Het Land van Heusden en Aitena, de Langstraat en de Borameierwaard. Ons Volk en onze Koningin. Teruggekeerd. Feestlied, op dee verjaardai van H. I Koiiiii f ielmiia, Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3288Zaterdag 30 Augustus FEUILLETON. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. 1913. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. 31 Augustus 1913. Hooggevierde Koningsvrouwe Telg van d'ouden Vorstenstam, Die met Willem van Oranje, Als verlosser tot ons kwam, Voor U rijst in laaien gloed „Wilhelmina Wees begroet Vastgehecht aan 't Oud Verleden, Toen 't „Oranje-boven" klonk, En de donk're wolken deinsden, Waar de Ster der Hope blonk, Zien we op God, Die redden wou, Wilhelmina van Nassau! Gaat Ge met Uw kind'ren mede, Gade, Moeder en Vorstin? Voert Gij ons met trouwe liefde Lichte en donlc're toekomst in? Dan blijft heel Uw volk U trouw, Wilhelmina van Nassau! 't Kleine Neêrland, groot geworden In de stormen van den tijd, Viert, in nood en dood verbonden, 'tFeest der Onafhank'lijkheid. Blijft de zuil van 't Staatsgebouw, Wilhelmina van Nassau! Ons „Wilhelmus" moet dan klinken, Dav'ren over land en zee! Wij gaan in die beê der vad'ren Ook voor Wilhelmina meê! Jub'lend klinkt ons „Hou en Trou" Wilhelmina van Nassau! Melodie: Waar de blanke top der duinen. Oorspronkelijke Novelle P. DUISENBERG. (6 Op dit oogenblik kwam met ontsteld ge zicht de meid de kamer binnen stuiven. „Ze zeggen dat de notaris zich opgehan gen heeft!" schreeuwde ze. Als ware de bliksem bij hen in de kamer 1 geslagen, zóódanig was de uitwerking van ■dit korte bericht op Kleefman en zijn vrouw. De eerste stond daar als van steen, doods bleek, zich steunend aan een stoel, met wijdgeopende oogen, beurtelings de meid en zijne vrouw aanstarend. Deze laatste staarde, eveneens doodsbleek en met wijd geopende oogen, strak de meid aan, alsof ze een spook zag. Een oogenblik van doodsche stilte volgde. „Wüthoe wieriep toen Kleefman, met heesche stem, plotseling op de meid toeschietend en haar bij den arm grijpend. „Welnotaris Bouman hier in 't dorpriep de dienstbode, bevend van schrik. „Zich opgehangenzegje?"schreeuwde Kleefman. „Ja „Groote God Kleefman liep weg, de kamer uit, en ook zijne vrouw, de handen in elkaar wringend, vertrok. De dienstbode stond hen verbijsterd na te staren. Een halfuur later kwamen oom en neef met eenigszins haastige schreden terug van de wandeling. Ze hadden daar juist van 't noodlottig feit gehoord. Ze vonden thuis allen in de grootste ver slagenheid, de meid niet uitgezonderd. Kleefman zelf liep als zonder verstand de gang op en neer. Zijn vrouw liep als radeloos de achterkamer uit en in, en Hen- drika zat, het hoofd in de handen, luid snikkend in de huiskamer. Bernard stond bij haar, verbaasd, ont steld zelfs, niet wetend wat te denken van die algemeene verslagenheid. Plotseling schoot het hem te binnen, dat zijn nicht verloofd was met den notaris. Maar moest men daarom nu allen zich zóó aanstellen, omdat diens vader de hand aan zichzelf had geslagen Dat was toch immers al te Daar kwam Dirk de kamer binnen ijlen. Hij vloog zijn oom om den hals en bracht er snikkend uit „Grootvader is doodGrootva der is dood En zóó was 'tmen had de oude Kleef man daareven dood in het bed gevonden, de oogen wijd opengesperdHij had gehoord wat van den notaris gezegd was. IV. Een dag of vier later zaten 's morgens Bernard Kleefman en zijn broeder en schoon zuster met hun drieën in de zijkamer. Den vorigen dag had men het stoffelijk overschot van den ouden vader ter laatste rustplaats gebracht. Het was op Bernard's verzoek, dat ze daar nu zaten in de zijkamer met hun drieën. Zijn broeder en diens vrouw zaten daar geheel verslagen. Vooral de eerste zag er bepaald beklagenswaardig uit, der wanhoop ten prooi. „Dus... alles is weg tenminste bjjna Buitenland. De Duitsche consul-generaal te Bue nos Aires deelt mede, dat tengevolge van een aanzienlijke vermindering van den veestapel in Argentinië, de uitvoer van vleesch sedert bet vorige jaar ge stadig achteruit gaat, en in de toekomst nog geringer zal worden. De vleesch- prijzen zijn in Argentinië zoo gestegen, dat de uitvoer in de meeste gevallen niet meer winstgevend is. Dit verschijn sel is een gevolg van de groote droogte, die in 1908, 1909 en 1910 in Zuid- Amerika heerschte, waardoor de fokkers toen, wegens gebrek aan 't noodige voeder, genoodzaakt waren het vee tegen eiken prijs te verkoopen. Daardoor ver meerderde het aantal exportslachterijen en koelhuizen, die het vleesch in be vroren toestand naar Europa uitvoeren, en deze inrichtingen, die in de daarop volgende jaren de hoogste prijzen be taalden om het bedrijf niet te moeten staken, zijn oorzaak dat de vraag naar vee van den overzeeschen uitvoer nog meer toenam, terwijl van een vermeer dering van den veestapel geen sprake was. Wel was de oogst in 1911 en 1912 bevredigend, maar ook toen was er reeds gebrek aan vee voor de vetweiderij, en werd er veel vee gemest, dat eigenlijk voor de fokkerij had moeten worden bewaard. In het bizonder in de provin cie Buenos Aires, die wat den veestapel betreft, eenmaal de rijkste des lands was, en in de daaraan grenzende zuide lijke provincies is het gebrek aan rund vee en schapen thans groot. De prijzen van het vee zijn tot het dubbele ge stegen en in overeenstemming daar mede zijn ook in heel Argentinië de prijzen van het feest ongekend hoog. Een der grootste exportslachterijen heeft het bedrijf reeds moeten staken, en an deren zullen dit voorbeeld moeten vol gen. Een verandering in dezen toestand is voorloopig niet te verwachten de vleeschnood zal integendeel nog toe nemen en de prijzen zullen waarschijn lijk nog meer stijgen. Voor de vee- en vleeschexporteerende staten in Europa zijn de vooruitzichten derhalve zeer gunstig. Een 55-jarige naaister, de weduwe Knops en haar 34-jarige dochter, die te Aken woonden en bevreesd waren, als Belgische onderdanen over de grens te worden gezet, reisden naar Ostende en hingen zich daar op. Wat daar achter zou zitten nislau naar Lemberg aangevallen. Even voor het station Sichou nabij Lemberg bracht een reiziger den trein met de noodrem tot staan. Veertien kerels, mei revolvers gewapend, omsingelden den lo comotief. Zij bonden den stoker vast (de machinist had zich in een wagen weten te b rgen), en bestormden onder het lossen van schoten, den postwagen. Een conducteur snelde naar het naast- jbijzijnde baanwachtershuis om om hulp te telefoneeren. Onder de reizigers ont stond natuurlijk een paniek, maar eenige militairen, die in den trein zaten, orga niseerden de verdediging en de bandieten werden op de vlucht gedreven, voor zij den postwagen hadden kunnen berooven. Naar de Frankfurter Zeiting meldt, hebben roovers den sneltrein van Sta- alles," zeide Bernard, nadat ze een oogen blik waren gezeten. „We zijn nu arm, bijna straatarm antwoordde zijn broeder, hem met een som beren, doffen blik aanziende. „Alleen dit huis hebben we nog. We hebben al ons geld naar den notaris, naar dien schurk gebrachtHij bezat ieders vertrouwen het volste vertrouwen 't Is ontzettend Verschrikkelijk Wat moeten we nu be ginnen „En onze kinderen, onze arme kinde ren zuchtte de juffrouw. „O 't is vreeselijk Ivreeselijk „Ja onze kinderen zuchtte haar man eveneens. Van trouwen en studee- ren kan nu natuurlijk geen sprake meer zijn in 't geheel nietWe zullen alles, ütlles moeten verkoopen Ik wou wel, dat ik maar dood was, evenals vader, die nu op 't kerkhof ligtDiens dood is 't geweestdat is zeker En 't zal ook mijn dood zijn, dat gevoel ikO, die schurk die dief, die moordenaar Hans Kleefman balde de vuisten en zijn groote grijze oogen werden plotseling woest, als die van een wild dier. Beurtelings waren zij op zijne vrouw en op zijn broeder ge vestigd. „Zeker... het zal mijn dood zijnl" riep hij nog eens met heesche stem. Zijne vrouw rolden de tranen langs de bleeke wangen. Bewegingloos, zwijgend, met starende oogen zat zij daar. Hare smart gold inzonderheid de kinderen Hoeveel geld had jelui bij den notaris Bouman?" vroeg Bernard. Met ernstigen strakken blik zag hij zijn broeder aan. „Hoeveelzeide deze, hem weder- keerig aanziende, als een ter dood veroor deelde. „Dertig duizend gulden!" „Dan zal ik jelui die som teruggeven," klonk het beslist. De advokaat Inhoften en de Hamburg- sche ingenieur Schendeman hebben voor de rechtbank te Brussel een verzoek ingediend teneinde de bevoegdheid te verkrijgen om de rechten uit te oefenen, waarvan prinses Louise verzuimt ge bruik te maken ten opzichte van de bezittingen, afkomstig uit de nalaten schap van koning Leopold II. In ons vorig no. hebben we melding gemaakt van het artikel van Senator Bérenger in de Matin, waarin hij wees op de onvoldoende bescherming van de noordoostelijke Fransche grens tusschen Maubeuge en Verdun. Bérenger heeft thans aan den minister van oorlog zijn voornemen kenbaar gemaakt om, zoodra het parlement zijn werkzaamheden her vat, over deze kwestie te interpelleeren. Het bestuur van het Berlijnsche slacht huis vraagt 7 Va millioen aan voor het bouwen van een nieuwe vleeschhal. De hal zal zoo groot worden, dat er tusschen de 6000 en 8500 runderen en ongeveer 22,000 varkens te koop gehangen kun nen worden. Dinsdagochtend in de vroegte brak er brand uit in een groot buiten in Noord-Finchley (Engeland). Er was al leen een huisbewaarder in. De brandweer bluschte het vuur, toen er voor een 200 pond sterling schade was gedaan. Men vond later in het huis geschriften van kiesrechtvrouwen. Na 38 jaar in de gevangenis te heb ben doorgebracht, blijkt Erasmus Vas- salo, een Siciliaan, onschuldig te zijn. Erasmus Vassalo werd in 1877 tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld, onder verdenking een moord te hebben gepleegd met nog drie andere personen, die intusschen in de gevangenis over leden zijn. En nu, bij de biecht van Hans Kleefman en zijne vrouw staarden den schamel gekleeden broeder plotseling met onuitsprekelijk verbaasde oogen aan, precies alsof ze dachten, dat hij opeens krankzinnig geworden was. „Wat zeg je?vroegen ze na een oogen blik beiden tegelijk. „Zit je ons ook nog voor den gek te houden!? liet Hans Kleefman er onmid dellijk op luiden, dreigenden toon op volgen. „Ik zit nooit iemand voor den gek te houden," luidde ernstig het antwoord. „Ik herhaal het: ik zal jelui die som teruggeven onder voorwaarde echter, dat het huwelijk van Hendrika met haar verloofde, dien zij lief heeft, doorgaat En dan zal ik bovendien vijfduizend gulden geven als een bijdrage voor haar uitzet. En dan nog iets. Ik heb inlichtingen ingewonnen omtrent Johan Bouman. Dat is in orde. Hij is een goede beste jongen. Voor de daden van zijn vader kan hij na tuurlijk niet verantwoordelijk gesteld wor den. Die heeft den boel verspeculeerd. Ik heb ook reeds met hem gesproken en hij heeft er, op mijn ernstig aandringen, in toegestemd, om vijf en twintig duizend gulden van mij te leenen. Hij kan dat geld besteden, zooals het kern het beste zal voor komen. Hij heeft, zooals jelui wel weet, nog een zeer bemiddelden oom, die vrijgezel en reeds bejaard is; komt die oom den een of anderen tijd te sterven, dan zal hij misschien wel in staat zijn, mij dat geld terug te geven zoo nietNu dat zullen we wel zien. Zijn oom moet ook niet ongenegen zijn om ook bij te springen, ten einde de zaken zooveel mogelijk in 't reine te brengen. Ziedaar dat had ik jullie te zeggen. Want ik ga zoo aanstonds vertrekken." Bernard Kleefman haalde nu een chèque- boekje te voorschijn, scheurde er'nchèque uit, vulde dien in en legde hem voor zijn broeder op de tafel. een stervende, blijkt het, dat Vassalo terecht heftig geprotesteerd heeft tegen zijn veroordeeliug, en niet heeft opge houden ertegen te protesteeren, aange zien hij geen schuld aan den moord had. Vassalo is nu 62 jaar en zijn gezond heid is gebroken door het harde ge vangenisleven. Het bestuur der Italiaansche gevan genis heeft hem eenvoudig buiten de deur gezet, en hij mocht zijn reis naar Palermo, z'n geboortestad, zelf betalen. Gedurende de drie dagen, die deze reis duurde, at noch dronk hij en ten slotte kwam de ongelukkige in zijn huis aan om te vernemen dat zijn vrouw en al zijn familieleden, met uitzondering van een zoon, gestorven waren. De student Rotheneder, uit Graz, die Maandag op den berg Oedstein, in Oostenrijk, was verdwaald, heeft men toch nog kunnen redden. Twee nachten en den tusschengelegen dag heeft hij tegen een loodrechten rotswand hangend, doorgebracht. Dinsdag wist hij door wuiven met zijn zakdoek de aandacht van een wegwerker in het dal te trekken. Een reddingsbrigade trok naar den top van den Oedstein; met moeite sleepte zij de touwen en zelfs brandladders mede. Woensdagochtend kon Rotheneder met zijn redders teekenen wisselen. Hij leed door kou, honger en uitputting en dreigde ieder oogenblik, doordat zijn krachten hem begaven, omlaag te stor ten. Ten slotte haalde men hem met een touw naar boven. Terwijl deEngelsche minister Asquith te Lossiemouth aan het spelen was, werd hij aangevallen door twee kies- rechtvrouwen. Zij grepen hem vast, trokken hem in het rond en sloegen zijn hoed af. Asquit's dochter schoot haar vader te hulp. Twee detectives brachten de kiesrechtvrouwen naar het politie bureau. De toeschouwers jouwden de kiesrechtvrouwen uit en riepen „Smijt ze de zee in." Men herinnert zich de beschieting van den Duitschen kruiser „Emden" door Chineesche opstandelingen. Toen werd de zaak goedgemaakt doordat aan den Duitschen consul excuses werden aangeboden. Nu hebben de opstandelin gen het grapje herhaald. Woensdagmorgen vroeg voer de krui ser „Emden" op de Jangtse, op weg naar Woehoe. Plotseling werd de krui ser vanaf het Pillarostfort met artillerie, en vanaf Mortonpoint door geweervuur beschoten. Onmiddellijk maakte de „Em den" zich gereed voor het gevecht, en „Daar heb je een chèque ten bedrage van vijf en dertig duizend gulden," zeide hij kalm. „Ga daar morgen mee naar den bankier Stufkens te R., dan zal die som je onmid dellijk worden uitbetaald. Vijf duizend gulden ervan is natuurlijk, zoools ik zeide bestemd als eene bijdrage voor het uitzet van mijne nicht, Henderika." Hans Kleefman en zijne vrouw zaten beide sprakeloos, stom van verbazing Bernard aan te staren. „Ik zie, dat jelui mij een beetje verwon derd aankijkt," hernam hij„Jelui schijnt mij nog maar half te gelooven. Nu ik ben goed bij mijn verstand en spreek in vollen ernst. Zooals ik reeds zeide, heb ik jarenlang de wereld doorreisd met een zeer rijk heer. Die heer is een poosje geleden, terwijl we te Algiers waren, ge storven. Hij heeft mij een deel van zijn vermogen vermaakt. Ik ben nu een rijk man. Ziedaar de zaak. „Maar Hans," vroeg Bernard opeens, zijn broeder met strakken, doordringenden blik aanziend, „herinner je je wel den man in „Veldzicht" bij dat onweer?... Wacht even... ik zal je geheu gen te hulp komen." Bernard haalde nu snel iets uit den bin nenzak van zijne jas en had in minder dan geen tijd een vollen zwarten baard onder de kin en een grooten blauwen bril op den neus. Een dubbele kreet klonk plotseling in de zijkamer Alvorens Hans Kleefman en zijne vrouw van hunne verbijstering waren bekomen, had Bernard Kleefman met een „Tot weerziens, broeder en zusterniet slechts de kamer, doch ook het huis verlaten EINDE. UNS VAN ALTEN/i L. J. Eijdman. VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1913 | | pagina 1