Hel Land van Heusden en illena, de Langstraat en de Boinmelerwaard. Handelen, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. JVo. 3225. Woensdag 22 Januari FEU1LLETON. 1913. 1ST c' UïJD VAM ALTt^! VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/t ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag* middag 12 uur ingewacht. Al wie ter markt geen vreemdeling is, zal menigmaal getuige kunnen ge weest zijn van een tooneel, hetwelk vaak onafscheidelijk is bij en vooraf gaat aan een overeenstemming tusschen kooper en verkoopereen handelwijze tusschen de beide belanghebbenden, welke men zou kunnen aanduiden met het„trekken". Kooper en verkooper hebben elkander „aan den tand gevoeld" en zoo om en nabij tot den te besteden prijs gekomen, na veel loven en bieden. Toch komt de zaak nog niet aanstonds tot standintegendeel, de met de markt- gewoonten niet vertrouwde toeschou wer meent dat nu juist de koop of verkoop niet tot stand zal komen. Im mers, hij ziet de beide ervaren markt- gangers, juist nu hij verneemt dat zij het eens zullen worden, zeer óneens. De een zegt met de grootste overtui ging, dat hij het onmogelijk voor zoo'n spotprijs geven kan, de ander, dat hij er niet aan denkt één cent méér te be steden. En wij zien de beide markt- bezoekers zoo beslist, en zelfs zoo on vriendelijk tevens afscheid van elkan der nemen, alsof zij „nooit van hun leven" meer op dit zaakje terug zullen komen. Wacht slechts een poosje, en als ge goed uit de oogen kijkt, kunt ge op merken hoe zij elkaar ontwijkend, toch geenszins uit het oog verliezen. Hun doel dan ook is slechts om nog eens, voor wie weet de hoeveelste maal, te weten te komen wat er nog aan den prijs hetzij af-, hetzij bij-kan. Eu voor ge het fijne van den zaak hebt door schouwd, staan de twee wegloopers van daar straks weder elkander in de han den te slaan, ettelijke malen, bij wijze van handslag op de affaire, om tenslotte weder quasi boos uiteen te gaan. Meen echter niet dat de zaak ge vaar loopt, want vóór de markt ten einde is, is ook de koop beklonken. Zoo gaat het op de markt, maar zoo gaat het ook bij de vredesonderhande lingen. De beide partijen zijn daarbij geen kleine kooplieden, maarmogend heden. Waar het om gaat, gelyk thans te Londen het geval is, dat isde vrede zeker, maar een vrede zoo voordeelig mogelijk. De procuratiehouders der koop lui, of zoo ge wilt, de gedelegeerden van de regeeringen der Balkanstaten, zijn in Engelands hoofdstad bijeenge- (24 De beide meisjes bevonden zich nu aan het einde van den tuin, en plukten de droge en rijpe maïskolven. „Oiiana", sprak Xenia plotseling op ver- trouwelijken toon, ik ga trouwenna Kerst mis is de bruiloft." „Waarom zoo lang wachten?" „Wij hebben nog geen geld, en mijn oom, die rijker is dan wij en die beloofd heeft ons te helpen, kan het niet doen dan na de feesten." „Maar Sémène heeft toch iets verdiend." „Hij heeft wat verdiend, dat is waar, maar daarmede heeft hij de helft der schuld aan den Jood betaald; nu heeft hij geen stuiver meer. Voor de bruiloft is veel noodig, dat weet je. Alleen om den brandewijn te koopen moet al een deritg roebels worden weggelegd. En de rest?" Oliana peinsde. „Sémène gaat trouwen," sprak zij bij zichzeiven, „en Petro verschuilt zich in het woud onder de wolven." De tranen verstikten haar, maar zij liet ze niet vloeien. „Oiiana," vervolgde hare vriendin, ik wil, dat je mijn eerste bruidmeisje bent, ik wil niemand anders dan jou, en je zult toch niet weigeren." Bij deze woorden overviel Oliana een groote zielsangst. Hoe kon zij het aamiemen? De plichten van bruidsmeisje zouden haar drie dagen en drie nachten gebonden houden aan de verschillende plechtigheden van de komen precies waarvoor de verkoopers ter markt komen Zij hebben te geven, wat de ander begeert vrede met Turkije. En ze willen ook wel dien vrede verkoopen, gaarne zelfs, want. dag aan dag kost hun het bezit van den oorlogstoestand schatten gelds maar toch grif doen zij bun waar niet van de hand. Integendeel zij zijn erg „pryzig". Heele brokken van het Turksch grondgebried moeten worden „opge- dokt". En de Halve Maan zou, lag het aan hen, tot den omvang van een heel schraal sikkeltje teruggebracht worden. De Turk biedt, maar hij biedt niet serieus. Want zooveel is hem uit zijn Oostersche negotie bekend, dat ook daar, als elders, het eerste bod het ware bod niet is aan den Bosporus zoomin als aan de Theems. Dat weten de Balkan-handelslui, maar zij weten ook dat zij de sterkste zijn en zij laten dus maar weinig vallen van den prijs. De Turk komt, als het meenens wordt, iets op hij geeft een piar eilan den pry8, doet afstand van een enkele landstreek maar voor de rest blijft hij bij zijn eerste bod. Want inmiddels is hem iets duidelijk geworden dit, dat de tegenpartij wel eens haast kon heb ben. Zeker, de eendracht is er nog tus schen de vier handelsvrienden, die de groote Balkan grondspeculatie op touw hebbeu gezetmaar de Turk wil gaarne die eendracht eens aan een zwaarte-proef onderwerpen. Bovendien, hij heeft volop tijd te verliezen. Wat kan hem nü nóg ge beuren? Wat genomen kon worden is genomenmaar verder dan de Tsjataldja- linie kunnen de vrienden niet; Adria- nopel, dat weet hij, is nog voor langen tijd van proviand voorzien, en stormen derhand te nemen, is de vestingstad niet. Zij ware anders reeds lang ge vallen. Daarbij, er is hem zoo iets ter oore gekomen van een dreigende houding van Roemenië tegen Bulgarije; een twist over den buit: Zijn Macedonië. Hij wil dus die kat eens gaarne uit den boom zien. Maar de trage gang der onderhandelingen komt niet alleen de Balkanfirmanten zeer ongelegen ook hun machtige relaties, de mogendheden, willen dat spoed achter de zaak gezet worde. Dreigen met een vlootdemon- stratie. En de Turk? Hij glimlacht. Er liggen zegt hij, reeds weken lang tal van vreemde oorlogsschepen vlak voor mijn hoofdstad: wat valt er nog bruiloft, en gedurende dien tijd, die haar oneindig lang zou vallen, wie zou er aan denken Petro te voeden Yerina Doubeniouk had te weinig tijd om door bosschen te loopen, en zelfs de familie van den vluch teling was onkundig van de tegenwoordig heid van den zoon. Door een uiterste voor zorg gedreven, had Oliana het ontzettend geheim bewaard voor den vader van Petro want zij wist dat de oude dikwijls dronk en, eenmaal goed beschonken, werd hij mededeelzaam en praatziek. Domna had tot het meisje gezegd: „Een dronken man kent noch God, noch zichzeiven meerhet is beter dat de vader niets weet," en Oliana bleef getrouw aan het geheim dat haar was toe vertrouwd. Om dus naar de bruiloft te gaan, zonder iemand te hebben, die waakte over de vei ligheid van den deserteur, leek haar af schuwelijk, monsterachtig. En hoe het Xenia te zeggen Kon zij weigeren, zonder vermoedens op te wekken in het geheele dorp, zonder opmerkingen te doen ontstaan, die zouden eindigen met het zoo goed bewaarde geheim te openbaren? Want in het dorp wist iedereen, dat de meisjes groote vriendinnen waren; dat de dienst, welke door Xenia werd gevraagd, niets dan een zeer natuurlijk recht was; dat het meisj e, dat deze uitnoodiging niet aan nam, voor hare weigering redenen had, die men zou trachten te doorgronden en die men eindelijk misschien zou ontdekken. Met de snelheid van den bliksem kwamen die overpeinzingen in Oliana's brein open wierpen haar in een doodelijke onrust. Het was waar, Xenina was haar vriendin sedert de jaren dat die twee als echte wildzangen zich rolden in het zand en toch zou Oliana zich liever laten dooden dan haar het geheim openbaren, dat in het diepst van haar ziel meer te demoostreeren. Schieten mogen ze niet; wel met de stoomfluit gillen. En de Turk gutft hem desnoods dat genoegen. Hij gaat er geen stap sneller om; integendeel hij „trekt" en rekt de besprekingen tot bet oneindige, en zoekt allerlei uitvluchten. Willen de andere kooplui wegloopen, willen zij Londen verlaten; hém goed. Ze zullen er wel terugkomen. Aan een hervatting van den krijg gelooft hij nietdat willen de mogendheden im mers niet. Zij willen vrede op den Balkan, zoo gauw mogelijk, want geen hunner weet wat het voorjaar nog voor hen-zelf brengen zal, en of niet het eigen zwaard gehanteerd moet worden. De Turksche koopman weet dat alles, hij berekent er zijn kansen naar. Die kansen zijn, dat hij betalen moet; natuurlyk, maar hij dingt af en rekt, omdat bij het rekken kij niets te ver liezen heeft, en zij hun winst zien in krimpen, dag aan dag. Maar toch, ook de Ottomaansche re geering wil ten slotte gaarne den koop sluiten en vrede krijgen. Zoover echter zijn we nog niet; waar we thans zijn dat is ia dat, aan het afsluiten der af faire kortstondig of langdurig, maar blijkbaar altijd noodzakelijk stadium, dat de handelslui als hierboven elkaar boos verlaten om, steeds elkaader in het oog houdend, tenslotte voor ge er op bedacht zijt, het volmaakt eens te wezen. De tand is dan gevoeld, of... uitgetrokken; maar dan is het ditmaal een Mohamedaanscho taud. Dat is het stadium waarin men zich thans te Londen bevindt, waarin cri- tieke oogenblikken, als ook de vorige week gebracht heeft, niet vreemd zijn. Maar al wie ook op de wereldmarkt geen vreemdeling is, kent zijn „Pap penheimers". Hy weet, dat bij het loven en bieden nu eenmaal zulke perioden, als het van elkander nijdig wegloopen, om het des te eerder eens te worden, onder kooplui en onder staten als een teeken kan beschouwd worden, dat het goede einde der onderhandelingen juist nadert. Dat is te Lauzanne vertoond tusschen Italië en Turkye, gelijk het te Portsmouth gebeurd is tusschen Rus- iand en Japan. Dezelfde opvoering vindt thans te Londen plaats alleen wanneer tot dusver geheel onbekende motieven gaan werken zou het misschien anders loopen. Maar zoo op het slagveld de Turk de mindere was, bij het loven en bieden om den vredesprijs is hij de meerdere; slechts precies wanneer hij met het „trekken" zal te weten ge komen zijn, wht hij moet betalen betaalt hij. Dan wordt „de vrede van Londen" geteekend, en kan het tweede bedrijf van het Balkan-drama een aanvang nemen. Buitenland. was verborgen. „Ik zal zwijgen als het graf," dacht zij, en zij zweeg. Toen de dochter van Doubeniouk met een somber stilzwijgen de uitnoodiging aan hoorde, zag Xenia haar verbaasd aan. „Wat? Je weigert mij riep zij metschrik. „Je versmaadt mijn bruiloft? „Ik versmaad niets, niets", antwoordde de ongelukkige, in tranen uitbarstende. „Maar mijn leven is treurigmijn lot is bitterEr zijn van die uren, waarin ik zou willen sterven I" „Je hebt nog niet vergeten," prevelde de verloofde. „Op mijn bruiloft zullen vele knappe jongens zijn, je zult er een naar je hart kunnen kiezen. Wij zullen de muziek van de Tzinganen hebben! Sémène is tot Bessarabië gegaan om ze te bespreken. Hij heeft de Zigeuners in de steppen onder de tenten gevonden; zij zullen komen. En de Tziganen, je weet, die kunnen spelen! de beenen dansen vanzelf; je bent de ver- maardste danseres van het dorp; als de jongens je zien, zullen ze gek op je zijn." De vriendin van Petro hield op met weenen zij zag Xenia strak aan. „Luister," zeide zij, „ik heb je lief, o, ik heb je lief, versta je? Maar wie kan weten wat er van nu tot je bruiloft gebeurt?" „Nu, wat kan er dan gebeuren?" „Ik weet het niet.... mijn ziel voelt en mijn mond kan niet zeggen, wat er in mijne ziel is." „Wat voel je, mijn duif?" „Ik weet het nietden dood mis schien," vervolgde zij heel zacht. O, de dooddat hij Youri ga huwen. Een verrader minder." „Niemand weet wien hij moet huwen." Na een oogen blik nadenken, hernam zij „Die bruiloft is nog zoo ver. Als het zoover is, zullen we nog zien." De oorlog op den Balkan. Uit Konstantinopel wordt gemeld Zaterdag heeft men in een moskee in Stamboel een plakkaat aangetroffen, dat de regeering aanviel, omdat zij het land ten verderve voerde en Adrianopel losliet. De stellers verwijten de regee ring ook, dat zij Armenië prijs geeft, onder het voorwendsel van hervormin gen in te voeren en vermanen de Muzel mannen om wakker te worden en den oorlog te eischen. De regeering stelt een onderzoek in. Tevens zijn voor het paleis van den Sultan en op het plein voor de Aja Sofia weer groote betoogingen voor den oorlog en tegen den grootvizier Kiamil pasja gehouden. Een spreker hield een ophitsende rede tegen de Christenen, „aan wie de heiligdommen van Adria nopel zullen worden verkocht." De spr. riep uit: Kiamil pasja zal vervloekt zijn, als hij dit zal toelaten. Kort na het begin van de betooging werd ruiterij uit de naast het ministerie van oorlog gelegen cavaleriekazerne ont boden. De cavalerie dreef de betoogers met de blanke sabel uiteen. Ook de voor het paleis verzamelde betoogers werden uiteengedreven. Eenige fanatieke priesters trachtten in de kazerne van de Koerdische regi menten de soldaten op te ruien. Dat mislukte echter, daar den vorigen dag de Sultan deze soldaten door 't zenden van geschenken en groeten, tot bedaren had gebracht. De drijvers zijn in hechte nis genomen. De Hamidié, de Turksche kruiser die Syra heeft gebombardeerd, had, volgens een telegram aan de Daily Mail, ver leden week Dinsdag de Dardanellen verlaten, vergezeld door den kruiser Medzjidié en vier torpedobooten, die echter later terugkeerden. De Hamidié is toen alleen doorgestoomd. Volgens een bericht uit Kairo heeft de Hamidié Maandagmorgen Port Said verlaten en zich naar de Roode Zee begeven. De Grieksche gezant heeft bij de Egyptische regeering geprotesteerd, wijl, naar hij zegt, de Hamidié 6 uur langer te Port Said heeft vertoefd dan het „Je weigert mij dus niet? Ik kan nog hopen „Laat ons hopen, Xenia, laat ons altijd hopen." Haar stem was zoo vreemd, haar blik zoo geheimzinnig! De beide meisjes om helsden elkaar en namen zwijgend afscheid. XIII. Het was winternacht. De vuren van het dorpje waren uitgedoofd; alleen in de hut van Youri rookte een trillend vlammetje in den hoek van de haardstede en verlichtte de rijke woning van den vermogenden boer. Een spinnewiel scheen op de Bpinster te wachten die op dit oogenblik afwezig was. Was het niet door de ademhaling van een slapenden man, dan had men het huis verlaten gedacht. Eensklaps werd de deur geopend en een oude vrouw trad haastig binnenzij was verhit, haar mantel bedekt met sneeuw. „Youri!" riep zij toornig, „gij slaapt, is het niet?" Het gesnork, dat uit den onzichtbaren hoek kwam, eindigde. Een slaperige stem antwoordde „Wat is er nu?" „Wat!je kunt niets doen dan slapen, want je oude moeder is er om te loopen, moeite voor je te doen, zich in te spannen." „Wat is er gebeurd? vroeg Youri, zijn hoofd boven de dekens uitstekend. „Als je met het opkomen der sterren al niet ging slapen, zou je het wel weten!" „Hahamet de sterren mompelde de jongeling. „Sedert maanden doe je zoo; men zou 's avonds een kanon over je kunnen los branden, en je zoudt niet bewegen. Slapen en je warmen, dat is je gansche leven, en pu, zoodra de sterren verschijnen...." wettelijk voorschrift toelaat, en 200 ton kolen meer heeft ingenomen dan de hoeveelheid die in de internationale overeenkomst veroorloofd is. De gezant verzekert, dat de bemanning der Ha midié aan bet muiten is en dat de be velhebber niet meer aan de orders uit Konstantinopel gehoorzaamt, doch op treedt als een zeeroover. De nota der mogendheden moet in Konstantinopel met groot misnoegen ontvangen zijn, waar men ze beschouwt als een vingerwijzing voor de Balkan staten om hun eischen onverzwakt te handhaven. Vooral aan Duitschland wordt het kwalijk genomen, dat het 't stuk mede heeft onderteekend. Zoo zegt de Sabah, lat alle hoop die Turkije op Duitsch land had gevestigd, thans verdwenen is. Turkije zal, als het den oorlog hervat, niet alleen de verbonden Balkanstaten, doch ook geheel Europa tegen zich hebben. Als Turkije overweegt toe te geven, dan moet het haast maken vervolgt het blad want mocht Adrianopel vallen voor het is afgestaan, de mogend heden zullen zeker hun beloften niet houden. Er rest ons nog slechts, uit twee kwaden het minste te kiezen. Het blad raadt dus aan 't zij met bitterheid om toe te geven. De Bulgaarsche eerste-minister heeft de gevolmachtigden te Londen gemach tigd, rechtstreeks aan Sawof te seinen, om de vijandelijkheden te hervatten, als zij denken dat er geen redelijk uit zicht op het tot stand komen van den vrede bestaat. Men laat uitkomen, dat de Balkan soldaten op zijn laatst tegen Februari naar hun akkers terug moeten keeren, daar een hongersnood anders onvermij delijk is. Zaterdag heeft ten Zuiden van het eiland Tenedoa een zeeslag tusschen Grieksche en Turksche schepen plaats gehad. Hoewel de lezingen van twee kanten als gewoonlijk niet met elkaar kloppen, staat wel vast, dat de Turksche vloot, na zich Zaterdag eindelgk half aarzelend een eind buiten het bereik van de forten gewaagd te hebben, alras door de Grieksche /loot op de vlucht is gedreven en gehavend en in wanorde in de Dardanellen terug is gekomen. Te Athene heeft de overwinning van Ie Grieken ter zee groote geestdrift ge wekt Stratos, de minister van marine, verkondigde haar aan het samenge stroomde volk en verklaarde, dat de Turken groote, de Grieken daarentegen onbeteekenende schade hadden gekregen. De Grieksche vloot blijft, zoo besloot hij, meesteres van de Egeïsche Zee. „Wat gaan u de sterren aan viel Woro- betz met plotselinge woede in. „Ik ga slapen, omdat ik het recht heb te gaan slapen, en de sterren, dat gaat niemand aan." „En ik heb maar het recht om te loopen en te werken? En die angst, dien ik zoo even heb gehad, ik beef er nog van." „Angst, waarvoor?" „Je slaapt, je weet dus niet, dat het kleine kalf uit den stal is ontsnapt „TJ had angst voor het kalf?" spotte de zoon. „Zwijg, schelm, is het niet genoeg naar het andere einde van het dorp te hebben geloopen om het beest te vangenop een avond als deze en met een sneeuw, die je begraaften nog die vreeselijke angst? O, ik weet zeker, dat het een dief, een moordenaar was! „Een moordenaarherhaalde Youri, „waar dan?" „Op mijn weg, ik beef er nog van. Ik leidde het kalf, dat ik had teruggevonden, ik baggerde in de sneeuw tot mijn heupen. Toen plotseling „Men wilde het kalf van u wegnemen!" viel de jongeman in, nu werkelijk met be langstelling voor het verhaal van de oude vrouw. „Men heeft het niet van mij afgenomen, dan moest men slimmer zijn, maar de schrik die het mij heeft veroorzaaktDat komt er niet op aan, is het wel?" „Weet ge zeker, dat het een dief wa§?" „Mijn hemel, hij heeft het mij niet gezegd; maar een man die zoo loopt als ik het hem heb zien doen, kan niet anders zijn." „Moeder, waar heeft u hem gezien?" „Ik ging heel snel voorbij, hij liep mij bijna omver. Het was tusschen de rivier en den boomgaard van Doubeniouk." Rutheensche Roman. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1913 | | pagina 1