el Land van Hensden en illena, de Langstraat en de Öosnmelerwaard. Ver in 't Zuiden. Onze Koloniën en ons Land. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3347. Zaterdag 28 Maart. 1914. FEUILLETON. U&a VAM ALT^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/, ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 nur ingewacht. Ik ben maar een vrouw zoo be gint een lezeres van de „Telegraaf" een artikeltje, onder bovenstaand op schrift, in dat blad maar toch zou ik gaarne zien dat flinke mannen mij een oogenblik gehoor wilden schenken. Schrijfster haalt hierbij aan het woord van Cervantes: Vrouwenraad is weinig waard. Maar dwaas is hij, die hem niet aanneemt. Met leedwezen is mij ter oore gekomen, aldus schrijfster, dat in ons land ontzaggelijke bedragen in Ame- rikaansehe effecten en nog wel onbe trouwbare) zijn vastgelegd. Bezorgde gezichten toonen onmiskenbaar aan de voortdurende spanning, waarin men ver keert, en de vrees, waarin men leeft, dat de gewaagde kapitalen geheel ten gronde zullen gaan. Waarom nu, gij mannen van Nederland, gaat gij voort uw geld in de waagschaal te stellen? Waarom gebruikt gij uw geld niet op eervoller wijze, een wijze bovendien, waarop gij veel meer kans hebt dat het blijvende winsten oplevert? Steek uw geld meer in Hollandsche ondernemin gen, zoowel hier te lande als in onze koloniën. Vestigt uw oog op Sumatra, op Borneo, ja zelfs op Nieuw Guenea. Welke rijkdommen zullen die werelden eens ongetwijfeld verschaffen, hoewel mogelijk aan buitenlanders! Daar heeft men uw geld voor noodig. Waar om, mannen, gaat gij niet tegen dat honderden kundige, gezonde menschen laodverhuizen naar Ameiika, terwijl onze koloniën zooveel werkkrachten te kort komen? Laat deze crisis uw oogen openen en als u het geluk mag ten deel vallen dat de Amerikaansche fond sen weer, wat men noemt, terecht ko men, waag dan niet langer uw geld ter verrijking van het buitenland, doch benut het om Holland en koloniën groot te maken! Wij stemmen geheel in met den door schryfster gegeven raad. Misschien is het wel wat egoïstisch van ons, maar wy zeggenomdat wij zelf niet in de beste omstandigheden verkeeren, laten wij daarom eerst ons zelf' helpen, en mochten wij dan later in beteren doen verkeeren, laat ons dè,n eens zien of wij anderen zullen kunnen helpen. En wat betreft de oproep aan onze landgenooten, om naar onze koloniëu DAISY E. A. JUNIUS. 1) Hoog boven den wal ligt het reuzenschip, kalm, massief, rustig, bewust van zijn kracht, gereed tot zijn plichtOp het dek èn aan den wal kriewelen en wriemelen de menschjes; rijtuigen komen aangereden, koffers worden afgeladen, over 't nauwe loopplankje het trapje af het schip overgedragen, en boven alles heen draait de lier; in de lange kettingen hangen de kisten, welke in het ruim worden gelaten, langzaam, gestaag Een mistige Novembermorgen; frisch waait de bries; maar de derde en vierde klasse-reizigers, de landverhuizers, menschen van alle naties, blijven onverstoorbaar kalm op het dek, aan den voorkant van het schip. Onder hen vertoont zich het type van den boef tot dat van de lijdend zich onder werpende „markiezin", die, het hoofd gedekt met een zwart kanten doekje, breit aan de eeuwige kous der Duitsche landverhuizeres. Hoevele herinneringen aan verloren geluk en welvaart, hoe luttele hoop op nieuwen voorspoed, is door deze vrouwen in haar zwarte kousen gebreid Met vagen blik zien zij de drukte op de Handelskade aanvoor haar is Amsterdam natuurlijk niet Amster dam, doch eenvoudig een station op den langen weg. Verlangen zij naar het einde? Ach, zij gaan het Jand der onzekerheid tegemoet, en het schip geeft allen dan toch voedsel en een bed. Arme, moedige levens- te emigreeren, waar voor velen een schoone toekomst is weggelegd, diezelfde oproep hebben ook wij, eerder, al eens gedaan. 't Is waar, velen, die wel gaarne naar Indië zouden willen emigreeren, worden hiervan weerhouden door de hooge passagekosten. Maar er zijn ook anderen, die het om die hooge passagekosten niet be- i hoeven te laten en tóch niet naar daar willen, h*owel velen hunner hier te lande, laten we maar zeggen, een sober bestaan hebben. We hebben het eerder gezegd Indië wacht op flmke mannen, vooral op flinke jonge mannen, en dan eerst zal het bewijzen hoe onberekenbaar rijk het nu reeds zoo rijke land is. Maar neen, onze tegenwoordige jonge mannen loopen liever met hun diploma in den zak en zonder werkkring rond, dan dat ze hun werkkracht in Indië productief maken. En de buitenlanders gaan met de meest, zoo rijk gehonoreerde betrekkin gen strijken Allerlei denkbeeldige bezw en, ver bonden aan een verblijf in I «uië, haalt, men zich in het hoofd, zouuat geen haar op hun hoofd tenslotte er meer aan denkt naar Indië af te reizen. Zooals gezegd en nu gaan de buiten landers met de meest zoo tijk betaalde betrekkingen strijken Tot schade vau onszelf, omdat velen orizer nu, even bekwaam of nog be kwamer misschien, dan die buitenlanders in Indië, zonder betrekking rond aioe^n lo"pen. En tot schade van Indië, dat beter met even bekwame Hollanders geholpen zou zijn. Neen, onze jongemannen doen liever aan sport hoe gezond en nuttig anders ook dan ze naar Indië emi greeren. Een goed, een best voetballer te wordeD, de kans te veroveren eens mede te mogen spelen in een internationale „match", dat is voor vele onzer jonge mannen hét ideaal, de toekomst, die zij eens wenschen verwezenlijkt te zien, alsof daarvan hun wél afhing Jongemannen, roepen we, schudt af uw laksheid, streeft hoogere belangen na dan het voetbalspel en andere spelen En wijdt uwen vrijen tijd aan het spel^ ter oefening en staling van lichaam en geest Want sport is nuttig, dat kan niet ontkend worden. Maar heb ook een oog open voor andere belangen, die u zoo na raken NogmaalsIndië wacht op flinke mannen, vooral op flinke jonge mannen, dén zullen de rijke bronnen van höt land hun welvaart uitstorten over land en volk. Buitenland. reizigers, uw droefgeestige onderworpenheid is even groot als uw stille, hoopvolle op gewektheid, en beide geven u iets zoover heven aandoenlijks, dat ik den moed mis om, met het recht van de oogen blikkelijk-in- betere-omstandigheden-geplaatste, tusschen u te gaan, als tusschen een troep kermisvolk, het bekijken voor enkele minuten waard. De koetsier overvraagt ons op de m est afdoende wijze, en eischt ten slotte een „vrijwillige fooi", een tarief heeft hij niet, en een agent, die de geschiedenis doodkalm staat aan te hooren, haalt de schouders op, als ik hem vraag of niet eene gemeente verordening het-hebben-van-een-tarief aan de koetsiers voorschrijft Bij de brug uaar de Handelskade is een witkiel op den bok gesprongen, en als wij even verder een jong paar met bloemen in de hand, zich, gloeiend rood van inspanning, zien reppen, waar schijnlijk ook naar óns schip, vragen wij met blik en handgebaar of zij de twee nog ledige plaatsen in ons .ij tuig willen innemen. Zij knikken dankbaar en de witkiel, die een en ander begrepen heeft, is al van den bok om den man en de vrouw te doen instijgen. „Hoe vriendelijk stamelt de jonge vrouw, naar adem snakkend. „We waren er niet meer gekomen," hijgt de man. Doch als zij uitgestapt zijn en ons gegroet hebben, weet de witkiel hen te bere ken vóór zij in de menigte op de loopplank verdwenen zijn; hij vraagt vijftig cent voor het openen van het portierde vrouw prut telt even, de man houdt de bloemen weer hoog boven de opdringende mensche.'massa, na betaald te hebben. Ik vraag den witkiel, wat hij hebben moet voor het aan boord brengen van onzen koffer, een reismand en wat „handgepak", van het rijtuig naar het Een 300 tal suffragetten hebben Zon dagavond, zooals zij aangekondigd had den, de Westminster Abdey te Londen als „terrein" voor hare propaganda ge bruikt en er de godsdienstoefeningen op ergelijke wijze verstoord. Ze onderbraken in de kerk den pre dikant en lieten van tijd tot tijd baar aandoenlijke smeekbede hooren „Geeft ons rechtvaardigheid en het stemrecht, smeeken wij U, o God Na afloop der plechtigheid hielden de suffragetten een openlucht-dienst, die weer tot wanordelijkheden aanleiding gaf, waarin een tweetal kiesrechtvrouwen werden gearresteerd. Eén dezer „dames" werd in het bezit gevonden van een zoogenaamde ploertendooder, en verder van stukken ijzer en dergelijk gevaarlijk materiaal. Ook elders zijn de suffragetten weer aan den gang geweest. Ditmaal gold het een geval van brandstichting in de oude parochiekerk van Olevedon. Het kerkgebouw werd namelijk Zondag morgen vol rook gevonden. Bij onder zoek bleek, dat er brandende stoffen door een ingeslagen venster in de sacris tie waren geworpen, waardoor een aantal priesterkleeden verbrandden. Op het nabij de kerk gelegen kerkhof werden kiesrechtbrochures gevonden, die aan grafsteenen waren bevestigd. Omtrent het ongeluk op de Spree bij Köpenick lezen we nog, dat, toen de pont met ongeveer 22 personen naai den anderen oever voer, de sleep van een stoomboot tegen de pont liep, die daardoor omsloeg. Allen, die zich op de pont bevonden, vielen in het water. Rivierpolitie en visschers zijn aan het dreggen. De pont is naar den oever gesleept. De verongelukten zijn meeren- deels hoofden van gezinnen. Voor zoo ver uit de verklaringen van enkele ge redden valt op te maken, was de kapi tein van de stoomboot schuldig aan het ongeval, daar hij naar links in plaats van naar rechts was uitgeweken, zoodat het eerstvolgende schip de pont deed omslaan. Bij dit ongeluk zijn niet, zooals men schip. Dat laat hij aan mij over. Ik geef hem, als het goed aan boord is, vijf eu negentig cents; hij is ontevreden, eischt een gulden. Ik heb niet kleiner dan een tienguldenstuk en sta dus verlegen. Hij maakt een schrikkelijk lawaai, een man zou hem met dertig cent weggezonden heb ben, en daar bovendien zijn jeneveradem afschuwelijk is, draai ik hem den rug toe om onze hutten te gaan zien; ze zijn vol strekt niet naar mijn zin, hoe onbeschrijfelijk mooi het schip dan ook is. Ik heb mijn hut te deelen met eene moeder met twee kinderen, waarvan het jongste mijn bed vast inwijdt. De geur van caoutchouc, hospitaallinnen, vermengt zich met dien der druivenschillen in den schoot der jonge vrouw; op de schillen druppen gestaag haar warme, zilte tranen; mijn mand, welke ze als zitplaats heeft verkoren, buigt zich onder het leed Ik laat het troepje voorloopig alleen; als ik wat later terugkom, draagt mijn mand waarin breekbare en kreukbare waar de moeder, die snikkend zoogt, èn het kind, dat schreiend zuigt. Zij is echter al een beetje bijgekomen en springt nu ontzet op. „Uw mand „Maak maar eerst klaar" zeg ik vriendelijk gelalen, vergetend dat een moeder met twee kleine kinderen zelden klaar komt. Ik ga weer naar dek, stil lachend om al die too- neeltjes tusschen moeders en kinderen. De muziek speelt wanneer speelt de muziek niet op een Duitsch schip Ik voel me levendig en vroolijk, ik ga immers slechts enkele maanden naar warmer streken, voor plezier I Nu eens niet voor mij dat bittere afscheid-nemen, dat vaarwel voor hoelang?. Voor hoelang? Een kleine jongen, een koksmaatje of zoo iets, heeft het hoofd diep gebogen en knijpt met de oogleden zijn afscheidstranen weg; eerst gevreesd had, vijftien menschen omgekomen, maar slechts acht. Ver schillende vermisten hebben zich van ochtend weer op de fabriek voor hun werk aangemeld. Mevrouw Caillaux verklaarde bij haar tweede verhoor, dat nadat de president der Rechtbank, Monier, gezegd had dat er aan de campagne tegen haar echtge noot niets te doen was, zij bang was deze zich aan Calmette zou vergrijpen; om de gevolgen van dit drama te voor komen is zij naar het redactiebureau gegaan, niet om Calmette te dooden, maar om te trachten hem te dwingen niet door te gaan met bet beleedigen van haar echtgenoot en haar zelf. Ze schreef dan ook aan haar man, dat ze zijn politieke loopbaan wilde redden en liever zelf naar Calmette ging, om hem over te halen, zijn cam pagne te staken De blauwbaard vau Frankfurt, Karl Hopf, die zijn drie vrouwen en ver scheidene andere familieleden vermoord of tenminste getracht heeft te vermoor den door hun typhus-, cholera- en an dere bacilleD te laten slikken, is op de binnenplaats van de gevangenis te Frankfurt-Prenngeheim ter dood ge bracht. Hij is tot het laatst toe zeer kalm geweest. Den vorigen avond om 6 uur werd hem medegedeeld, dat de Keizer geen gebruik had gemaakt van zijn recht om gratie te schenken. Hij gebruikte daarna zijn middagmaal en bracht den avond door met het rooken van sigaretten. De bijstand van een gees telijke wees hij van de hand. Zijn lijk is ter beschikking gesteld van de uni versiteit van Marburg, daar geen zijner familieleden het opgevraagd heeft. Te Bombay (E. I.) heerscht er ont steltenis door de herhaalde katoenbran den te Bombay, waar sedert den grooten brand van Maandag negen maal brand is uitgebroken. Het lijdt nauwelijks eenigen twijfel dat de branden het werk zijn van brandstichters. Buiten de ge wone reddingsbrigade, hebben twee Europeesche verzekeringmaatschappijen gisteravond acht-en-veertig matrozen vau het oorlogsschip Swiftsure in dienst genomen om de opslagplaats van katoen te bewaken. Vanochtend is er weer op twee plaatsen brand uitgebroken. Carnegie heeft weer een nieuw middel bedacht om propaganda te maken tegen den oorlog. Er is een bekende plaat, gereproduceerd naar een schilderij van Angus Mc Donell, waarop een man voor gesteld wordt, die gereed staat om in den oorlog te gaan. Hij neemt afscheid zijn handen dragen een bakhij moet voort, zijn werk doen, het groote schip eischt plichtsbetrachting van allen Aan den wal gaat een jonge vrouw met even diep gebogen hoofd, den zakdoek voor de oogen, heen en weer, ze waagt het niet den blik te slaan op het reuzenschipnaast haar in-niet-begrijpen van moeder's leed trippelt een meisje in witte wol gekleed, haar handje door een bevende hand omvat. Hier een oude vader, die zijn kind aan zich knelt; ginds een moeder, die met haar handen de handen van haar zoon omvat. Elkaar aanzien durft bijna geen, de oogen spreken nu een te inniger taal Over de eenige loopplank moeten zoowel de reizigers als de koff rs; een luid gelach weerklinkt: een man is met een zware kist gevallen, als een kever ligt hij op zijn rug te spartelen, maar niemand heeft medelijden, alles lacht hem uit; hij is vlug weer over eind en het werk gaat voort Door allen en alles heen worden open blikken bakken met erwtensoep naar de tusschendekspassagiers gebracht. Het rijtuig met de cargadoors is aangekomen, de heeren gaan aan boord, een portefeuille onder den arm, de laatste zaken worden afgedaan; het uur van vertrek nadert. Niemand mag mee tot IJmuiden, behalve enkele genoodigden. Er wordt gekust en omhelst, handen ge drukt en traaea gewisseld. Vaarwel, vaarwel I En de zwarte drom menschen aan den wal groeit nog aan en beweegt zich voort durend heen en weer, vooruit, achteruit.... De loopplank wordt ingehaald, snikken worden gesmoord, tranen ingehouden om helder te zien voor 't laatst Maar boven het rumoer, het snieren der kettingen, het geroep der matrozen en hun lied, boven alles uit klinkt de muziek, zij van vrouw en kind een klein meisje. Op den achtergrond een knecht met een gezadeld en bepakt paard. Het meisje zegt tot don vader: „Paatje, gaat u nou het paatje van een ander meisje doodmaken?" Carnegie voelt veel voor die plaat en heeft de oorspronkelijke schilderij in zijn werkkamer te New York hangen. Hij heeft thans 50.000 reproducties laten vervaardigen, die bestemd zijn om te worden opgehangen in lokalen van universiteiten en middel bare scholen, waar ook ter wereld. Reeds zijn er verzonden naar China, Japan, Indië en Turkije. Uit Mexico seint men d.d. 24 dezer: De artillerie van Villa heeft een zware beschieting met kogels en granaten op Torreon geopend. Het bombardement vindt plaats uit stellingen bij Gomez Palacio en Carro de la Pillar. Die stel lingen waren door Villa met groote verliezen aan menscheulevens op de regeeringstroepen veroverd. Tal van gebouwen zijn in brand ge schoten. Generaal Villa beweert dat hij binnen 24 uur de stad zal zijn bin nengedrongen. Tot dusver heeft nog slechts de helft van zijn troepen aan den strijd deelgenomen. Hij houdt nog 5000 man in reserve om Torreon te bestormen, zoodra de verdedigingswer ken door het geschut zullen zijn vernield. Montgomery Ward, die dezer dagen te Chicago stierf, is een voorbeeld vau rustelooze ondernemingsgeest,die Ameri kaansche vermogens ophoopt. Hij begon als metselaar en verdiende toen 6 ct. per dag. Toen hij achttien jaar was, vond hij zijn salaris van 4500 gld. al te armoedig; hij zegde zijn betrekking op en beproefde ziju geluk in Chicago. Hij was al aardig op weg, rijk te worden, toen zijn heele boel verbrandde en hij met het armzalige sommetje van f 150 opnieuw kon beginnen. Hij richtte een verzendhuis op en maakte er goed re clame voor. Thans heeft de firma 7000 bedienden aan het werk en kan zich op 3 millioen klanten beroemen. Haar catalogus is een boekdeel van 1200 blz. Voorde verzending hiervan, die minstens twee keer per jaar plaats heeft, wordt voor 2,5 millioen gld. aan postzegels ingeslagen. De firma kent geen crediet en levert alles per post. Dit is het ge heim van het anders raadselachtige verschijnsel, dat het groote Montgomery - Warhouse te Chicago in Chicago zelf geen enkele klant heeft. Benden vaD den „Witten Wolf" heb ben Lung-sjut-sjai, (China) ingenomen en geplunderd Ook Sjanjang, in dezelfde buurt, werd geplunderd. De rooverbende wil gehoord worden, nu eens raast ze als een booze zwarte vrouw, dan weer lokt ze als een blonde sirene, nu overstemt ze, dan weer is ze tóch machteloos, doch een oogen blik maar de ernst van het scheiden doet het lawaai verzwakkenonmerk baar glijdt het schip weg op de maat der muziek. Behaagziek-wreed klinkt het: „Ik heb je lieflieflief.1 en toch ga ik heen heen heen lief, jou liefmaar ik laat je alleen alleen liefJa, ik ga heen Nog is het schip als één met den wal, een kleine sprong Over de verschansing leunen de vertrek- keDden, aan den wal géven de blij venden zich voor 't laatstoog in oog s'aan gaanden en blij vendenoog in oog nog, nu de handen van één zijn gerukt. Alle liefde wordt gelegd in die laatste blikken, vergeving wordt ge smeekt, als niet altijd liefde gegeven werd toen het nog tijd was. Met zakdoeken wordt gewuifd, eeu wedloop wordt met het schip aanvaard; een oud moedertje, voortgeduwd door haar man en jongsten zoon, om den vertrekkenden oudste bij te houden, k&n zoo gauw niet voort, maar ze komt tóch mee, in de eene hand haar zakdoek, met de andere haar armelijk japonnetje ophou dend Het moederhart vliegt als over zee vóóruit, om haar kind te verwelkomen als hij den voet aan vreemde kusten zal zetten Allen draven mee, zakdoeken wuivend. En het schip, behaagziek wiegend, lang zaam wegglijdend neuriet: „Ik heb je lief... lief... En toch ga ik heen heen heen De nevel wordt dichter, tranen beletten het zien. Bedroefden schuilen weg of glippen met dikke huiloogen tusschen de andere door. DOOR Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1