Het Land van Heusden en Altena, de Langstraat en de Bommeierwaard.
Een Rechterlijke Dwaling.
Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden.
No. 3375. Woensdag 8 JuliIQ 14.
De rechtsgevolgen
der werkstaking.
FEUILLETON.
VOOR
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75,
franco per post zender prijs verhooging. Afzonderlijke
nummers 6 cent.
Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege'
meer 77j ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag^
middag 12 uur ingewacht.
Dezer dagen heeft de Nederlandsche
Juristen-Vereeuiging zijn éérste alge-
meene vergadering gehouden.
De vereeniging had in die vergade
ring aan de orde gesteld de bespre
king der vraag„Behooren ten aan
zien van de gehoudenheid tot nako
ming eener verbintenis bijzondere re
gelen te gelden met betrekking tot
werkstaking, en zoo ja, welke
Mr. L. E. Visser, vice-president van
de arrondi88ements-rechtbank te Rot
terdam, en mr. C. F. Zaayer, voor
zitter van den Krijgsraad te 's-Graven-
hage, hebben over dit vraagstuk zeer
uitvoerige en heldere prae-adviezen
uitgebracht, waarvan de slotsom was
eene ontkennende beantwoording der
gestelde vraag.
Mr. Visser beschouwt de werksta
king als beëindiging der arbeidsover
eenkomst.
En Mr. Zaayer beschouwt haar als
een schorsing der overeenkomst, welke
den werkgever een dringende reden
kan zijn om de arbeidsovereenkomst
te beeindigen.
De beide prae-advieseurs verschillen
dus in theorie van meening, maar
practisch komen beider opvattingen tot
hetzelfde resultaat.
Mr. H. Louis Israels zegt hierover
het volgende in de Telegraaf van 23
Juli 1.1.
Is de werkstaking een beëindiging
der arbeidsovereenkomst, dan mag vol
gens Mr. Visser onderzocht worden of
die beëindiging wel of niet rechtmatig
is geweest, en zij was rechtmatig in
dien zij geschiedde om eene dringende
reden, d.w.z. volgens art. 1639q B.W.,
„onder zoodanige omstandigheden, die
ten gevolge hebben dat van den ar
beider redelijkerwijze niet kan gevergd
worden de dienstbetrekking te lateD
voortduren.
Neemt men daarentegen het stand
punt vaa Mr. Zaayer in, dan is toch
daarom nog niet elke opzegging dei
dienstbetrekking door den werkgever
op grond van werkstaking eene recht
matige beëindiging der arbeidsovereen
komst, want dan komen wij bij art.
1639p B. W. te lande, bepaaldelijk
daar, waar als dringende reden wordt
4)
„Mijn inlichtingen bewijzen integendeel,"
zeide hij op scherpen toon, „dat gij wel weet
waar burger Courriot zich bevindt, want
gij waart zijn getuige, toen hij aan het cen
traal bureau een paspoort voor Troyes heeft
aangevraagd.
Een hoog roode blos verfde Richard's
kaken, het ergerde hem op een leugen be
trapt te zijn en een onbestemde angst be
kroop hem omtrent de mogelijke gevolgen.
De kroeskop liet hem niet den tijd een
antwoord of uitvlucht te bedenken.
„Ik ben agent van de geheime politie,"
ging hij voort, „en ik zoek burger Courriot,
die in een hoogst ernstige zaak gewikkeld
is. Ik vermoed dat u niet den schijn van
medeplichtigheid op u wilt laden, door hem
te verbergen of te verheelen waar hij zich
bevindt."
De kleerenkoopster werd doodsbleek en
riep uit:
„Courriot door de politie gezocht! zoo'n
net mensch."
Richard zei op kalmen toon:
„Het stond niet aan mij inlichtingen te
geven omtrent een vriend, zonder te weten
met wien ik te doen heb. Daarom gaf ik
ontwijkend antwoord. Ik weet niet in welke
zaak Courriot gemengd is en ik zelf kan
nooit van iets verdacht worden."
„Wij hebben niets te vreezen," viel zijn
dikke wederhelft in en gaf lucht aan haar
gemoed, door een zwaren zucht.
„Ik beschuldig u niet," antwoordde Saint
Leger, „maar ik ga u verdenken zoodra gij
niet de volle waarheid spreekt."
erkend wanneer de arbeider „hardnek
kig weigert te voldoen aan redelijke
bevelen of opdrachten, hem door of
namens den werkgever veistrekt". En,
zegt Mr. Louis Israels, dit leidt laugs
een korten omweg weder tot het on
derzoek naar de redelijkheid der gron
den, waarom de arbeid is neergelegd.
Men ziet dus dat de opvattingen
van Mr. Visser en Mr. Zaayer tot het
zelfde resultaat komen!
Citeeren wy nu weer uit Mr. Louis
Israels' artikel
In het algemeen stelt ons wetboek
de verplichting om aangegane over
eenkomsten na te leven, ja zelfs om
die tijdig na te leven. Hij, die zijn
verbintenissen niet uitvoert of niet tijdig
uitvoert, is aan de wederparty schade
vergoeding verschuldigd. Deze verplich
ting tot schadevergoeding bestaat even
wel niet wanneer men „door overmacht
of door toeval" zooals art. 1281
B. W. zegt of wel door „een vreemde
oorzaak, die niet kan worden toege
rekend" gelyk art. 1280 B. W. zich
uitdrukt verhinderd is geworden.
Tot het onmogelijke is niemand ge
houden. Dit is de leer van de overmacht.
Die onmogelijkheid kan voortvloeieü
uit natuuromstandigheden of uit han
delingen van mensehen, waartegen hij,
die iets uitvoeren moet, niet is opge-
was8chen. Ook hieromtrent bestaat
tweeërlei opvatting. De eene begrijpt
het woord „onmogelijk" in zijn meest
volstrekten zin, als iets, dat door nie
mand, en zeifs met de grootste krachts
inspanning niet kan worden gedaan.
De andere opvatting,^de z.g. subjectieve,
welke door beide prae adviseurs wordt
gehuldigd en door de Nederlandsche
rechtspraak in het algemeen wordt aan
genomen, is dat de volstrekte onmoge
lijkheid niet wordt vereischt, doch dat
overmacht reeds bestaat, wanneer men
alleen door zeer buitengewone krachts
inspanning, of tegen buitensporig hooge
kosten, geheel ongeëvenredigd aan het
daarbij betrokken belang, zyn verbin
tenis wellicht zou kunnen nakomen.
Deze subjectieve opvatting komt dus
hierop neer dat men zyn verbintenissen
moet nakomen, tenzy door een vreemde
oorzaak men daarvoor opofferingen of
krachtsinspanning moet doen, welke
redelijkerwijze voor deze nakoming niet
kan worden gevorderd. Door deze ver
binding der begrippen werkstaking en
overmacht komeu de beide prae-advi-
„Maar ik verzeker u dat ik niets weet,"
hernam Richard gejaagd.
„Ik houd mij daarentegen overtuigd, dat
je de reden van Courriot's vertrek kent,
dat geheel onverzien was voor den achtsten
Floreal."
Leger noemde met opzet dien datum om
te zien of hij er eenigen indruk mee maakte.
Richard bedacht zich een oogenblik en
zeide toen
„Courriot heeft eerst in de laatste dagen
van zijn reis gesproken, en zei het was voor
zaken, maar daar weet ik niets van. Hij is
geloof ik makelaar, en doet bankzaken,
geldbelegging, speculatie en dergelijke. Ik
heb hem wel eens geld voorgeschoten, maar
dat is alles."
„Kom, kom, je weet toch wel dat Courriot,
den achtsten Floréal, 's morgens, eensklaps
zijn woning heeft verlaten en hierheen ge
vlucht is." „Gevlucht?" riep Richard uit.
Nu kwam zijn echtgenoote hem te hulp.
„Ten eerste, burger, was het niet den
achtsten, maar den twaalfden, dat Courriot
bij ons is gekomen."
„De datum doet riets ter zake. Hij heeft
zich hier drie of vier dagen schuil ge
houden
Waarom moest hij zich schuil houden?
Waar wordt hij dan van beschuldigd?"
De kroeskop liet die vragen onbeantwoord.
„Jelui hebt hier toch geen pension of
garni," zeide hij.
„Neen, maar daarom mogen wij toch wel
een vriend bij ons te logeeren hebben. Dat
gebeurt hier dikwijls, ik heb een vriend,
een landsman, die altijd hier logeert als hij
in stad komt, burger Guénot van Douai,
een commissionair van de rijks-transporten."
„Wat men voor den één doet, mag men
toch voor den ander ook doen," viel zijn
vrouw weer in.
„Zij hebben zelfs te zamen hier gelogeerd,"
ging Richard voort, die meende zich al pra-
seurs er toe de schadeplichtigheid tegen
over derden ook te laten afhangen van
het wel of niet redelijke der werksta
king.
Mocht de leer der beide prae-advi-
seur8 in Nederland vaste jurisprudentie
worden, dan zou zij in de practijk hierop
neerkomen dat bij elk proces over werk
staking of uitsluiting door den rechter
zou moeten worden onderzocht of de
met dien dwangmaatregel beoogde in
vloed op de arbeidsovereenkomst rede
lijk of niet redely k is.
sche officieren, majoor Snellen van
Vollenhoven, kapitein Doorman en
luitenant Mallinkrodt moeten gevangen
genomen zijn.
Buitenland.
De vemouding tusschen Griekenland
en Turkije wordt langzamerhand min
der gespannen. T rkije is genegen aan
den wensch van Griekenland tegemoet
te komen en aan een neutrale mogend
heid de keuze te vertrouwen van een
scheidsrechter, die belast zal worden
uitspraak te doen over de geschillen,
welke hem door de Turksch Grieksche
commissie zullen worden voorgelegd.
Keizer Franz Jozeph heeft ®en jaargeld
toegezegd aan de weezen van Franz
Ferdinand. Hierdoor zullen ze in staat
worden gesteld, later op denzelfden voet
te leven als wanneer hun vader keizer
was geworden. De keizer heeft een lang
durig onderhoud gehad met den nieuwen
troonopvolger, waarin deze beloofde als
keizer de uitbetaling daarvan te zullen
voortzetten.
In een particuliere correspondentie
van de N. R. Ct. lezen wij
Daar gisteren hier weder 27 Duit-
schers, die in Weenen aangeworven zijn,
als vrijwilligers te Durazzo zijn aange
komen, voel ik mij verplicht, alle
Duitschers ertegen te waarschuwen naar
Albanië te gaan. Volgens de meening
van de militaire kringen hier ter stede,
is de vorst niet meer te helpen, want
slechts met een troep van ten minste
4000 man kan men met eeüige kans
op succes een uitval doen. Tot het
onderhouden van een dergelijke troe
penmacht ontbreken echter de middelen
en de vrijwilligers gaan hopelooze ellen
de tegemoet, er is zelfs geen gelegen
heid om hen onder dak te brengen.
Bedden en dergelijke weeldeartikelen
ontbreken natuurlijk volslagen. De toe
stand wordt van dag tot dag wanhopiger
De Nederlanders zien de mogelijkheid
van een redding nog slechts in een
tusschenkomst van de mogendheden.
Volgens berichten is Koritsa door de
Epiroten ingenomen. Drie Nederland-
tende vrij te pleiten, „zij zijn kort na elkaar
vertrokken, want Guénot kende burger
Courriot even goed als wij."
Saint-Leger, die vast aan de schuld van
Courriot geloofde, meende nu wederom een
medeplichtige op het spoor te zijn.
„Was 't een vriend van Courriot," vroeg hij.
„Een goede kennis," antwoordde de klee
renkoopster met veel radheid van tong, ze
hebben dikwijls te zamen gedineerd. Toen
Guénot naar Chateau Thierry vertrok heeft
hij burger Courriot uitgenoodigd bij hem
te komen."
Saint Leger zag nu in alles een wel over
legd plan en hij stond op, kortaf zeggende
„Burger Richard, ge moet met mij mee
gaan naar den rechter van het kanton du
Pont Neuf. Daar moet ge volledig getuigenis
afleggen.
Richard rilde bij deze woorden en zeide
onwillig:
„Ik weet niets meer dan ik gezegd heb."
„Dat moet je dan bij den rechter her
halen."
„Ik laat mijn man niet alleen gaan,"
schreeuwde zij. „Wij zijn fatsoenlijke meh-
schenl Wij doen niets wat het daglicht niet
kan zien. Wij hebben niets te verbergen
en zweren niet samen tegen de republiek."
„Wil je mijn boeken zien, wil je mijn
brieven nalezen, alles is in orde; hier heb
je mijn portefeuille."
De kroeskop stuitte dien woordenstroom
door op gebiedenden toon te zeggen:
„Volg mij naar den rechter, die zal je
ondervragen."
Richard en zijn vrouw pruttelden nog
veel binnensmonds maar zij gingen gedwee
met den politiespion mede, nadat zij alle
kamers afgesloten en de sleutels in hun zak
gestoken hadden.
Te New-York is Zaterdag een huur
kazerne van zes verdiepingen ingestort.
De politie is van oordeel, dat de ramp
is veroorzaakt door de ontploffing van
een bom, die in het huis vervaardigd
werd. Er zijn drie dooden gevonden;
een der lijken is herkend als dat van
een bekend leider der Industrial Wor
kers of the World.
De Red. van de N. R. Ct. teekent
hierbij aan
Een andere lezing zegt dat de in
storting vermoedelijk ver oorzaakt is door
een verzakking der fundamenten als
gevolg van dynamietontploffingen bij
den aanleg van een tunnel voor de on-
dergrondsche sporen. Volgens deze le
zing moeten er een vijftig slachtoffers
zijn en reeds acht lijken zijn gevonden.
Engelsche kiesrechtvrouwen hebben
het oude slot Ballymenoch House bij
Belfast, behoorende aan het parlements
lid sir Daniel Dixon, in brand gestoken.
Het huis is met zijn geheelen inboedel,
waaronder kostbare kunstschatten, in
vlammen opgegaan. De schade beloopt
een half millioen. De huisbewaarder is
slechts met groote moeite uit den brand
gered.
Uit Spandau wordt een treurig on
geval bericht. Van de kabels van de
electrische Centrale aldaar, die den om
trek bedient, brak er een, welke op den
grond viel. Eenige veldarbeiders die op
't geluid daarvan kwamen toeloopen,
dachten dat zij zich konden laten elec-
triseeren en elf man vormden een keten.
Op het oogenblik dat de eerste het
neerhangende eind van den kabel pakte,
kwam de gebroken kabel in aanraking
met een van de andere kabels. De al
dus gesloten stroom ging door de keten
van mannen. Zij vielen dadelijk bewus
teloos op den grond. Een dokter, die
dadelijk te hulp werd geroepen, kon
bij vijf hunner slechts den dood con-
stateeren. De zes anderen konden, na
dat een reddingsbrigade uren lang met
hen bezig geweest was, weer bijgebracht
worden. Twee mannen hebben zulke
zware kwetsuren, dat zij er nauwelijks
van op zullen komen. De dooden heb
ben aan de handen en het geheele ver
dere lichaam vreeselijke brandwonden.
vrouwenkiesrecht willen machtig wor
den. In het jongste nummer der „English
Review" spreekt een der vrouwen de
volgende strafpredikatie uit aan 't adres
van de Engelsche bewindsmannen:
„Wat mij verbaast en mij tegelijk
verontrust, dat is de zwakke houding
der mannen. Waar is ons ministerie
van binnenlandsche zaken? Wat doet
onze regeering? Uit wat voor stof zijn
de mannen van tegenwoordig gemaakt,
dat zij toestaan, dat de vrouwen schil
derijen en andere kunstvoorwerpen ver
nielen en bang zijn ze daarvoor te straf
fen? Is de beschaafde Engelschman
van vandaag een wezen, dat ervoor
terugdeinst een krankzinnige vrouw
achter slot en grendel te zetten, omdat
zij weigert te etenP Wij hebben veel
I gehoord van de wet, die door mannen
is gemaakt, van de onderdrukking der
vrouw van mannentyrannie, maar een
vrouw mag toch blijkbaar alle wetten
schenden. Ze kan ongestraft vernielen,
verwoesten en verbranden, al wat ze
wil, en er is geen man in het heele
land, die moed genoeg bezit om het
haar te verhinderen. Waarlijk, ik kan
zulk een lafhartigheid van mannen
niet vatten Het eerste wat wij,
fatsoenlijke vrouwen, den mannen te
zeggen hebben, is niet bevreesd te zijn,
en het tweede is, dat wij hun dringend
den raad geven, tot strenge maatrege
len over te gaan Gij mannen bezit
immers de macht! Gebruikt ze dan!
Zooals een paard moet worden gedres
seerd, met de sporen en harde zweep
slagen, zooals een jonge hond moet
worden afgericht, zoo moeten wij vrou
wen gedwongen worden tot een be
hoorlijk gedrag. Haar te sparen betee-
kent haar tot het tegendeel aan te
moedigen. Zwakte toonen is toegeven.
Brengt de vrouwen tot duidelijk be
wustzijn, dat ze juist als krankzinnige
mannen behandeld worden, wanneer
ze zich aanstellen als verdwaasde vrou
wen, dan zal deze orgie van epidemische
hysterie, die Engelands naam met
schande bevlekt, zeer spoedig tot het
verleden behooren." D. Ct.
Tot de grootste vijanden der suffra
gettes behooren de vrouwen in Enge
land zelf, die langs wettigen weg het
IV.
De rechter Daubanton hield, na alle in
lichtingen die hij had ontvangen, Courriot
schuldig aan den moord of althans zeer
nauw daarbij betrokken. Het gold dus in
de eerste plaats zich van hem meester te
maken en dan het geheele net der samen
spanning te ontwarren. De rechter verhoorde
dan ook het echtpaar Richard hoofdzakelijk
met het oog op bizonderheden aangaande
Courriot.
„Jelui moet wel heel intiem zijn met dien
Courriot om niet alleen hem te logeeren te
vragen maar ook zijn bijzit, want jelui weet
heel goed, dat hij niet met de mooie Ma
deleine getrouwd is."
„Kent jelui Courriot al sedert lang?"
„Sedert drie jaar."
„En je deed zaken met hem?"
„Ik heb hem wel eens geld voorgeschoten."
„Was hij dikwijls in geldverlegenheid?"
„Bankzaken gaan niet altijd goed."
„Hij was zeker niet kieskeurig in zaken
als er maar iets bij te verdienen viel?"
„Daar kan ik niet op antwoorden, hij
vertelde me niet wat hij deed."
„Toen hij bij jelui kwam was hij niet in
geldverlegenheid, toen had hij 't zeker over
vloedig?"
Richard zag zijn vrouw ter sluiks aan en
haar blik raadde hem omzichtigheid.
„Het kan wel wezen dat Courriot veel
geld had verdiend maar hij heeft er mij
niets van gezegd."
De magistraat had den blik opgevangen
dien vrouw Richard haar man toewierp. Hij
voelde grond en hield zich overtuigd, dat
de colporteur geld in handen van Courriot
had gezien.
„Kwam het je niet vreemd voor dat
Courriot zich bij je aanmeldde om huisves
ting met de vrouw waar hij mee leefde?"
„Ik heb er niet over nagedacht. Het was
een dienst dien ik aan een vriend bewees.
Uit Sarajewo wordt aan de Kölnische
Zeitung geseind, dat er thans zes mede
plichtigen aan den aanslag op aartsher
tog Frans Ferdinand gevat zijn. Dit
klopt niet met de opgaven van Cabri-
novic en Princip, die verklaard hebben,
slechts twee medeplichtigen, wier namen
door hen genoemd zijn, te hebben gehad.
Volgens de Frankfurter Zeitung heeft
een Kroaat, Johann Getschak, de po
litie te Serajewo een lijst van Servische
officieren, kooplieden, advocaten en po
litici ter hand gesteld, die bij de sa-
„Was Courriot niet gejaagd, onrustig als
iemand die zich moet schuil houden Beken
nu maar, dat je begreep dat hij bij je
kwam om zich te verbergen."
„Pardon, burger rechter, wij hebben daar
niets van begrepen, mijn vrouw niet en ik
niet."
„Maar het is je toch opgevallen dat Cour
riot, die zoo veel geld bij zich had, heel
goed in een hotel had kunnen gaan. Je
hebt hem buitendien geholpen om te vluch
ten. Jij en zijn vriend Bernard waart zijn
getuigen voor het paspoort."
„Het was een dienst waar Courriot me
om vroeg, dat kan mijn vrouw getuigen."
„Ja wel," viel de wederhelft in, verheugd
dat zij ook een woordje mocht zeggen, „en
ik heb mijn man nog aangeraden er zich
niet mee te bemoeien."
De rechter vatte dit onvoorzichtige gezegde
onmiddellijk en ging voort:
„Juist, je zag wel in dat Courriot vluchtte
omdat hij iets te verbergen had en je wilde
niet dat je man zich zou compromitteeren."
„Dat zeg ik niet, maar ik zeg alleenbe
moei je niet met een andermans zaken."
„Wie kon van Courriot iets kwaads ver
moeden," viel Richard weer haastig in. „Hij
was opgeruimd, argeloos; burgeres Made
leine was ook altijd vroolijk, zij zong als
een lijster. Dat zou burger Guénot kunnen
bevestigendie was ook met hen ingenomen
en heeft ze daarom te logeeren gevraagd op
Chateau Thierry."
„Wat kwam Guénot hier doen?"
„Hij had het vervoer van zilver aange
nomen voor de munt en daar was van
gestolen. Nu hield de muntmeester hem
aansprakelijk zoolang de dief niet was ge
vonden en daarvoor kwam hij naar Parijs."
„En is die dief gevonden
„Nog niet, maar hij kreeg bericht van
een van zijn collega's, een zekere Golier,
dat men den dief op het spoor was en
ZijD vrouw sloeg snel een mantel om haar
breede schouders en zette een enorme hoed
op met geele en groene veeren.