Hel Land van Hensdeo «n lllrna, de Langstraat en de Bomnieierwaard.
Iets oyer Verzekering.
De Visscher en zijn Ziel.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3365 Hoe ns dag 3 Juni1914.
FEUILLETON.
m
VAN Ê0&'
VOOB
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 5 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel
meer 71/» ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag
middag 12 uur ingewacht.
Nadat op allerlei gebied van het
menschelijk denken de nieuwere tyden
een groote evolutie hebben gebracht, is
ook aan alles wat het leven der men-
schen onderling behagelijker en veiliger
kon maken, onverpoosde aandacht ge
wijd. Men heeft daarbij begrepen hoe
kostbaar de ervaringen zijn, door de
geslachten, die ons voorafgingen waren
opgedaan en te boek gesteldmaar
tevens heeft men daarbij terecht ge
voeld, dat door hen geenszins alles was
bereikt, wat menschelijker wijze gespro
ken te bereiken valt en dat, hoewel
dankbaar diende aanvaard te worden,
wat zij gebracht hebben, het nóg
grooter bewijs van dankbaarheid en
erkentelijkheid zou zijn, indien aan de
eeDmaal begonnen taak werd voortge
gaan, der menschheid niet geheel en al
ten nutte zou kunnen komen.
En hoe gretig wordt door 't tegen woor-
diggeslachtgegrepen naar de bouwstoffen,
die zij voor hun arbeid gereed gemaakt
vonden, ten einde op hunne beurt al weder
een steentje bij te kunnen dragen tot den
tempel van het menschelijk geluk. In
den dienst van dit grootste bouwwerk
zien wij talloozen hun gansche leven
wijden het zijn veelal zij, wier namen
eerst veel later door de dankbare mensch
heid geëerd worden, lang nadat zij zelf
reeds verscheiden zijn doch ouderwijl
is echter hun arbeid de maatschappij
ten zege gebleven. Zij zijn ook de ware
baanbrekers der wetenschap zij zijn ook
degenen, die hun veld van arbeid en
onderzoek tot een hoogst niveau wetan
op te voeren.
Men vindt dezulken op elk gebied
van wetenschap. Zoo ook hebben tai
van talentvolle mannen gaandeweg een
wetenschap doen geboren wordeD, waar
van men vroeger weinig kennis droeg
en die eerst in den lateren tijd tot vollen
wasdom is gekomen de verzekerings
wetenschap.
Reeds in de dagen van den bloeitijd
onzor republiek leefden er echter al
mannen, die toch tot deze wetenschap
aangetrokken voelden en naar de mate
hunner krachten hebben gediend. Een
dezer is de in onze historie zoo be
kende raadpensionaris Johan de Wit
echter eerst anderhalve eeuw, later in
het begin der 19de eeuw, was het
materiaal der verzekerings wetenschip
zoodanig bijeengebracht en gerangschikt,
OSCAR WILDE.
9)
En drie uur voor zonsopgang, toen de
nacht nog zwart en stil was, wekte hem
zijne ziel en zij sprak tot hem:
„Sta op, en begeef u in gindsche kamer
waarin de koopman slaapt; dood hem en
ntneem hem zijn goud, want wij hebben
iet noodig."
En de jonge visscher stond op en sloop
n de kamer van den koopman; en aan
diens voeten lag een krom z waard, en op
~e tafel naast hem lagen negen buidels vol
goud. En hij strekte de hand uit naar het
waard, en toen hij het had aangeraakt,
schrikte de koopman op, en ontwaakte. Hij
prong overeind en greep naar het zwaard,
en riep: „Vergeldt gij aldus goed met
waad, en beloont gij door sluipmoord de
;oedheid die ik u bewezen heb?"
En zijn ziel sprak tot den jongen vis
scher:
„Sla hem neerl" En hij sloeg hem neer,
joodat de koopman bewusteloos ter aarde
tortte, en hij greep naar de negen buidels
ol goud en vluchtte ijlings door den tuin
an granaatboomen, en keerde zijn gelaat
aar de ster, die de morgenster heet.
En toen zij een mij le ver van de stad
erwijderd waren, sloeg de jonge visscher
,ich op de borst en sprak tot zijn ziel:
„Waarom geboodt ge mij den koopman
dooden, en zijn goud te stelen? Waar-
ijk, gij zijt slecht."
dat het tot een practisch resultaat kon
voeren. De „Hollandsche Sociëteit" de
oudste maatschappij op dit gebied in
ons land, dateert van 1807. Nochtans
ook hierin toonde Nederland met de
waardige nazaat te zijn van zoovele
vroede koppen in het oude gemeenebest
in Engeland toch was men Holland
ruim een eeuw te vroeg afgeweest en
reeds in 1706 werd aldaar de eerste
maatschappy van levensverzekering op
gericht. Alen weet, deze wetenschap is
nog van betrekkelijk jongen datum het
is dan ook daaraan toe te schrijven,
dat ons wetboek van koophandel zich
omtrent deze materie zoo sober uitlaat.
Trouwens, de desbetreffende bepalingen
zijn nog steeds die van 1838, en zeer
zeker is sindsdien reusachtig veel ook
op het verzekeiingsgebied veranderd,
gewijzigd en bijgekomen. Vooral in de
laatste tientallen jaren heeft zich een
speciaal geloerd vak, dat der verzeke
rings wiskunde, ontwikkeld en is tot
groote hoogte gekomen. Aan haar is
toegewezen alle mogelijke, hoezeer ook
onderling uiteenloopende gegevens tan
sterften, geboorten, ziekten, ongevallen,
enz. binnen het strenge kader der sta
tistiek vast te leggen. Geen voorval zoo
klein in den algemeenen gang van het
maatschappelijk leven, of het wordt
benut en bekomt zyn vaste plaats in de
statistiek, geen gebeurtenis van eenig
gewicht wordt daarby over het hoofd
gezien alles wordt benut, om ten slotte
te kunnen komen tot de vertrouwbare
gegevens die tot grondslagen der bere
keningen moeten dienen waarop het
verzekeringswezen steunt.
Dat tal van maatschappijen zich
allengs hebben ontwikkeld en sommige
tot hoogen bloei zijn gekomen, ligt
voor de hand. Zijn de verzekerings
instellingen in het buitenland talloos,
hier te lande zijn er ongeveer een paar
honderd het bij al deze maatschappijen
verzekerd bedrag loopt dan ook tot in
de milliarden.
Volgens de jongste gegevens is alleen
in Europa voor circa 30 duizend mi
hoen gulden aan allerlei verzekeringen
gecontracteerd in Amerika nog meer.
Aldaar heeft zich bovendien in de
laatste jaren een vorm van kleinere
verzekeringsbedragen z.g. volkeverze
keringen sterk ontwikkeld, waarvan
het aantal polissen reeds tot ettelijke
miliioeDen is toegenomen. Ook te on
zent nam deze soort verzekeriug, waarby
weliswaar kleine bedragen betrokken zyn,
Maar zijne ziel antwoordde: „Wees on
bezorgd, wees onbezorgd."
„Neen," riep de jonge visscher, „ik wil
niet onbezorgd zijn, want alles wat ge mij
hebt laten doen, haat ik. U haat ik evenzoo
en ik wil dat ge mij zegt, waarom ge op
deze wijze met mij omgaat."
En zijne ziel antwoordde hem:
„Toen ge mij van u heen zondt om in
de wereld rond te zwerven, gaaft ge mij
geen hart mede, en zoo leerde ik al deze
dingen doen en ze gaarne doen."
„Wat zegt ge?" murmelde de jonge vis
scher.
„Ge weet het," antwoordde de ziel, „ge
weet het maar al te goed. Of hebt ge ver
geten, dat ge mij geen |hart wildet mee
geven? Ik geloof van neen. Bekommer u
daarom niet om mij, jmaar wees onbezorgd.
Want er is geen leed, dat gij niet veroor
zaken zult, en er is geen vreugde, die gij
niet zult kunnen genieten."
En toen de jonge visscher deze woorden
gehoord had, beefde hij, en sprak tot zijn
ziel: „Neen, gij zijt slecht, want gij hebt
mij mijne liefde doen vergeten, en mij met
verzoekingen omgeven, en ge hebt mijne
schreden op den weg der zonde geleid."
En zijne ziel zeide tot hem:
„Vergeet niet, dat ge mij geen hart wildet
geven, toen ge mij in de wereld uitzonat.
Kom, laat ons naar eene andere stad gaan,
en vroolijk zijn, want wij hebben negen
ouidels vol goud."
Maar de jonge visscher nam de negen
buidels vol goud, wierp ze op den grond
en vertrapte ze.
„Neen," riep hij, „ik wil niets meer met
u gemeen hebben, en ik wil niet verder
met u gaan, maar zooals ik u vroeger weg
gezonden heb, zoo wil ik u wederom weg
zenden, want ge hebt mij niets goeds ge
bracht."
doch die in gegeven omstandigheden
zoozéér van nut kunnen blijkeD, bij
zonder toe.
In hoeverre het verzekeringswezen
ook in ons land in praktijk is gebiacht
blijkt nog uit enkele cijfers zeer dui
delijk. Alleen reeds aan levensverze
keringen was in het vorige jaar in
Nederland voor niet minder dan ruim
1* milliard, d. i. 1250 millioen gulden
verzekerd werden byna 60 millioen
gulden aan premiën ontvangen en be
droeg het vermogen der verschillende
maatschappijen bijna 323 millioen gul
den. En dat men nog steeds hoe langer
hoe meer het groote nut van verzeke
ring gaat inzien, zoswel op het gebied
van levens- als van ongevallen-verzeke
ring, bewijst de reusachtige ioename
van de verzekerde bedragen. In het
laatste jaar toch nam het verzekerd
kapitaal in ons land met 68 millioen
gulden toe, werd voor 4 milliosn gulden
méér aan premiën ontvangen dan het
vorige jaar en steeg het vermogen der
maatschappijen met bijna 17* millioen
gulden, alles in een jaar tijds. En
nog zijn in deze, inderdaad reusachtige
bedragen, niet opgenomen, de bedragen
aan ettelijke andere poorten verzeke
ringen.
Wél mag men van den hoogen we-
tenschappelijkan arbeid dier mannen
spreken, die door hun kennis en ge
leerdheid zulk een resultaat deden be
reiken, ten bate van duizenden en
duizenden. Want al zyn er zoovele
rampen in het leven, waarvoor geen
hulp kan baten, al zijn er voor zoo-
velen onzer vaak ernstige tegenspoeden,
waartegen men zich te eenenmale niet
verzekeren kdn, toch is in vele gevallen
de weg niet geheel afgesneden, om
althanB eenige verlichting in het ongeluk
te orengen en eenigen bijstand in den
druk te ontvangen.
Want ook op dit gebied heeft zich
het verzekeringswezen meer en meer
aangetrokken gevoeld en heeft zich
allengs een vorm vau ongelukken ver
zekering baan gebroken, waarby nage
noeg niemand meer behoeft buiten ge
sloten te blijven.
Iliiiteiilanti.
De latere berichten omtrent het ver
gaan van de Empress of Ireland toonen
nog nader het verschrikkelijke van dezen
ramp aan d i cijfers die van verschil
lende zijden genoemd worden, stemmen
nog niet overeen, doch te Quebec zijn
En met den rug naar de maan gekeerd,
beproefde hij met den kleinen dolk, welks
handvat van slangenhuid was, de schaduw
aan zijne voeten weg te snijden, de schaduw,
die het lichaam was van zijn ziel.
Doch zijne ziel ging niet van hem, en
achtte ook niet op zijn bevel, maar sprak
tot hem:
„De betoovering die de heks u leerde,
heeft geenerlei kracht meer, want ik kan
u niet meer verlaten, noch kunt gij mij
meer uit u verdrijven. Slechts eenmaal in
het leven kan de mensch zijn ziel uit zijn
lichaam verbannen, en die haar weder tot
zich neemt, die moet haar voor altijd be
houden dat is zijn straf en zijn loon tevens."
De jonge visccher verbleekte en balde de
vuist en riep: „Dan was zij eene valsche
heks, dat zij mij dit niet zeide."
„Neen," zeide de ziel, „want zij was Hem
getrouw dien zij aanbidt en dien zij altijd
dienen zal."
En toen de jonge visscher zich bewust
werd, dat hij zich nooit meer van zijn ziel
zou kunnen bevrijden, en dat eene slechte
ziei voor altijd in hem zou blijven wonen,
toen wierp hij zich neder op den grond en
weende bitter.
En toen het dag werd, stond de jonge
visscher op, en sprak tot zijn ziel:
„Ik zal mijne handen vastsnoeren, opdat
zij niet kunnen doen, wat gij hen gebiedt
te doen; en mijne lippen zal ik te zamen
drukken, opdat zij niet uwe woorden kun
nen naspreken. En ik wil dtórheen terug-
keeren, waar zij woont, die ik liefheb, naar
de zee wil ik teruggaan, naar de kleine
bocht, waar zij voor mij placht te zingen,
en dan zal ik om haar roepen en haar
zeggen, welk kwaad ik deed, en welk kwaad
gij mij gedaan hebt."
En zijn ziel poogde hem opnieuw in ver
zoeking te brengen en sprak:
396 geredden aangekomen, nl. 29 rei-
zigers 1ste klas, 29 2de en 101 3de,
benevens 237 man van de bemanning.
De kapitein zo> wordt bericht, ligt
van uitputting op het uiterste.
Een part. telegram aan de N. R. Ct.
zegt
Het beste aaneengeschakelde relaas
geeft Moore in de Daily Chronicle,
gezonden uit Rimougki. De ramp ge
schiedde slechts 10 mijlen van de kust.
Het schip ligt nu in 96 voet diepte,
met de masten boven h«t water uit
stekend. De Empress of Ireland voer
wegens den mist de rivier met de grootste
behoedzaamheid af. Kapitein Kendall
was gedurig op dek, terwijl het schip
zijn weg zocht tusschen de eilandjes,
waarmee de rivier bezaaid is van Quebec
tot Father Point. Terwijl het schip in
een nog dichter mistwolk vrijwel stil
lag, voer de Noorsche boot Storstad,
zwaar met kolen geladen, het met ge
weldig gewicht op eenmaal midscheeps
aan. De steven drong dwars door den
stalen wand van de Empress heen en
maakte er een reusachtig gat in. De
mailboot helle naar den anderen kant
over en viel, toen het water door het
gat binnenstroomde, zwaar terug.
De boeg van de Storstad had ook het
volgende schot doorboord, zoodat het
groote schip volslagen reddeloos was.
Vele passagiers, die in de midscheeps-
hutten aan ds getroffen zijde sliepen,
werden door den binnendringenden boeg
gedood of verminkt. Zooveel water
stroomde bovendien binnen, dat allen
die zich midscheeps bevonden, bezwaar
lijk te redden waren.
Kapitein Kendall liet inmiddels het
S. O. S.-sein herhalen tot, 10 minuten
na den stoot, het schip zonk. Er was
geen paniek onder de bemanning, of
schoon, de vele aan dek gesnelde pas
sagiers hevig ontsteld en opgewonden
waren. Men trachtte de reddingsbooten
uit te zetten, maar door het sterk over
hellen, waren de davits aan stuur- en
bakboord onbruikbaar. Ettelijke booten
werden losgesneden en allerlei roerend
goed, als dekstoelen en zoo voort, werd
over boord geworpen. Zoodoende konden
velen zich loven water houden. Vele
passagiers echter hadden nauwelijks den
tijd aan dek te komen. De meesten
waren in nachtgewaad.Intusschen waren,
door een Marconi man te Father Point
gewaarschuwd, twee gouvernements
booten, de Lady Evelyn en de Eureka,
naar de plek an het onheil gesneld.
De eerste kwam er 45, de tweede 65
minuten na de aanvaring aan.
Op alle wrakstukken dreven meer
menschen rond dan ze dragen konden
Dozijnen bevonden zich op de kielen
van twee omgeslagen booten, die ande-
„Wie is uwe liefste, dat gij tot haar wilt
terugkeeren De wereld heeft vele, die
schooner zijn om aan te zien dan zij de
danseressen, die in Samaris wonen, dansen
alle gelijk vogels en duiven, hare voeten
zijn met henna beschilderd, en in de handen
houden zij kleine koperen klokjés. Wanneer
zij dansen lachen zij, en haar lachen klinkt
zoo helder als het kabbelen van het water.
Kom met mij mede, en ik zal ze u toonen.
Want wat maakt ge u bezorgd om dingen,
die zondig heeten? 13 al wat zoet is om te
eten niet voor de etenden bestemd? Zou er
gif zijn in den vurigen wijn? Kwel u niet
l«nger, en kom met mij naareen ander oord
Hier dichtbij ligt een kleine sta 1, daarin
bevindt zich een tuin van magnolia boomen.
En witte pauwen, en pauwen met blauwe
bonten zijn in dien fraaien tuin. Wanneer
zij hunne st«arten in de zon uitspreiden,
glanzen die in ivoren en gouden kleuren
pracht. En die hen voedert, danst ter hunner
lust, en eenmaal danst zij op hare handen,
een ander maal met hare voeten. Hare oogen
zijn met antimoon gekleurd, en hare neus
vleugelen zijn gelijk de vleugels eener zwa
luw. Een bloem, die uit een parel gesneden
is, haagt aan een haakje van een harer
neusvleugels af. En terwijl zij danst lacht
zij, en de zilveren ringen aan hare enkels
rinkelen gelijk zilveren klokjes. Kwel u toch
niet langer, maar kom met mij mede naar
gindsche stad."
Doch de jonge visscher antwoordde niet.
Zijne lippen hield hij vastgesloten en zijne
handen had hij vastgesnoerd. En zoo ging
hij terug, daarheen, vanwaar hij gekomen
was, naar de kleine bocht, waar eens zijn
liefste gezongen had.
En steeds opnieuw poogde zijn ziel hem
onderweg in verzoeking te brengen, maar
hij antwoordde haar niet, en hij deed niets
van al het slechte, dat zij hem gebood te
ren in het water nog vasthielden. Stor-
stads booten waren ook druk doende
om menschen op te pikken. Later heb
ben nog vele schepen de buurt afgezocht.
De meeste geredden en tallooze op
gepikte lijkeu zijn vrijwel naakt. De
temperatuur was 3 graden boven het
vriespunt. De kapitein verklaart, dat hij
de mistfluiten van de Storstad hoorde
en de Empress terugfloot, maar te laat.
De kolenboot was zoo zwaar geladen,
dat het dek bijna overspoeld en vol
strekt onzichtbaar was, tot het schip
plotseling opdook en de Empress ramde.
De toestand van de geredden moet
droevig zijn. Enkelen stierven hasst
onmiddellijk na opgeheschen te zijn.
Anderen hebben zware verwondingen,
armen en beenen gebroken. De meesten
zijn zoo ontsteld, dat zij tot geen ge
regeld verhaal in staat zijn. Er zijn
weinig vrouwen en kinderen gered en
weinig eerste- en tweede-klasse-passa
giers. De geredden zijn te Rimouski,
een klein Fransch-Canadeesch dorpje,
aan land gezet en velen in de huizen
ondergebracht. Alle doktoren verleenen
hulp. Het meerendeel wordt met den
trein naar Quebec vervoerd.
Alle hoofdartikelen in de bladen wijzen
op de omstandigheid, dat het veronge
lukte schip geen enkelen voorzorgs
maatregel verzuimd had, en herinneren
aan de Titanic, waarbij ook zooveel van
waterdichte afschieting werd verwacht.
De Empress of Ireland zonk zelfs in
tien minuten. Er was reddingsmateriaal
voor meer daa 1800 menschen. De be
manning was geoefend in de behande
ling van reddingbooten. Mist komt veel
voor op de St. Lourens.
De Morning Post verneemt uit Ca
nada, dat offiicieele kringen de ramp
voor een ernstigen slag voor de St.
Lourens-route houden.
In verband met het bericht, dat de
Empress wegens den mist stil lag,
eischen de Times en andere bladen
een gestreng onderzoek naar de gedra
gingen van den kapitein van de Storstad.
Een ander luidtLangzamerhand,
naarmate de betrekkelijk weinige ge
redden hun verhalen over het gebeurde
doen, wordt de vreeselijkheid van >le
schipbreuk al duidelijker en duidelijker.
Het blijkt hoe langer hoe meer, dat
het zich voorzien van reddingsgordels
of zelfs maar het wekken van de pas
sagiers door het seheepspersoneel niet
heeft kunnen plaatsvinden. Bijna on
middellijk na de aanvaring, die dade
lijk gevolgd werd door een ketelont
ploffing, gaven de dynamo's geen stroom
meer, sloten de golven zich boven het
schip, worstelden de menschen om hun
leven in het water, en dat in stikdon
ker.
doen, zoo groot was de macht zijner liefde
in hem. En toen hij eindelijk de kust van
de zee bereikt had, bond hij de snoeren los
van zijne handen, en opende zijne lippen
en riep om de kleine zeemeermin.
Alaar zij verscheen niet op zijn roepstem,
hoewel hij den ganschen dag om haar riep
en haar smeekte te komen.
En zijn ziel bespotte hem en sprak:
„Waarlijk, gij beleeft niet veel vreugde
van uwe liefde. Gij zijt als een die, ten tijde
van watersnood, water in een gebroken kruik
giet. Gij geeft weg wat ge bezit, en niets
ontvangt ge terug. Beter ware het voor u,
wanneer ge met mij wildet komen; ik zal
u dan toonen, waar het Dal der Lusten ligt,
en ik zal u laten zien, welke dingen ginds
gebeuren."
Doch de jonge visscher antwoordde zijne
ziel niet, maar bouwde een huis van ge
vlochten stroo tusschen de rotsen en woonde
daar een jaar lang. En eiken morgen riep
hij het zeemeerminnetje en als de middag
kwam riep hij om haar, en des avonds,
wanneer de duisternis gevallen was, kreet
hij opnieuw haar naam.
Maar nimmermeer «teeg zij van uit de
diepte tot hem omhoog, noch vermocht hij
haar terug te vinden in de zee, w&ar hij
haar ook zoeken ging, tusschen de rots
kloven in het groene water, in den wasgen-
den vloed, of in de diepe bronnen die van
den bodem der zee omhoog borrelen.
En altijd opnieuw poogde zijne ziel hem
tot het kwade te verleiden, en fluisterde
hem vreeselijke dingen in het oor. Maar
zij had geenerlei macht meer over hem,
zoo groot was de macht zijner liefde.
(Sfot volgt).
DOOR