et Land van Ueusden en Aitena, de Langstraat en de ISomnielerwaard.
Teruggekeerd.
MOED.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusdeii.
No. 3283ff7oensdag 13 Augustus.
FEUILLETON.
1913.
UNO VAN ALT^'
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 7 7, ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Moed is 't kenmerk van een degelijk
karakter en den grondslag van zelfbeheer-
sching. Wanneer we hier van moed ge
wagen, dan denken we niet aan dat
soort, dat uit lichaamskracht bestaat;
ook niet aan het „alles durven", on
verschillig wat het wezen moge. Neen,
deze soorten van moed bedoelen we niet
en de laatste is niets dan overmoed, die
geboren wordt uit ruwheid, onbeduidend
heid, onbeschaafdheid en brutaliteit. Het
verdient in geenen deele den naam van
moed, als iemand alles durft zeggen
wat hem voor den mond komt, ook kan
er van geen moed sprake zijn, wanneer
iemand, die lid is eener geordende maat
schappij, daden durft plegen, die in zulk
eene samenleving niet te pas komen.
Wij hebben hier alleen op het oog
den moed, die zich openbaart in het
rustig voorwaartsstreven, die zich open
baart in aanhoudende en krachtvolle
inspanning, zich openbaart in een vol
hardend strijden tegen leugen en leugen
geest, tegen willekeur, die zich doet
kennen in yverige plichtsbetrachting,
die durft te lijden zonder bitterheid en
wrevel. Op dien echten, dien zedelijken
moed hebben we dus het oog.
Bezitten we dien allen?
Durven we inderdaad altijd recht
vaardig te zijn in ons oordeel over per
sonen en zaken, indien we geroepen
worden, of ook als de plicht dat vor
dert, om ons oordeel uit te spreken
Worden we dan nooit geleid door men-
schenvrees?
Durven we ook met moed de waar
heid te zoeken en als haar licht over
ons opgegaan is, daarvoor pal te staan
't Moet met schaamte beleden wor
den, dat zedelijke moed nog bij lange
na geen algemeen op te merken karak
tertrek der menschheid is.
Daar zijn er velen, helaas zeer velen,
die liever in den blinde blijven rond
tasten, dan zich te zetten tot een ernstige
studie van hoogst gewichtige aangele
genheden. Daar zijn er velen, die de
voorkeur geven aan schromelijke opper
vlakkigheid in stede dat ze pogen tot
den grond en de oorzaken der dingen,
die zich aan hen voordoen, door te drin
gen. Is 't traagheid des geestes of vrees,
dat men van dwalingen, waarvoor meD
van jong af liefde leerde voeden, moet
afstand doen?
Wat zou er toch van de menschheid
geworden zijn, indien er niet door alle
tijden heen steeds baanbrekers geweest
P. DUISENBERG.
(1
I.
De waardin van „Veldzicht" steunde met
de hand op het voor het zij venster staande
tafeltje en tuurde naar buiten, langs den
grintweg. Ze kon daar een heel eind den
weg uitzien, omdat die recht was en zonder
hoornen.
Ze was even over de veertig en zag er
welgedaan en blozend uit.
Iets op den weg scheen bijzonder hare
aandacht te trekken, ten minste, zoo belang
stellend keek ze.
„01... hij draagt een blauwen bril
riep ze na eenige oogenblikken opeen» uit.
„Ik wist niet, hoe dat leek 1'n Naar ge
zicht toch zoo'n blauwe bril goed
om iemand bang te maken om kleine
kinderen op den loop te jagen Een def
tige mijnheer anders Hij wandelt erg
op zijn gemakKijkt naar rechts en naar
linksDaar blijft hij staan Hij schijnt
nogal belang te stellen in de omgeving,
hoewel die juist niet veel schoons oplevert
Hij schijnt vooral die boerderij eens op te
nemenNu gaat hij weer verderWaar
of hij naar toe moetZeker naar 't dorp
Daar de bewuste heer nu dioht bij geko-
waren, die ons voorgingen om volhar
dend te strijden tegen verkeerde meenin
gen, tegen onkunde en bijgeloof?
Zij leerden ons pal te staan in den
strijd, daardoor te lijden en te dulden,
als de onwetendheid samenspande om
't licht te verdringen en hen te ver
volgen, die dat licht op den kandelaar
poogden te plaatsen.
Eere aan die pioniers der beschaving,
die jaren en nogmaals jaren zich in
spanden om de ontwikkeling verder te
brengen. Zij hebben niet gerust, maar
hun leven toegeweid aan tijdgenoot en
nakomeling, en wij plukken de heerlij
ke vruchten op zoo velerlei gebied van
huQ ernstig zoeken naar waarheid.
De hoogste mate van zedelijken moed
wordt in iemand vereischt om altijd en
in iedere levensomstandigheid wd&r te
zijn en de waarheid te zoeken; vooral
is dit 't geval als we veel in aanraking
komen met hen, die maar gedachteloos
voortleven indien men van de heerschen-
di denkbeelden, al is 't ook op goeden
grond en na een ernstig onderzoek,
durft verschillen.
Moest zoo iemand niet in hooge mate
geërd worden Of is een leven in wa
kenden dommel, een leven van sleur en
gewoonte van hooger beteekenis dan
een leven gewijd aan waarheid en recht
schapenheid.?
Onze tijden hebben mannen van ka
rakter noodig. O, zeker, iedere tijd heeft
behoefte daaraan.
Ook is het noodig, dat we allen
mannen en vrouwen van karakter zijn.
Nu dit laatste niet het geval is, bestaat
er dus dubbele behoefte in eene over
gangsperiode, dat we personen hebben,
die ons de ware grondslagen van het
zedelijk leven leeren kennen door hunne
daden en door de verspreiding hunner
denkbeelden.
Allerlei predikers zijn bijvoorbeeld
in onze dagen opgestaan om tot de
proletariërs het woord te richten en
hun den weg te wijzen, die ze te be
wandelen hebben, om tot beteren toe
stand te geraken. Als al die predikers
nu ook maar door een ernstig streven
naar waarheid en naar haar alleen
bezield worden. Zoo niet, dan kunnen
ze weinig uitrichten. Want een opper
vlakkig kennisnemen van den graad
der dingen is vaak nadeeliger dan vol
slagen onkunde.
Maar we moeten nog op een gewich
tige aangelegenheid letten, waartoe ook
niet weinig zedelijke moed noodig is.
De leefwijze die de menschen volgen,
moet in overeenstemming zijn met ieders
men was, trok de waardin zich een weinig
van 't venster terug. Ze tuurde nu, de han
den op de heupen, door een van de voor
ramen, om hem voorbij te zien gaan en
nog eens goed op te nemen.
„Wèl 1sprak ze plotseling verrast,
„hij komt hier naar toe."
Snel haalde ze nu van een voor een
vóórraam staand tafeltje een gebruikt glas
weg en begaf er zich mee naar het buffet,
om het schoon te spoelen. Juist had ze dit
verricht, toen de deur openging en de be
wuste heer binnentrad.
„Goeden dag, juffrouw I" zeide hij met
een ietwat zware stem.
„Goeden dag, mijnheer 1" groette de waar
din beleefd terug.
't Was een middelmatig groote, stevig
gebouwde man met een bijna pikzwarten
baard en knevel en dito kort geknipt haar.
Hij droeg inderdaad een grooten blauwen
bril, en moest dus een zwak gezicht hebben.
Zijn gelaat, voor zoover dat baard en knevel
en bril nog zichtbaar lieten, was ietwat ge
bruind, alsof hij veel in warme streken
had vertoefd. Hij was gekleed in een licht
grijs costuum en flanellen sporthemd, met
lichte, zijden das, en had het hoofd gedekt
met een breedgeranden fijnen witten stroo-
hoed. Hij had een stok in de hand met
ivoren handvat en benedeneind, terwijl aan
een der vingers van zijne rechterhand een
gouden ring met een grooten, schitterenden
diamant stak. Het was, vooral door dien
grooten blauwen bril, moeielijk zijn juisten
leeftijd te schatten. Hij kon voor om en
bij de vijftig gehouden worden.
Na een vluchtigen blik in 't rond te
hebben geworpen, nam hij plaats aan de
in 't midden der vrij ruime gelagkamer
staande groote tafel, waarop eenige nieuws-
bijzonderen toestand en mate van wel
vaart. Zien we dat ook gebeuren
Neen voorwaar
De leefwijze schijnt meer een zich
richten naar de mode van dezen of
genen tijd, of wel zij is een slaafsche
navolging van hetgeen anderen doen.
Dit verdient afkeuring en verraad ge
brek aan waren moed. Die toch durft
zich zelf te zijn, wat de wereld ook
zegt; die durft zelfstandig te zijn en
voor het modekleed een solied eenvoudig
gewaad aan te doen.
Buitenland.
De heer Ramsden Balmforth, predi
kant te Kaapstad, doet aan de Nation
mededeeling van berichten, die hij van
ooggetuigen heeft ontvangen over de
onlusten te Johannesburg. Hij begint
met de verzekering, dat zijn correspon
denten, van enkelen waarvan hij de
namen verzwijgt, geloofwaardige en ge
achte personen zijn. Al hun mededee-
lingen hebben dezelfde strekking, nl.
aan te toonen, dat de schuld voor de
bloedige botsingen van de menigte met
politie en troepen geheel op rekening
komt van het ruw en taktloos optreden
der laatsten. Een enkele bizonderheid
uit het schrijven, dat de heer Balmforth
heeft ontvangen van den predikant
G. Coverdale Sharpe te Johannesburg.
De heer Sharpe had de groote bijeen
komst op het marktplein bijgewoond
zonder eenig vermoeden, dat die door
de overheid was verboden. Zoo weinig
was dat verbond bekend, dat duizenden
toehoorders er even onkundig van waren.
Toen de tweede spreker al aan 't woord
was, kwam de politie en dreef de me
nigte op de grofste wijze met de wapens
werkend van het plein af. De woede
der stakers, in hun recht van het vrije
woord belemmerd op aanstichten van
de mijneigenaars aldus de Johannes-
burgsche predikant is volmaakt te
begrijpen. De volgende daden van ver
nieling waren een uiting ervan. Alle
verhalen over plunderen en moedwillig
verwoesten zijn leugens, verzekert de
heer Sharpe. Met opzet heeft de menigte
in het bureau van de Star de ruiten
ingegooid en een deel van het station
in brand gestoken, maar in de rijkere
wijken, waar buit te behalen was, en
waar volstrekt geen bewaking van poli
tie was, is geen huis aangevallen.
Deze berichten worden door andere
brieven geheel bevestigd. Sommige
schrijvers weiden uit over het schieten
in de straten. De soldaten mikten rustig
en met de bedoeling te dooden op ge
heel weerlooze menschen. „De menschen
werden als konijnen doodgeschoten."
Deze ooggetuigen noemen het optre-
bladen en een paar illustraties verspreid
lagen.
„Nogal warm," zeide hij, den hoed af
nemend en op de tafel leggend.
„Ja mijnheer, 't is juist nogal warm. Maar
't is ook Augustus."
„Zeker, 't is Augustus."
Hij veegde met zijn zakdoek de kleine op
zijn voorhoofd parelende zweetdroppels weg.
„Wil u mij een glas bier geven?"
„Als 't u belieft mijnheer!"
De waardin haastte zich den vreemden
heer het verlangde te verschaffen.
Deze sloeg haar nu een oogenblik heimlijk
oplettend gade. Een bijna onmerkbare glim
lach scheen even over zijn gelaat te zweven.
Met gretige teugen dronk hij zijn glas
bier leeg.
„Hè!... dat frischt op!" zeide hij, het
leege glas neerzettend.
De waardin had van een naast het buffet
staanden stoel een pas begonnen breiwerk
opgenomen en was daar gaan zitten breien.
Ze zag den heer aan en glimlachte. Of ze
glimlachte van voldoening, omdat haar bier
hem blijkbaar goed smaakte, of omdat hij
maar steeds zijn blauwen bril op den neus
hield, was niet recht duidelijk. Misschien
zoowel om het een als het ander.
,„n Glas bier smaakt altijd goed, wanneer
het warm is en men dorst heeft," zeide ze.
„Jaen dit is lekker bier, inderdaad
goed koud ook."
De waardin glimlachte weer.
,,'t Doet me genoegen, dat u het zegt,"
verklaarde ze.
Ze breide druk voort.
De heer bladerde in een van de illustraties.
Na een oogenblik zag de waardin weer op.
„U schijnt het met uwe oogen te doen te
hebben."
den der regeering „een ernstige dom
heid". De rampen van de vorige week
zijn het gevolg van verachtelijke dwin
gelandij, lafheid en onbevoegdheid",
aldus de heer Sharpe.
Het Central News Agentschap meldt
uit Washington, dat James K. Varda-
man, senator voor Mississippi, pogingen
in het werk stelt om een groote be
weging tegen de Negers te ontketenen.
Dezer dagen heeft Vardaman in den
Senaat een felle rede gehouden, waarin
hij openlijk aandrong op het lynchen,
wanneer daarvoor aanleiding werd ge
geven. Hij keurde de bestaande toestan
den in de V. St., waar Blanken en Ne
gers naast elkaar werken scherp af.
„Laat Zuid- en Noord aldus spr. -
elkander niet langer hatenwant wij
hebben elkaar te zeer noodig om het
land te redden van de Negers."
De rede van Vardaman lokte luide
protesten maar ook applaus uit.
De door Vardaman aangeprezen wijze
is, den Negers afgezonderde woonge
bieden aan te wijzen.
Te Offenburg zijn drie gebroeders
Schwartz uit Keulen veroordeeld om
ieder 301,433.40 mark te betalen, zijnde
het zesvoudige van de ruim 50,000 mark
bedragende inkomende rechten voor
14,678 K.G. alcohol, die zij door smok
kelarij hadden trachten te ontduiken.
Gezamenlijk moeten zij dus ruim 900,000
mark betalen inplaats van ruim 50,000.
Bovendien wordt de alcohol in beslag
genomen. De alcohol werd in een ketel
op een spoorwagen vervoerd, en was
aangegeven als alcoholvrije koolteer. De
alcohol kwam uit Zwitserland; eerst bij
de tweede zending werd, door een ano-
niemen brief, te Bazel de smokkelarij
ontdekt. De gebroeders werden in hech
tenis genomen en tegen een borgtocht
van 470,000 mark vrijgelaten. Het open
baar ministerie had ook nog gevange
nisstraf van 15 maanden tegen een
broeder, en 8 maanden tegen de beide
anderen geëischt, maar de rechtbank
vond de boete blijkbaar voldoende.
De Daily Telegraph verneemt, dat
het bericht, als zou de kapitein van het
Engelsche schip Luciline op de plek,
waar de Titanic vergaan is, een wrak
hebben gezien, sterk is overdreven. Het
wrak, waarvan niet veel meer dan een
mast waargenomen is, bevond zich wel
60 mijlen meer zuidwaarts en dat het
de Titanic zou geweest zijn, wordt voor
hoogst onwaarschijnlijk gehouden.
De Zeit geeft enkele cijfers over de
kosten van de uitbreiding die de Oos
tenrijksch-Hongaarsche regeering aan
het leger wil geven. De buitengewone
uitgaven voor eenmaal beloopen 755
millioen gulden.
„Ja, dat heb ik, juffrouw. Mijne oogen
zijn zwak en doen mij, zonder bril, zelfs
uit de zon, dadelijk pijn. Daarom draag ik,
op aanraden van een kundig oogarts, altijd
dezen blauwen bril. 't Is vervelend en 't
lijkt erg gek ook, maar... wat er aa* te
doen. 't Is eenmaal zoo. Geef mij nog
een glas bier als 't u belieft."
Hij stond op en ging op zijne beurt voor
het zijvenster naar buiten staan turen. Zijne
aandacht scheen zich vooral op de schuin
tegenover „Veldzicht", aan gene zijde van
den weg, gelegen boerderij te vestigen.
,,'t Is hier een ruim uitzicht", zeide hij.
„Dat is 't hier juist, mijnheer. Onze her
berg heet dan ook „Veldzicht", zooals u
misschien wel gezien hebt."
„Ja, dat heb ik gezien. De lucht betrekt."
„Zóó Dat kan dan wel eens onweer
worden. Dat hebben we van den zomer nog
niet veel gehad."
„Zoo oneen
De heer was blijkbaar met zijne gedachten
elders.
De waardin nam hem, steeds doorbreiend,
van achteren nog eens op.
,,'n Vreemde man, geloof ik," dacht ze.
,,'t Is of hij ergens over prakkezeert."
„Een aardige boerderij daar een eindje
van den weg aardig gelegen, bedoel ik",
sprak hij na een oogenblik weer.
„Ja mijnheer, dat is zoo."
„Een vredig wonen daar, zou 'k denken."
„Ja Maar wat zal ik u zeggen
er is daar ook heel wat voorgevallen. Het
is er daar lang niet altijd even vredig toe
gegaan."
„Zoo niet? Wat bedoelt u?"
De heer wendde zich naar de waardin.
„Kunnen de bewoners 't soms slecht met
elkander vinden?"
De gewone uitgaven voor het leger,
thans bedragend 201,600,000 gulden,
zullen tot 276 millioen klimmen.
De uitgaven voor de vloot zullen van
36 tot 85 millioen stijgen.
De kosten der mobilisatie in verband
met den Balkanoorlog beloopen ruim
300 millioen gulden.
De Grasjdanim, het Petersburgsche
blad van Mestsjerski, heeft een artikel,
waarin ernstige beschuldigingen worden
uitgesproken aan het adres van de ge
heime politie. Onlangs waren 52 zeelie
den, behoorende tot het personeel van
de Oo8tzeevloot, veroordeeld wegens
muiterij. Volgens het blad van prins
Mestjerski, waren de gestraften tot hun
verzet gebracht door het stoken van
agenten der geheime politie. De politie
zou een schepeling hebben omgekocht
om een aantal van zijn makkers te ver
wikkelen in een samenzwering. Dit
schijnt met eenig succes te zijn geschied.
En ten slotte werd aan de politie bericht,
dat op een bepaalden datum en aange
geven uur een gewapende muiterij zou
uitbreken. Op het aangekondigde uur
greep de politie in. De zg. samen
zweerders, die men met de wapenen in
de hand dacht te verrassen, lagen echter
allen rustig te slapen. Toch was er
materiaal waarop zij konden worden
veroordeeld.
De onthullingen van de Grasjdanim
zijn door vele andere Russische bladen
overgenomen.
De ondraaglijke hitte heeft Zondag
te New-York een aantal slachtoffers ge
maakt. Ten westen van de Mississippi
heersent in een aantal staten nijpend
watergebrek, waarin de aanvoer per trein
van elders slechts onvoldoende kan voor
zien. De oogst staat er door de langdurige
droogte en schroeiende hitte slecht voor.
Britsch-Indië heeft dit jaar gedurig
te lijden van overstroomingen, gevolg
van den overvloedigen regen. De stad
Burdwan, 55 K.M. ten N.W. van Cal
cutta, staat op het oogenblik zes voet
onder water en wijd en zijd heeft de
Damodar de landerijen in het rond over
stroomd.
De stad telt 30,000 inwoners; men
vreest dat duizenden in het water zijn
omgekomen.
Volgens de Figaro zal het tusschen
Parijs en Londen verdwenen halssnoer
spoedig terecht zijn. De verzekerings
maatschappij moet in onderhandeling
zijn met de dieven, die het halssnoer zou
den afstaan voor een som van 2,500,000
fr. Aldus zou de verzekeringsmaatschap
pij haar verlies met een millioen ver
minderen, terwijl de dieven zich op
voordeelige wijze van kostbaarheden
ontdoen, dat zij moeilijk kunnen ver-
„De tegenwoordige bewoners wèl, best,
dat zijn erg aardige menschen, jongelui nog,
met één kindje. Ze wonen er nog maar pas
een jaar."
„Zoo. Vroegere bewoners dan?"
De heer nam weer op denzelfden stoel
plaats, dien hij daareven verlaten had. Hij
deed een paar teugen uit zijn glas en richtte
vervolgens zijne brilleglazen weer op de
waardin, die vlijtig zat te breien.
Een groote zwarte kat met witte pootjes
was het na eenig krabbelen gelukt, de zich
tegenover den ingang bevindende deur wijd
genoeg open te krijgen, om er door te kunnen
en ging nu zacht spinnend naast hare meeste
res zitten.
„Ja mijnheer, vroegere bewoners leefden
er minder tevreden en gelukkig, althans een
twintig jaar geleden. Later ging het beter,
omdat de familie toen vrij wat gedund was."
„Gedund
„Ja, gestorven en vertrokken."
„Zoo, gestorven en vertrokken
De heer bladerde werktuigelijk weer in
een van de illustraties.
„Hoe heetten die menschen?" vroeg hij.
„Maar, ik ken ze natuurlijk toch niet,"
liet hij er onmiddellijk opvolgen.
De waardin lachte even.
„Neen, u kent ze natuurlijk niet dat
zou 'k tenminste niet denken. Kleefman,
heette die boer."
„Heette hij Is hij dan nu ook dood
Strak staarden de oogen achter de blauwe
brilleglazen naar de waardin en de hand,
die zooeven in de illustratie bladerde, lag
nu bewegingloos op de tafel.
„Neen, hij leeft nog, maar is wel sukke
lende. Ze wonen nu in het dorp."
Oorspronkelijke Novelle
VAN
Wordt vervolgd.)