I'm Land van flensden en lllena. de Lannrstraal en de InsnmeSerwaard.
9e Visscher en zijn Ziel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. S300. Zaterdag 10 Hei. 1914.
Kwaadspreken en Lasteren.
FEUILLETON.
3
tT UliD VAN ALTEN*'
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 77* ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Een onzer vorige artikels was een
praatje over praatjes.
"We toonden er in aan, hoe vlug en
gemakkelijk een „praatje" in de wereld
kan komen en hoe sommigen door de
babbelkouserij van anderen, al is dit
hun doel dan ook niet, gedupeerd kun
nen worden.
Kwaadspreken en lasteren, waarover
we het ditmaal willen hebben, is een
nog grooter gebrek.
Het verschil tusschen babbelkouserij
en lasteren is ditin het eerste geval
wordt meestal een zeker iemand, zooals
we zooeven zeiden, het kind der reke
ning, zónder dat dit de bedoeling is
van de anderen, terwijl de lasteraar
naét de bedoeling om een ander in zijn
goeden naam te benadeelen praatjes
over deze of gene rondstrooit.
En juist omdat het met voorbedachten
rade geschiedt, is lasteren en kwaad
spreken zooveel slechter nog dan de
babbelkouserij.
Kunnen we ons iets verachtelijkere
denken
Een moord is een afschuwelijk iets,
hoewel men toch nog ook al weer een
zeker gevoel van achting heeft voor
de twee personen, die, in een duel
bijvoorbeeld, met een revolver in hun
hand elkander durven bevechten, want
er is moed voor noodig om zich aan
een duel te wagen. Die moed bewon
deren we en onwillekeurig krijgen we
dan ook een zekere eerbied voor de
twee vechtenden. Hoe geheel anders is
dat met een sluipmoord, waarbij de eene
den andere, den niets-vermoedende
vanuit een schuilhoek bespringt en hem
den dolk of het mes in de borst stoot.
Voor zoo'n moordenaar gevoelt men
niets dan walging en afschuw. Kan
het anders Want is het niet het aller-
verachtelijkste, is het niet de grootste
schurkenstreek zóó'n moord te begaan
Zooals we zeiden, dan gevoelt men nog
een zekere eerbied, een zekere achting
voor de twee mannen, die elkander op
helderlichten dag op een open ruimte
durven bevechten.
Laster en sluipmoord staat vrijwel
gelijk met elkander.
Ook de lasteraar ligt in een donker
loekje verborgen, wachtende den eerste
den beste, of een vooraf reeds uitge
kozen persoon, om op dezen onschuldige
sijn giftige pijl af te schieten.
Er is geen moed voor noodig om
iemand in net geniep van iets minder
edels te beschuldigen.
Integendeel, het is in hooge mate
I lafhartig.
Dan liever met open vizier ge
streden
I Niet on8cbuldigen van iets kwaads
betichten, daarbij er voor zorgende dat
men zelve onbekend blijve!
Hoe gaat het veelalals de eene een
beetje gelukkig in zijn zaken is, of als
hij om iets anders haast wel wat te
benijden is, dan gunt de ander hem dat
niet, en dat niet alleen, dan wordt hij
belasterd, dan wordt zijn goeden naam
aangetast, dan wordt hij in het geheim
van iets slechts beschuldigd, of wót
dan ook.
Kan het verfoeilijker
En hij, de beschuldigde zélf, staat
in ijle ruimte, weet niet, waar hij zijn
belager moet zoeken.
Nog anderen zijn er, menschen die
in den omgang met anderen zich als
vrienden aan dezen voordoen, doch hen
achter den rug bekletsen en belasteren
als de ergste vijand.
Dit is nóg erger.
En toch hoevelen zijn er zulken
niet
Wél is het spreekwoord wéér, wacht
u voor uw vrienden
Hoe treurig toch
Maar is het anders
Bijbelsche zoowel als algemeene ge
schiedenis geven ons de voorbeelden
aan de hand, waaruit blijkt dat ook in
vroegere tijden hoogstaande personen,
hoogstaande door hun edele gevoelens,
door hun zoogenaamde vrienden werden
belasterd en vertrapt in het slijk.
En de geschiedenis der latere jaren
wijst ons ook wel zulke voorbeelden
aan, meer dan enkele.
Doch zie om u heen, beperk u tot
uw omgeving, dan zult gij waarschijn
lijk zien dat ook dóór de laster welig
tiert, dat ook dóór personen door hun
zo«genaamde vrienden worden belas
terd, ja, misschien zijt ge zelf weieens
als slachtoffer van den lasteraar uitge
kozen geweest.
Dat men bedacht tot hoe een laag
schepsel men zich zeiven maakt door
zich van den laster te bedienen
Buitenland.
DOOR
OSCAR WILDE.
4)
Hare grasgroene oogen werden donker van
ranen en zij sprak tot den visscher:
„Verlang alles van mij wat ge wilt, alleen
it eene niet."
Hij lachte en hield haar des te steviger
mklemd.
En toen zij zag dat hare pogingen vruch
tloos waren, fluisterde zij aan zijn oor:
Ben ik niet even schoon als het kind van
e zee, en even bekoorlijk als zij, die in
et blauwe water woont?" en zij vleide
ch tegen hem aan en drukte haar gelaat
an zijn borst. Maar zijn voorhoofd rim-
elde zich van toorn, hij stiet haar ruw
an zich af en sprak: „Wanneer ge de
elofte niet houdt die ge mij gegeven hebt,
il ik je dooden als een valsche heks."
Zij werd zoo grauw als een judaspenr.ing-
lad en huiverde.
„Zoo zij het dan!" murmelde zij. „Het
tldt uwe ziel, niet de mijne. Doe met haar
at ge wilt."
En zij nam uit haar gordel een kleinen
olk, die een handvat had van groene ad-
arenhuid, en gaf hem dien.
„Waartoe moet de dolk mij dienen?"
•oeg hij verwonderd.
Zij zweeg een oogenblik, en eene uit-
[kukking van ontzetting vloog over haar
jzicht. Toen streek zij de lokken weg van
lar voorhoofd, en met een zonderling
chje sprak zij:
„Wat de menschen de schaduw van het
Er valt weinig nieuws te melden uit
Mexico. Alleen lo^pt het hardnekkig
gerucht, dat Zap\ta zijn onlangs aan-
lichaam noemen, dat is niet de schaduw
van het lichaam, maar dat is het lichaam
van de ziel. Plaats u aan de kust van de
zee, den rag tegen de maan gekeerd, en
snijd rondom uwe voeten de schaduw weg,
die het lichaam van uw ziel is, en gebied
uw ziel van u te gaan. En zij zal u gehoor
zamen."
De jonge visscher huiverde.
„Is dat waar?" fluisterde hij.
„Dat is waar maar ik wilde dat ik
het u niet gezegd hadl" riep zij en om
klemde weenend zijn knie. Hij duwde haar
terug en liet haar achter in het welige
gras, stak den dolk in zijn gordel, ging
naar den rand van den berg en begon den
weg afwaarts te dalen.
En de ziel die in hem was, sprak tot
hem„Zie, ik ben bij u geweest al deze
jaren lang, en heb u trouw gediend. Zend
mij nu niet weg van u. Want welk leed
heb ik u aangedaan?"
De jonge visscher lachte.
„Gij hebt mij geen leed aangedaan," '.eide
hij, „maar ik kan u niet langer gebruiken.
De wereld is groot en er is nog een hemel,
en ook een hel, en er is het donkere sche-
merhuia, dat tusschen die beiden ligt. Ga
waarheen ge wilt, maar stoor mij niet, want
mijn liefde verlangt naar mij."
En zijn ziel weende en smeekte om ge
nade, maar hij luisterde niet naar haar;
vlug sprong hij van de eene klip op de
andere, want zijn voet was zeker als die van
een wilde gems, en eindelijk had hij het
sirand bereikt, en de gele kust van de zee.
Met een lichaam als uit brons gegoten,
en ledematen zoo forsch en fier als die van
een c>rieksch beeld, zoo stond hij op het
zand, den rug naar de maan gekeerd.
En uit het spattende schuim hieven zich
slanke armen die hem wenkten, en uit de
deinende golven stegen donkere gestalten,
gekondigden marsch naar de hoofdstad
aangevangen is. De bladen melden, dat
Zapata geen vreemdelingen ontziet en
een verschrikkelijk bandiet is, die niets
en niemand spaart. Ook bij Mazatlan
wordt nog gevochten.
Generaal lluerta heeft aan den cor
respondent van de Daily Telegraph"
het vólgende verklaard
„Het toeval heeft gewild, dat in mijne
handen de beslissing zou liggen over
de kwestie van leven of dood onzer'
nationale onafhankelijkheid. Ik heb niet
het recht, ter wille van mijn eigen rust
die onafhankelijkheid op het spel te
zetten. Het is mijn plicht, tot het laatste
vol te houden. Wij zullen de wereld
toonen, op welke wijze wij het heilig
beginsel der nationale souvereiniteit
verdedigen.
Wij zijn zwak in vergelijking tot de
mogendheid die ons bedreigt, doch wij
vertrouwen op de toekomst. Wat er ook
gebeurt met mijne regeering, mijn plicht
is, mij te handhaven tegen de Ameri- i
kaansche willekeur. Ik sta midden in
den storm, maar ook in den storm moet
het schip nog bestuurd worden. Wij
zullen den leeuw, die ons verslinden
wil, het werk niet vergemakkelijken.
Een strijd voor onze onafhankelijkheid
heeft zijn nut, ook al hebben we geen
succes. Indien ik toegaf, zouden latere
geslachten het recht hebben, mij een
verrader te noemen. Ik wijk niet, on-j
verschillig welk voordeel daaraan ver
bonden kan zijn. Wanneer het gaat om
de onafhankelijkheid van een staat,
moeten alle andere argumenten wijken, j
Geen opoffering is te zwaar voor de
handhaving van het beginsel der sou
vereiniteit en wij zijn dan ook bereid,
alle offers te brengen.
O'Shaughnessy, de Ameri kaansche
zaakgelastigde in Mexico, zoo meldt een
particulisr telegram uit Washington
aan de N. R. Ct. heeft een langdurig
onderhoud met president Wilson gehad.
Naar verluidt heeft hij den president
verzekerd, dat de getalsterkte der troe
pen, waarover Huerto te Mexico bsschikt,
sterk wordt overdreven en in werke
lijkheid niet meer bedraagt dan 4 of
6000 man. Dit klopt met berichten uit
andere bron, volgens welke Huerta
groote bedragen in goud naar het bui
tenland verzendt, om daarover, als hij
verdreven wordt, te kunnen beschikken.
O'Shoughnessy schijnt ook gewaagd
te hebben van de geruchten, dat Huerta
er over denkt de hoofdstad te ontruimen
en te Puebla (tusschen Mexico en Vera
Cruz) den opstandelingen het hoofd
te bieden. Vandaar dat hij Puebla zou
hebben verstrekt en van leeftocht voor
zien.
Verder heeft O'Shaughnessy de Qver-
die hem huldigden, en achter hem stond
de maan aan den honingkleurigen hemel.
En zijn ziel sprak tot hem:
„Wanneer ge mij werkelijk van u zen len
wilt, stuur mij dan niet heen zonder uw
hart. De wereld is wreed, geef mij uw hart
mede op mijn weg."
Maar hij wierp het hoofd achterover en
lac ite.
„Waarmede zou ik mijn liefste liefhebben,
wanneer ik u mijn hart gaf?" riep hij.
„Ach, heb erbarmen met mij," klaagde
de ziel, „geef mij uw hart, want de wereld
is zoo wreed en ik ben vol vreeze."
„Mijn hart behoort aan mijn liefste,"
antwoordde hij. „Aarzel daarom niet langer
en ga heen van mij."
„Moet ik dan niet óok liefhebben vroeg
de ziel.
„Nog eenmaal: ga heen, want ik heb u
niet noodig," riep de jonge visscher, en hij
nam den kleinen dolk met het handvat
van groene adderenhuid en sneed de scha
duw rondom zijne voeten weg; en hij
richtte zich op en stond voor de schaduw
en hij bezag die en die was gelijk hemzelf.
Hij trad eenige schreden terug en stak
den dolk in zijn gordel; een gevoel van
angst en schuwheid bekroop hem.
„Ga heen," murmelde hij, „en laat mij
uw aangezicht nooit meer vóór mij zien."
„Ik ga Maar wij zullen elkaar weer
vinden," zeide de ziel. Haar stem klonk
zacht en zangerig gelijk een fluit, en hare
lippen bewogen zich nauwelijks terwijl zij
sprak.
„Hoe zouden wij elkander ooit terug
zien?" vroeg de jonge visscher. „Gij zult
mij toch niet tot in de diepten der zee
volgen?"
„Eenmaal in elk jaar zal ik hierheen
komen en u aanroepen," sprak de ziel. „Het
kon zijn, dat ge mij noodig hadt.
tuiging uitgesproken, dat alleen een
Mexicaansche regeering, die op den
steun der Vereenigde Staten kan rekenen,
duurzaam kan zijn.
Uit Vera Cruz wordt dd. 13 dezer
geseind
Het regeeringsleger is, naar 't schijnt,
geheel en al gedemoraliseerd; het moet
gebrek hebben aan levensmiddelen en
munitie.
De troepen der opstandelingen wor
den, naar verluidt, samengetrokken om
naar Zacatecas op te rukken.
Het gezag van Carrauza moet erkend
zijn door de andere hoofden der opstan
delingen in noordelijk Mexico.
In de Mexicaansche hoofdstad en in
de rest van het land heerscht orde.
Het is tot nu toe strikt geheim ge
houden, welke voorwaarden de drie be-
middelingsstaten aan Mexico, de re
bellen en de Unie zulltn voorstellen.
Men meent echter te weten, dat de
voorstellen op het volgende zullen neer
komen
Generaal Huerta treedt af als presi
dent van de Mexicaansche republiek en
er wordt een voorloopige regeering in
gesteld, bestaande uit vijf personen, van
wie twee benoemd worden door Huerta,
twee door de revolutionairen en de
vijfde door de bemiddelaars. In de om
geving der bemiddelaars acht men dit
de eenige wijze om de Huertianen, de
rebellen en de Vereen. Staten tevreden
te stellen.
Naar thans reeds verluidt,noemt een
der partijen de revolutionaire
deze voorwaarden onaannemelijk. Zij
willen dat zoowel Huerta als zijn voor
standers geheel hrt veld ruimen voor
hen, constitutionalisten.
Tampico is voor de macht der opstan
delingen bezweken. De toestand van
Huerta en zijn aanhang wordt voort
durend critieker en de hardnekkige
wijze, waarop hij zich blijft verzetten
tegen den van alle kanten opdringenden
vijand kost ontzaglijke offers. Een cor
respondent te New-York van de Lon-
densche Daily Telegraph meldt, dat in
de Mexicaansche hoofdstad per dag ge
middeld 1000 gekwetsten aankomen. Er
komen er uit de buurt van Tarreon, uit
San Luis Potosi, uit Cuantia (bij Quer
navaca) uit Atlixco (bij Puebla) enz.
Het lijden van de gewonden is vreeselijk.
De meeste gekwetsten hebben een of
meer ledematen moeten laten afzetten,
wijl de wonden veelal door ontplofbare
kogels waren veroorzaakt en er koud
vuur was opgetreden.
Zondagavond kwamen twee jouge
Franschen te Colmar aan, waar ze hun
intrek namen in een hotel, onder den
naam gebroeders Depuis uit Parijs.
Maandag huurden zij een auto. De
chauffeur die hen reed, kwam echter
dien avond niet terug. Bij onderzoek
bleek, dat de auto bij de begraafplaats
te Colmar onbeheerd was gevonden.
Met behulp van een speurhond werd
de chauffeur op 6 kilometer afstand
vermoord gevonden. Men vermoedt nu,
dat de Franschen het een of ander in
den Elzas wilden uithalen, waarvoor
ze een auto noodig hadden. Door ben-
zicegebrek moest de auto echter in den
steek gelaten worden. Deze conclusie
is[gemaaktdoordatde moord nietgepleegd
ie om den chauffeur te kunnen be
stelen hij had nog al het geld bij zich,
dat hij des morgens had meegenomen.
In een telegram aan de „Tagliche
Rundschau" wordt gezegd, dat de be
richten over de aardbeving op Sicilië
door de pers in hooge mate zijn over
dreven. Het aantal dooden was op ruim
200 geschat, doch het zou in werke
lijkheid 80 bedragen. Ook de materieels
schade moet erg overdreven zijn voor
gesteld.
Te Veni (Bolivia) gaat bet gerucht
dat de bekende Zweedsche ontdekkings
reiziger Nordenskjöld bij een expeditie
met zijn reisgenooteu door Indianen
zou zijn vermoord.
Uit Marokko wordt d.d. 13 Mei ge
meld
Na een gevecht van drie dagen zijn
de Marokkaausche contingenten der
Oeet Amelei uiteengejaagd met achter-
lating van talrijke dooden en gewondeu.
Het internationaal congres van den
Vrouwenraad 't welk te Rome gehouden
is, is geëindigd. Er is een motie aan
genomen ten gunste van vrouwenkies
recht, welke ter kennis van de onder
scheidene regeeringen zal worden ge
bracht.
Uit Catania wordt d.d. 13 dezer ge
meld Door twee aardschokken, die geen
schade veroorzaakten, ontstond een pa
niek onder de bevolking van Langue-
lo8sa, Bandezto en Mines De Etna Krater
blijft nog steeds asch en rook uitwerpen.
„Hoe zoude ik u noodig kunnen hebben?"
riep de jonge visscher. „Maar het geschiede
zooals gij zegt!"
En met een sprong dook hij weg in het
water, en de tritonen bliezen op hunne
hoorns, en het kleine zeemeerminnetje kwam
naar boven, hem tegemoet gezwommen, en
zij sloeg hare armen om zijn hals en kuste
hem op den mond.
Aan het eenzame strand van de zee stond
de ziel en zag het schouwspel aan.
En toen zij hen zag wegzinken in de
diepte, ging zij weenend been.
En verdween achter de moerassen.
En toen een jaar verstreken was, keerde
de ziel terug naar de kust van de zee, en
riep den jongen visscher, en hij steeg uit
de diepte opwaarts en sprak:
„Waarom roept ge mij?"
Eu de ziel antwoordde:
„Kom naderbij, opdat ik met u spreken
kan, want ik heb heerlijke dingen gezien!"
En hij kwam nader en zette zich aan
den zoom van het waVr, leunde met het
hoofd in de hand en luisterde. Eu de ziel
sprak tot hem:
„Nadat ik u verlaten had keerde ik naar
den kant van het Oosten, en begon er mijn
awerftooht. Uit het Ooeten komt alle wijs
heid. Zes dagen zwierf ik rond, en op den
morgen van den zevenden dag kwam ik
aan een heuvel, die in het land der Tartaren
ligt. Ik zette mij neder in de schaduw van
een tamariskenboom, om mij voor de zon
te beschutten. Het land was droog en door
de hitte verschroeid. De menschen liepen
her- en derwaarts in de vlakte, gelijk vliegen
die over een plaat van blinkend koper
kruipen.
Tegen den middag verhief zich aan den
vlakken kant van het land een roode stof-
wolk. Toen de Tartaren dit zagen spanden
Uit Weenen wordt geseind: In het
proces tegen baron Heinrich Strahlen-
dorff en de kamervrouw Boejby wegens
diefstal van het dagboek van gravin
Vera Esterhazy, hetgeen tot chantage-
doeleiuden gebruikt word, is de baron
tot een jaar zware kerkerstraf veroor
deeld, met verlies van adeldom. De
kamervrouw werd vrijgesproken.
Het Hooge Koloniale Gerechtshof te
Brussel heeft in hooger beroep de aan-
zij hunne beschilderde bogen, sprongen op
hunne kleine paarden en reden de stofwolk
tegemoet. De vrouwen vluchtten met groot
misbaar naar de wagens en verborgen zich
achter de voorhangen van dierenvellen. Toen
het begon te schemeren kwamen de Tar
taren terug, maar vijf van hen ontbraken,
en van degenen, die terugkwamen, waren
niet weinige verwond Zij spanden hunne
paarden voor de wagens en reden haastig
weg. Drie jakhalzen slopen uit een hol en
zagen hen na. Zij snoven met welbehagen
de lucht in hunne neusgaten op en draafden
in de tegenovergestelde richting heen.
Toen de maan opkwam, zag ik een bivak-
vuur in de vlakte opvlammen en begaf mij
daarheen. Een kring van kooplieden zat
rond het vuur, op uitgespreide tapijten.
Hunne kameelen waren, achter hen, aan
palen gebonden, en de negers, die hunne
slaven waren, sloegen op het zand tenten
van gelooide vachten op, en bouwden eene
hooge omheining van stekeldraad.
Terwijl ik hen naderde, stond het hoofd
van de karavaan op, trok zijn zwaard uit
de scheede en vroeg wat ik wilde. Ik ant
woordde dadelijk, dat ik de vorst was van
een ver gelegen rijk, en dat ik den Tartaren
ontvlucht was, die mij tot hun slaaf hadden
willen maken. De hoofdman lachte eu toonde
mij vijf menschelijke hoofden, die op lange
bamboestaven staken.
Daarop vroeg hij wie de Profeet van God
was en iK antwoordde Mohamed.
Toen hij den naam van den valschen
Profeet hoorde, boog hij zich, nam mij bij
de hand en deed mij naast hem ter neer
zitten. Een neger reikte mij paardemelk in
een houten schotel en een stuk gebraden
iamsvieesch.
(Wordt ter'okd.)