Het Land van Hensden en litena, de Langstraat en de Hommelerwaard. Door Schade en Schande. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3317. ff oensdag 10 December. De som van Geluk. FEUILLETON. 1913. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verbooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag-" middag 12 uur ingewacht. Wij zyn thans getreden in hetjaar- tijddeel, waarin tusschen op- en onder gang der zon in dit deel der wereld maar weinig uren zyn; en van die weinige gaan de meesten voorbij, zon der dat de gulden stralen tot ons door dringen. De natuur bereidde zich to den winterslaap; mag hier en daar nog een enkel blad aan boom of struik zijn blijven hangen, het zal aanstonds vallen Bloem en blad zijn verstoven voor koude en wind; alles wacht den tijc van rust, om eerst over eenige maanden nieuw leven, nieuwen rijkdom te schen ken. Het is in dezen tijd van het jaar, dat ook velen, iü de avonduren die van zelf langer vallen dan anders, bij zich de behoefte voelen opkomen tot een rustigen inkeer tot zich zelf; dan treden gedachten op, die als het ware schijnen gewacht te hebben op stillere uren, om vorm te krijgen en beeld te worden, dan rijzen vragen, die slechts sluimerende waren en thans om beant woording roepen. En elke vraag, elk beeld, elke gedachte vormt een onder deel van het groote vraagstuk, dat een elk is voorgelegdis bereikt, waarnaar gestreefd werd? is verworven, wat dienstig geoordeeld werd, voor ons ge luk? Het antwoord zal juist zoo verschei den zijn, als de individueele karakters uiteenloopen. Daar zijn er, die zich met weing tevreden stellen; die zich reeds gelukkig rekenen, wanneer, bij werk tuigelijken arbeid, hun gedachten niet verder reiken dan de zorg voor het da- gelijksch bestaan. Maar daar zijn er ook, die hun eischen van geluk tot duize lingwekkende hoogte opvoeren en niet aflaten vooraleer zij als met verschroei de vleugels uit de hooge hemelen hun ner fantastische begeerten, jammerlijk ontgoocheld terneder storten. Tusschen beide uitersten in ligt het geluk der groote menigte en der volken. Dan rijst de vraag, is dit geluk der massa thans zooveel grooter dan vroeger, en is bij den vooruitgang van zooveel op allerlei gebied, ook de menschheid in geluk vooruitgegaan? Ongetwijfeld zijn wij thans gelukkiger dan in de pri mitieve tijden; immers de vryheid is zooveel grooter, de harmonie met zoo veel om en in ons is rijker, de gezichts einder van het denken, van wetenschap en kunst is zooveel ruimer. Uit den ongeordenden staat is een maatschap- ALICE EN CLAUDE ASKEW. 22) En dan die onrust en bewegelijkheid om hem heen! De wagen, waarop hij stond, slingerde heen en weer, en hij begreep zelf niet, hoe hij nog overeind kon blijven staan. Boomen en huizen bewogen zich en hun schaduw danste mee de lange, witte weg was anders geheel vlak, doch nu leek hij wel een rutschbaan. Maar Launcelot wist, dat hij er nu niet naar mocht kijken, omdat hij moest spreken tegen de nachtmerrie gezichten rondom den wagen, en dus alleen denken mocht aan wat hij hun te zeggen had. „Wees zoo goed, mijnheer Holt, een paar woorden te Bpreken. Dan komen zij tot rust en zullen naar u luisteren," Het was Ida James, die dit zeide. Laun celot wendde zich tot haar, en poogde te glimlachen. Hij merkte op, hoe geweldig groot haar oogen waren zij schenen haar geheele gelaat te vullen. Ongelukkig liet hij een eogenblik den rand van de kar los, en wankelde misschien zou hij gevallen zijn, indien zij niet haastig de hand had uitgestoken en hem gesteund had. Iets als ontzetting en verbazing kwam in haar groote oogen. „Juist, juffrouw James, ik zal spreken. Zeggen dat James verongelijkt is. Squire een koppige oude Tory en moet zich beteren. Ik ben volkomen voor het socialisme, dat ben ik." pelijke orde geboren, die aan elk grooter waarborgen verleent om zijn geluk in overeenstemming met zijn omgeving te zoeken en te vinden. De wetenschap deod tallooze vooroordeelen voor goed teniet, en de gemiddelde levensduur is in niet geringe mate verlengd, terwijl ook de bestaansvoorwaarden en de le vensomstandigheden op waarlijk niet weinige wijzen verbeterd zijn. Maohines werden uitgevonden om het werk te vergemakkelijken, oude wereldkwalen als hongersnood en epidemiën werden door het verbeterde wereldverkeer voor komen of geïsoleerdook de algemeens welvaart is op ruime schaal toegenomen Slagboomen, die geheele standen weer hielden om tot betere omstandigheden te geraken, vielen weg, en van de ze geningen eener vooruitgaande bescha ving behoefde niemand zich meer als uitgesloten te beschouwen. De rechtsbe grippen zijn verruimd, de sociale wet geving maakt bij alle regeeringen der beschaafde staten een voortdurende zorg uit; kortom, er zijn redenen te over om in het voordeel der stelling te pleiten, dal het geluk der volken thans grooter is, dan voorheen. Sluiten wij echter niet het oog voor de kearzijde der medaille. Immers indien er veel is, dat verbeterd werd, daar staat ook nog zooveel tegenover, dat niet verbeterde, ja mogelijk slechter werd. De ontzenuwende gejaagdheid van het moderne leven, de ontzaggelijke zorgen om het gansche raderwerk in regelmatig snellen gang te doen voort gaan, de schreeuwende ongelijkheid die er overal nog heerscht, de verschrik kingen der moderne oorlogen, die niet veel miuder zyn dan vroeger, de strijd om het bestaan, die zooveel intensiever, zooveel scherper, zooveel meedoogen- loozer geworden is. De troosteloos een tonige arbeid in reusachtige fabrieken, de macht van het geld, die tot over macht aangroeit en het alles schijnt te beheerschen, de enorme bedragen, die jaarlijks opgebracht moeten worden om de milliarden bijeen te brengen, ten einde een tot de tanden gewapenden vrede in stand te houden, die als nacht merrie over de wereldrijken en hun welvaart dreigt neen, waarlijk de keerzijden zyn niet weinige. En toch mag niet betwijfeld worden, dat in weerwil van dat alles, ook de som van geluk grooter wordt, naarmate de menschheid tot een hooger staat van ontwikkeling gevoerd wordt. Immers meer dan ooit vroeger het geval was, wordt thans met ae waarde van het individu in de gemeenschap rekening gehouden, wordt zijn welzijn beschermd door wet en wetenschap en wordt zijn heil bevorderd. Het komt er thans voor hem maar op aan te zorgeD, dat ook hij zich de verbeterde omstandigheden kan en weet ten nutte te maken, wat ten slotte een kwestie van karakter is. De vorming van het karakter, als eerste voorwaarde tot geluk, is op hare beurt weder aan de ouderen als taak opge legd en wordt nadien van dezen over genomen en voltooid in de groote leer school voor ons allen, het leven. Daar wordt met vallen en opstaan geleerd, hoe het ware geluk niet altijd te vin den is, waar de meesten bet zoeken in een rusteloos jagen naar genot en weelde, naar rijkdom en macht. Want het groote en vele leidt zoo min tot levensharmonie, die immers het geluk tot basis dienen moet als dat het kleine en geringe te waardeeren en lief te hebben, het geluk in den weg staat. Bij het opmaken van de som van ge luk dient geen oppervlakkige maatstaf gebruikt te worden; hier moet de in nerlijke waarheid getoetst worden, want hier bovenal geldt de bekende spreuk der vaderen Niet hoe veel, maar hoe pêl. Niet hoe klein, maar hoe rein. Het was verbazend, zooals de woorden in elkander vloeiden. Hij hoorde het zelf.' Met toenemende ontsteltenis wendde Ida James zich van hem af en fluisterde haar broeder iets in. Intusschen trachtte Launcelot, over den rand van den wagen hangende, zijn gedach ten te verzamelen om zijn rede te houden de rede, die den grondslag van zijn held- raftigheid moest vormen. De kleine ver gadering, die in Launcelot's verbeelding tot een groote volksmassa was geworden, werd stil. Hij had slechts een paar maal in zijn even in het openbaar gesproken bij Dachtersmaaltijden en dergelijke gelegen- ïeden. Met de herinnering daaraan begon hij. „Dames en heeren Een bulderend gelach maakte zijn verdere woorden onverstaanbaar. Tot dusverre had nog niemand den toestand opgemerkt,waarin rij verkeerde, maar nu kon men zich niet meer daarin vergissen. Zijn houding, zijn stem, zijn woordenkeus, alles verried dien. „Kijk, de jonge Squire heeft gedronken en weet niet meer wat hij doet," ging het van mond tot mond, met verschillende gewaarwordingen. „Ga voort ga voort I" riepen sommigen, verlangend naar een pretje. Anderen fluisterden wrevelig iets tegen elkander, terwijl velen William James be schuldigden, dat hij een laag complot op touw had gezet. Eén stem klonk boven allen uit. „Je hebt hem dronken gemaakt, om hem lier te kunnen brengen. De Squire had gelijk, dat hij jullie heelen troep wegjaagt. Jne hoera's voor den Squire, dat zeg ik." Gewillig gingen de meeste aanwezigen op dit voorstel in. William James, op de kar, vexwenschte Launcelot zachtjes. Alle Buitenland. Zondag werd uit Berlijn gemeld: In deEmma-mijninden kreits Rybuik is gisterennacht om drie uur brand uitgebroken. Dertien mijnwerkers zijn door de brandende gassen, die door de schacht trokken, omgekomen, drie wer den er eerst nog vermist. Later heeft men ook hunne lijken gevonden. De brand is gebluscht. Behalve 16 dooden zijn er ook drie man levend boven gebracht. Van dezen is er een op weg naar het hospitaal bezweken. De Staten in het gebied der Rocky Mountains hebben zeer te lijden gehad van felle sneeuwstormen. Vooral Colora do is zwaar geteisterd. In Denver heeft het 35 uren aan een stuk gesneeuwd. De sneeuw ligt er l1/* M. dik en tal 7an daden zijn ingezakt. VolgeDS de berichten in de Ameri- kaansche couranten was deze sneeuw storm, die Donderdagavond aanving, de hevigste welke sedert 1885 in Denver was geconstateerd. Duizenden waren in de zakenwijk van de stad ingesneeuwd en konden kantoor of school niet ver sympathie, die hij misschien dien avond verkregen zou hebben, was onherroepelijk verloren. Launcelot trachtte nog altijd te spreken; hij had niets gehoord van de kreten die aan alle kanten oprezen. Hij verbeeldde zich dat hij een fraaie rede hield hij scheen nu vlot van zijn woorden af te komen. Een zware hand die op zijn schouder werd gelegd, brak dien woordenvloed af. „Schei uit," zeide James ruw, „je hebt ons allen belachelijk gemaakt. Als ik ge weten had dat je dronken waart Midden in een zin hield Launcelot op, keek een oogenblik in het vertoornde gelaat van James, werd zich plotseling de alge- meene afkeuring bewust en begreep Het was waar, dat hij dronken was maar tot dusverre had zijn dronkenschap zelf hem belet, dit te bespeuren. Hij had zich aaagesteld als een dwaas, als een af- schuweiijke dwaas, tegenover een troep onderhoorigen, van wie hij altijd gewoon was eerbied te eischen. En dit was het eind van zijn heldendaden! Het koude zweet brak hem uit. Onder de toehoorders ontstond twist tusschen hen, die den Squire trouw waren gebleven en met krachtige middelen hun afkeuring wilden doen blijken, en waarvan sommigen naar den wagen wilden, om met den jongen James en'zelfs den zoon van den Squire het spel van 's namiddags voort te zetten. „Een bad in het wed zal hem ontnuch teren," riep er een, met booze bedoeling. Te midden van het rumoer voelde Laun celot, geheel buiten staat om te denken of te handelen, dat hij door een ijzeren vuist gegrepen, en letterlijk van de kar gesleurd werd. Zoodra hij den grond bereikte, werd laten om naar huis terug te keeren. Natuurlijk is alle verkeer stop gezet. Omtrent het optreden der militairen in Zabern (zie ons vorig nummer) wordt thans verder gemeld: Het 99ste regiment infanterie heeft Zaterdag Zabern verlaten, j De staf van het regiment met het eerste bataljon wordt ondergebracht op het exercitie-terrein te Oberhofen bij Hagenau, het tweede bataljon voor eenigen tijd op het exercitieterrein te i Bitsch. Eenige bladen hebben gemeld, dat kolonel v. Reutter, de chef van het 99ste regiment, zijn ontslag heeft inge diend of van zijn dienst is ontheven. Daarvan is niets bekend. Kolonel v. Reutter bracht zijn regiment zelf naar Hagenau. Een afdeeling van het garnizoen te Straatsburg zal de militaire wacht te Zabern betrekken. Vrijdag is te Berlijn iets gebeurd, aldus schrijft de N. R. Ct., dat de Za- bernsche kwestie een tamelijke gelijke nis geeft met de interview-geschiedenis van 1908. Toen immers trachtte de rijks kanselier Bülow den storm te bezweren door de verklaring, dat hij zelf de schuld van het gebeurde moest dragen, omdat hij verzuimd had, den tekst van het interview door te lezen. Thans moet weder een nalatigheid van den rijks kanselier dienst doen om den Keizer schoon te wasschen van schuld, en dat wel veel radicaler dan in 1908. Ziehier wat er gebeurd is: De onderstaats-secretar is W ahnschaffe, het hoofd van het bureau van den rijks kanselier, verscheen dien middag in den Rijksdag en hield daar uitvoerige sa- mensprekingen met de aanvoerders van de burgerlijke partijen. Hij vertelde daarbij, dat Bethmann Hollweg onder de beraadslagingen van de twee laatste dagen lichamelijk van streek geweest was en dat het hem daarom niet ge lukt was, alles te zeggen wat hij had willen zeggen. Hij had dingen slechts aangeduid, die hij anders veel duide lijker zou uitgesproken hebben. Zoo had hij bijvoorbeeld vergeten mede te deelen, dat de Keizer reeds voor acht dagen een brief aan hem en een brief aan generaal Deimling gericht had, waarin de monarch als zijn meening uitsprak, dat de militaire overheid zich volstrekt binnen de perken van de wet moest houden en dat zij handelen moest in overleg met de burgerlijke overheid. In den brief van generaal Deimling was bovendien uitdrukkelijk bevel ge geven, een generaal meteen verzoenings gezind karakter naar Zabern te zenden om daar een onderzoek in te stellen en het contact en de samenwerking hij aan weerskanten bij den arm gevat en meegetrokken. Hij bood geen tegenstand en gaf geen geluid de matheid die hem overviel, ontnam hem het gebruik van zijn ledematen. Doch hij wist, dat hij dronken was en dat het geheele dorp getuige was geweest van zijn vernedering. „Laten wij hem naar de apotheek bren gen," hijgde Hornby, één van de twee aan vallers. „Later zal ik wel zorgen, dat hij thuis komt. De jachtopzichter met den zwarten baard knikte, en samen duwden zij den hulpeloo- zen Launcelot tusschen de menschen door, die het veel te druk onder elkander had den, om veel op hen te letten. Na een paar stappen moesten zij echter uitwijken voor een groote auto, die in volle vaart naderde, doch natuurlijk langzamer moest rijden wegens de menschen op den weg bij de „Korenschoof." In de auto zaten twee mannen, en toen het maanlicht op hun gelaat viel, greep dokter Hornby met een gesmoorden vloek Launcelot's arm vaster. „Groote hemel 1" mompelde hij „het is de Squire." XII. Squire Holt kwam dien avond zoo onver wacht terug, omdat in het huis van den heer Merridew te Marthampton de schilders en behangers nog bezig waren. Hij had er groote veranderingen laten aanbrengen, doch meende, dat het werk ver genoeg ge vorderd zou zijn, om met zijn vriend een nacht in het huis te kunnen doorbrengen. Dit bleek echter geheel onmogelijk. Er was hem een telegram gezonden, om dit te be richten, doch hij had met zijn auto Londen reeds verlaten, eer dit bezorgd werd. Het hinderde nn juist niet veel. Zij had met de burgerlijke overheid weder op gang te brengen. Wahnschaffe deelde mede dat spoedig een officieuze mede- deeling zou volgen, die de bevestiging zou bevatten van hetgeen hij hier zeide. Tegelijkertijd stelde hij in het vooruit zicht, dat kolonel von Reutter en luite nant von Forstner verwijderd zouden worden; of zij slechts verplaatst dan wel niet-eervol ontslagen zouden wor den, zou van den uitslag van het on derzoek afhangen. Het zal de regeering moeilijk vallen deze voorstelling ingang te doen vinden, tenzij zij de woorden lichamelijk van streek door ontoerekenbaar vervangt. Wat moet men van een staatsman den ken, die op zulk een kritiek oogenblik, met zijn aanteekeningen voor zich, juist datgene vergeet mede te deelen, waar het op aankomt, wat alleen rust kan verschaffen en slechts dingen zegt, die het parlement en het geheele rijk in de hevigste beroering brengen? Hoe moet men het begrijpen, dat hij na een etmaal tijd gehad te hebben om zich te bedenken en om gewaarschuwd te worden, deze fout nog eens herhaald heeft? Heeft hij dan niet eens nage dacht waaraan het lag, dat het parle ment zoo'n spektakel maakte, terwijl alles toch naar wensch geregeld werd? Want dan had hij het verzuim moeten ontdekken. Als hij, toen hij zijn eerste rede hield, de tastbare bewijzen in han den had, dat de Keizer het gebeurde te Zabern evenzeer veroordeelde als het parlement, dan is de houding, die hij, en na hem de minister van oorlog, in namen, op geen enkele wijze te ver ontschuldigen. Als het werkelijk zoo geweest is, als Wahnschaffe het voor stelt, dan moet de Keizer zonder eenigen twijfel een rijkskanselier wegjagen, die hem door een volkomen onbegrijpelijke vergeetachtigheid zwart gemaakt heeft tegenover vrijwel het geheele rijk. Naar van gewoonlijk goed ingelichte zijde wordt gemeld hebben een aantal Bulgaarachebendehoofden de waakzaam beid van de Servische en Grieksche overheid weten te verschalken en zich bij de Albaneesche bendehoofden te Walona gevoegd. Gezamenlijk moeten zij besloten hebben een nieuwen veld tocht tegen Servië en Griekenland te beginnen. Naar men zegt poogt men te Sofia in kringen die invloed op den gang van zaken in Macedonië hebben, de uitvoering van dit plan te beletten. De hevige stormen en de daarmee gepaard gaande springvloeden, die den laats ten tijd op de kust van Alaska hebben gewoed, moeten in het goud land Klondyke nieuwe goudlagen hebben blootgelegd. den hun auto, en een ritje bij maanlicht terug naar Chalton Coombe zou voor den Squire een aangename afwisseling zijn, meende de heer Merridew, en zijn vriend had hem slechts flauwtjes tegengesproken. Om de waarheid te zeggen, had John Holt met genoegen den weg naar Marthampton afgelegd. „Zoo'n helsche auto" scheen nog niet zoo kwaad te zijn, als men erin zat. Maar dat wilde hij natuurlijk niet dadelijk toegeven; de Squire gaf dus nog steeds zijn ongenoegen te kennen over de nieuwe ver voermiddelen, al was het dan ook op minder krassen toon, en hij wees ook het voorstel van Merridew niet af, om den nacht te Chalton door te brengen, en den volgenden dag opnieuw naar de wedrennen te gaan. Zij aten gezellig in het Marthampton Hotel, en reden even na achten naar huis Zoo kwamen zij juist aan op de dorps- protestmeeting, toen deze in verwarring ten einde liep. En tot Launcelot's ongeluk was zijn gelaat het eerste dat de Squire te zien kreeg. Zooals hij daar stond, gesteund door Hornby en den jachtopzichter, was het duidelijk te zien, in welken toestand hij verkeerde. Hornby mocht gerust binnejs- monds vloeken, want hoe zou hij den drif- tigen Squire uitleggen, welk aandeel hij in de zaak had gehad. „Ik liet toe, dat uw zoon zich bedronk, wijl ik meende, dat hij zich in nuchteren toestand nog veel gekker zou hebben aangesteld" dat was in enkele woorden de geheele zaak, maar wie zou het gelooven? „Ik was van plan, hem ongemerkt naar huis en te bed te brengen, in de hoop, dat niemand iets zou bemerkeu," dat was het eenvoudige feit, maar wat zou de Squire daarop antwoorden? (Wordt vervolgd.) '^T UfciD VAN AlTEt^ DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1913 | | pagina 1