Generaal Leman, Duitschers in België. Het lijden op het slagveld. Donderdagochtend, 27 Augustus aange daan. Na den nacht in de kerk werden zij om half vijf opgeschrikt mei de mededeeling, dat zij, die wilden biech ten, dat konden doen. Echter, om vijf sur werd aangekondigd, dat de man nen van Leuven vrij waren. Thans wer den ook de touwen van de handen af genomen. Men gaf hun een paspoort om naar de brandende stad terug te gaan. In Thildonck werd hun door de sol daten beduid dat zij niet naar Leuven mochten, maar naar Antwerpen moes ten. In den vroegen ochtend gingen nu in dat dorp de deuren open en voegden zich circa 200 dorpsbewoners bij hen. Men trok thans verder Noord- westwaarts in een voortdnrende regen en het ging langzaam, daar er vele kin deren bij waren, ook die niet konden loopen en door de mannen op de arm werden gedragen. Een vrouw moest onderweg in een huis bevallen. Het was thans een ware helletocht geworden. Aan beide kanten van den weg stonden soldaten, die de ongelukkigen ruw be jegenden en hen tot verzet tarten. Maar de angst deed hen zwijgen. Plotseling werden allen gedwongen in den regen stil te staan. Dat duurde zoo een half uur lang. Te Boortmeerheel werden ten slotte alle vrijgelaten. Men bond zakdoeken aan takken. Twee mannen gingen daar mede vooruit om te beletten, dat men hen voor vijanden aanzag. Telkens riep menWij zijn Belgen, wij zijn Belgen, Zoo liep men door, tot Mechelen toe, dat geheel door de Duitschers verlaten was. Dien dag kwamen de soldaten, een uur nadat de beide mannen den trein naar het Noorden hadden genomen, in Mechelen terug. Wij treden niet in eene beoordeeling van het gebeurde, uit krijgsmans oog punt beschouwd, zegt de N. R. Crt. in een hoofdartikel. Wü beoordeelen niet of er recht was of niet, noch ook of het eene juiste taktiek is, de bevolking van een vijandelijken staat door zulke straffen, als er nu eene is voltrokken, tot wanhoop te drijven. Maar België heeft nog een aantal steden, die als monumenten van ge schiedenis, kunst en beschaving gelden Men weent bij de gedachte wat, door een vergrijp van een aantal burgers misschien, ook hun lot zou kunnen worden. En men vraagt zich af, of er dan geen middel zou zijn, om zelfs in gevallen waarin het dan misschien naar streng oorlogsrecht geoorloofd mocht zijn, met één slag te vernietigen het geen den roem uitmaakt van lange eeuwen, niettemin in het belang van de gansche menschheid genade te laten gelden boven recht. De oorlogscorrespondent van de Vos- ^ische Zeitung" geeft daarentegen de volgende lezing van het gebeurde: Op hetzelfde oogenblik dat de uitval uit Antwerpen plaats had, opende plot seling de tot dusverre kalme bevolking van Leuven uit alle vensters, uit kelders, van de daken af een geweer- en pistool- vuur op de geen kwaad vermoedende Duitsche schildwachten, colonnes en doortrekkende troepen. Er ontstond daarop een vreeselijk handgemeen waaraan de geheele burgerbevolking deelnam. Binnen korten tijd slaagden onze soldaten er in meester van den toestand te worden. Deze verraderlijke aanval heeft echter bloed gekost. De eisch van zelfbehoud vorderde, dat op de zware schuld, die Leuven op zich had geladen, de straf volgde zoodat thans van de stad, die zooveei schatten aan architectuur en kunst bevatte, niet veel meer over zal zijn. sprek met de Chantilly nog eens nagedacht over haar voornemen om weder in het bez t te komen der pachthoeve en zij had zich gewend tot een zekeren Cout, een zaak waarnemer, die bekend stond voor een ge slepen en handig rechtskundige, die niet al te kieskeurig was in de middelen waartoe hij tot zijn doel geraakte. Zij had hem de heele zaak voorgelegd en gevraagd welken weg zij moest int laan. De zaakwaarnemer wist dat Lesurgues zich nieuw ging inrichten en wel op grooten, weelderigen voet, dat hij niet als millionair bekend stond en dat dus een voordeelige verkoop van een zijner eigendommen hem zeer zeker niet onwelkom zoude zijn. In 1792, zeide mevrouw de Folleville, „heeft Joseph Lesurgues, toen district-chef van Douai, voor 370 duizend francs, met de kosten van overdracht, een prachtig do mein in het Noorder departement, bekend als de pachthoeve van Ferein gekocht. Dat domein Behoorde aan mijn eersten gemaal, den heer De Bussy, oud-gouverneur van Indië, en werd als eigendom van een emi grant voor rekening van den staat verkocht. Toen ik weer in Frankrijk terug kwam, heb ik mij terstond tot Lesurgues gewend, om het domein terug te koopen, maar hij had toen reeds ongeveer een derde deel er van verkocht voor honderd tachtig duizend francs. Ik wilde mij tevreden stellen met hetgeen er overbleef, maar daarop wilde Lesurgues nu juist den grootsten winst maken. Na lang heen en weer praten heb ik dat deel van het domein eindelijk van hem gekocht, voor driemaal honderdduizend francs." „Pardon mevrouw," viel Court in, die tot zoover zwijgend had geluisterd, „hebt gij hem een akte van verkoop laten tee ketien." Neen ik heb een project van een akte van overdracht in duplo opgemaakt, die Op het sterke fort Loncin, boven Ans, had de generaal zich teruggetrokken, vast besloten daar de Duitschers te keeren of te sterven. Toen de welge mikte schoten der Duitsche artillerie meer dan driekwart van zijn kanonniers hadden weggeschoten in verwoede ge vechten, hielp hijzelf de resten van het geschut bedienen, en dag en nacht ging hij zijn handvol manschappen voor. Maar tegen den laatsten stormloop der belegeraars was niets bestand. In de uiterste uur deed hij de laatste drie kanonnen, welke nog bruikbaar waren, vernagelen, en gaf toen last den brand in de kruitkamer te werpen. Te voren waren in zijn commandantscel kaarten en papieren betreffende de verdediging vernield, en ook kon nog in de kaze matten 'n deel der proviandeering, waarvan het fort zeer ruim was voorzien, onbruikbaar worden gemaakt. Terwijl op een afstand van nog geen twaalf kilometer het Duitsche geschut voort ging te vuren op het fort, wilde gene raal Leman met de ruim honderd man, die nog strijdvaardig waren, trachten zich vechtende terug te trekken. Hij wist dat 't een zoo goed als hoopelooze poging was, want door de omsingeling der Duitsche troepen was elke terug tochtsweg afgesneden en het verlaten van het fort geleek dan ook meer een overhaaste vlucht dan een geregelde aftocht. Door de bres welke het zware Duitsche belegeringsgeschut had aan gericht, vielen nu en dan de uiteen slaande kogels, waarvan een den sergeant doodde, die bevel had ontvangen de Belgische vlag uit de officierenkamer te halen. Op het oogenblik dat generaal Leman zich gereed maakte om zich als een der laatste fortverdedigers bij zijn mannen te voegen, die over de rotsachtige en heuvelachtige terrein reeds een stelling trachtten te formeeren op dit oogenblik drong een der zware Duitsche 42 c.M. schoten door de beton- en pantserbe- kleeding, deed de kruitlading van de kleine voorraadskamer ontploffen en onder een helsch gedonder stortten muren over muren. Duitsche deelnemers aan de bestorming vertelden, hoe ont ploffingen binnenin van zóó groote kracht waren, dat een betonblok van wel 25 kubieken meter inhoud eenige meters omhoog werd geslingerd en toen op de geruïneerde koepelbedaking terug viel, nieuwe verwoestingen aanrichtend. Ook soldaten die zich reeds buiten 't fort bevonden, werden door de uiteen geslagen steenbrokken gedood. Toen de wervelwind van stof en damp was opgetrokken, stormde de Duitsche infanterie vooruit van de zijde van Ans tot den top der vesting. De ver sperringen waren reeds lang vernield, en de stormloop geschiedde slechts over lijken. Er hadden nog enkele worste lingen plaats van man tegen man maar het overschotje der bezetting was een havenloos half verbrand, totaal uitge put troepje, tot een ernstigen aanval niet meer in staat. Velen hadden het hoofd met zwachtels verbonden, een korporaal trachtte nog met de rechter hand, de eenige die hem gebleven was, een geweer te hanteeren. Niet zonder het wegruimen van een menigte puin konden de Duitsche in fanteristen zich een toegang banen tot den forteningang, waar generaal Leman half bedolven werd gevonden onder stukken beton, terwijl zijn hoofd in het schuingevallen houtwerk van 'n raampje bekneld zat. Zijn trouwe adjudant, die hem geen oogenblik verlaten had en die bij de laatste ontploffing voorover geldig werd op het oogenblik dat ik de koopsom zoude storten." „Hebt gij eene van die exemplaren bij u?" vroeg Cout. „Neen, ik heb ze aan Lesurgues gestuurd om na te lezen en toen de zaak niet tot stand kwam, heeft hij ze gehouden. „Waarom is die zaak niet tot stand ge komen „Omdat ik geen gereed geld had en daar om met hem overeenkwam om hem een formeele overdracht te geven van alle tien den, die mij uit oude titels toekwamen, verder van een belangrijke schuldvordering die mijn man nog op het gouvernement had en die ik had geërfd. Aangezien die twee bedragen de koopsom overtroffen, had Lesurgues mij accepten gegeven op ver schillende termijnen voor zeven en zestig duizend francs." „Nu begrijp ik waarom het domein nog altijd in het bezit is van Lesurgues. Bij de wet zijn de tienden afgeschaft en hij heeft dus niets te vorderen." „Buitendien," viel mevrouw de Folleville in, „heeft het nieuwe gouvernement den eisch van den heer De Bussy niet erkend en de bronnen waaruit ik de pachthoeve van Ferein hoopte te betalen waren dus voor mij gesloten." „Natuurlijk heeft Lesurgues zijn accepten niet ingelost." „Natuuilijk niet, want hij was mij niets schuldig. Zelfs heb ik hem nog bijna tien- i duizend francs voor onkosten enz. moeten uitbetalen." „Het is van het hoogste belang dat u die akten van verkoop weer in handen krijgt, geteekend ot niet, en als u die documenten hebt, zullen wij verder zien." „Heel goed, ik zal van avond nog naar Lesurgues gaan, om er over te spreken." Naar aanleiding van dat gesprek liet me vrouw de Follevüle zich bij Lesurgues aan-1 sloeg, was bezig met hem zoo goed en zoo kwaad het ging te bevrijden. „Re- spectez le géneral, il est mort", riep hij bij de eerste verschijning der sol daten." Inderdaad meende men aanvankelijk dat de bevelhebber gesneuveld was. Zijn gelaat was heele maal zwart, hij hield de oogen gesloten en reageerde ook niet meer op de prikkels, die hem werden toegediend. Nadat de houtsplinters, de brokken ingevallen muur en stukken beton verwijderd waren, droegen de Duitsche infanteristen hem zoo voor zichtig mogelijk naar beneden. Nog voor hij in het naaste Duitsche kampement werd gebracht, opende hij de oogen, wees eerst op zijn linkerbeen, dat deer lijk gehavend was, en toen, zich plot seling van den toestand bewust wor dend, zeide hij„Het is zooals het is. De jongens hebben dapper gevochten. Zet in het protocol, dat ik bewusteloos was." De ambulancedienst bracht hem spoe dig weer bij, en nadat een officier hem en zijn adjudant in ontvangst had ge nomen, werd onmiddellijk per veldtele foon aan generaal von Emmich kennis gegeven van het gebeurde bij de in neming van 't fort. Tegenover eenige officieren, die hem met vriendelijke woorden trachtten te naderen, nam de verdediger van Luik 'n zeer gereser veerde houding in acht en ook jegens dezen betoonde hij zich „de zwijgende generaal," welke niet voor niets deze reputatie heeft verdiend. Alleen drong hij er nogmaals op aan, dat in het protocol der overgave zijn bewusteloos heid vermeld zou worden. Nadat eenige zorgen aan den gevan gene waren besteed en hem eenige ver- verschingen waren toegediend werd hem verzocht in een auto te stappen, hetwelk niet zonder de hulp van zijn adjudant geschieden kon. In het hoofdkwartier werd hij opgewacht door generaal von Emmich en enkele stafofficieren, die gereed stonden om Luik te verlaten voor de krijgsoperaties, die inmiddels zuidelijker in België waren verplaatst. Het was een aaudoenlijk, historisch oogenblik overwinnaar en overwonnene bijeen te zien. Zij begroetten elkander op militaire wijze, waarna de bevelheb ber van het Duitsche leger op zijn ge vangene toetrad en hem de hand reikte, zeggende: Gij hebt u dapper gehouden, gene raal, waarop generaal Leman antwoordde: Ik dank u. Onze troepen hebben hun krijgsmanseer bewaard. Maar de krijg is toch iets anders dan de ma noeuvres, nietwaar? Dit was een zin speling op het feit, dat de legerma- noeuvres twee jaar geleden, door de beide bevelhebbers (de eene als gast) werden bijgewoond. Er bleef een oogenblik een pijnlijke stilte heerschen. Het oogenblik was nu gekomen, dat generaal Leman zijn degen moest over geven. Dien van den adjudant had men reeds bij den eersten wachtpost afgenomen. Niet zonder ontroering gespte de verdediger van Luik het wapen af en wilde het zijn overwinnaar aan bieden. Maar deze voorkwam hem en zeide met een afwerend handgebaar: „Gij hebt gelijk, dat de krijgsmans eer behouden werd. Blijf daarom den degen dragen, die haar niet geschonden heeft. Het is voor mij een onderschei ding geweest, hem te mogen kruisen, generaal. Gij zijt een manl" De adjudant van den koelen, ijzer- harden, zwijgenden generaal" vertelde, dat hij toen voor het eerst van zijn leven in diens oogen tranen heeft ge zien. melden en werd er door den neef André en mevrouw Melanie ontvangen. „Ik ben geheel op de hoogte der zaken van mijn neef," zeide André, „en als u mij bekend wilt maken met het doel van uw komst, kan ik in zijn plaats handelen." „Ik ben in onderhandeling met burger Lesurgues over den terugkoop van de pacht hoeve van Ferein, mijn voormalig domein, en heb reeds een akte van overdracht laten opmaken in duplo. Nu wil ik op dat nieuwe eigendom geld opnemen en moet aan mijn geldschieter die akte laten zien. Daarom zoude ik gaarne die twee exemplaren van u hebben." „Ik wil gaarne aan uwen wensch voldoen, zeide Melanie „en zal onder de papieren van mijn man naar die akte zoeken." „André had intusschen reeds een lade van de schrijftafel geopend waarin Lesur gues doorgaans zijn papieren van waarde borg en de beide exemplaren gevonden, die hij aan mevrouw de Folleville ter hand stelde, die na beleefde dankzegging haastig vertrok, verheugd dat zij zoo spoedig en gemakkelijk haar doel had bereikt. XX. Mevrouw de Folleville had, hoewel met eenige moeite, een bekoorlijke woning gevon den, waar zij beter naar haar stand en om standigheden gelogeerd was, dan in het hotel, Pierre de Chanty kwam haar daar bezoe ken en liet zich weder door den huisknecht als mijnheer de Chantilly aandienen. Hij werd zeer minzaam ontvangen en had spoe dig vernomen dat mevrouw de Folleville in het bezit der beide afschriften van de akte was gekomen. „Ik geloof dat het voor u veel waard is, mevrouw, om in het bezit te zijn van die documenten, en dat u werkelijk een kans hebt om zeer voordeelig aan uw vroeger domein te komen." ^Berlijn, 29 Aug. Wolffbureau. Omtrent het zeegevecht wordt gemeld, dat gis terochtend bij slecht zicht verscheidene moderne Engelsche kruisers en 2 tor pedojagers, een flotielje van 40 schepen, bij Helgoland optraden, waar het tot een hardnekkigen strijd met onze strijd krachten kwam. De Duitsche kleine kruisers drongen heftig naar het Westen op en geraakten daarbij door het slechte zicht in ge vecht met verscheiden sterke pantser kruisers. De „Ariadne" zonk, nadat het schip op korten afstand door 2 slagkiuisers met zwaar geschut beschoten was. Ver reweg het meerendeel der bemanning, bestaande uit 250 koppen, kon gered worden. Ook de torpedoboot „V 187", door eenige kleine kruisers en 10 torpedojagers beschoten, ging al vurende ten gronde De commandant der flottielje en de kapitein zijn gevallen. Een groot deel der bemanning is gered. De kleine kruisers „Köln"en „Mainz" worden vermist en zijn volgens een Reuterbericht uit Londen eveneens ge zonken. Een deel hunner bemanning, 9 officieren en 81 man, zijn door En gelsche schepen gered. Uit dezelfde Engelsche bron wordt bericht, dat de Engelsche zwaar be schadigd zijn. Antwerpen, 29 Aug. In den afgeloopen nacht zijn 160 treinen over Belgisch gebied gepasseerd uit het Z.W. naar het N.O. Al'e treinen waren vol met soldaten. Deze 160 treinen vertegen woordigen het transport van een leger corps met zijn geheelen aanhang. Het schijnt er op te wijzen, dat de over machtige opmarsch der Russen den Duitschers noodzaakt hun stellingen aan de Maas te ontblooten. Van andere zijde verzekert men, dat de Duitsche troepen om Brussel tot het uiterste minimum zijn verminderd en dat Brussel van Duitsche troepen ont bloot is. Na geconstateerd te hebben, dat ons Roode Kruis in de heele wereld het hoogst staat, schrijft de Vox Medic.: Wij hebben een half etmaal op het slagveld vertoefd en ons bedroefd om de weinige zorg, die Duitschland zich voor zijn gewonden geeft. In België is het nog iets. Maar de Duitsche aan voerders hebben slechts één ideaal: te overwinnen, 't kost wat 't kost. Kan men de overwinning behalen ten koste van duizenden gewonden, die kermen en kreunen, welaan, men laat die ge wonden links liggen, men trapt ze neer als het moet, als de stelling maar wordt veroverd. De verschrikkingen van het slagveld zouden heel wat kleiner worden, wan neer alle gewonden direct opgenomen werden. Van de duizend gewonden komen er nu waarschijnlijk 900 om. Bij een goed georganiseerden voldoen den Roode-Kruis dienst zouden van de 1000 gewonden slechts 100 sterven. De verantwoording, die de Duitsche legerautoriteiten, die verzuimden aan de gewonden te denken, op zich laden, i3 groot. Maar wellicht worden zij er voor gestraft, door zelf geschoten te worden, en uren op het slagveld te lijden. Wanneer zij dan toch nog op genomen worden, en herstellen, zullen zij later misschien op het standpunt van wijlen dr. Blooker staan, en hem toegevende gewonde soldaat gaat voor. Eerst het Roode Kruis, dan het snel vuurkanon. „Ik begrijp niet recht hoe dat kan zijn," sprak mevrouw de Folleville. „Er zijn twee kansen: Lesurgues kanen zal hoogstwaarschijnlijk gevonnisd worden en dan worden al zijn goederen verbeurd verklaard en ten bate van den staat verkocht. U koopt uw domein dan bijna zeker voor '.eer lagen prijs terug en hebt buitendien het voordeel dat u den staat met zijn eigen betaalmiddel de assignaten, voldoet. Wordt Lesurgues vrijgesproke i dan kunt u toch de overeenkomst weer geldig maken, die met hem was aangegaan." „Maar die niet doorging en niet geteekend was." „Mevrouw, laat u alles aan mij over, dan verzeker ik u dat uwe belangen goed be hartigd zullen worden." „Ik neem gaarne uw aanbod aan, mijnheer, want waarlijk, in den tijd waarin wij leven, vermijd ik liefst de aanraking met de bui- ten-wereld." „Mevrouw wij leven in een wereld van moordenaars." Mevrouw de Folleville reikte Chanty haar hand die hij eerbiedig kuste. Toen Chanty zijn bezoek had afgelegd, begon hij nog eens alle hem bekende bi- zonderheden na te gaan, van de altijd nog duistere zaak. Het meest verontrustte hem de daad werkelijke tusschenkomst van den kroeskop en hij meende goed te doen zelf naar Melun te trekken en daar den politie-spion voor te zijn. Te zijner eer zij het gezegd, dat Chanty een scherpzinnig man was en hij begreep als het ware dat de kroeskop, in de over tuiging dat Courriot schuldig was, zich aan dezen zoude vastklampen, om nadere in lichtingen in te winnen, omtrent diens medeplichtingen. Chanty begaf zich dus, zoo als gezegd, naar Melun en knoopte er kennia aan met Belgrado is bijna geheel verwoest, zegt een Reuter-telegram uit Nisj. Bijna geen huis is onbeschadigd gebleven; het koninklijk paleis is ten deeie door brand vernield. De Oostenrijkers bezigen de laatste dagen voor het bombardement uitslui tend granateD van groot kaliber, die zeer groote schade aanrichten. l*laaiwelUk Nieuws. Voor Dames- en Kinderkleeding is de Firma Taverne De Meere, Hinthamer straat 69, 's Her togen bosch, het ^este adres voor deze omstreken. Deze zaak is ook des Zondags van 10 tot 1 uur geopend. •leusden, 2 Sep. Met betrekking tot de hier opgerichte afdeeling /an het Roode Kruis hebben de beide doctoren welwiliend een cursus op gericht in verbandleer en ziekenverpleging. Blijkens achterstaande (gratis)advertentie wordt een ieder opgewekt, dien daartoe lust en geschiktheid bezit, om die cursus te volgen. Wij hopen en vertrouwen, dat aan dezen oproep gaarne gevolg zal worden gegeven. Wij brengen onder de aandacht onzer lezers het ingezonden stuk, inzake „Lectuur en versnaperingen aan onze soldaten." Wij vertrouwen dat ieder in deze gemeente zal medewerken. Er begint in enkele zaken weder werking te komen, zooals wij tot ons ge noegen vernamen. Van buitenaf komen hier en daar weer bestellingen in. Waarom moet nu in eens ook alles stop gezet worden Die echter (zonder dringend noodig) de betalingen stop zetten, begaan een vijan delijke daad, tegenover het algemeen. Werkendam. Dinsdag 1.1. ver dronk alhier bij het zwemmon in de Mer- wede, een soldaat uit Tilburg. Donderdag daarop is zijn lijk naar Tilburg vervoerd. Door B. en W. zijn op de aanbeveling voor secretaris en ontvanger geplaatst de heeren: C. van Rijn, te Bodegraven en Mr. W. Ph. Groeneveld, alhier. Door B. en W. zijn in overleg met den Heer Districts-schoopopziener op de voordracht voor hoofd der school in den Biesboach geplaatst de heeren 1. P. v. d. Male, Waterlandskerkje. 2. P. J. Jager, Goudswaard. 3. G. van Kooij, Doetinchem. Vrijdag 1.1. vergaderde de Raad dezer gemeente. Alle leden waren tegenwoordig. Na opening door den Voorzitter met gebed, werden de notulen gelezen en onver anderd goedgekeurd. Vervolgens deelde de Voorzi ter mede, dat bij Koninklijk Besluit de verordening regelende de pensioensbij dragen der gemeente-ambtenaren, was goed gekeurd. Bij monde van den Heer C. J. Visser, deelde de commissie belast met het onder zoek der diverse rekening mede, dat ze in orde was bevonden en stelde hij mitsdien voor, ze voorloopig vast te stellen als volgt De gemeente-rekening in ontvangst op f 39992.825, en in uitgaaf op f37499.265, alzoo met een batig slot groot f2493.56. Die van het Burgelijk Armbestuur in ontvangst op f 1913.015, en in uitgaaf op f 1881.825, alzoo met een batig slot groot f 31.19. Die van de Waterleiding in ontvangst op f9301.195, en in uitgaaf op f9107.645, alzoo met een batig slot van f 193.55. Voor leden van het college van zetters worden op de aanbeveling geplaatst de heeren F. Kramer CDz. en T. de Klerk. Met 8 van de 11 stemmen werd tot Se cretaris-Ontvanger en Ambtenaar van den Burgelijken Stand benoemd de Heer Mr. W. Ph. Groeneveld, nadat de borgtocht zakelijke— voor den ontvangst op f 3200 was gesteld. Benoemd werd tot een'commissie om de grieven van den machinist enz. te onder, zoeken de heeren Meijer, de Boon en J- Visser. een commies van de griffie in de gevangenis, van wien hij vernam dat Courriot onder behandeling was van een geneesheer, die hem een drank voorgeschreven had en dat die drank dagelijks bij een apotheker in de buurt van de gevangenis werd bereid. Chanty wachtte het oogenblik af waarop de drank voor Courriot bij den apotheker ge haald werd en hij wist behendig, in een onbewaakt oogenblik, een door hem be schreven papier in de plaats te stellen van bet papier waarin de medicijn-flesch gewik keld was. Op die wijze kwam Courriot in het bezit van het volgend briefje: „Blijf volharden bij je systeem van ontkennen. Zeg niets. Er zijnonschul- digen in hechtenis en die zullen zonder tegenspraak hun onschuld bewijzen, waardoor de overtuiging van den rech ter, wat allen betreft, aan het wankelen wordt gebracht. Geen van de onzen is gevangen. Neem je in acht tegen het uithooren. Zoodra je vrij komt, zie je ons weer. Blijf dus volhardend ont kennen." Courriot kon niet begrijpen wie hem dat epistel in de hand speelde, maar hij nam zich voor dubbel op zijn hoede te zijn en om die reden mislukte de poging van den politie-beambte. Chanty, die nu zoover zijn doel had be reikt, keerde terstond naar Parijs terug en begon onder weg nog de verschillende kan sen te overwegen. Hij herinnerde zich Henriette d'Olgoff en haar haat tegen Eugenie d'Argence, die zij verantwoordelijk stelde voor den moord op haar neef Excoffon. Hij begaf zich naar „le Marais," waar hij wist dat Henriette woonde en liet er zich aandienen. i (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1914 | | pagina 2