aan het
Berliner Tageblatt geseind Russische
diplomatieke kringen verklaren, dat de
kwesties van de Oostenrijksch-Servische
crisis en ook van een eventueelen in
tocht van de Bulgaren te Konstanti
nopel van bijkomstig belang zijn, daar
de taak van de diplomatie niet tot die
kwesties beperkt is, maar in een geheele
oplossing van het Balkan-vraagstuk be
staat. Een goed ingelichte persoonlijk
heid verzekert dat bij deze oplossing
niet alleen de Slavische Balkan-staten,
maar ook Rusland levensbelangen heeft.
Het gerechtvaardigde en wettige streven
van Servië om een haven aan de Adri
atische kust te krijgen, vindt niet alleen
sympathie, maar ook steuu bij Rusland.
Behalve de Adriatische en de Alba-
neesche kwesties bestaan er echter voor
Rusland veel belangrijker problemen,
b.v. dat van de Dardanellen en van
de Zwarte-Zeekust., Daarom zou Rus
land gezamenlijk met Frankrijk en En
geland onvoorwaardelijk een conferentie
van de groote mogendheden verlangen
en geen afzonderlijk verdrag in alle
belangrijke kwesties op den Balkan
erkennen. Natuurlijk hangt alles van
het verdere beloop van den oorlog af.
De strijd bij Tsjataldzja is van grootere
beteekenis dan algemeen gedacht wordt.
als een slang in stilte
„Ho, ho, meisje, je zult nog slecht weg
komen, ik voorspel het je."
„Welk kwaad is er in om Sémène liever
te nemen dan een ander? Hij is knap en
«terk; hij is niet als die duivelsche Youri."
„Duivelsch ben je zelf."
„Hij is arm, ik heb evenmin iets."
„Zijn vader heeft niets dan schulden."
„Wij zullen werken."
„Hij zal je tot gruis slaan en hij zal er
goed aan doen."
„Wij zullen zien."
„Hij heeft je dus al beloofd om met je
te trouwen?"
„Hij heeft het mij niet.beloofd. Hij heeft
het mij gevraagd om te beloven."
„Welk een heks, dat meisje ALs ik je
vader was
„Dan zoudt ge uw spade op my n* rug
kapot slaan, is het niet?" riep Xenia, in
een vroolijken lach uitbarstende.
Zeer zeker was Doubeniouk in een uit
nemend humeur, want hij lachte zelf ook.
Na het avondeten vertrok Xenia, na tot
de oude lieden haar dank te hebben uit
gesproken. Oliana, geheel verbijsterd, bleef
alleen met hare ouders.
Sedert lang had Safrona haar het geheim
van Youri medegedeeld en de woorden van
haar vader schenen de mededeelingen van
de oude vrouw te bevestigen.
De ongelukkige werd door ontzetting aan
gegrepen. Hoe nu, als deze verrader haar
ten huwelijk durfde vragen? Zou haar vader
zulk een wreede ziel hebben om haar te
verbrijzelen onder zijne ijzeren dwinge
landij? Zwijgend nam zij haar spinnewiel
ter hand, maar hare handen beefden zóó
dat de draad brak. Eindelijk barstte zij in
tranen uit.
Rutheemche Roman.
(Wordt vervolgd,)