Hel Land van flensden en Allena, de Langstraat en de Bommelerwaard. Een raadgever. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3308. Zaterdag 13 Juni. 1914. Verzekering tegen werkloosheid. FEUILLETON. UNB van.alt^ VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke nummers 6 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke regel meer 71/* ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag middag 12 uur ingewacht. In een der hoofdstukken van het lijvige rapport betreffende den stand en de ontwikkeling der werkloosheidsver zekering en eene van rijkswege te treffen regeling, uitgebracht door het bestuur van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen, wordt betoogd dat een rijksregeling urgent is, en nu achten we het wel van belang hier een en ander uit dat betoog te laten volgen. Thans is 't oogenblik gekomen om in grooten stijl eene regeling der werkloosheidverzekering op nationalen basis tot stand te brengen. Niet slechts het belang der arbeidersklasse, maar dat van het gansche volk spreekt hier. De energieke pogingen der arbeiders om, zoo zij nog niet veel tegen werk loosheid vermogen, tenminste de ge volgen voor de getroffen makkers te verzachten, dienen gesteund. Tailooze leden der maatschappij, die door de werkloosheid telkens weer naar den rand van het pauperisme werden ge dreven, kunnen voor dat gevaar wor den behoed. Op dit gebied kunnen bij uitstek met betrekkelijk geringe offers reeds dadelijk mooie resultaten worden bereikt. Mogen andere sociale hervor mingen in ons land even urgent zijn als deze, geen tweede kan op zóó een voudige wijze worden tot stand ge bracht. Hier moet niet in onontgonnen gebied de eerste spade worden gestoken. Hier moet een sociale instelling, welke door geprek aan regeling op den ver keerden weg is geraakt, in goede banen worden geleid en haar kracht door doelmatigen steun worden verveelvou digd. Een rijke ervaring, in binnen- en buitenland opgedaan, maakt het moge lijk met gewisheid den juisten koers te kiezen. De regeering moet een Staats- werkloosheidsfonds stichten. Dit fonds moet rechtstreeks in betrekking treden tot de kassen der vakbonden. Deze kassen moeten worden gevoed door bij dragen van de verzekerden en van den staat, die zoo noodig een deel zijner uitgaven kan verhalen op de gemeen ten. De steun van het rijksfonds moet het mogelijk maken dat ook in vakken met groote werkloosheidfrequentie, zoo J. K. JEROME. (1 Eens reisde ik van Buffalo naar New-York, en onderweg kwam ik eensklaps op de ge dachte, dat deze tocht misschien belang wekkender zou zijn indien ik te Albany den spoortrein verliet en den verderen af stand te water aflegde. Ik wist echter niet hoe de booten liepen, en ik had geen reis wijzer bij mij. Ik keek dus rond naar iemand dien ik kon ondervragen. Een goedig uit ziend, oudachtig heer zat bij het andere venster een boek te lezen, welks titel mij bekend was. Ik meende niet beter te kun nen doen, dan mij tot dezen medereiziger om inlichting te wenden. „Neem mij niet kwalijk dat ik u stoor," zeide ik, terwijl ik tegenover hem plaats nam „maar zou u mij ook inlichting kunnen geven omtrent de booten tusschen Albany en New-York? „Wel zeker," antwoordde hij met «enen minzamen glimlach„Er zijn drie verschil lende diensten. Vooreerst de Hoggarty- maatschappijmaar die vaart niet verder dan tot Catskill. Dan da Ponghkeepaie-lijn, die dagelijks vaart. En eindelijk nog hetgeen wij noemen de kanaalboot." „Zoo zoo," zeide ik: „En met welke van die drie zou u mjj aanraden Hij sprong met eenen woesten kreet over eind en stond daar vóór mij met een paar oogen, die letterlijk van moordlust fonkel den. „Schurk!" beet hij mij toe, op eenên toon van moeizaam bedwongen woede: „Is het u d&arom te doen? Wacht eren! Hier hebt ge iets dat u van raad kan dienen en meteen haalde hij eene bliakende zeer elegante zak-revolver voor den dag. wel in tijd van goede als slechte con junctuur, aan de leden gedurende een ruimen termijn een redelijke onder steuning kan worden verstrekt, zonder exorbitant hooge contributies te heffen. De werkloosheids kassen moeten blij ven zuiver instellingen der vakbonden, waarvan het bestuur en btheer uit sluitend door deze wordt gevoerd. De staat kan waarborgen treffen dat de gelden dezer kassen uitsluitend worden besteed voor het doel, waarvoor zij zijn opgebracht, terwijl zij zich een uitge breid recht van controle op de werking der kassen kan verzekeren. Aan de rijksregeling moet het beginsel van zelfbestuur door de verzekerden ten grondslag worden gelegd. Het staats fonds moet beheerd worden door een rijkswerkloosheids-commissie, waarvan de leden gekozen worden door de alge meens vergadering van afgevaardigden der bij het staatsfonds aangesloten kas sen. Aan het hoofd dezer commissie moet komen te staan een door de regee ring te benoemen voorzitter den regeeringsvertegenwoordiger in engeren zin die met bijzondere bevoegd heden kan worden toegerust. Maar, kan men vragen, vergt zulk een regeling niet groote financieels offers van den staat Het moet grif worden toege stemd. Ongetwijfeld zullen de bijdragen uit de openbare kas bij eene regeling, als door ons wordt bepleit, als spoedig het bedrag der tegenwoordige gemeen telijke subsidies vele malen te boven gaan. Daaraan is niet te ontkomen. Om sociale nooden te kunnen lenigen moeten offers worden gebracht. Maar mag deze overweging den staat weer houden de slachtoffers van ons tegen woordig productiestelsel ter hulp te komen Overigens mag geen voet worden gegeven aan overdreven voor stellingen omtrent de lasten, welke een regeling, als werd geschetst, voor staat en gemeenten zou medebrengen. Volgens de opgaven van het Centraal Bureau voor de 'Statistiek waren op 1 Januari 1914 bij de gemeentelijke fondsen aan gesloten 34.533 van de in totaal 70.481 tegen werkloosheid verzekerde personen in ons land. Op de totaaluitkeering van f 64.968.89 aan deze 34.533 verzeker den uit de eigen middelen der kassen wordt door de fondsen f 51.098.56.5 toeslag verleend. Bij eene regeling als, door ons werd voorgestaan, zal de bij drage uit de openbare kas in verhou ding tot den thans verleenden bijslag per verzekerde ongetwijfeld belangrijk stijgen. Houden wij met een en ander rekening, dan durven wij ramen dat de bijdrage uit de openbare kas per verzekerde allicht tot het drievoud van het tegenwoordige bedrag zal stijgen. Bij 85.000 verzekerden zal dus op een bijdrage van pl.m. f 150.000 moeten worden gerekend. De rekening wordt nu verder eenvoudig. Wanneer na 'korten tijd is bereikt dat 140.000 ver- zekerden bij het fonds zijn aange sloten, zal de bijdrage uit de openbare kas vermoedelijk f 600.000 bedragen. En wanneer het na enkele jaren mag gelukken 280.000 300.000 arbeiders in de verzekering te betrekken, zal dat bedrag misschien stijgen tot f 1.200.000. Aannemende dat een derde der bij dragen op de gemeenten wordt verhaald, zal eerst na eenige jaren de staat voor eene bijdrage van f 800.000 per jaar komen te staan. Wij meenen bovenstaande mededee- lingen onzen lezers niet te mogen ont houden. de behandeling der loopende regeerings- zaken opgedragen aan zijn zoon, den erfgroothertog. Een particulier telegram uit Londen aan de N. R. Ct. meldt: j Het opgewonden publiek heeft Woens dag kiesrechtvrouwen, die in de City geschriften verkochten, verjaagd en de geschriften verscheurd. Er worden korpsen vrijwilligers ge vormd om kerken, kunstverzamelingen e. d. te bewaken. Ituitenlancl. Ik vond deze manier van doen hoe echt Amerikaansch zij ook wezen mocht vooreerst ongepast, en in de tweede plaats gevaarlijk. Ook kon ik niet bevroeden in welk opzicnt ik er aanleiding toe gegeven had. Daarom brak ik zonder verdere plicht plegingen de conversatie met dezen heer af en begaf mij naar het andere einde van den wagen, alwaar ik positie koos tusschen eene dikke dame en de deur. Nog zat ik daar over het onverklaarbare van dit avontuur te peinzen, toen ik be speurde dat mijn vriend met de revolver naar mij toekwam. Aangezien ik den man niet voor geheel toerekenbaar hield, zoo stond ik op en legde mijne hand op den deurknop. Hij zou mij niet onvoorbereid vinden. Doch zie! Hij glimlachte zeer gerust stellend en stak mij zijne hand toe. „Ik geloof," zeide hij, „dat ik daareven een beetje zonderling tegen u ben geweest. Als ge het mij permitteert, dan zou ik u wel eene kleine opheldering willen geven. Ik geloof, als gij mijne geschiedenis hebt aan gehoord, dan zult gij mijne houding be grijpen en dan zal ook bij u de regel gelden: alles begrijpen is alles vergeven." Er was in zijnen toon iets dat mij weder vertrouwen inboezemde. Wij zochten een rustig hoekje op in den rookwagen en be stelden iets om te drinken. Ik zelf nam een whiskey sour, en de oude heer liet zich als lijfdrank iets vreemdsoortigs van zijne eigene inventie brengen. Vervolgen» staken wij eene sigaar op, en hij begon te vertellen. Dertig jaar geleden, zeide hij, was ik een jong man, met een kracht:g geloof in mij- zelven en eenen oprechten wensch om in de wereld nuttig te zijn. Niet dat ik mij verbeeldde een genie te wezen. Och neen; ik versleet mij zei ven niet eens voor buiten gewoon «nugger of begaafd. Maar wèl leek het mij toe en hoe meer ik het doen en laten van mijne medemenschen gadesloeg, des te meer voelde ik mij in deze overtuiging bevestigd wèl leek het mij toe, dat ik bedeeld was met eene bijzonder ruime mate van gewoon, practiscb, gezond veratand. Mej. Ivy Bon, de kiesrecht vrouw, die in de Doré Galleries te Londen, twee schilderijen heeft beschadigd, is veroor deeld tot zes maanden gevangenisstraf. Zij schreeuwde na haar vonnis gehoord te hebben„Folteraars Moordenaars Het kan me niet schele», al veroor- deelen jullie me ter dood! Ik zal het weer doen, telkens weer, net zoo lang tot we recht krijgen." Bij een brand in een kazernehuis te New-York werden Woensdag drie man nen en vier vrouwen gedood en 28 ge wond. Verscheidene lieden werden ge wond doordat zij uit de vensters spron gen. Eerstdaags zullen de lijkeu uit het wrak van de „Empress of Ireland" wor den gehaald en ter herkenning naar Quebec worden gebracht. De groothertog van Mecklenburg Strelitz heeft in verband met zijn ziekte Hiervan geheel doordrongen, schreef ik een boekje, dat ik betitelde: „De kunst om vrijs, rijk en gelukkig te worden", en dat ik op mijne eigen kosten in het licht gaf; want winst verlangde ik er niet mee te behalen. Ik wenschte alleen maar nut er mee te doen. Nu, mijn boekje maakte niet dien ver- bazenden opgang, dien ik mij er van voor gespiegeld had. Er werden een driehonderd exemplaren van aan den man gebracht, en daarmede was het debiet feitelijk afgedaan. De rest van de oplage verzeilde naar den rommelzolder. Ik wil bekennen dat ik in het eerst over dezen uitslag bitter teleurgesteld was. Maar van lieverlede kwam ik tot het inzicht dat, indien de menschen zich mijne goede raad gevingen niet ten nutte verkozen te maken, zij daardoor meer zichzelTen benadeelden, dan mij. En hiermede zette ik mij de zaak uit het hoofd. Op zekeren morgen, ongeveer een jaar later, zat ik in mijne studeerkamer, toen mijn bediende mij kwam zeggen dat er beneden een man was, die zeer verlangend was mij te spreken. Ik gaf last om den man boven te laten komen, »n een oogenblik later klopte hij aan mijne deur. Er was niets bijzonders aan hem. Een heel gewone burgerman. Doch hij had een open, eerlijk gezicht, en zijn geheele houding was hoogst eerbiedig. Ik verzocht hem plaats te nemen. Hij koos een stoel en ging op den uitersten rand daarra i zitten. „Ik hoop, meneer," zoo begon hij, „dat u mij mijne vrijpostigheid niet kwalijk zult nemen; maar om u de waarheid te zeggen ik heb eene reis van meer dan tweehonderd mijlen gemaakt om u eens te zien en te ontmoeten." Natuurlijk kon ik niet anders dan mij zei ven hiermede zeer ingenomen ver klaren. Daarop voer hij voort, steeds zijn hoed tusschen zijne handen ronddraaiende: „Naar ik hoor, meneer, i» u de schrijver van dat mooie boekje„De kunst om wij», rijk en gelukkig te worden". Als ik u vragen mag is dat zoo?" Voor de rechtbank te Hanau is Woensdag de zaak behandeld van een 17-jarige gymnasiast, diejop zijn moeder en zijn tante had geschoten en zijn broer en zuster had trachten te ver moorden. De reden was, dat hij geld noodig had door de vele schulden die hij had gemaakt. De tante was overleden aan haar wonden. De jongeman had na zijn daad ge tracht, zich aan te stellen alsof hij krankzinnig was en door het schrijven van een briefje gepoogd, de schuld op zijn tante te werpen. Hij werd veroor deeld tot 6 jaar gevangenisstraf. Uit Sydney meldt een particulier te legram van 10 dezer: Toen vanmiddag om twaalf uur te Eveleigh de betaalmeester van den spoor weg met een kist, inhoudende 3300 pond sterling, het lokaal binnentrad, waar het loon aan het personeel wordt uitbetaald, kwamen twee gemaskerde mannen aangereden in een auto, die zij hadden gestolen, terwijl de bestuur der even afwezig was. Zij dreigden den betaalmeester met hun revolvers, namen de kist weg en verdwenen. De Grieksche pers bevat felle artike len over de vervolgingen, waaraan de Grieken in Turkije blootstaan. Volgen» de Patris zijn de Jong Tur ken reeds zeer lang bezig met de stel selmatige uitroeiing van de Grieken in het Ottomansche rijk.'t Is juist daarom dat Griekenland met de Slavische Bal- kanstaten indertijd een verbond tegen Turkije heelt gesloten. „Indien ver volgt het blad het jongste vertoog van de Grieksche regeering bij de P rte geen uitwerking heeft, zal Griekenland den Turken een zoo voorbeeldige af straffing toedienen, dat zij met hun wandaden niet weer beginnen". De Nea Himera zegt dat Griekenland Turkije noch te land, noch ter zee vreest en dat, als de vervolging niet onmiddellijk ophoudt, de regeering haar plicht kent. Uit Athene wordt van 9 dezer ge seind De Porte heeft laten weten, dat zij alles in het werk zal stellen om de veiligheid der Grieken overal in het rijk te verzekeren. Zij zal naar Smyrna een commissie van onderzoek zenden. Uit Athene wordt gemeld: Wenizelos heeft in de Kamer ver klaard, dat de nieuwe legerorganisatie Griekenland de beschikking over een half millioen manschappen zal geven. De staat zeide hij verder is, dank zij de gebrachte offers, gereed om elk oogenblik de mobilisatie af te kon digen. Ik acht mij gelukkig in de Ka mer te kunnen verklaren, dat de uit gaven die de staat voor leger en vloot heeft gedaan, om voor de toekomst vol komen gerust te kunnen zijn, zoo aan zienlijk zijn, dat geen andere staat op den Balkan zich die heeft kunnen ge troosten. Uit Rome seint men: In de Kamer heeft minister Di San Giuliano in antwoord op vragen omtrent de gevangenneming van kolonel Muric- chio, de reeds bekende feiten meege deeld en bevestigd dat de vorst en de Albaneesche regeering voor het gebeur de voldoening hebben gegeven. De minister zeide voorts dat de brief, die bij Muricchio is gevonden, en die het uitgangspunt van de geheele zaak is geweest, niet de juistheid maar de ongegrondheid der tegen kolonel Mu ricchio en kapitein Moltedo ingebrachte beschuldiging bewijst. De minister heeft aan den Italiaanschen gazant te Duraxzo geseind, dat de on schuld van den kolonel als bewezen moet worden beschouwd en dat geen waarde moet worden gehecht aan latere onderzoekingen daaromtrent van de Albaneesche regeering en de Neder- landsche officieren. De Vereenigde Staten zullen geen oorlogschatting van Mexico eischen. Aan de Mexicaansche regeering is n.l. door de Amerikaansche gedelegeer den medegedeeld, dat president Wilson reeds tevreden zal zijn, wanneer in Mexico een stabiele regeering in plaats van die van Huerta getreden zal zijn. Ik kon niet anders dan een bevestigend antwoord geven. „Wel", zeide hij „dat is een kostelijk mooi boekje, meneer! Ik voor mij, ik heb geen hersens om mij een oordeel over iets aan te matigen daar kom ik rond voor uit. Maar toen ik dat boekje van u gelezen had, toen zeide ik zoo tot mijzelven: Josua Hackett dat is mijn naam, moet u weten Josua Hackett, zeide ik tot mijzelven, als je ooit over iets in tweestrijd of onze kerheid bent, breek er dan maar niet lang je eigen domme hoofd over, maar ga naar den heer die dit boekje geschreven heeft, en vraag hem om raad. Hij is iemand met een even goed hart als een helder hoofd, en hij zal je niet van zijne deur wijzen daar kan je wel op aan. En als je zijnen raad gekregen hebt, aarzel dan niet langer en vermors geen tijd, maar handel er naar want die heer weet zeker wat het be»te voor je is, even goed als hij weet wat het beste is voor alle menschen Ziet u, meneer, dat heb ik tegen mijzelven gezegd, en daarom ben ik nu hier." Hij schepte even adem en wischte zich met zijnen blauwen katoenen zakdeek het voorhoofd af. Ik verzocht hem voort te gaan, en nu derheden aan omtrent hare positie in de kreeg ik het volgende te hooren. maatschappij en omtrent hare vermoedelijke Het scheen dat de goede man trouwplan- geschiktheid voor de vacature waarvoor zij 1 J in aanmerking konden komen. Vervolgens beloofde ik hem, de zaak in ernstige over- die goede zaken deed in den houthandel. De vraag, omtrent welke hij mijnen hoog gewaardeerden raad kwam inwinnen, wa» nu deze: welke van die twee vrijsters hij tot den grooten stap in het huwelijksbootje uitnoodigen zou. Ik wil erkennen dat ik mij gestreeld voelde. Wie, in mijn geval, zou dit niet zijn geweest? Deze Josua Hackett had eene reis van tweehonderd mijlen gemaakt om mij te raadplegen. Hij verlangde niets liever, dan zijnen ganschen levensloop naar mijne wijsheid te richten. Dat dit een ver standige inval van hem was daaraan twijfelde ik zelf het allerminst. De keuze van eene vrouw had mij altoos toegeschenen eene zaak te zijn van kalm, onpartijdig overleg: eene zaak omtrent welke de huwe- lijkscandidaat zelf met geen mogelijkheid een helder oordeel hebben kon. In een ge val als dit zou ik du» niet geaarzeld hebben aan den wijsten man mijnen raad ten beste te geven. Hoe dan zou ik hem kunnen weigeren aan dezen armen, onnoozelen stak ker, die mij er zoo vriendelijk om vroeg? Hij liet mij de photographieën zien van allebei de vrijsters in quaestie. Op den rug er van teekende ik vluchtig eenige bijzon nen had, doch dat hij met zichzelven er niet over eens kon worden, wie hij trouwen zou. Hij had zijn oog laten vallen zoo drukte hij zich uit op twee jonge vrouwen en beiden, zoo meende hij, hadden hem duidelijk genoeg te verstaan gegeven dat zij hem geen blauwtje zouden laten loopen. weging te nemen en hem over een paar dagen te zullen schrijven. Zijne dankbaarheid was aandoenlijk. „Doe toch maar geen moeite met brieven schrijven, meneer", zeide hij„U hebt enkel De groote moeilijkheid was voor hem dus maar „Juliana" of „Hanna" op een snip- gelegen in de vraag, wie van die twee pertje papier te zetten en dat in eene en- beiden waren hoogst fatsoenlijke en onbe- veloppe te sluiten. Dan weet ik wel wat rispelijke juffertje» de beste zou wezen, dat beteekent, en dan zal dat ook al genoeg De eene, Juliana, de eenige dochter van voor mij zijn. De naam die er op staat eenen rentenierenden scheepskapitein, werd dat is degene die mijne vrouw zal worden." door hem beschreven als een knappe, aardige Hij drukte mij met groote hartelijkheid meid. De andere, Hanna, was een ietwat de band en verliet mij. ouder en over het geheel rijper persoontje. Zij was de oud»te van een groot gezin. Haat (Wordt «emolgdj vader, zeide hij, was een godvieezend man, DOOR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1