ti Land van Heusden en Allena, de Langstraat en de Bontmelerwaard Een Rechterlijke Dwaling. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. No. 3377. Woensdag IS Juli. 1914. Een Wespennest. FEUILLETON. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 0.75, franco per post zender prijsverhooging. Afzonderlijke nummers 5 cent. Advertentiën van 16 regels 50 ct. Elke rege meer 7Vj ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdag^ middag 12 uur ingewacht. Wij hebben nimmer behoort tot de genen, die ons land bij voorkeur voor aangewezen hielden, om aan de wijzi ging van den staat van zaken in het jongste vorstendom vaD Europa, Al banië, mede te werken, direct noch in direct. De eer aan ons leger te beurt gevallen om eenige zijner beste officieren te willen afstaan, ten einde ginds een gewapende macht te helpen oprichten, die aan den jongen troon van vorst Wilhelm von Wied meerdere vastheid, en het land de zoo hoog noodige rust en veiligheid geven moest, heeft terecht hier te lande ernstige critiek uitgelokt. Nochtans, de zekere grenzen aan de taak der Nederlandsche officieren in Albaneeschen staatsdienst gesteld, met name om geen andere taak te behoeven te aanvaarden dan de oprichting en af richting van een over het geheele vors tendom verspreide gendarmerie, konden aan verschillende critische beschouwin gen het zwijgen opleggen. Deze taak toch was en kon niet anders zijn op zich zelf, dan een met een zuiver vre delievend doel; want voor alles toch dient er een sterke hand, in staat en maatschappij, te zijn, die de zwakken beschermt, deonrechtvaardigheid wreekt, de rust en de orde bewaakt. Aan zulk een hand ontbrak het Albanië geheel; voor het land zulk een noodzakelijke levensvoorwaarde te scheppen, althans daartoe bij te dragen, moet wel een der voornaamste redenen zijn geweest, die zoowel de officieren voor oogen heeft gestaan, toen zij de vaderlandsche ge lederen, zij het ook tijdelijk, wenschten te verlaten, als ook aan den minister van oorlog, die hun het gevraagde ver lof daartoe inwilligde. Mede te werken aan een nieuwen staat van zaken, die voorzeker rust ten doel heeft in dien rumoerigen uithoek van Oost-Europa, en die middellijk derhalve den Euro- peeschen vrede onder de mogendheden ten goede moet komen, is op zich zelf een eervolle taak, die te volbrengen met trots elk leger in Europa mag ver vullen, wiens officieren daartoe het hun ne hebben bijgedragen. Evenwel, hoe rasch bleek het niet, dat de taak die onze officieren ginds te vervullen kregen, zich geenszins tot het oprichten en drillen van de gen darmerie zou beperken; ja zelfs, dat een geheel andere taak aan deze eerste 5) Nauwelijks had de nicht van den onge- lukkigen Excoffon een blik geslagen in die nieuwstijding of zij slaakte een gil en sprong op met een blik van woede en ontzetting als een gewonde leeuwin. „Celeste!" riep zij, haal een rijtuig zoo gauw ge kunt, met een paar vlugge paarden, onverschillig wat het kost." „Maar, juffrouw, u wilt nu toch niet uitrijden?" „Zeker wil ik naar Lieusaint en je gaat mee." „Maar juffrouw, we moeten toch eerst eten." „Neen, wij kunnen wel zonder eten weg gaan." „Wat is er dan gebeurd, juffrouw?" „André is dood! ik wil zeggen, burger Excoffon, mijn neef!" „Hoe weet u dat?" „Dat staat in deze krant, maar het bericht kan onjuist zijn, ik wil er mij persoonlijk van overtuigen. Haal dus gauw een rijtuig." Celeste snelde heen, diep getroffen door de vreeselijke tijding, want zij kende Ex coffon, die zoo dikwijls haar meesteres be zocht, natuurlijk heel goed. De vrederechter van Melun, had het lijk van den koerier door de gendarmes uit de rivier laten halen, en ontdoen van de moddtr en het vuil, waarmee het bedekt was. Het werd op een klein grasperk ge legd en daar onderzocht. Afschuwwekkend kwamen nu de wonden te voorschijn. Een gapende wonde aan den hals was blijkbaar door een dolksteek ver zou moeten voorafgaan, nl. de verschil lende binnenlandsche stammen tot het gezag van den vorst te brengen, en het land bovendien te beveiligen tegen de meest heimelijke lagen, door buiten- land8che vijanden gespannen. Onze of ficieren zijn daarbij komen te staan tegenover toestanden, waarvan men zich in West-Europa eenvoudig geen denk beeld vormen kantoestanden die men bet duidelykst kan omschrijven met te spreken van een bandieten- en moor- denaarsstaat. Dat de beschaving in het land der Albaneezen,der Mirdieten, der Malissoren, der Epiroten en andere „on derdanen" van den Mbret Wilhelm, op een laag peil staat, was genoegzaam bekend doch dat het er zóo slecht mee geschapen stond, als de gebeurtenissen der laatste maanden overduidelijk aan- toonea, hebben weinige buitenlanders kunnen weten. In de eerste plaats de vorst zelf niet, die, zeker met de beste bedoelingen bezield, naar het onher bergzaam oord van zijn nieuw ryk trok, doch die thans wel zal hebben ingezien hoezeer hij zich volgens West-Euro- peesche begrippen van deugd, moraal en goede trouw vergist heeft in het eigenlijk karakter dezer onderdanen, waarvan velen naar den naam zich christenen noemen, doch metterdaad geen haarbreed in wreedheid en in volslagen onbetrouwbaarheid verschillen van bun Mohammedaansche landge- nooten. Doch behalve voor den vorst, moeten ook voor diens helpers, en daar onder in de eerste plaats onze officieren, de toestanden ginds heerschend, nog verre beneden de geringste verwach tingen gebleven zyn. Wel verre van zich aan hun eigenlijke taak, waarvoor zij toch gekomen waren, de inrichting van een burgerweerbaarheid te kunnen wijden, zijn zij geheel en al omringd door een moeras van binnenlandsche twisten, intrigues, verraad en misdaad. Al hun pogingen om metterdaad iets goeds te verrichten, zijn in het broei nest van schandelijk politiek geknoei, binnen en buiten 's lands grenzen, te gronde gegaan en op niets uitgeloopen. Van hun eenmaal zoo schoon bedoelde taak is weinig of niets meer over; zij is, volgens de woorden van een der officieren zelf, in ons land vertoevend, inderdaad als afgeloopen te beschouwen- Indien er ooit nog iets terecht zal komen van hetgeen de mogendheden gewenscht hebben, dat eenmaal de Albaneesche staat zou bestaan, dan is het woord oorzaakt, die echter den strotslag-ader niet had doorgesneden, daardoor had waarschijn lijk het slachtoffer zich nog kunnen ver dedigen, en in de worsteling scheen hij door sabelhouwen te zijn afgemaakt. Uit enkele van die wonden zijpelden nog druppels bloed, en de kleeren van den ver- slagene waren geheel gedrenkt daarvan. Het gelaat was bijkans onherkenbaar. Terwijl dit onderzoek in vollen gang was, kwam er een berline in volle draf aan, en hield stil bij de brug van Pouilly. Henriette d'Olgoflf «n Celette sprongen er uit en snelden naar de plaats waar het lijk lag. Een enkele wanhoopskreet ontsnapte de jonge vrouw, maar zij overmeesterde haar smart en trad naar den vrederechter toe, om zich bekend te maken. Zij verklaarde de nicht te zijn van den vermoorde, en vroeg verlof, het lijk te mogen laten ver voeren. Nadat aan alle formaliteiten was voldaan en het proces-verbaal behoorlijk opgemaakt, willigde burger Brunot Hen riette's verzoek in. Het lijk werd op de baar gelegd, die uit het dorp was besteld, daar mede naar de herberg „De ronde fontein" vervoerd, en daarna op een bed gelegd, waarvoor Henriette neerknielde, om te bidden. Celeste werd naar Parijs gezonden, om alle maatregelen te nemen, opdat een lijkwagen en doodkist naar Lieusaint gezonden werden, om het stoffelijk over schot van Excoffon te vervoeren. In de kamer van de herberg, met het lijk van den man dien zij lief had alleen gelaten, werd het gemoed van de arme Henriette door verschillende aandoeningen bestormd, maar één gevoel behield de over hand het was de wraak. Die moordenaars, die haar het liefste wat zij had, ontroofden, moesten gevonden worden en gestraft. Zij zoude, zoodra Ex coffon aan de aarde was toevertrouwd, de justitie in haar nasporingen bijstaan, en niet thans aan de mogendheden zelf; niet aan een handvol den vorst getrouw ge- blevenen, waaronder dan ook onze dap pere officieren zich berinden. Dan dringt zich ook de vraag op, moeten deze kloeke zonen van het va derland nog langer in een verloren zaak, hun leven en voor een deel ook den naam van hun land op het spel zetten moeten eerst nog meerdere slachtoffers, hetzij van verraad of ongeluk, vallen, vooraleer men zal inzien, dat men zich in een wespennest gestoken heeft, en dat ginds verder geen Hollandsch bloed mag stroomen, dat toch waarlijk te kostbaar is voor zulk een politieke ban dieten-bende? Is, mag men vragen, het reeds niet genoeg, dat die eene viel, wiens stoffelijk overschot heden in het eigen vaderland terug zal keeren? Of moeten er nog meerderen eenzelfden tocht, op die wijze, naar Holland's kust volbrengen Laat Nederland het fiere koninklyk woord, dat in Groningen voor 't front der troepen uitgesproken en waarbij zulk een ontroerende hulde aan de vastbe radenheid en dapperen zin van onze officieren ginds te velde, gebracht werd, indachtig zijn en er zich voldaan door verklaren. Yoor den naam van Neder land is ginds genoeg gedaan, om dezen te doen respecteeren, wanneer in den raad der mogendheden over het verdere lot van Albanië beslist wordt. Doch voor verdere bemoeiingen met dien staat in wording, is thans voor ons geen enkele reden meer te vinden en hoe eerder onze kloeke mannen zich uit dat wespennest van half-barbaarsche zeden en gansch barbaarsche politiek, verwijderen, hoe beter het zal zyn, voor hen en voor ons. Dankbaar, dat zij den naam van hun land in den vreemde hebben hooggehouden, zal dat zelfde land er beter bij varen, wanneer zij thans met hun rijke ervaringen, over land en levend binnen de Nederland sche grenzen terugkeeren, dan gesneu veld of vermoord over zee, zelfs al zou hun daarbij een niet minder grootsche uitvaart ten deel vallen, dan de Ne derlandsche regeering en het Neder landsche volk aan den held van Du- razzo bereidt. Buitenland. Essad pasja heeft zich tegenover de Temps als volgt uitgelaten over den huidigen toestand in Albanië. rusten, voor de smadelijke dood van den koerier gewroken was. Nadat een lijkwagen den overledene naar het kerkhof van Père La Chaise had ver voerd, waar het lijk in den grafkelder der familie d'Olgoflf werd bijgezet, begaf Hen riette zich naar den rechter Daubanton, die haar reeds had ontboden. „U moet het mij niet euvel duiden," begon de beleefde rechter van instructie, dat ik u onmiddellijk heb ontboden, maar ik meen, dat u ons allerbelangrijkste aan wijzingen kunt geven, die veel licht zullen geven in deze duistere zaak." „Ik ben geheel tot uw dienst en wensch niets liever, dan u behulpzaam te zijn." Na beantwoording der gebruikelijke vragen omtrent naam en bloedverwantschap, vroeg de rechter van justitie: „Hebt gij Excoffon begeleid naar het bureau waar de postkar afrijdt?" „Ja burger rechter, ik ben tot het laatste oogenblik bij hem gebleven." „Dan hebt gij ook den reiziger gezien, die mee reed." „Zeker heb ik hem gezien en gesproken, wij hebben zelfs samen gesoupeerd." „Kende burger d'Excoflfon hem dan „Dat niet, maar hij had zich aan ons voorgesteld, en toen ik met mijn neef naar het restaurant ging, begeleidde hij ons en vroeg verlof bij ons aan te zitten." „Naar alle aanwijzingen is hij een der moordenaars, die de post hebben over vallen." „Hij Hoe komt u tot dat vermoeden, burger?" riep Henriette ontsteld uit. „Die reiziger, een van de moordenaars van mijn armen neef. Hij was zoo vriendelijk, zoo opgeruimd. En nu herinner ik mij bij het heengaan, toen mijn neef mij omhelsde, vroeg bij mij verlof, mij ook een zoen te geven en ik heb het toegelaten. Ik mag er niet aan denken. Zou die man een moor- „Van den eersten dag af is de prins i von Wied door de Albaneezen beschouwd als een vorst, die hun was opgedrongen. Toch had een handig en energiek man het nog wel klaargespeeld. Maar de prins von Wied bleek niet in den wieg gelegd om te regeeren. Ik zie thans de eenige oplossing in het heengaan van den prins en het in handen nemen van de regeering door de internationale controle-commissie, die waarschijnlijk wel zonder geweld de orde zou kunnen herstellen. Gij beseft niet," vervolgde Essad, „hoe alle kringen in Albanië zich bewust zijn van de weldadige rol, die Europa in Albanië zou kunnen spelen. Hoe groot ook de haat is, na dezen maandenlangen strijd, zou men spoedig weer eensgezind zijn, wanneer de internationale commissie het bestuur van het land in handen zou nemen. Dit zou natuurlijk wel slechts een voorloopige oplossing zijn. Men zou na eenige maanden moeten overgaan tot het kiezen van een definitieve regeering en een nieuw Staatshoofd. De moeilijk heden zijn niet zoo groot als men wel denkt. Het is bijvoorbeeld dwaasheid, dat zooals sommigen denken de Mohamedaansche Albaneezen geen Chris tenvorst zullen aanvaarden. De toekom stige vorst zal, als hij niet zoo impo pulair wil worden als de prins von Wied, er voor zorgen dat Europa vóór zijn komst de hoofden van het land en de vertegenwoordigers der verschillende streken samenroept, om den naam van den nieuwen vorst aan hunne goed keuring te onderwerpen. Een soort van nationaal congres dus. Ik heb geen zin in die functie, die ik al van de hand wees toen ik nog Mid- den-Albanië bestuurde. Men behoort een man van actie te kiezen, die de noodige capaciteiten bezit. Dan zullen wij ons gaarne voor hem buigen." Essad besloot: „De taak van Europa is betrekkelijk eenvoudig. Als Europa aan de Albanee zen bewijst, dat het hun belangen wil dienen, dan zal alle verzet verdwijnen als sneeuw voor de zon." Volgens een telegram uii Durazzo aan de „Neue Freie Presse" heeft Prenk Bib Doda het ambt van minister van buiten- landsche zaken op zich genomen. Hij heeft den mogendheden meegedeeld, dat de Mirdieten uit Durazzo zullen gezet worden en dat de groote mogend heden voor de verdediging van Durazzo zelf maatregelen moeten nemen. Hij denkt er niet aan om een nieuwen veldtocht te ondernemen. Reeds in Berlijn had hij de Kamer geadviseerd, dat vorst Wilhelm eerst naar Albanië zou komen, wanneer de regeering en het bestuur volkomen ge- denaar zijn „Die ellendeling heeft zijn rol goed ge speeld, hij wilde alle achterdocht bij den koerier wegnemen. Maar blijf bedaard, bur geres, hij zal ziju straf niet ontgaan. Gij kunt dus zijn signalement zeker opgeven „O ja, ik heb hem goed aangekeken." Henriette gaf nu aan den rechter de meest nauwkeurige aanwijzingen, omtrent den reiziger, die zich burger Laborde had genoemd. „Ik ben er vast van overtuigd," zeide Daubanton, „dat wij dien misdadiger zullen vinden, en zoodra wij iets naders te vragen hebben, zullen wij u weder ontbieden." „Ik ben ten alle ter beschikking der justitie, want ik heb maar één wensch dat de moord van burger Excoffon ge wroken worde. VI. Toen de kroeskop in Parijs aankwam, met zijn gevangene en met de getuigen, aan wier verklaringen hij veel waarde hechtte, liet hij onmiddellijk den rechter Daubanton kennis geven van zijn aankomst en dientengevolge werd hij ook terstond bij den rechter van instructie toegelaten. „Wat is er?" vroeg Daubanton, toen hij den kroeskop in zijn particulier vertrek ontving. „Ik heb Courriot meegebracht, ik snapte hem in Chateau Thièry." „En zijn paspoort luidde voor Troyes." „Reden te meer, om aan zijn schuld te gelooven, hij wilde ons het spoor bijster maken. Ik vond hem en zijn maitresse in Chateau Thièry, met een vriend, die mij bijzonder verdacht voorkomt, een zekere Guénot, een vriend van Golier en van Cour riot, die met den laatste te zamen bij Richard heeft gelogeerd, omstreeks den tijd van de misdaad." „Waar is die Guénot nu?" organiseerd waren. Thans is er nog slechts één redmiddel, n.l. een gewa pende interventie der mogendheden. Indien deze uitblijft moet de vorst af treden. Uit het onderzoek naar de ramp van de Empress of Ireland blijkt 't volgende Tuftenes, de officier die tijdens de aanvaring het commando over de Stor- stad voerde, treft volgens de commissie de schuld voor de aanvaring, omdat hij de koers van de Storstad heeft veranderd en heeft nagelaten den kapitein te waar schuwen toen hij den mist zag naderen. De ramp mag volgens de commissie geenszins worden toegeschreven aan eigenaardigheden van den waterweg op de St. Lourens, zij had onder gelijke omstandigheden overal kunnen voor komen. De kwestie der verantwoordelijkheid voor de ramp noemt de commissie ge makkelijk op te lossen, omdat zij be- heerscht wordt door de vraag, welk van beide schepen tijdens den mist zijn koers heeft veranderd. Indien Tuftenes verondersteld heeft, dat de Empress of Ireland de Storstad aan bakboordzijde heeft willen voorbij varen en dat zij door haar lichten dat voornemen te kennen heeft gegeven, dan heeft hij zich vergist. Die vergissing zou echter geen kwade gevolgen hebben gehad als de Storstad maar dezelfde koers had gehouden. Voorts geeft de commissie als haar meening te kennen dat kapitein Kendall (van de Empress) beter zou hebben ge daan als hij de Storstad meer ruimte had gelaten om te passeeren. Dat hij zulks heeft nagelaten beschouwt de commissie echter niet als bijkomende reden voor de aanvaring. Ook kan men niet zeggen dat het bevel om te stoppen, door Kendall uit voorzorg gegeven, blijk geeft van weinig beleid. Het snelle zinken van de Empress verklaart de commissie uit de gedeel telijke vernieling van het gesloten wa terdichte schot tusschen de beide ma chinekamers. De commissie beveelt voor de toe komst aan, alle patrijspoorten en zooveel mogelijk waterdichte schotten tijdens mist te sluiten en vlotten gereed te houden, die vanzelf wegdrijven als een schip zinkt. Aan boord van de Chineesche kanon neerboot Toengsji, die bij het tuighuis van Kiangnan lag, heeft Zondagavond een vreeselijke ontploffing plaatsgehad. Vijf en dertig adelborsten zijn daarbij omgekomen. De oorzaak der ontploffing is nog onverklaard. „Hij is ook meegekomen, in hetzelfde postrijtuig." „Goed, dan zal ik hem terstond onder handen nemen." „Wilt u hem niet confronteeren met Golier?" „Is die ook hier Laat z« dan maar beiden binnen komen. Terwijl Saint Leger de beide getuigen opzocht om hen binnen te leiden, overwoog de rechter van instructie alle inlichtingen, die hem nu ten dienste stonden. Hij vond overtuigende bewijzen van schuld voor Cour riot, en weinig reden tot twijfel aan de medeplichtigheid van Guénot. Toen de getuigen dus in het vertrek van den rechter waren binnen geleid, begon hij onmiddellijk den laatste te ondervragen. „Gij zijt een vriend van Courriot?" „Dat wil zeggen, ik heb hem leeren kennen bij burger Richard, als medegeboortig uit Douai." „Richard is dus een van je vrienden?" „Dien ken ik sedert lang. Wij hebben elkaar al gekend in Douai, en aangezien ik dikwijls in Parijs moet zijn, voor zaken, heb ik de gastvrijheid die hij mij aanbood, aangenomen." „En gij vroeg de rechter, zich tot Golier wendende. „Ik ben Golier, burger rechter, ik wil borg staan voor de rechtschapenheid van mijn vriend Guénot, die even als ik belast is met de transporten voor rekening van het gouvernement." „Gij kent Richard ook, en gij logeert bij hem. „Ja, burger rechter, ik heb Richard ook in Douai gekend, en doe zaken met hem. Wanneer ik in Parijs kom, bezoek ik hem altijd." „Op die wijze zijt gij bij hem te zamen gekomen, met Guénot en Courriot." WIBI/AD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 1